De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 19 maart pagina 7

19 maart 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

,' i 19 Maart '16. - No. 2021 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Fig. 1. Muziekkastje, stoelen, voetbank en bureaulamp Tentoonstelling K. P. C. de Bazel DEN HAAG. KUNSTZALEN D'AUDRETSCH Zeer toe te juichen ik het, dat de over zichtelijke en toch veelomvattende tentoon stelling van den bouwmeester-sierkunste naar de Bazel, aanvankelijk te Rotterdam gehouden, nu ook in den Haag is open gesteld. In den Haag toch is de strooming waarbij men de voortbrengselen van stijlperioden van voorheen niet alleen verzamelt, doch ook met graagte nabootst, overwegend. Het verschil tusschen verzamelen en nabootsen, wordt er bovendien weinig gevoeld. Wel verre van in te zien dat een zoodanige rich ting ' blijk geeft van weinig originaliteit. weinig pulseerend leven, weinig vertrouwen in persoonlijk inzicht en eigen tijd, wordt deze weg ingeslagen om een zekere algemeene ontwikkeling, een zekere familie- en kunst-traditie voor te wenden. Het verzamelen van fraaie voortbrengse len der oude kpnstnijverheid is verdedig baar, doch reeds zeer moeilijk omdat er wel degelijk ook leelijk-antiek bestaat, om dat er veel zwendel onder voorkomt en bovendien het moderne leven aan die voor werpen dikwijls andere eischen stelt dan waaraan zij kunnen voldoen. Veel minder waarde is nog te hechten aan het bezit van gecopieerde oude bouwkunst of kunstnijver heid, al zijn deze ook gevolgd naar de beste voorbeelden, hetgeen o. m. hieruit blijkt dat een kunstzinnig man wel zal nalaten op het gebied van schilder- en beeldhouwkunst zich te omringen met copieën van oude meesters. Is het niet duidelijk dat de zusterkunsten bouwkunst en kunstnijverheid dezelfde maat staf mogen eischen? Evenals Net op het gebied der kunst vroeger nooit is gelukt te schijnen wat men niet is, zullen ook later de schouders wor den opgehaald over deze neiging van onzen tijd, %- en zal men juist gaan waardeeren die voortbrengselen van kunst en nijverheid welke spiegel waren van onzen tijd en eigen persoonlijke opvatting. Hoe meer copieën naar oud er gemaakt zullen worden (en de massa-productie vertoont zich reeds!) des te waardeloozer zullen zij zijn en des te grooter zal de beteekenis worden van die schaarsche doch levende kunst welke, zij 't ook stamelend en minder elegant-rethorisch, iets eigens zegt. Vandaar dat m. i. aani.de nieuwere richtingen in de kunsten, na jaren van reactie, een groote toekomstlte wachten staat. meer keuze vindt en meer eigen smaak kan laten gelden, dan wanneer hij b. v. zijn eet kamer (als die van zijn buurman!) laat in richten door een of ander meubelfabriek in de, tijdelijk in de mode zijnde copie-, QueenAnne"- of Bcople-Lodewljk"-stijl. Deze tentoonstelling geeft mij aanleiding met enkele woorden de bijzondere plaats der veelzijdige voortbremging van den groot meester de Bazel te belichten; wellicht geven komende kunstschouwen mij gelegen heid dit voor anderer moderne richting te herhalen. In het werk van de Bazel herkent men, naast de natuurlijke artistieke talenten van den maker voor alles: overwogenheid en vakkennis. In deze erkenning ligt opgesloten dat het niet zoo hyper-modern is als velen wel denken; immers belet de overwogen heid te breken met het klassieke der kunst richtingen van vroeger, en de vakkennis met zekere doeltreffende constructie- en versieringssystemen van voorheen. Ook vroeger is er goed en fraai werk geleverd", roept ons ieder voortbrengsel van de Bazel toe, waarom zouden we niet erkennen daarop voort te bouwen?" Op deze wijze komen zekere eeuwige waarheden, nu meer dan minder, in het werk van de B. tot uiting. Moge b.v. een doorloopende leuning, (zon der onderbreking van spillen) langs de gan sene trap in de 17e en 18e eeuw burgerrecht hebben verkregen, allerminst maken daarom de trappen van de B., waaraan steeds een dergelijk détail voorkomt, de indruk van stijlnabootsing. Wordt een kastje dat weinig behoeft te bevatten door hem, gemakshalve Fig. 4. Zijgevel dienst-gebouw Ned. Heide Mij. te Arnhem in stedenbouw, bouwkunst als kunstnijver heid verlangen naar welgepuncteerde be ginselen, klare uitwerking en maathoudende sier. Deze zijn alleen in overwogenheid te verkrijgen, in die beperking waarin sich der Meister zeigt." Het werk van de B. is dan ook niet pikant, maar van een ietwat oostersche gelijk-gestemdheid. Echter zal Wanneer hier is getracht de kunst van de Bazel eenigermate te naderen is het verwijt zeer wel denkbaar dat niet voldoende werd gewezen op de diepe schaduwen die sterke lichten nu eenmaal opwekken. Hoemeer vol komen de overwogenheid des te minder spontanëiteit; hoe nauwer het keurslijf van het zuiver ambachtelijke, des te minder afwis- ' MM M« iiiimi :*??.?,, il II il il l! il II tl u n II il il il u II II II II II 'T - II II II II 91 U II II: II II iiiiiiii i n m. aijiii IL i/Hgif i ii ii n u | n n n u i Fig. 2. Landhuisje te Heemstede Fig. 5. Vogelvlucht maquette. Prijsvraag oplossing raadhuis Rotterdam Meerdere waardeering zal dan zijn weg gelegd voor allerlei jong streven. Ik zeg allerlei, omdat tusschen richtingen als die van de Bazel, Berlage, v. d. Meij en anderen, inderdaad groote verschillen bestaan, ver schillen die het moderne juist aantrekkelijk maken, omdat de wezenlijke kunstliefhebber Fig. 3. Ingangs-detail villa te 's-Hertogenbosch minimi u IIIIMIIIIIIIII IIIIIIIMII iniiiiin i i op hooge poten gesteld en gelijkt het daar door pp een gothische Stollenschrank", geenszins doet het daarom aan als een middeleeuwsche copie. (fig. 1). HeeftChippendale stoelen gemaakt waarvan de rug bestaat uit teer latwerk, dit is geen reden om, met het bekende fanatisme der huidige stijlindeeling dergelijke meubels van de B. te plaatsen in het vakje van dien ouderen meester (fig. 1). Het zal niet noodig zijn deze voorbeelden met meerdere aan te vullen, omdat uit het bovenstaande reeds voldoende blijkt, dat verleden en heden in de kunst van de B. innig zijn verbonden. Deze alliantie op harmonisch kunstvolle wijze te kunnen tot stand brengen, consequent, doorloopend, karaktervol, dwingt groote eer bied af. Het doet denken aan de werkzaam heid van wegbereiders op ander, b. v. weten schappelijk gebied die, uitgaande van en werkende met algemeen bekende gegevens, uitblinken doordat wij bovendien in staat zijn daarmede nieuwe bronnen aan te boren. Zijn voor den technicus beschouwingen over de vakkennis van groote beteekenis, in dit weekblad zijn deze minder op haar plaats en stip ik slechts aan dat het ieder steeds aangenaam aandoet het gilde-achtig-gedegene in al het werk van de B. te waardeeren. Voor den leek is wél het overwogene hier nog nader uit te werken. Het is, als normaal begaafd artist, verleidelijk zich te laten gaan in ongedwongen orginaliteit; doch de historie leert, dat allén in bloeiperioden van stij (eenheid een zoodanige werkwijze, door zeer-genialen met goeden uitslag is gevolgd. Maar, het behoeft geen betoog, in zulk een bloeiperiode leven wij niet; integendeel, een chaotische ophoping en verwarring van ge gevens op allerlei gebied, doet ons zoowel men in den toekomst ons dankbaarder zijn voor elk onderdeel van kunst of wetenschap waarin een rustige stevige ondergrond is bereikt, dan voor een reeks van, zelfs talent volle, uit middelpuntigheden; want door de eerste alleen is een vruchtbare voedingsbodem en gezonde groei voor latere cultuur te ver krijgen. Het weloverwogene geeft echter slechts be perkte aanleiding tot wisseling, omdat men zich van te voren reeds bindt aan zekere axiomas, en zoo is het niet verwonderlijk dat op deze tentoonstelling, waar werken van 1900 tot 1913 aanwezig zijn, van een bepaalde evolutie in het werk van de B. haast niet gesproken kan worden. Het is daarvoor te beginselvast, te zeer vasthoudend. Men vindt er ook geen directe afspiegeling van het allermodernste leven, waarvan door dien kunstenaar alleen het blijvende en weibeproefde geleidelijk wordt aanvaard. Men mist b.v. proeven van de architectuur van het platte dak, zooals dit zich in alle nieuwe bouwopgaven opdringt, evenzeer voorliefde voor gewapend beton en zoeken naar een uitdrukkingsvorm daarvan. Bovendien maakt het waardeeren van het vanouds-beproefde op artistiek en maatschappelijk gebied, dat in dit oeuvre meerendeels aloude vaderlandsche oplossingen tot verjongde uitdrukking komen, terwijl toch meer en meer geldt dat ook inter nationale overeenstemmingen in de bouw kunst zijn aan te wijzen. Van deze laatsten spreekt de B.'s werk niet dan door een ietwat ironische onthouding, uitdrukking van de overtuiging dat iedere wezenlijke evolutie langzaam gaat, menschenleeftijden vereischt; en geen uitheemschheden op het gebied van ruimteontwikkeling, materiaal, vormgeving of bewoning ons ooit zóna zullen staan als het landseigene. seling in vormgeving, Ik stipte reeds hier en daar aan dat ook het werk van dezen meester les défauts de ses qualités" heeft, maar bij een m. i. zoo hoogstaand kunstenaar en zoo belangrijk werk laat ik het aan den bezoeker der tentoonstelling over persoon lijk de graad te bepalen waarin z. i. die onvolkomenheden voorkomen. Men boude daarbij echter in 't oog dat het werk van meesters zich niet onderscheidt doordat het zooveel anders, maar zooveel beter is dan van hun vakgenooten. De veelzijdige tentoonstelling omvat Graphisch werk: jubileums postzegels (gra vures van Prof. Aarts), hoofden van tijd schriften, en derg. Kunstnijverheid: wieg van H. K. H. Prinses Juliana, en meubels in natura: verscheidene tafeltjes, stoelen, kastjes, bureau, bureau lamp, kamerscherm, enz. Interieurs: eetkamer Amsterdam, bibliotheek Arnhem. Landhuizen: Bussum, Heemstede, Huizen, Zandvoort, den Bosch, Laren N.-H. Stadshuizen: Parklaan en Koninginneweg te Amsterdam. Arb. woningbouw: Bussum. Monumentaalbouw: Dienstgebouw Ned.Heide Mij. Arnhem; prijsvraag oplossing raadhuis Rotterdam. Stadsuitbreiding: project voor een wereldhoofdstad nabij den Haag. Van enkele onderwerpen zijn hiernevens afbeeldingen gegeven. Mogen zij velen op wekken, ook in steden als Haarlem e. a. waar deze tentoonstelling straks zal worden open gesteld, zich te doordringen van de steedshooge beteekenis van de Bazels werkzaamheid. den Haag, Maart '16. S. DE CLERCQ IIIIMMIIIIII1MIIIIINIIIIIMI1II C. J. Gonnet Het was Zaterdag 26 Februari 30 jaar geleden, dat de heer C. J. Oonnet, Rijks archivaris in Noord-Holland te Haarlem, tot deze taak, waaraan hij zich geheel gegeven heeft, benoemd werd. Voor dezen dag had het archiefpersoneel, eenige getrouwe werkersop het archief en belangstellenden, het plan opgevat den jubilaris een geschenk aan te bieden, en wel een, dat geheel in de lijn ligt van den werkkring van'den jubilaris. Onder leiding van den adjunct-archivaris de heer R. D. Baart de la Faille is een volledige beschrijving samengesteld van den jongsten Watersnood in Noord-Holland (14?15 Januari 1916) door het bijeenvoegen op datum van al wat de bladen aan belang rijks daarover mededeelden. Het geheel is gebonden in een folio grijslinnen band. Het titelblad bevat een keurig uitgevoerde op dracht, dan volgen een viertal groote foto's van den doorbraak in Waterland en een 40tal kleinere van Drechterland, van het herstel der dijken en verschillende plekjes van het nu nog verdronken land. Daarop volgen de beschrijvingen van den ramp uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant, Handelsblad, Tele graaf, Nieuws van den Dag, Haarlems Dag blad, Stads-Editie der Opregte Haarlemmer, Alkmaarsche Courant, de Zaansche Courant, Purmerender Courant, Zaandam Vrijzinnig, Hoornsche Courant, Gooi en Eemlander en bulletins dier bladen. Het lijkt eerst wel wat vreemd een 30jarig jubilé, maar den leeftijd in aanmerking ge nomen is het dit niet. l Januari 1914 toch trad wegens den bereikten leeftijd van 70 jaar de heer Gonnet als Gemeentearchivaris lliliiiiitilllmiiiiMliliniimMinimiMiii iMimiMinimHlimmiiimiiMmiiiiMimiiMHliiiimiii af onder dankbetuiging voor de vele ge wichtige diensten. Wie het Haarlemsche archief kent, weet wat een reuzenarbeid het geweest is dat te ordenen. Jaren en jaren zijn daaraan besteed en... waren de morgen uren niet voldoende, geheel vrijwillig heeft de heer Gonnet menig vrijen avond er aan gegeven om den arbeid, die hem lief was te voleindigen. 73 jaar en dan nog zoo op de hoogte van alles, zoo vol belangstel ling, zoo bij en nog zoo welgemoed na tientallen jaren van ingespannen arbeid; dat staat niet ieder te doen. Geen wonder dus, dat toen de heer Gonnet zijn gouden jubileum vierde als gemeente ambtenaar, hij door H. M. benoemd werd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Als jongen van 14 jaar kwam hij op het Stadhuis (16 Febr. 1857) in een tijd dat niemand nog aan H. B. S. of Gymnasiunt dacht. Op de school van den heer Term in de Barteljorisstraat te Haarlem had hij geleerd wat er te leeren was, maar met zijn ij ver en wils kracht werkte hij zich niet alleen in, in wat hij als ambtenaar ter Secretarie moest kennen, maar leerde de moderne talen grondig. Als jonge man nam hij les in het Latijn van dr. Hofman en was ook dat weldra meester. Terwijl doorliep hij alle rangen en werd 27 Mei 1896 de opvolger van den heer Enschedéals archivaris van Haarlem. Vooral nu kwamen de moderne talen en het Latijn hem te pas. Ten tijde van Floris V toch begon men pas in de landstaal te schrijven en alle ofh'cieele stukken werden in het Latijn gesteld. Het middeneeuwsch schrift en het zoo moeilijke 17e eeuwsche had hij zich eigen gemaakt en geen schrift zoo moeilijk of hij zal het u dadelijk niet alleen ontcijferen, maar over de stof alle gewenschte inlichtingen geven. Voor alle navorschers is hij de vraagbaak. Wat ge ook vraagt op historisch gebied, hij geeft u dadelijk een goed antwoord en noemt terstond de bronnen waaruit ge kunt putten. Veel heeft hij dan ook gepubliceerd: De Oude Tijd, de Kunstbode, Bijdragen tot de Geschiedenis van het Bisdom Jiaarlem en andere periodieken bevatten menige pennevrucht uit zijn jongere jaren, maar nog heeft hij de pen niet neergelegd. Ieder die wat van Haarlems geschiedenis weet kent zijn Wallen en Poorten van Haarlem en Oude adressen, waarin hij naar aanleiding van oude en nog bestaande uithangteekens veel uit het oude volksleven vertelt. 26 Februari 1886 werd de heer C. J. Gonnet benoemd tot rijksarchivaris in NoordHolland. De provincie bleef in het bezit van een gedeelte van het archief en achtte den rijksambtenaar als aangewezen, ook haar belangen te behartigen, zoodat sinds l October 1886 beide functies in n hand vereenigd zijn en tot 1897 in hetzelfde gebouw in de Jansstraat, het Provinciehuis zijn uit geoefend. Daar kunt ge zoo alle Woens dagen en Zaterdagen van 10?4 uur den vriendelijken ouden heer als Provinciaal archivaris aantreffen. Zeer spoedig na de vereeniging der func ties kwamen klachten in over gebrek aan plaats. Het Rijk keek uit naar plaats voor zijn archief en vond die in de Vleeschhal, het schoone bouwwerk van Lieven de Key. Deze werd 10 September 1897 in gebruik genomen en nu wordt opnieuw de behoefte aan ruimte gevoeld. Als van een stad het archief geordend is, gaat het terug, maar de notarieele archieven en de rechterlijke ar chieven beslaan veel plaats en blijven. Het ordenen daarvan kost veel tijd. Het personeel heeft er druk werk aan en de boekbinder heeft altijd handen vol werk. Het hierboven medegedeelde doet genoeg zien, dat de heer Gonnet een man van be teekenis is en van groote kennis. Een archief is nu niet een plaats waar ieder een komt, maar als ge met mijnheer Gonnet door Haarlem wandelt, ziet ge ieder maal een hoed en evengoed een pet afgaan. Met dat al is de heer Gonnet de eenvoud zelve. Nog een bewijs. Bij een zijner jubil ontving hij een boekwerkje, waarin zijn biographie staat. Nog altijd ligt het onopengesneden ! Wij hopen dat de heer Gonnet nog jaren lang zijn gezondheid zal behouden. Er valt nog veel werk te doen en het is hem vol komen toebetrouwd. Haarlem, Maart 1916. G. J. BETTINK Zuid-Afrikaansche Poëzie OUBOETA Over den oudsten zoon des huizes, die naar Europa gezonden" is Windjie, jij kom oor die groot blouw see bring jij groete van ou Boeta mee? Ouboeta sit aan die ander kant, vér, alleen in 'n vreemde land; weelde en kuns kan hij daar aanskouw, die grootste prag wat die wereld hou; maar dit weet ons goed, dat sijn hart nog sug naar ons vrije veld en ons helder lug. Tog moet hij daar onder vreemde blij om kennis te wen en ervaring te krij, tot die jare verbij is, die leeftijd om wat sal ons groos wees als Boeta weer kom! Windjie, wat waai oor die groot blouw see, bring jij groet van Ouboeta mee? Windjie, waai nou maar weer weg oor die see, en dra ons groete aan Ouboeta mee; voer in jou vlug naar die ander sij die geur van die blomme wat bloei in die vlei, van varings wat bo teen die bergrand staan, van vrugte, van druiwe, van goudgeel graan. Hij sal jou boodskap verstaan, want hij weet dat alles verlang om hom welkom te heet: Sijn rijperd staan in die stal te treur, sijn hondjie hou wag bij sijn kamerdeur. Maar' die jare vervlie en sijn leeftijd gaat Gra ag, wat 'n vreugde als Boeta weer kom l Windjie, waai vér oor die groot blouw see, en dra ons groete aan Ouboeta mee. H. A. FAGAN (?Die Brandwag", Pretoria) ONZE COLLECTIE TAPIJTEN _ IS ONGEËVENAARD! BEZOEKT ONZE AF Dl TAPIJTEN 32ETAGE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl