De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 26 maart pagina 1

26 maart 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 26 Maart DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIODECASTROJr. en Dr. FREDERIKVANEEDEN Voor het Buitelende Koloniën p. j.,bQ vooruitbetaling fr. p. mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12* IIITfiFVFPS- VAN HOIlfFMA ft WARFNnOPF U 1 1 U Li V CIO: VAll nULfXClYlA O* W ARDll l/V/l\i KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel Reclames, per regel . . /Q25 . . ,030 . . .0.40 BERICHT In gemeenschappelijk overleg kwamen de dag- en weekbladen overeen den volgenden maatregel in te voeren: Het innen der abonnementsgelden zal voortaan aan het begin van het halfjaar geschieden. ? Ten einde een geleidelijker! overgang te bewerken zal de inning telkens een paar maanden vervroegd worden tot het gewenschte resultaat verkregen is. Over het abonnementsgeld van het eerste halfjaar 1916 (l Januari?30 juni) zal in Maart beschikt worden. Wij verzoeken onzen abonné's beleetd doch dringend hiermede rekening te houden. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF *»* VERZOEK Wij verzoeken onzen abonné's bij het opgeven van eventueele verhuizingen tevens de oude woonplaats te willen opgeven en bovendien te vermelden of deze adresver andering tijdelijk of blijvend geldt. DE ADMINISTRATIE INHOUD i Bladz. 1: Een Naadje in de Koos, door v. H. Bnitenl. Overzicht, door G. W. Kemkamp. Confetti. Dr. Edward Stilgebaner (Int. Tribune). 2: Indische Kunst, door Henri Borel. Krekelzangen, door J. H. Speenhoft. Was Oeneraal Both»in 1900 'a verrader?, door H. Bntgmaas. 3: Feuilleton: Masiro, II, door Ohristine Hoekstra. 5: Voor Vrouwen, red. Elia. IC. Bogge. 8.8. Tubantia", door Oarel Qoudernond. 6' Dfjken en 'doorbraken, door H. J. Oosterbeek Jr. Vietor de Stners f, door W. Martin. Verzen, door J. v. B. en E. Groenevelt. 7: Onze Schilders, (Jan Voerman) door F. Bobeldyk. Der Sturm. Holl. Knnstenaarskring, door Plasschaert. Jan Lniken, door F. v. E. 10: Knltur, Onltnre, teekeningen van George van Baemdonck.?Finantieele en Economische Kroniek, door v. d. S. B|jm-Kronyck, Krijgszangen II, door Melis Stoke. Onze Fnzzle. 11: Vrachtbaar onderwerp voor Stadie, teekening van Joh. Braakensiek. De Toekomst en de Botterdam mers. Leekenspiegel. Spreekzaal. 12: Sohaakrubriek, red. dr. A. O. Olland. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Btyvoegaels: 1. Tab&ntia, Palembang.. ..teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek. 2. Onze Schilders: Jan Voerman, teekening voor de Amsterdammer" van F. Bobeld(jk. iHiiiiiMiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii iiiiiiii ii HET NAADJE VAN DE KOUS Indien er ergens op de wereld iemand is, die inderdaad de hand heeft gehad in wat er met onze Tubantia en met onze Palembang is gebeurd; iemand, die dus ook precies weet, hoe de zaken zich toegedragen hebben,... en indien zoo iemand soms in de afgeloopen week door Holland's dreven mocht hebben gedrenteld, luisterend naar 't geen er over zijn werk werd gezegd,... dan zal die iemand zich toch zeker niet zeer behagelijk hebben gevoeld, en zijn boos geheim maar zorgvuldig binnen het bolwerk zijner tanden hebben be waard ! Wie weet, heeft hij wel de boodschap mee naar huis gebracht: laten wij in 's hemelsnaam daar maar niet verder mee doorgaan, wajnt dit pakt bij de Hollanders heusch nog verkeerd uit". Inderdaad heeft ons volk zeer duidelijk doen zien, dat het wel goed is, maar niet gek; en nog de oude hebbelijkheden bezit van: lang bedaard te blijven, maar ringelooren niet te verdragen. Er is in deze dagen een geest van kille, nijdige vastberadenheid in de lucht komen hangen, een, die ten slotte al het andere opzij zet, wanneer 't eenmaal tot het uiterste komen moet. Dit uiterste, men heeft het voor oogen gezien, en... de groote massa deinsde er niet voor terug. De ouders, die dachten aan hunne jongens onder de wapenen, de burgers aan hunne gevestigde belangen, iedereen aan veel zorg en veel leed, zij allen deden het met een in Godsnaam". In de geheele publieke opinie bleek be hoefte aan kracht, en zelfs de meest verweiszer-hirschten" onder ons, toon den op dit oogenblik slechts nog de nationale onkrenkbaarheid te gevoelen. Er is in zooverre eens een proef ge nomen op Nederland. Die proef is ons mee , en moet aan de anderen tegen gevallen zijn! Het is natuurlijk goed en plicht, tegen opwinding en overijling te blijven waken, en de belangen van den vrede voorop te houden. Maar men kan nu toch ook hen, die daarvan hun uitsluitend fort maken, met meer erkenning aan het werk zien, nu gebleken is, dat de groote meer derheid zich daardoor niet zal laten weer houden, voor de nationale waardigheid op te komen, wanneer 't onvermijdelijk is.. De nationale waardigheid is immers niet een looze en ijdele schijn, maar zij is de noodzakelijke voorwaarde voor ons voortdurend recht van bestaan als natie! Wij hopen, dat de Regeering ook aan dit uitgangspunt zal vasthouden, en al 't noodige doen, niet alleen om de moei lijkheden van 't oogenblik te regelen, maar ook om dit te doen op zoo'n manier, dat er voor onze toe komst de meeste kracht in steekt. Want dit zijn nog twee ge heel verschillende dingen! ** * En wat is dan dat noodige, wat kan gedaan worden? Het is, onder de gegeven omstandig heden, ook het eenig mogelijke: met alle macht en alle hard nekkigheid trachten boven redelijken twijfel vast te stel len, door welke oorzaken de beide schepen zijn onderge gaan. Tenminste, indien men niet reeds da delijk dezer dagen, door de nader in komende gegevens, het volle licht daarop kan laten vallen. Ontkenningen aan weerszijden. Elkan der weersprekende verklaringen. Schepen op den bodem der zee. Verhalen en ge ruchten. Goed. Zij slaan ons op 't oogen blik de gelegenheid uit de hand, om tegenover de eene of andere mogendheid terstond met volle klem herstel en respect te eischen. En toch moeten wij dit nog zien e bereiken, -- zullen wij er niet voor Piet Sn.t bij blijven staan. Wij kunnen dit, door met de krachtigste hand het onderzoek naar de beide rampen aan te vatten. Komen wij eenmaal tot eene redelijke en aannemelijke oplossing, dan staat verder te bezien; want dan staan wij vast. Zulk eene oplossing moet te bereiken zijn, wanneer alle en de beste krachten worden ingespannen. Het hangt maar af van de wijze van onderzoek. Dit is geen regeeringszaak, maar een nationale zaak bij uitnemendheid. Juist daarom zij het mij veroorloofd, nog een enkel woord te zeggen. * . * De ervaring in rechtszaken, ook in de meest hopeloos schijnende feitelijke kwestie's, heeft mij tot dusverre steeds geleerd, dat het ten slotte bijna altijd mogelijk is tot eerie overtuigende oplos sing te komen, mits: men maar met de taaiste hardnekkigheid te werk gaat. Niets onbeproefd lat^n, geen persoon onverhoord, geen bijzonderheid onnageplozen, k al lijkt 't op het eerste ge zicht, dat men daarmee toch niet verder zal komen. Alle geruchten moeten nagegaan.alle mogelijkheden doorgesnuffeld, de meest verwijderde gegevens opge haald. Zelfs wanneer iedereen zegt: er is immers toch niets meer aan te doen", kan men gewoonlijk juist toch nog verderkomen. Niet terugschrikken van eenige moeite, uitstel, kosten, en van eene vaak schouderophalende omgeving l Om soms ineens de onweersprekelijke lichtstraal te zien doorbreken. Lang niet alle onderzoeken worden inderdaad zoo doorgevoerd. Lang niet iedereen ook, wiens toevallige functie het is, beschikt over zooveel vasthou dendheid en flair, om 't door te zetten. Maar vallen mij niet velen, die ook met zulke zaken te maken hebben, hierin bij, dat men soms door een schijnbaar tot in 't overdrevene voortgezet onderzoek, de waarheid aan 't licht heeft zien komen? ** * Wij zullen voorloopig ons belang en onze waardigheid in deze zaken niet beter kunnen dienen, dan door ze aldus openlijk aan te pakken. Zoo kunnen wij toch ook het beste aanstonds en iedereen doen beseffen, dat er niet over ons heen te loopén valt. En krijgen wij dan eenmaal een rap port dat duidelijke gevolgtrekkingen wettigt, en dat wereldkundig kan worden gemaakt, dan bestaat er een stevige grondslag voor verder handelen. Een dusdanig onderzoek in 't leven te roepen, is dus de eerste taak van de Regeering. Maar, zooals wij zeiden: niet als diplomatiek, of als administratief ge val, doch als nationaal belang. Hoe zij 't wil organiseeren, is haar zaak. Er moge echter op worden gewezen, dat 't om nog iets anders te doen is, dan om een consciëntieus rapport", door den een of anderen ambtenaar samen gesteld, binnen wiens ressort de aange legenheid nu toevallig ligt. Wij weten niet, wie dat zijn. Men kan evenwel een uitnemend Commies zijn, een voor treffelijk Inspecteur, een degelijk Marine officier, en toch voor de behandeling van eene zaak als waar 't nu om gaat, de eigenschappen niet in voldoende mate be zitten. Ook 't gewone onderzoek voor den Raad van de Scheepvaart zal in dezen waarschijnlijk niet penetrant genoeg kunnen zijn. Er zullen recherches moeten worden ingesteld, bij personen, die reeds weer naar 't buitenland zijn vertrokken; om vangrijke expertises genomen; bijzonder heden nageplozen en, zooals reeds is verluid, duikppnemingen ter plaatse moeten geschieden. Reeds Tiebben wij ook bij geruchte ver nomen van personen die uitlatingen hebben gedaan, waarin belangrijke ver moedens liggen, doch waar tot dusverre geen werk van is gemaakt. Misschien heeft men ook wel alleen te doen met een doodgewoon van parti culiere zijde op touw gezet misdrijf. * * * In allen gevalle: er is geen enkele reden om de zaak met den mantel der liefde of der onderdanigheid te behandelen. En zij is waarlijk gewichtig genoeg om haar pp te dragen aan eenige speciale commissarissen, onder de hoogststaande geschiktste en gaarste rotten die de regeering daarvoor, bv. onder haar justitieof politie- of technisch-personeel, ter be schikking heeft, en die desnoods bijzon dere bevoegdheden moeten krijgen om getuigen te hooren, deskundigen te raad plegen en zich geheel aan het onderzoek kunnen wijden. De beste, de eerstgeroepene en de meest ontzagwekkende verdediger van onze nationale waardigheid, zal in dezen op het oogenblik zijn: de geest van Sherlock Holmes. Die is ook wel ten onzent te vinden. Hij moet nu onverschrokken aan 't werk gezet. v. H. iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiijiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Nu van Duitsche zijde alle schuld aan de torpedeering van de Tubantia wordt ge loochend, loont het de moeite na te gaan, hoe een blad als de Kölnische Zeitung van den beginne af, nog voordat het eenige nadere bijzonderheden over het feit had vernomen, getracht heeft Duitschland schoon te wasschen van deze misdaad. In het avondblad van 16 Maart vindt men een telegram van den Amsterdamschen cor respondent van het blad, meldende dat de Tubantia gezonken is, angeblich infolge Torpedierung". Daarop volgt onmiddellijk een telegram van Wolff's bureau, waarin de Niederlandische Telegraphen-Agentur" me dedeelt, dat de Tubantia getorpedeerd werd. Wolff's bureau voegt hieraan toe: het is hoogst waarschijnlijk, dat de Tubantia op een mijn is geloopen". Waarom dit hoogst waarschijnlijk" is, wordt niet nader gemo tiveerd ; vermoedelijk hierom niet, omdat Wolff's bureau geen enkel gegeven had, om te kunnen beoordeelen, waaraan de ramp van de Tubantia moest worden toegeschre ven, desniettemin wordt alvast als hoogst waarschijnlijk" gedecreteerd, dat het schip door een mijn was getroffen. Het eerste en tweede ochtendblad van 17 Maart bevatten eenige telegrammen, waarin o. a. staat, dat de directie van de Hollandsche Lloyd de tijding heeft ontvangen, dat de Tubantia is getorpedeerd, en dat de Nederlandsche couranten hetzelfde berich ten. De redactie van de Kölnische Zeitung merkt daarbij op: opnieuw zij er op ge wezen, dat het niet vaststaat, dat het schip is getorpedeerd; waarschijnlijk is het op een mijn geloopen". Voor deze waarschijnlijkheid wordt opnieuw" geen enkele reden aange geven. Eerst in het middagblad van 17 Maart komtde Niederlandische Telegraphen-Agen tur" redding brengen in den nood aan argu menten ; de Amerikaansche consul te Stuttgart, Schilling, die met zijne familie aan boord van de Tubantia was, is van meening, dat het schip niet getorpedeerd, maar op een mijn is geloopen". De redactie staat nu vaster in hare schoenen en levert dan ook in het zelfde blad nog kritiek op de mededeeling van het Nederlandsche departement van marine, dat de eerste en de vierde officier duidelijk de bellenbaan van de torpedo hadden waar genomen en dat de Tubantia midscheeps werd geraakt. Deze bewijzen .voor de tor pedeering vindt de redactie recht unzureichend". En wel hierom: de explosie had plaats in een stikdonkeren nacht, tusschen 2 uur en half drie; hoe zou het dan mogelijk geweest zijn, de bellenbaan van een torpedo te zien"? Het was geen stikdonkeren nacht, de maan scheen; volgens een bericht uit IJmuiden in hetzelfde blad opgenomen, waarin de redactie de verklaringen van de officieren der Tubantia tracht te logenstraffen icon men tot op vier mijlen afstands zien; maar de redactie van de Kölnische had nu eenmaal een stikdonkeren nacht noodig om de officieren van de Tubantia voor leugenaars uit te kunnen maken; het schijnt haar ook niet te zijn ingevallen, dat het Nederlandsche departement van marine de verklaringen van die officieren niet zou hebben bekend ge maakt, wanneer aan de juistheid daarvan te twijfelen viel, en dat men aan dit depar tement zich er wel van zal hebben ver gewist, of de omstandigheden toelieten, de nadering van een torpedo op te merken. Nog met een tweede argument komt de redactie aan: de mededeeling, dat de Tu bantia midscheeps werd getroffen, is in strijd met berichten, die melden dat de ex plosie in het achterste deel van het schip plaats had. Het schijnt dus voor de heeren te Keulen nog verborgen te zijn gebleven, dat bij een ramp, als die van de Tubantia, niet de passagiers, maar de scheepsofficieren juiste mededeelingen kunnen doen over fei ten als het zooeven genoemde. Misschien heeft de redactie wel gevoeld, dat het toch gewenscht was nog klemmen der argumenten aan te voeren voor de on waarschijnlijkheid van de torpedeering. Ein Freund unseres Blattes" schijnt dit ook te hebben gevoeld; hij schrijft aan de redactie (19 Maart, Eerste ochtendblad) een uitvoerig verslag van een onderhoud, dat hij in een hotel te Amsterdam met een aantal schip breukelingen van de Tubantia heeft gehad. In dit leuterpraatje verneemt men, dat een jongmensch aus der Maschinenbranche", m. a. w. iemand, die het kan weten ! van meening is, dat de ramp moet worden toe§eschreven aan irgend eine Kiste im chiff", vermoedelijk een helsche machine! Alle geredden waren van dezelfde meening" De redactie verzuimt intusschen, de aan dacht te vestigen op n van de weinige mededeelingen van haar vriend, waaruit zij iets nieuws had kunnen leeren, nl. dat er op het oogenblik van de ramp maneschijn was. Dit is natuurlijk aan hare aandacht ontsnapt; anders zou zij niet nagelaten hebben, hare vroegere opmerking terug te nemen over den stikdonkeren nacht, die het aan de officieren van de Tubantia onmo gelijk zou hebben gemaakt, de bellenbaan van de torpedo te zien. Zij neemt die opmerking niet terug, maar acht het toch niet geraden ze te herhalen. Dat blijkt uit het ochtendblad van 20 Maart. Naar aanleiding van een artikel in het Nieuws van den Dag leest men daar: dat de Tu bantia door een Duitsche duikboot getor pedeerd zou zijn, is een door niets bewezene, geheel willekeurige veronderstelling. Alle geredden van de Tubantia (het waren eigen lijk alleen de passagiers, die de vriend van de Kölnische in het hotel te Amsterdam had gesproken, en nog eigenlijker: alleen het jongemensch uit de Maschinenbranche") zijn van meening, dat een explosie in het schip zelf de oorzaak is van de ramp. De verklaringen van den eersten en den vierden officier en van den uitkijk, dat zij een bel lenbaan van een torpedo hebben gezien, zullen wel toegeschreven moeten worden aan een verhitte fantasie." Gelijk men be merkt, doet de stikdonkere nacht" geen dienst meer: niet omdat de redactie intus schen heeft vernomen, dat het maneschijn was in dit geval zou zij immers ronduit gezegd hebben, dat het argument, waarmede zij vroeger had willen tornen aan de ver klaring der scheepsofficieren, niet deugde maar hoe dan ook, op de een of andere wijze is het tot haar doorgedrongen, dat het beter is het requisiet van den stikdonkeren nacht" te vervangen door dat van de ver hitte fantasie". De Engelsche duikboot, die zich bij het vuurschip de Noordhinder heeft vertoond eenige uren na de torpedeering van de Tubantia; zoowel Engelsche als Duitsche duikbooten komen telkens in de buurt van de Noordhinder, zooals wij met groote stel ligheid kunnen verzekeren doet nu ver der voor de Kölnische dienst als ongezochte overgang tot de insinuatie, dat de Engelsche regeering de schuld draagt van den onder gang der Tubantia. Immers, de redactie laat op dit bericht volgen: Welk belang de Engelschen er bij hebben, ons de schuld te geven van het vergaan van een onzijdig schip, waarvan zij misschien meer weten dan wij, blijkt uit de hierna gedrukte leugen van Lloyds over de Palembang." Volgt: een telegram uit Londen, dat volgens Lloyds de Palembang in de Noordzee getorpedeerd is geworden; waarbij weder wordt aangeteekend (evenals bij het eerste bericht over de Tubantia): van torpedeeren zal wel geen sprake zijn; indien de Palembang ge zonken is, zal zij wel op een mijn zijn geloopen". Het is zeer goed mogelijk, dat de Palem bang niet door een torpedo, maar door een mijn naar den kelder is gegaan; op het oogenblik, dat wij deze regels schrijven, is daar in Nederland nog niets met zekerheid over bekend; maar op het oogenblik, toen de Kölnische aan het bericht van den onder gang der Palembang de aanteekening toe voegde : het schip zal wel op een mijn zijn Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confettf'. De minister verdedigde wijdersldevarkenspolitiek." ^ Nieuws van den Dag. Wie had ooit gedacht, dat een Neder landsen minister zócynisch zou kunnenzijn? * De correspondent van het Berliner Tageblatt heeft een bezoek gebracht aan de eenden te Volendam en knoopt aan zijne beschouwingen over den watersnood de volgende diagnose van den Hollander vast: De Hollander is buitengewoon hulp vaardig. Dat blijkt ook weer in deze ellende. Maar snel handelen en doel matig organiseeren is blijkbaar zijn zaak niet, en daaronder moeten de eenden van Volendam lijden, zoowel als hun eigenaars." Der Hollander laszt sich bedanken! * IndeKriegsAusschussderDeutschen Industrie, lezen wij: ... de overwinningen, die de Duit sche legers tezamen met hun bondgenooten te Polen, Koerland, Servië, België, in de Champagne en op andere slachtvelden behaald hebben " Hetgeen getuigt van een nuchteren kijk op den oorlog bij de Duitsche industrieelen. geloopen," wist zij daar evenmin met zeker heid iets van. Over de Tubantia ware nog heel wat meer te schrijven. Maar wij hebben ons hier op zettelijk er toe bepaald, om met de stukken zelf aan te toonen, hoe een courant als de Kölnische Zeitung van stonde af aan, door een reeks van jammerlijke kletspraatjes de meening heeft willen verbreiden, dat de Tubantia niet getorpedeerd is geworden. Eerst luidde het: hoogstwaarschijnlijk op op een mijn geloopen"; toen deed het jonge mensch aus der Machinenbranche" een nieuwe verklaring aan de hand, die onmid dellijk bijval vond bij alle" passagiers van de Tubantia; ten slotte kon ook de helsche machine" of de explosie in het schip" worden opgeborgen: een Engelsche duik boot was bij de Noordhinder verschenen; wie zou nu nog verder zoeken naar een verklaring van de ramp der Tubantia ? Wat eerst onwaarschijnlijk heette, werd nu evident: natuurlijk was het schip getorpedeerd. Ver moedelijk zou men dit reeds dadelijk hebben toegegeven indien men maar vooruit had geweten, dat de Duitsche regeering alle schuld aan het gebeurde zou loochenen! Zou men in het redactiebureau van de Kölnische Zeitung werkelijk niet begrijpen, dat alles, wat deze courant gemeend heeft te moeten opdisschen over de Tubantia, bij de Nederlanders een uitwerking heeft, precies tegenovergesteld aan die, welke bedoeld werd, zoodat de argwaan is ver sterkt inplaats van weggenomen ? Het schijnt van niet; maar wat moet men dan te Keulen een geringen dunk hebben DR. EDWARD STILGEBAUER is ten onzent wel zeer bekend door zijn grooten roman Qötz Kraft, waarin hij het Duitsche leven van zoovele kanten heeft geteekend. Van zijn verdere werken zijn vooral be kend die uit de serie der Lügner des Lebens, als: Der Börsenkönig, Das Liebesnest, Der Eroberer, Harry, Das Rote Geld en Fr hlingsopfer. Zijn jongste roman, Inferno, bevat een oorlogsverhaal, in ietwat gruwelijken trant. Het boek, dat getuigt van een breeden kijk op de dingen van het oogenblik, en niet militaristisch getint is, verscheen in het Hollandsch. Voor De Amsterdammer" schreef Stilgebauer: Ein Fundamental-irrtum zeit geschichtlicher Diskussion Nimmt man heute eine französische oder englische Zeitung zur Hand, dann ist von nichts anderem, als den Hunnen" und den Barbaren" die Rede. Diese Hunnen" oder Barbaren" sind les Allemands oder the Qermans wie sich die gemassigteren Or ganen ausdrücken, sie sind die Boches" wie alle anderen kurzerhand und mit Vorliebe sagen. AlsoüDas arme deutsche

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl