Historisch Archief 1877-1940
Zondag 26 Maart
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIODECASTROJr. en Dr. FREDERIKVANEEDEN
Voor het Buitelende Koloniën p. j.,bQ vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12*
IIITfiFVFPS- VAN HOIlfFMA ft WARFNnOPF
U 1 1 U Li V CIO: VAll nULfXClYlA O* W ARDll l/V/l\i
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
. . /Q25
. . ,030
. . .0.40
BERICHT
In gemeenschappelijk overleg kwamen de
dag- en weekbladen overeen den volgenden
maatregel in te voeren:
Het innen der abonnementsgelden zal
voortaan aan het begin van het halfjaar
geschieden.
? Ten einde een geleidelijker! overgang te
bewerken zal de inning telkens een paar
maanden vervroegd worden tot het
gewenschte resultaat verkregen is.
Over het abonnementsgeld van het eerste
halfjaar 1916 (l Januari?30 juni) zal in Maart
beschikt worden.
Wij verzoeken onzen abonné's beleetd
doch dringend hiermede rekening te houden.
De Uitgevers
VAN HOLKEMA & WARENDORF
*»*
VERZOEK
Wij verzoeken onzen abonné's bij het
opgeven van eventueele verhuizingen tevens
de oude woonplaats te willen opgeven en
bovendien te vermelden of deze adresver
andering tijdelijk of blijvend geldt.
DE ADMINISTRATIE
INHOUD i Bladz. 1: Een Naadje in de Koos,
door v. H. Bnitenl. Overzicht, door G. W.
Kemkamp. Confetti. Dr. Edward Stilgebaner
(Int. Tribune). 2: Indische Kunst, door Henri
Borel. Krekelzangen, door J. H. Speenhoft.
Was Oeneraal Both»in 1900 'a verrader?, door
H. Bntgmaas. 3: Feuilleton: Masiro, II, door
Ohristine Hoekstra. 5: Voor Vrouwen, red. Elia.
IC. Bogge. 8.8. Tubantia", door Oarel
Qoudernond. 6' Dfjken en 'doorbraken, door H. J.
Oosterbeek Jr. Vietor de Stners f, door W.
Martin. Verzen, door J. v. B. en E. Groenevelt.
7: Onze Schilders, (Jan Voerman) door F.
Bobeldyk. Der Sturm. Holl. Knnstenaarskring,
door Plasschaert. Jan Lniken, door F. v. E.
10: Knltur, Onltnre, teekeningen van George van
Baemdonck.?Finantieele en Economische Kroniek,
door v. d. S. B|jm-Kronyck, Krijgszangen II,
door Melis Stoke. Onze Fnzzle. 11:
Vrachtbaar onderwerp voor Stadie, teekening van Joh.
Braakensiek. De Toekomst en de Botterdam
mers. Leekenspiegel. Spreekzaal. 12:
Sohaakrubriek, red. dr. A. O. Olland.
Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Btyvoegaels: 1. Tab&ntia, Palembang.. ..teekening
voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek.
2. Onze Schilders: Jan Voerman, teekening voor
de Amsterdammer" van F. Bobeld(jk.
iHiiiiiMiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii iiiiiiii ii
HET NAADJE VAN DE KOUS
Indien er ergens op de wereld iemand
is, die inderdaad de hand heeft gehad
in wat er met onze Tubantia en met
onze Palembang is gebeurd; iemand,
die dus ook precies weet, hoe de zaken
zich toegedragen hebben,...
en indien zoo iemand soms in de
afgeloopen week door Holland's dreven
mocht hebben gedrenteld, luisterend naar
't geen er over zijn werk werd gezegd,...
dan zal die iemand zich toch zeker
niet zeer behagelijk hebben gevoeld, en
zijn boos geheim maar zorgvuldig binnen
het bolwerk zijner tanden hebben be
waard !
Wie weet, heeft hij wel de boodschap
mee naar huis gebracht: laten wij in
's hemelsnaam daar maar niet verder mee
doorgaan, wajnt dit pakt bij de Hollanders
heusch nog verkeerd uit".
Inderdaad heeft ons volk zeer duidelijk
doen zien, dat het wel goed is, maar
niet gek; en nog de oude hebbelijkheden
bezit van: lang bedaard te blijven, maar
ringelooren niet te verdragen.
Er is in deze dagen een geest van
kille, nijdige vastberadenheid in de lucht
komen hangen, een, die ten slotte al het
andere opzij zet, wanneer 't eenmaal
tot het uiterste komen moet.
Dit uiterste, men heeft het voor
oogen gezien, en... de groote massa
deinsde er niet voor terug.
De ouders, die dachten aan hunne
jongens onder de wapenen, de burgers
aan hunne gevestigde belangen, iedereen
aan veel zorg en veel leed, zij allen
deden het met een in Godsnaam". In
de geheele publieke opinie bleek be
hoefte aan kracht, en zelfs de meest
verweiszer-hirschten" onder ons, toon
den op dit oogenblik slechts nog de
nationale onkrenkbaarheid te gevoelen.
Er is in zooverre eens een proef ge
nomen op Nederland. Die proef is ons
mee , en moet aan de anderen tegen
gevallen zijn!
Het is natuurlijk goed en plicht, tegen
opwinding en overijling te blijven waken,
en de belangen van den vrede voorop
te houden. Maar men kan nu toch ook
hen, die daarvan hun uitsluitend fort
maken, met meer erkenning aan het werk
zien, nu gebleken is, dat de groote meer
derheid zich daardoor niet zal laten weer
houden, voor de nationale waardigheid
op te komen, wanneer 't onvermijdelijk is..
De nationale waardigheid is immers
niet een looze en ijdele schijn, maar
zij is de noodzakelijke voorwaarde voor
ons voortdurend recht van bestaan als
natie!
Wij hopen, dat de Regeering ook aan
dit uitgangspunt zal vasthouden, en al
't noodige doen, niet alleen om de moei
lijkheden van 't oogenblik te regelen,
maar ook om dit te doen op zoo'n
manier, dat er voor onze toe
komst de meeste kracht in
steekt. Want dit zijn nog twee ge
heel verschillende dingen!
** *
En wat is dan dat noodige, wat kan
gedaan worden?
Het is, onder de gegeven omstandig
heden, ook het eenig mogelijke:
met alle macht en alle hard
nekkigheid trachten boven
redelijken twijfel vast te stel
len, door welke oorzaken de
beide schepen zijn onderge
gaan.
Tenminste, indien men niet reeds da
delijk dezer dagen, door de nader in
komende gegevens, het volle licht daarop
kan laten vallen.
Ontkenningen aan weerszijden. Elkan
der weersprekende verklaringen. Schepen
op den bodem der zee. Verhalen en ge
ruchten. Goed. Zij slaan ons op 't oogen
blik de gelegenheid uit de hand, om
tegenover de eene of andere mogendheid
terstond met volle klem herstel en
respect te eischen.
En toch moeten wij dit nog zien e
bereiken, -- zullen wij er niet voor Piet
Sn.t bij blijven staan.
Wij kunnen dit, door met de krachtigste
hand het onderzoek naar de beide rampen
aan te vatten.
Komen wij eenmaal tot eene redelijke
en aannemelijke oplossing, dan staat
verder te bezien; want dan staan wij vast.
Zulk eene oplossing moet te bereiken
zijn, wanneer alle en de beste krachten
worden ingespannen.
Het hangt maar af van de wijze van
onderzoek.
Dit is geen regeeringszaak, maar een
nationale zaak bij uitnemendheid.
Juist daarom zij het mij veroorloofd,
nog een enkel woord te zeggen.
* . *
De ervaring in rechtszaken, ook in de
meest hopeloos schijnende feitelijke
kwestie's, heeft mij tot dusverre steeds
geleerd, dat het ten slotte bijna altijd
mogelijk is tot eerie overtuigende oplos
sing te komen, mits: men maar met de
taaiste hardnekkigheid te werk gaat.
Niets onbeproefd lat^n, geen persoon
onverhoord, geen bijzonderheid
onnageplozen, k al lijkt 't op het eerste ge
zicht, dat men daarmee toch niet verder
zal komen. Alle geruchten moeten
nagegaan.alle mogelijkheden doorgesnuffeld,
de meest verwijderde gegevens opge
haald. Zelfs wanneer iedereen zegt: er
is immers toch niets meer aan te doen",
kan men gewoonlijk juist toch nog
verderkomen. Niet terugschrikken van eenige
moeite, uitstel, kosten, en van eene vaak
schouderophalende omgeving l Om soms
ineens de onweersprekelijke lichtstraal
te zien doorbreken.
Lang niet alle onderzoeken worden
inderdaad zoo doorgevoerd. Lang niet
iedereen ook, wiens toevallige functie
het is, beschikt over zooveel vasthou
dendheid en flair, om 't door te zetten.
Maar vallen mij niet velen, die ook met
zulke zaken te maken hebben, hierin bij,
dat men soms door een schijnbaar tot
in 't overdrevene voortgezet onderzoek,
de waarheid aan 't licht heeft zien
komen?
** *
Wij zullen voorloopig ons belang en
onze waardigheid in deze zaken niet
beter kunnen dienen, dan door ze aldus
openlijk aan te pakken.
Zoo kunnen wij toch ook het beste
aanstonds en iedereen doen beseffen, dat
er niet over ons heen te loopén valt.
En krijgen wij dan eenmaal een rap
port dat duidelijke gevolgtrekkingen
wettigt, en dat wereldkundig kan worden
gemaakt, dan bestaat er een stevige
grondslag voor verder handelen.
Een dusdanig onderzoek in 't leven te
roepen, is dus de eerste taak van de
Regeering. Maar, zooals wij zeiden: niet
als diplomatiek, of als administratief ge
val, doch als nationaal belang.
Hoe zij 't wil organiseeren, is haar zaak.
Er moge echter op worden gewezen,
dat 't om nog iets anders te doen is, dan
om een consciëntieus rapport", door
den een of anderen ambtenaar samen
gesteld, binnen wiens ressort de aange
legenheid nu toevallig ligt. Wij weten
niet, wie dat zijn. Men kan evenwel
een uitnemend Commies zijn, een voor
treffelijk Inspecteur, een degelijk Marine
officier, en toch voor de behandeling van
eene zaak als waar 't nu om gaat, de
eigenschappen niet in voldoende mate be
zitten. Ook 't gewone onderzoek voor
den Raad van de Scheepvaart zal in dezen
waarschijnlijk niet penetrant genoeg
kunnen zijn.
Er zullen recherches moeten worden
ingesteld, bij personen, die reeds weer
naar 't buitenland zijn vertrokken; om
vangrijke expertises genomen; bijzonder
heden nageplozen en, zooals reeds is
verluid, duikppnemingen ter plaatse
moeten geschieden.
Reeds Tiebben wij ook bij geruchte ver
nomen van personen die uitlatingen
hebben gedaan, waarin belangrijke ver
moedens liggen, doch waar tot dusverre
geen werk van is gemaakt.
Misschien heeft men ook wel alleen
te doen met een doodgewoon van parti
culiere zijde op touw gezet misdrijf.
* *
*
In allen gevalle: er is geen enkele reden
om de zaak met den mantel der liefde
of der onderdanigheid te behandelen.
En zij is waarlijk gewichtig genoeg om
haar pp te dragen aan eenige speciale
commissarissen, onder de hoogststaande
geschiktste en gaarste rotten die de
regeering daarvoor, bv. onder haar
justitieof politie- of technisch-personeel, ter be
schikking heeft, en die desnoods bijzon
dere bevoegdheden moeten krijgen om
getuigen te hooren, deskundigen te raad
plegen en zich geheel aan het onderzoek
kunnen wijden.
De beste, de eerstgeroepene en de
meest ontzagwekkende verdediger van
onze nationale waardigheid, zal in dezen
op het oogenblik zijn: de geest van
Sherlock Holmes.
Die is ook wel ten onzent te vinden.
Hij moet nu onverschrokken aan 't werk
gezet.
v. H.
iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiijiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Nu van Duitsche zijde alle schuld aan de
torpedeering van de Tubantia wordt ge
loochend, loont het de moeite na te gaan,
hoe een blad als de Kölnische Zeitung van
den beginne af, nog voordat het eenige
nadere bijzonderheden over het feit had
vernomen, getracht heeft Duitschland schoon
te wasschen van deze misdaad.
In het avondblad van 16 Maart vindt men
een telegram van den Amsterdamschen cor
respondent van het blad, meldende dat de
Tubantia gezonken is, angeblich infolge
Torpedierung". Daarop volgt onmiddellijk
een telegram van Wolff's bureau, waarin de
Niederlandische Telegraphen-Agentur" me
dedeelt, dat de Tubantia getorpedeerd werd.
Wolff's bureau voegt hieraan toe: het is
hoogst waarschijnlijk, dat de Tubantia op
een mijn is geloopen". Waarom dit hoogst
waarschijnlijk" is, wordt niet nader gemo
tiveerd ; vermoedelijk hierom niet, omdat
Wolff's bureau geen enkel gegeven had, om
te kunnen beoordeelen, waaraan de ramp
van de Tubantia moest worden toegeschre
ven, desniettemin wordt alvast als hoogst
waarschijnlijk" gedecreteerd, dat het schip
door een mijn was getroffen.
Het eerste en tweede ochtendblad van 17
Maart bevatten eenige telegrammen, waarin
o. a. staat, dat de directie van de
Hollandsche Lloyd de tijding heeft ontvangen, dat
de Tubantia is getorpedeerd, en dat de
Nederlandsche couranten hetzelfde berich
ten. De redactie van de Kölnische Zeitung
merkt daarbij op: opnieuw zij er op ge
wezen, dat het niet vaststaat, dat het schip
is getorpedeerd; waarschijnlijk is het op een
mijn geloopen". Voor deze waarschijnlijkheid
wordt opnieuw" geen enkele reden aange
geven.
Eerst in het middagblad van 17 Maart
komtde Niederlandische Telegraphen-Agen
tur" redding brengen in den nood aan argu
menten ; de Amerikaansche consul te
Stuttgart, Schilling, die met zijne familie aan
boord van de Tubantia was, is van meening,
dat het schip niet getorpedeerd, maar op een
mijn is geloopen". De redactie staat nu vaster
in hare schoenen en levert dan ook in het
zelfde blad nog kritiek op de mededeeling van
het Nederlandsche departement van marine,
dat de eerste en de vierde officier duidelijk
de bellenbaan van de torpedo hadden waar
genomen en dat de Tubantia midscheeps
werd geraakt. Deze bewijzen .voor de tor
pedeering vindt de redactie recht
unzureichend". En wel hierom: de explosie had
plaats in een stikdonkeren nacht, tusschen
2 uur en half drie; hoe zou het dan mogelijk
geweest zijn, de bellenbaan van een torpedo
te zien"? Het was geen stikdonkeren nacht,
de maan scheen; volgens een bericht uit
IJmuiden in hetzelfde blad opgenomen,
waarin de redactie de verklaringen van de
officieren der Tubantia tracht te logenstraffen
icon men tot op vier mijlen afstands zien;
maar de redactie van de Kölnische had nu
eenmaal een stikdonkeren nacht noodig om
de officieren van de Tubantia voor leugenaars
uit te kunnen maken; het schijnt haar ook
niet te zijn ingevallen, dat het Nederlandsche
departement van marine de verklaringen van
die officieren niet zou hebben bekend ge
maakt, wanneer aan de juistheid daarvan
te twijfelen viel, en dat men aan dit depar
tement zich er wel van zal hebben ver
gewist, of de omstandigheden toelieten, de
nadering van een torpedo op te merken.
Nog met een tweede argument komt de
redactie aan: de mededeeling, dat de Tu
bantia midscheeps werd getroffen, is in
strijd met berichten, die melden dat de ex
plosie in het achterste deel van het schip
plaats had. Het schijnt dus voor de heeren
te Keulen nog verborgen te zijn gebleven,
dat bij een ramp, als die van de Tubantia,
niet de passagiers, maar de scheepsofficieren
juiste mededeelingen kunnen doen over fei
ten als het zooeven genoemde.
Misschien heeft de redactie wel gevoeld,
dat het toch gewenscht was nog klemmen
der argumenten aan te voeren voor de on
waarschijnlijkheid van de torpedeering. Ein
Freund unseres Blattes" schijnt dit ook te
hebben gevoeld; hij schrijft aan de redactie
(19 Maart, Eerste ochtendblad) een uitvoerig
verslag van een onderhoud, dat hij in een
hotel te Amsterdam met een aantal schip
breukelingen van de Tubantia heeft gehad.
In dit leuterpraatje verneemt men, dat een
jongmensch aus der Maschinenbranche",
m. a. w. iemand, die het kan weten ! van
meening is, dat de ramp moet worden
toe§eschreven aan irgend eine Kiste im
chiff", vermoedelijk een helsche machine!
Alle geredden waren van dezelfde meening"
De redactie verzuimt intusschen, de aan
dacht te vestigen op n van de weinige
mededeelingen van haar vriend, waaruit zij
iets nieuws had kunnen leeren, nl. dat er
op het oogenblik van de ramp maneschijn
was. Dit is natuurlijk aan hare aandacht
ontsnapt; anders zou zij niet nagelaten
hebben, hare vroegere opmerking terug te
nemen over den stikdonkeren nacht, die het
aan de officieren van de Tubantia onmo
gelijk zou hebben gemaakt, de bellenbaan
van de torpedo te zien.
Zij neemt die opmerking niet terug, maar
acht het toch niet geraden ze te herhalen.
Dat blijkt uit het ochtendblad van 20 Maart.
Naar aanleiding van een artikel in het Nieuws
van den Dag leest men daar: dat de Tu
bantia door een Duitsche duikboot getor
pedeerd zou zijn, is een door niets bewezene,
geheel willekeurige veronderstelling. Alle
geredden van de Tubantia (het waren eigen
lijk alleen de passagiers, die de vriend van
de Kölnische in het hotel te Amsterdam had
gesproken, en nog eigenlijker: alleen het
jongemensch uit de Maschinenbranche")
zijn van meening, dat een explosie in het
schip zelf de oorzaak is van de ramp. De
verklaringen van den eersten en den vierden
officier en van den uitkijk, dat zij een bel
lenbaan van een torpedo hebben gezien,
zullen wel toegeschreven moeten worden
aan een verhitte fantasie." Gelijk men be
merkt, doet de stikdonkere nacht" geen
dienst meer: niet omdat de redactie intus
schen heeft vernomen, dat het maneschijn
was in dit geval zou zij immers ronduit
gezegd hebben, dat het argument, waarmede
zij vroeger had willen tornen aan de ver
klaring der scheepsofficieren, niet deugde
maar hoe dan ook, op de een of andere
wijze is het tot haar doorgedrongen, dat het
beter is het requisiet van den stikdonkeren
nacht" te vervangen door dat van de ver
hitte fantasie".
De Engelsche duikboot, die zich bij het
vuurschip de Noordhinder heeft vertoond
eenige uren na de torpedeering van de
Tubantia; zoowel Engelsche als Duitsche
duikbooten komen telkens in de buurt van
de Noordhinder, zooals wij met groote stel
ligheid kunnen verzekeren doet nu ver
der voor de Kölnische dienst als ongezochte
overgang tot de insinuatie, dat de Engelsche
regeering de schuld draagt van den onder
gang der Tubantia. Immers, de redactie
laat op dit bericht volgen: Welk belang
de Engelschen er bij hebben, ons de schuld
te geven van het vergaan van een onzijdig
schip, waarvan zij misschien meer weten
dan wij, blijkt uit de hierna gedrukte leugen
van Lloyds over de Palembang." Volgt:
een telegram uit Londen, dat volgens Lloyds
de Palembang in de Noordzee getorpedeerd
is geworden; waarbij weder wordt
aangeteekend (evenals bij het eerste bericht over
de Tubantia): van torpedeeren zal wel
geen sprake zijn; indien de Palembang ge
zonken is, zal zij wel op een mijn zijn
geloopen".
Het is zeer goed mogelijk, dat de Palem
bang niet door een torpedo, maar door een
mijn naar den kelder is gegaan; op het
oogenblik, dat wij deze regels schrijven, is
daar in Nederland nog niets met zekerheid
over bekend; maar op het oogenblik, toen
de Kölnische aan het bericht van den onder
gang der Palembang de aanteekening toe
voegde : het schip zal wel op een mijn zijn
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettf'.
De minister verdedigde
wijdersldevarkenspolitiek." ^
Nieuws van den Dag.
Wie had ooit gedacht, dat een Neder
landsen minister zócynisch zou kunnenzijn?
*
De correspondent van het Berliner
Tageblatt heeft een bezoek gebracht aan de
eenden te Volendam en knoopt aan zijne
beschouwingen over den watersnood de
volgende diagnose van den Hollander vast:
De Hollander is buitengewoon hulp
vaardig. Dat blijkt ook weer in deze
ellende. Maar snel handelen en doel
matig organiseeren is blijkbaar zijn
zaak niet, en daaronder moeten de
eenden van Volendam lijden, zoowel
als hun eigenaars."
Der Hollander laszt sich bedanken!
*
IndeKriegsAusschussderDeutschen Industrie, lezen wij:
... de overwinningen, die de Duit
sche legers tezamen met hun
bondgenooten te Polen, Koerland, Servië, België,
in de Champagne en op andere
slachtvelden behaald hebben "
Hetgeen getuigt van een nuchteren kijk op
den oorlog bij de Duitsche industrieelen.
geloopen," wist zij daar evenmin met zeker
heid iets van.
Over de Tubantia ware nog heel wat meer
te schrijven. Maar wij hebben ons hier op
zettelijk er toe bepaald, om met de stukken
zelf aan te toonen, hoe een courant als de
Kölnische Zeitung van stonde af aan, door
een reeks van jammerlijke kletspraatjes de
meening heeft willen verbreiden, dat de
Tubantia niet getorpedeerd is geworden.
Eerst luidde het: hoogstwaarschijnlijk op
op een mijn geloopen"; toen deed het jonge
mensch aus der Machinenbranche" een
nieuwe verklaring aan de hand, die onmid
dellijk bijval vond bij alle" passagiers van
de Tubantia; ten slotte kon ook de helsche
machine" of de explosie in het schip"
worden opgeborgen: een Engelsche duik
boot was bij de Noordhinder verschenen;
wie zou nu nog verder zoeken naar een
verklaring van de ramp der Tubantia ? Wat
eerst onwaarschijnlijk heette, werd nu evident:
natuurlijk was het schip getorpedeerd. Ver
moedelijk zou men dit reeds dadelijk hebben
toegegeven indien men maar vooruit had
geweten, dat de Duitsche regeering alle
schuld aan het gebeurde zou loochenen!
Zou men in het redactiebureau van de
Kölnische Zeitung werkelijk niet begrijpen,
dat alles, wat deze courant gemeend heeft
te moeten opdisschen over de Tubantia,
bij de Nederlanders een uitwerking heeft,
precies tegenovergesteld aan die, welke
bedoeld werd, zoodat de argwaan is ver
sterkt inplaats van weggenomen ?
Het schijnt van niet; maar wat moet men
dan te Keulen een geringen dunk hebben
DR. EDWARD STILGEBAUER
is ten onzent wel zeer bekend door zijn
grooten roman Qötz Kraft, waarin hij het
Duitsche leven van zoovele kanten heeft
geteekend.
Van zijn verdere werken zijn vooral be
kend die uit de serie der Lügner des Lebens,
als: Der Börsenkönig, Das Liebesnest, Der
Eroberer, Harry, Das Rote Geld en Fr
hlingsopfer.
Zijn jongste roman, Inferno, bevat een
oorlogsverhaal, in ietwat gruwelijken trant.
Het boek, dat getuigt van een breeden
kijk op de dingen van het oogenblik, en
niet militaristisch getint is, verscheen in
het Hollandsch.
Voor De Amsterdammer" schreef
Stilgebauer:
Ein Fundamental-irrtum
zeit
geschichtlicher Diskussion
Nimmt man heute eine französische oder
englische Zeitung zur Hand, dann ist von
nichts anderem, als den Hunnen" und den
Barbaren" die Rede. Diese Hunnen" oder
Barbaren" sind les Allemands oder the
Qermans wie sich die gemassigteren Or
ganen ausdrücken, sie sind die Boches"
wie alle anderen kurzerhand und mit
Vorliebe sagen. AlsoüDas arme deutsche