Historisch Archief 1877-1940
B»2023
Zondag 2 April
A°. 1916
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE GASTRO Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Bulten!, en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
AizonderUJIn Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiên van l?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiên op de finantieele- en kunstpagina, per regel . , , CL30
Reclames, per regel ,0.40
n HOUD i Bladz. l: Pokke-prikken, door van
S. Een Nederlander orer Nederland, door
H. Brugmans. Confetti. 2: Twee Gevan
genen, prof. Panl Frederioq, door prof. H. P. G.
Quaok en prof. H. Piranne, door prof. H.
Brugmans. Krekelzangen, door J. H. Speenhofi.
De inenting tegen de pokken, door dr. H. B.
Eoetser. Bnitenl. Overzicht, door G. W.
Kernkamp. 3: Meer Uitgebreid Lager Onderwijs.
6: Voor Vrouwen, door Elis. H. Bogge. Feuille
ton: Masiro, III, door Ohristine Hoekstra.
6: Schenking London, door W. Martin. Water
snood-album, door B. B. K. D. Het
Mahler-vraagitnk, door H. van Lennep. 7: De
Dam-Tentoonstelling, door H. C. Diferee. Liwaire
besehouwingen, door F. v. Eedtin. 9:vft B. J. Moor,
door J. H. Röasing. Dram. Kroniek, door Top
Naeff. 10: Van Vlaanderen: de Vlucht, door
Prof. Leo van Pnyvelde. Voorjaar, teekening
van George van Baeindonck, E»n aanval afge
slagen, door J. B. Schepers met een slotwoord
van W. Beoh en V. E. v. Vriesland 12:
Finantien en Economie, door v. d. S. Rjjm-Kronyck,
door Melis Btoke. Spreekzaal. Leekenspiegel
Een tragisch liedje van de Velnwe, door I. G. van
Biemsdjjk. Onze Plankenhelden, teekening van
Wybo Meyer. 13: De Lakeien-nnivormen van
den G. O. vanNed Indië naar de haaien, teekening
van Joh. Braakensiek. Sohaakrnbriek, red. dr.
A. G. Olland. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: De Scheuring in de Dnitsche
BociaalDem. party, teekening van Joh. Braakensiek.
iiiiiniiiiiiiiiiitiiiitii
POKKE-PRIKKEN
Nu de heer Schröder door de
Amsterdamsche Rechtbank is vrijgesproken,
lijkt het 't besfte, bijzonderheden van de
zaak maar niet al te veel meer op te
rakelen. Het is naar genoeg, zooals zij
geloopen is; en er is weinig
verkwikkelijks en behagelijks in te vinden. Alvast
mag men echter 'de Amsterdamsche
Rechtbank gelukwenschen, dat zij ten
slotte weer op hare pootjes is terecht
gekomen en bij hare verstandige
vrijspraak zelfs de gelegenheid heeft
gevonden, onze Regeering een lesje te
geven over neutraliteit en buitenlandsche
staatkunde.
Voor 't overige is wel te hopen, dat
't verloop der zaak menigeen een leer
zal zijn, om in Nederland niet te licht
met recht en rechtvaardigheid om te
springen. De geheele wijze, waarop de
aangelegenheid vanwege Justitie op touw
was gezet, is en blijft betreurenswaardig,
en er is daar voor een peccavi wel
reden.
Van de overtuigende bewijzen", die
men had toegezegd, en waarop men zelfs,
zijn de geruchten juist, van uit
den Haag de rechtbank had doen rekenen
toen deze de eerste arrestatie gelastte,
is niets gekomen. De openbare terecht
zitting heeft niets van de onthullingen
gebracht, die sommige getrouwen nog
verwachtten.
En de zaak is zoo eigenlijk komen
te staan in 't teeken van een gemoedelijk
terrorisme, waarbij deze of gene zich
misschien nog wel eens in stilte heeft
verkneukeld dat 't met dat al toch maar
gewerkt heeft ook"!
Hij moge er zich dan echter van be
wust geworden zijn, dat dit toch een zeer
gevaarlijke en onverstandige operatie is;
eene operatie, die de smetstof van het
onrecht, of de koorts van het wantrouwen
in ons volk zou jagen.
Voor 't oogenblik echter heeft, gelukkig,
de geheele historie op Nederland veeleer
gewerkt als eene onbedoelde vaccinatie.
Een inenting tegen machtsmisbruik en
gebrek aan ontzag voor de vrijheid.
De pokken zijn opgekomen, en vurig
ook. Maar zij zijn al weer uitgeziekt,
en wij staan, dit lijdt geen twijfel, er
voor 't vervolg tegen zulke ziektekiemen
gezonder en veiliger bij.
Men vergunne ons, nog aan een aantal
anderen toe te wenschen, dat ook op
hen persoonlijk het proces gezond moge
hebben gewerkt.
Wij roemen ons te zijn een bij uitstek
vriiheidlievend en rechtlievend volk. Wij
hebben ons dit in dezen ook weer ge
toond. Namelijk: het volk.
Het is in Nederland altijd de menigte,
die onomwonden voelt. Het volk, dat
zijn stoere aanspraken op recht, op vrij
heid, op eerbied, doet opspuiten en in
eere houdt.
Niet zoo, eilacie, de crème, de elite,
die voor behoorde te gaan, en leiding
te geven. Haar kenmerkende eigenschap
is maar al te vaak die, waarover reeds
Thorbecke klaagde: zwakte van politiek
gestel.
Het is opmerkelijk, neen bedroevend,
hoe velen in deze zaak Schröder onver
schilligheid en gelatenheid hebben ge
preekt; vertrouwen in een justitieel be
leid, waarvan zij hadden moeten proeven,
dat 't over de schreef ging; verachting
voor eene openbare meening, wier opge
wonden verlangen zij hadden behooren
te verstaan en te verdedigen.
Hoevelen hebben niet gezegd, dat 't
in elk geval goed was, Schröder een tijdje
te laten brommen, en alle bombarie
daarover maar overdrijving of onzin.
Deftige dagbladen hebben zoeken goed te
praten, wat niet goed te praten viel; de
zaken verwrongen, de hoofdzaak bijzaak
en bijzaken hoofdzaak gemaakt; omzich
tigheid aanbevolen, waar vór alles dui
delijkheid op hare plaats ware geweest.
Politici, die voor de volksrechten heb
ben op te komen; lieden, die boeken
plegen te schrijven of voordrachten hou
den over recht en onrecht; burgers, die
allen op hun achterste beenen zouden gaan
staan, wanneer hun iets onbillijks werd
aangedaan, hebben in dezen onverschil
ligheid, hooghartige geamuseerdheid of
overdreven bedachtzaamheid aan den
dag weten te leggen. Zich gehouden aan
de tekst: Autoriteit, vór alles auto
riteit.
De oogen sluitend hiervoor, dat de
autoriteit, die geen stevig tegenwicht
voelt, o zoo gemakkelijk doorslaat.
Nu in eersten aanleg een vrijspraak is
gevallen niet alleen, maar ook schijn
noch schaduw aanwezig gebleken is van
de sombere gegevens, waarover de re
geering heette te beschikken, nu mag
men hun toewenschen, dat ook hen deze
pokkeprikken wat meer weerstandsver
mogen zullen hebben gebracht tegen deze
kwaal, die in Nederland eigenlijk de
historische kwaal der notabelen is.
Hun zwaarwichtige kwaal, die hen,
bij al hunne kracht in 't commercieele
en in 't intellectueele, voor het staat
kundige veelal te kort schieten doet in
energie en volksgeest.
Maar het zal wel niet gemakkelijk
veranderen. Want het is eene oude, echte,
Nederlandsche heereneigenschap. En er
zullen voorloopig nog wel altijd veel van
die menschen blijven, die zich mede
verantwoordelijkheid inbeelden voor din
gen, waarvoor ze niet , en de verant
woordelijkheid over 't hoofd zien, voor
't geen waarvoor ze wél hebben op te
komen.
Zij zullen nu misschien alweer op
werpen, dat het Schröder-proces immers
nog niet eens in kracht van gewijsde is ge
gaan, en dat er nog een hooger beroep
open staat, a judice minus criminali ad
judicem magis criminalem. 't Geen niet
eens tegen te spreken is, ook.
* *
*
Wij zeiden, dat de Amsterdamsche
rechtbank met haar vonnis een lesje
heeft gegeven in neutraliteit, en buiten
landsche staatkunde.
Inderdaad zat achter de Schr
der-vervolging natuurlijk niet alleen/usfrY/e, maar
ook Buitenlandsche zaken.
In den onthutsten schrik, waarmede
de geheele vervolging was aangevangen,
vindt men den geheelen schrik terug,
bij elke zoogenaamd pnneutrale uitlating
of particuliere gedraging, van
regeeringswege aan den dag gelegd. Den schrik
waarin de heer Cort van der Linden,
en de Tweede Kamer met hem, in de
vergaderzaal verkeerden, toen de heer
De Savornin Lohman zoo maar durfde
uitspreken, dat Duitschland met zijn inval
in België aan de zijde van het onrecht
was komen te staan. Den schrik, waar
mede door militaire autoriteiten soms een
belachelijke censuur is uitgeoefend op
oordeelvellingen omtrent den oorlog, in
plaatselijke blaadjes. Den schrik, die er
de regeering vaak van terughoudt, zoo
krachtig en openlijk op te treden, als
het aanzien en de belangen van ons land
gebieden. Den schrik,die 't er zelfs toe
heeft gebracht, dat het Nederlandsche
volk eigenlijk niet mocht doordenken
over de gevaren, die voor onze eigen
onafhankelijkheid in het optreden der ver
schillende mogendheden gelegen zijn.
Den schrik, die zelfs belemmerend kon
werken op 't ten volle ontwikkelen van
ons eigen militaire weerstandsvermogen.
Den schrik: dat, vór alles, van uit
Nederland niet de geringste aanstoot
moet gegeven worden.
Wij hebben van den aanvang af dit
beleid even onjuist als onstaatkundig
geacht. Wij zijn nog steeds van meening,
dat niet door slap optreden en zich muis
stil houden, Nederland op den duur het
beste buiten het conflict blijft; niet
door 't aan den dag leggen van pijnlijke
lijdzaamheid en benauwdheid.
Maar veeleer door de naar weerskanten
onbeschroomde, uitgesproken en zelfbe
wuste houding van eenen neutralen,
vredelievender! staat. ,yi |p
Een uitvloeisel van dël'Sfidere theorie
is te vinden in de regeeringsvervolgingen
tegen den heer Schröder.
Met zeer veel recht hebben evenwel de
Amsterdamsche rechters daartegenover
gesteld, dat de buitenlandsche regeeringen
zich in hun oordeel over de Nederlandsche
politiek, en in de bepaling van hunne
politiek tegenover Nederland, wel door
iets anders, door de staatkundige feiten,
en de staatkundige behoeften, zullen laten
leiden.
Zoo is het.
Zoolang deze er niet toe dringen, Neder
land in den oorlog te trekken, zal een
onvertogen woord, hoe onbehoorlijk ook,
er ons niet in brengen. En een van de
voornaamste feiten, die er ons buiten
kunnen houden, zal daarentegen zeker
blijven: het innemen van een krachtig
Nederlandsch standpunt.
Dat, wanneer eenmaal de stok gevon
den moet worden, ook de houding van
de pers een der juridieke voorwendsels
leveren kan, dit bewijst o. a. de Duitsche
oorlogsverklaring aan Portugal. Maar
daarom is er nog niet aanstonds ook een
echt politiek gevaar in te zien.
Nederland heeft zich wel over andere
dingen meer zorg te maken, dan over de
vraag, of de Telegraaf wat anti-duitsch
of wat anti-gouvernementeel schrijft; of
wel dat onze heer Steinmetz, de Hemel
weet met welk nut, in de Illustrirte
Zeitung van deze dagen verhandelingen
is gaan opzetten over Hollands Interesse
an Deutschlands Sieg, e»4T»nn rijkelijk
toetert op de misdaden", de holle
phrases", de oneerlijkheid" en de hui
chelachtigheid" van 't verbrecherische
England".
Jedes Tierchen hat sein Plaisirchen;
en de voornaamste aansprakelijkheid
blijft ten slotte die tegenover 't gezonde
verstand.
Misschien, dat dan ook de kalme en
klare uitspraak, door de Amsterdamsche
Rechtbank gegeven, een voorbehoedend
geneesmiddel moge zijn tegen al te angst
vallige en zenuwachtige opvattingen in
aangelegenheden van buitenlandsche po
litiek.
v. H.
iiMiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii tim
Een Nederlander over
Nederland
In de serie Zeitspiegel. Sammlung
zwangloser Abhandlüngen zum Verstandnis der
Gegenwart (Berlijn, Puttkatnmer und M
hlbrecht) verscheen kort geleden als No. 8 een
brochure Holland, heute und morgen, von
einem Hollander. Deze Hollander noemt zijn
naam niet. Wij willen evenwel aan zijn
identiteit als Nederlander niet twijfelen en
niet het voorbeeld der bestrijders van
J'accuse volgen, die dadelijk het argument
bij de hand hadden, dat deze zich noe
mende Duitscher wel zou beginnen met een
leugen op het titelblad en dus geen Duit
scher zou zijn. Een doorsnee-Duitscher was
hij in ieder geval niet en evenmin is onze
Hollander het type van onzen gewonen
landgenoot. Dat zoowel in goeden als in
kwaden zin. Kortelijk geformuleerd is ons
oordeel over zijn geschrift aldus: deze man
zegt zeer verstandige dingen, maar zijn con
clusie is geheel valsch; tot op zekere hoogte
zou hij de beginselen der Vaderlandsche
Club kunnen onderteekenen, maar de praktijk
van zijn politieke denkbeelden brengt hem
mijlen ver daarvan af.
Onze Hollander constateert dan, dat in
zijn land van krachtig nationaal leven nau
welijks sprake kan zijn. De menschen gaan
voor de overgroote meerderheid op in hun
klein gedoe; zij wijden zich met lofwaardige
zorg en volharding aan hun gezin, hun
kerk, hun zaken of zaakjes, maar bekommeren
zich om de groote gemeenschap al bitter
weinig. De groote nationale belangen vinden
nauwelijks aandacht en dus ook geen ver
zorging; de politiek is partijzaak van de
benepenste soort; men zoekt elkander vliegen
af te vangen en houdt dat voor de hoogste
politieke wijsheid. Splinterige kwestiën, maar
waarbij de kerkelijke en dus ook welhaast
de politieke hartstochten loskomen, worden
de hoofdpunten van het politiek debat. Ge
wichtige staatkundige vraagstukken worden
door de partijen steeds opnieuw op sleep
touw genomen, omdat men er geen oplos
sing voor weet of aandurft of omdat een
gezonde solutie niet met het partijbelang
strookt.
Zoo gaat in Nederland het algemeene
schuil-achter het bijzondere; het zijn steeds
persoonlijke of groepsbelangen, die den
doorslag geven; het algemeen belang wordt
alleen in naam behartigd. Met groote moeite
is in de legerorganisatie ten minste eenige
verbetering gebracht; maar een behoorlijke
vlootwet is er nog niet; de verdediging van
Indië is nog nauwelijks aangevat; voor het
belangrijkste departement in dezen kritieken
tijd, dat van buitenlandsche zaken, is weinig
of geen aandacht in politieke kringen. Daar
entegen kan de kwestie van openbaar of bij
zonder onderwijs meer dan zestig jaar lang
de geheele politiek beheerschen; men houdt
lange bespiegelingen over de formule van
den eed; men gaat na tot in de fijnste bij
zonderheden, wie wel en wie niet staats
pensioen moeten trekken; in tijden van
gevaar gaat men de grondwet herzien en
het geheele kiesstelsel overhoop halen.
Dat alles is zeker niet onjuist en deze
vriend, die ons onze feilen toont, is ons van
harte welkom. Inderdaad, wij gevoelen ons
te weinig leden van n stam, n staat,
n gezin; het trotsche gevoel van te zamen
iets waard te zijn ontbreekt ons bij het wel
degelijk aanwezige sentiment van persoon
lijke beteekenis. Maar het is ook voor den
politieken geneesheer al even moeilijk een
goed geneesmiddel voor de juist
gediagnostiseerde kwaal te geven als voor den gewonen
medicus. Deze Hollander, die zoo goed de
gebreken van zijn landgenooten ziet, acht
de ziekte te genezen door aansluiting bij
Duitschland, dat bovendien ons kan bevei
ligen tegen de gevaren, die ons onvermij
delijk van andere zijde bedreigen. Om te
beginnen raadt hij aan de
cultuur-aansluiting bij Duitschland zooveel mogelijk te
bevorderen. Wij zouden willen vragen, of
deze raad nog noodig is en of de Duit
sche invloed op wetenschappelijk, muzi
kaal, technisch, industrieel, commercieel
gebied niet reeds zoo krachtig is, dat hier
eerder om beperking dan om uitbreiding
moet worden geroepen. Maar dat is voor
onzen Hollander de hoofdzaak niet. Hij be
grijpt natuurlijk gemakkelijk, dat er geen
sprake kan zijn van invoeging van Nederland
als bondsstaat in het Duitsche rijk. Ook ziet
hij de bezwaren van een neutraliteitspolitiek
pur et simple in; onze hoogst passieve
politiek brengt ons wel geen enkelen
openlijken vijand, maar ook geen enkelen eerlijken
vriend; wij staan met onze neutraliteit, die
geen enkel staatkundig beginsel vertegen
woordigt, feitelijk alleen en ten slotte als
een aanfluiting voor allen.
Dat is stellig ook al weer grootendeels
juist. Neutraliteit kan nimmer doel zijn,
maar is nooit iets anders dan een middel
tot handhaving van dat hoogste goed, onze
politieke zelfstandigheid en onafhankelijk
heid. Dat zal de regeering wel met ons eens
zijn; maar van de groote menigte van onze
landgenooten zijn wij in dat opzicht niet
geheel of liever in het geheel niet zeker. De
vredelievendheid van een groot deel van
ons volk is eenvoudig de bange, egoïstische
wensch om met vrede te worden gelaten.
Terwijl wij ruime oorlogswinsten maken,
verkondigen wij luide als een hoog ethisch
beginsel, dat wij met den oorlog niets te
maken willen hebben. Terwijl wij van vijan
den omringd zijn, verklaren wij, dat wij
met den oorlog niets te doen hebben.
Het is in dezen gedachtengang begrij
pelijk, dat men voor ons land zich een
meer geprononceerde politieke gedragslijn
afteekent. Welke toekomst ziet men nog
voor ons volk tegemoet ? Met welke mid
delen kan naar die toekomst worden
gegestreefd? Is de neutraliteit zulk een middel?
Kan neutraliteit op den duur de inhoud zijn
van de politiek van een land, dat zeer
positieve krachten en traditiën heeft ? Het
is te begrijpen, dat men geneigd is die
vraag om kennend te beantwoorden. Wij
hebben hooge zedelijke plichten in de wereld
te vervullen, die niet geheel gedekt worden
door het begrip neutraliteit. Een volk, dat
zich meester weet van zijn toekomst, is
nimmer neutraal; het kiest partij!
Zoo wil het ook onze Hollander. En hij
raadt een politiek verbond met Duitschland
aan. Hij voert daarvoor grondige redenen
aan. Maar merkwaardig genoeg het
zijn alle redenen voor Duitschland. Hij is
blijkbaar zoo overtuigd van het groote
belang van zulk een verbond voor Ne
derland, dat hij het ons nauwelijks aanbe
veelt. Maar sterk legt hij den nadruk op
de voordeelen, die Duitschland van zulk een
verbond zou kunnen trekken. Zijn
arguInzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confetti".
" Tubantia is, zooals niet allen zullen weten,
de latijnsche naam voor ons nijvere Neder
landsch landsgedeelte Twente; en de Konink
lijke Hollandsche Lloyd heeft, evenals met
andere namen harer schepen, hiermede een
stuk Nederland tot peet verheven. Eigenaar
dig is de zeldzaam onaangename, geeste
lijke inhaligheid, die zooveel wat uitsch
is, kenmerkt, van een Geheim-Rat: Prof.
Dr. A. Nolda, die in het Berliner Tageblatt
een groot aitikel schrijft onder de* naam
Tubantia-Bentheini'?en daarin niet meer of
minder verkondigt, dan dat wij met ons
schip de goede, oude Duitsche Kreisstad
Bentheim en het oude Duitsche
vorstengeslacht van dien naam"»vereeren!
Neen, waarde heer, wij blijven] heusch
dichter bij .huis.
*
In"'zijn: Historisch politische Jahres
bersicht für 1915, schrijft Gottlob Ei>elhaaf
op bladzijde 89:
Der sattsam bekannte Dichter
Spitteler schrieb im September an Frederik
van Eden, den Verfasser der traurigen
niederlandiscfien Schmahschrift: J'accuse,
welche der Niederlander Van Dieren
und der Solothurner Leo Webe.r
schneidend abgefertigt haben" u.s.w.
Wij zien de zaak anders in: eerstens zal
dr. van Eeden, zijne schrijfwijze getrouw,
bezwaar maken tegen het supprimeeren van
een klinker in zijn naam. Ten tweede kan
hij niet de schrijver van J'accuse (smaad
schrift of niet) zijn, gerade weil er kdn
Deutscher ist."
Ten derde zouden wij het praedicaat
Solo-turner in geestelijken zin aan den
heer Van Dieren geschonken willen zien;
en ten slotte is zijn repliek op het boek
niet schneidend" zooveel chirurgische
zelfkennis zal deze arts wel bezitten, om
dit toe te stemmen. Blijft dus het feit:
dat de dichter Spitteler in September een
brief schreef aan Frederik van Eeden
De rest is meer politisch" dan histo
risch" ...!
*
De heer Manassen schreef in 't Han
delsblad" over radio-socialistische ele
menten.
Een nette manier, om hun te verwijten,
dat er geen draad in hun leerstellingen zit!
Gewoonlijk bewaart men 't beste
voor 't leste en begint men niet met
den clou van den dag, maar ds.
Sevenstern bereikte feitelijk ook eerst zijn
middaghoogte in de behandeling der
middelste zaak." (De Msbd.)
Als ik den clou goed snap, dan had ds.
Sevenstern 's middags de hoogte.
De Moordzee en de Visscherij".
Aldus de titel van een artikel in het
Vaderland van 27 Maart.
Vermoedelijk is deze nieuwe benaming
door de visschen geïnspireerd, maar ze kan
nu gevoeglijk ook onder menschen gebruikt
worden.
*
Dagbladbericht :
De kapitein van de Trades", die door
de Mövve" tot zinken was gebracht,
heeft van dit laatste schip de volgende
beschrijving gegeven:...
De tot zinken gebrachte kapitein is er dus
blijkbaar niet zoo erg aan toe.
*
De Toekomst schrijft, in de briefwisseling,
aan een zijner abonnés;
Wendt u tot het Keizerlijk Duitsch
Gezantschap in den Haag."
Dit kan alleen maar door een Duitscher
of een Kaiserlich" verdeutschten landgenoot
geschreven zijn!
mentatie in dezen is veel meer gericht tot
Duitschland dan tot Nederland. Tot Neder
land richt hij de krachtige aansporing om
zich zoo krachtig mogelijk te organiseeren,
economisch en militair.
Dezen laatsten raad zullen wij zeker
gaarne aanvaarden. Niet om Nederland
waardevol te maken voor Duitschland, maar
voor ons zelf en daardoor voor de geheele
wereld, wenschen wij land en volk zoo
krachtig en weerbaar mogelijk. Aan welke
zijde wij dan zouden moeten staan in dezen
of den komenden strijd in en om Europa,
is niet zoo gemakkelijk te zeggen. Maar
welke keuze ten slotte worde gedaan, die
keuze zij vrij, niet gedwongen.
Een vrije keuze doet alleen een in alle
opzichten vrij volk. En die vrijheid zouden
wij juist verliezen, zoo wij reeds nu den
raad van onzen welmeenenden Hollander
opvolgden. Van vrijheid hebben wij ten
slotte een ander begrip dan hij.
H. BRUGMANS