De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 2 april pagina 1

2 april 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B»2023 Zondag 2 April A°. 1916 AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O DE GASTRO Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Bulten!, en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10. AizonderUJIn Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiên van l?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiên op de finantieele- en kunstpagina, per regel . , , CL30 Reclames, per regel ,0.40 n HOUD i Bladz. l: Pokke-prikken, door van S. Een Nederlander orer Nederland, door H. Brugmans. Confetti. 2: Twee Gevan genen, prof. Panl Frederioq, door prof. H. P. G. Quaok en prof. H. Piranne, door prof. H. Brugmans. Krekelzangen, door J. H. Speenhofi. De inenting tegen de pokken, door dr. H. B. Eoetser. Bnitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. 3: Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. 6: Voor Vrouwen, door Elis. H. Bogge. Feuille ton: Masiro, III, door Ohristine Hoekstra. 6: Schenking London, door W. Martin. Water snood-album, door B. B. K. D. Het Mahler-vraagitnk, door H. van Lennep. 7: De Dam-Tentoonstelling, door H. C. Diferee. Liwaire besehouwingen, door F. v. Eedtin. 9:vft B. J. Moor, door J. H. Röasing. Dram. Kroniek, door Top Naeff. 10: Van Vlaanderen: de Vlucht, door Prof. Leo van Pnyvelde. Voorjaar, teekening van George van Baeindonck, E»n aanval afge slagen, door J. B. Schepers met een slotwoord van W. Beoh en V. E. v. Vriesland 12: Finantien en Economie, door v. d. S. Rjjm-Kronyck, door Melis Btoke. Spreekzaal. Leekenspiegel Een tragisch liedje van de Velnwe, door I. G. van Biemsdjjk. Onze Plankenhelden, teekening van Wybo Meyer. 13: De Lakeien-nnivormen van den G. O. vanNed Indië naar de haaien, teekening van Joh. Braakensiek. Sohaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Bijvoegsel: De Scheuring in de Dnitsche BociaalDem. party, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiniiiiiiiiiiitiiiitii POKKE-PRIKKEN Nu de heer Schröder door de Amsterdamsche Rechtbank is vrijgesproken, lijkt het 't besfte, bijzonderheden van de zaak maar niet al te veel meer op te rakelen. Het is naar genoeg, zooals zij geloopen is; en er is weinig verkwikkelijks en behagelijks in te vinden. Alvast mag men echter 'de Amsterdamsche Rechtbank gelukwenschen, dat zij ten slotte weer op hare pootjes is terecht gekomen en bij hare verstandige vrijspraak zelfs de gelegenheid heeft gevonden, onze Regeering een lesje te geven over neutraliteit en buitenlandsche staatkunde. Voor 't overige is wel te hopen, dat 't verloop der zaak menigeen een leer zal zijn, om in Nederland niet te licht met recht en rechtvaardigheid om te springen. De geheele wijze, waarop de aangelegenheid vanwege Justitie op touw was gezet, is en blijft betreurenswaardig, en er is daar voor een peccavi wel reden. Van de overtuigende bewijzen", die men had toegezegd, en waarop men zelfs, zijn de geruchten juist, van uit den Haag de rechtbank had doen rekenen toen deze de eerste arrestatie gelastte, is niets gekomen. De openbare terecht zitting heeft niets van de onthullingen gebracht, die sommige getrouwen nog verwachtten. En de zaak is zoo eigenlijk komen te staan in 't teeken van een gemoedelijk terrorisme, waarbij deze of gene zich misschien nog wel eens in stilte heeft verkneukeld dat 't met dat al toch maar gewerkt heeft ook"! Hij moge er zich dan echter van be wust geworden zijn, dat dit toch een zeer gevaarlijke en onverstandige operatie is; eene operatie, die de smetstof van het onrecht, of de koorts van het wantrouwen in ons volk zou jagen. Voor 't oogenblik echter heeft, gelukkig, de geheele historie op Nederland veeleer gewerkt als eene onbedoelde vaccinatie. Een inenting tegen machtsmisbruik en gebrek aan ontzag voor de vrijheid. De pokken zijn opgekomen, en vurig ook. Maar zij zijn al weer uitgeziekt, en wij staan, dit lijdt geen twijfel, er voor 't vervolg tegen zulke ziektekiemen gezonder en veiliger bij. Men vergunne ons, nog aan een aantal anderen toe te wenschen, dat ook op hen persoonlijk het proces gezond moge hebben gewerkt. Wij roemen ons te zijn een bij uitstek vriiheidlievend en rechtlievend volk. Wij hebben ons dit in dezen ook weer ge toond. Namelijk: het volk. Het is in Nederland altijd de menigte, die onomwonden voelt. Het volk, dat zijn stoere aanspraken op recht, op vrij heid, op eerbied, doet opspuiten en in eere houdt. Niet zoo, eilacie, de crème, de elite, die voor behoorde te gaan, en leiding te geven. Haar kenmerkende eigenschap is maar al te vaak die, waarover reeds Thorbecke klaagde: zwakte van politiek gestel. Het is opmerkelijk, neen bedroevend, hoe velen in deze zaak Schröder onver schilligheid en gelatenheid hebben ge preekt; vertrouwen in een justitieel be leid, waarvan zij hadden moeten proeven, dat 't over de schreef ging; verachting voor eene openbare meening, wier opge wonden verlangen zij hadden behooren te verstaan en te verdedigen. Hoevelen hebben niet gezegd, dat 't in elk geval goed was, Schröder een tijdje te laten brommen, en alle bombarie daarover maar overdrijving of onzin. Deftige dagbladen hebben zoeken goed te praten, wat niet goed te praten viel; de zaken verwrongen, de hoofdzaak bijzaak en bijzaken hoofdzaak gemaakt; omzich tigheid aanbevolen, waar vór alles dui delijkheid op hare plaats ware geweest. Politici, die voor de volksrechten heb ben op te komen; lieden, die boeken plegen te schrijven of voordrachten hou den over recht en onrecht; burgers, die allen op hun achterste beenen zouden gaan staan, wanneer hun iets onbillijks werd aangedaan, hebben in dezen onverschil ligheid, hooghartige geamuseerdheid of overdreven bedachtzaamheid aan den dag weten te leggen. Zich gehouden aan de tekst: Autoriteit, vór alles auto riteit. De oogen sluitend hiervoor, dat de autoriteit, die geen stevig tegenwicht voelt, o zoo gemakkelijk doorslaat. Nu in eersten aanleg een vrijspraak is gevallen niet alleen, maar ook schijn noch schaduw aanwezig gebleken is van de sombere gegevens, waarover de re geering heette te beschikken, nu mag men hun toewenschen, dat ook hen deze pokkeprikken wat meer weerstandsver mogen zullen hebben gebracht tegen deze kwaal, die in Nederland eigenlijk de historische kwaal der notabelen is. Hun zwaarwichtige kwaal, die hen, bij al hunne kracht in 't commercieele en in 't intellectueele, voor het staat kundige veelal te kort schieten doet in energie en volksgeest. Maar het zal wel niet gemakkelijk veranderen. Want het is eene oude, echte, Nederlandsche heereneigenschap. En er zullen voorloopig nog wel altijd veel van die menschen blijven, die zich mede verantwoordelijkheid inbeelden voor din gen, waarvoor ze niet , en de verant woordelijkheid over 't hoofd zien, voor 't geen waarvoor ze wél hebben op te komen. Zij zullen nu misschien alweer op werpen, dat het Schröder-proces immers nog niet eens in kracht van gewijsde is ge gaan, en dat er nog een hooger beroep open staat, a judice minus criminali ad judicem magis criminalem. 't Geen niet eens tegen te spreken is, ook. * * * Wij zeiden, dat de Amsterdamsche rechtbank met haar vonnis een lesje heeft gegeven in neutraliteit, en buiten landsche staatkunde. Inderdaad zat achter de Schr der-vervolging natuurlijk niet alleen/usfrY/e, maar ook Buitenlandsche zaken. In den onthutsten schrik, waarmede de geheele vervolging was aangevangen, vindt men den geheelen schrik terug, bij elke zoogenaamd pnneutrale uitlating of particuliere gedraging, van regeeringswege aan den dag gelegd. Den schrik waarin de heer Cort van der Linden, en de Tweede Kamer met hem, in de vergaderzaal verkeerden, toen de heer De Savornin Lohman zoo maar durfde uitspreken, dat Duitschland met zijn inval in België aan de zijde van het onrecht was komen te staan. Den schrik, waar mede door militaire autoriteiten soms een belachelijke censuur is uitgeoefend op oordeelvellingen omtrent den oorlog, in plaatselijke blaadjes. Den schrik, die er de regeering vaak van terughoudt, zoo krachtig en openlijk op te treden, als het aanzien en de belangen van ons land gebieden. Den schrik,die 't er zelfs toe heeft gebracht, dat het Nederlandsche volk eigenlijk niet mocht doordenken over de gevaren, die voor onze eigen onafhankelijkheid in het optreden der ver schillende mogendheden gelegen zijn. Den schrik, die zelfs belemmerend kon werken op 't ten volle ontwikkelen van ons eigen militaire weerstandsvermogen. Den schrik: dat, vór alles, van uit Nederland niet de geringste aanstoot moet gegeven worden. Wij hebben van den aanvang af dit beleid even onjuist als onstaatkundig geacht. Wij zijn nog steeds van meening, dat niet door slap optreden en zich muis stil houden, Nederland op den duur het beste buiten het conflict blijft; niet door 't aan den dag leggen van pijnlijke lijdzaamheid en benauwdheid. Maar veeleer door de naar weerskanten onbeschroomde, uitgesproken en zelfbe wuste houding van eenen neutralen, vredelievender! staat. ,yi |p Een uitvloeisel van dël'Sfidere theorie is te vinden in de regeeringsvervolgingen tegen den heer Schröder. Met zeer veel recht hebben evenwel de Amsterdamsche rechters daartegenover gesteld, dat de buitenlandsche regeeringen zich in hun oordeel over de Nederlandsche politiek, en in de bepaling van hunne politiek tegenover Nederland, wel door iets anders, door de staatkundige feiten, en de staatkundige behoeften, zullen laten leiden. Zoo is het. Zoolang deze er niet toe dringen, Neder land in den oorlog te trekken, zal een onvertogen woord, hoe onbehoorlijk ook, er ons niet in brengen. En een van de voornaamste feiten, die er ons buiten kunnen houden, zal daarentegen zeker blijven: het innemen van een krachtig Nederlandsch standpunt. Dat, wanneer eenmaal de stok gevon den moet worden, ook de houding van de pers een der juridieke voorwendsels leveren kan, dit bewijst o. a. de Duitsche oorlogsverklaring aan Portugal. Maar daarom is er nog niet aanstonds ook een echt politiek gevaar in te zien. Nederland heeft zich wel over andere dingen meer zorg te maken, dan over de vraag, of de Telegraaf wat anti-duitsch of wat anti-gouvernementeel schrijft; of wel dat onze heer Steinmetz, de Hemel weet met welk nut, in de Illustrirte Zeitung van deze dagen verhandelingen is gaan opzetten over Hollands Interesse an Deutschlands Sieg, e»4T»nn rijkelijk toetert op de misdaden", de holle phrases", de oneerlijkheid" en de hui chelachtigheid" van 't verbrecherische England". Jedes Tierchen hat sein Plaisirchen; en de voornaamste aansprakelijkheid blijft ten slotte die tegenover 't gezonde verstand. Misschien, dat dan ook de kalme en klare uitspraak, door de Amsterdamsche Rechtbank gegeven, een voorbehoedend geneesmiddel moge zijn tegen al te angst vallige en zenuwachtige opvattingen in aangelegenheden van buitenlandsche po litiek. v. H. iiMiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii tim Een Nederlander over Nederland In de serie Zeitspiegel. Sammlung zwangloser Abhandlüngen zum Verstandnis der Gegenwart (Berlijn, Puttkatnmer und M hlbrecht) verscheen kort geleden als No. 8 een brochure Holland, heute und morgen, von einem Hollander. Deze Hollander noemt zijn naam niet. Wij willen evenwel aan zijn identiteit als Nederlander niet twijfelen en niet het voorbeeld der bestrijders van J'accuse volgen, die dadelijk het argument bij de hand hadden, dat deze zich noe mende Duitscher wel zou beginnen met een leugen op het titelblad en dus geen Duit scher zou zijn. Een doorsnee-Duitscher was hij in ieder geval niet en evenmin is onze Hollander het type van onzen gewonen landgenoot. Dat zoowel in goeden als in kwaden zin. Kortelijk geformuleerd is ons oordeel over zijn geschrift aldus: deze man zegt zeer verstandige dingen, maar zijn con clusie is geheel valsch; tot op zekere hoogte zou hij de beginselen der Vaderlandsche Club kunnen onderteekenen, maar de praktijk van zijn politieke denkbeelden brengt hem mijlen ver daarvan af. Onze Hollander constateert dan, dat in zijn land van krachtig nationaal leven nau welijks sprake kan zijn. De menschen gaan voor de overgroote meerderheid op in hun klein gedoe; zij wijden zich met lofwaardige zorg en volharding aan hun gezin, hun kerk, hun zaken of zaakjes, maar bekommeren zich om de groote gemeenschap al bitter weinig. De groote nationale belangen vinden nauwelijks aandacht en dus ook geen ver zorging; de politiek is partijzaak van de benepenste soort; men zoekt elkander vliegen af te vangen en houdt dat voor de hoogste politieke wijsheid. Splinterige kwestiën, maar waarbij de kerkelijke en dus ook welhaast de politieke hartstochten loskomen, worden de hoofdpunten van het politiek debat. Ge wichtige staatkundige vraagstukken worden door de partijen steeds opnieuw op sleep touw genomen, omdat men er geen oplos sing voor weet of aandurft of omdat een gezonde solutie niet met het partijbelang strookt. Zoo gaat in Nederland het algemeene schuil-achter het bijzondere; het zijn steeds persoonlijke of groepsbelangen, die den doorslag geven; het algemeen belang wordt alleen in naam behartigd. Met groote moeite is in de legerorganisatie ten minste eenige verbetering gebracht; maar een behoorlijke vlootwet is er nog niet; de verdediging van Indië is nog nauwelijks aangevat; voor het belangrijkste departement in dezen kritieken tijd, dat van buitenlandsche zaken, is weinig of geen aandacht in politieke kringen. Daar entegen kan de kwestie van openbaar of bij zonder onderwijs meer dan zestig jaar lang de geheele politiek beheerschen; men houdt lange bespiegelingen over de formule van den eed; men gaat na tot in de fijnste bij zonderheden, wie wel en wie niet staats pensioen moeten trekken; in tijden van gevaar gaat men de grondwet herzien en het geheele kiesstelsel overhoop halen. Dat alles is zeker niet onjuist en deze vriend, die ons onze feilen toont, is ons van harte welkom. Inderdaad, wij gevoelen ons te weinig leden van n stam, n staat, n gezin; het trotsche gevoel van te zamen iets waard te zijn ontbreekt ons bij het wel degelijk aanwezige sentiment van persoon lijke beteekenis. Maar het is ook voor den politieken geneesheer al even moeilijk een goed geneesmiddel voor de juist gediagnostiseerde kwaal te geven als voor den gewonen medicus. Deze Hollander, die zoo goed de gebreken van zijn landgenooten ziet, acht de ziekte te genezen door aansluiting bij Duitschland, dat bovendien ons kan bevei ligen tegen de gevaren, die ons onvermij delijk van andere zijde bedreigen. Om te beginnen raadt hij aan de cultuur-aansluiting bij Duitschland zooveel mogelijk te bevorderen. Wij zouden willen vragen, of deze raad nog noodig is en of de Duit sche invloed op wetenschappelijk, muzi kaal, technisch, industrieel, commercieel gebied niet reeds zoo krachtig is, dat hier eerder om beperking dan om uitbreiding moet worden geroepen. Maar dat is voor onzen Hollander de hoofdzaak niet. Hij be grijpt natuurlijk gemakkelijk, dat er geen sprake kan zijn van invoeging van Nederland als bondsstaat in het Duitsche rijk. Ook ziet hij de bezwaren van een neutraliteitspolitiek pur et simple in; onze hoogst passieve politiek brengt ons wel geen enkelen openlijken vijand, maar ook geen enkelen eerlijken vriend; wij staan met onze neutraliteit, die geen enkel staatkundig beginsel vertegen woordigt, feitelijk alleen en ten slotte als een aanfluiting voor allen. Dat is stellig ook al weer grootendeels juist. Neutraliteit kan nimmer doel zijn, maar is nooit iets anders dan een middel tot handhaving van dat hoogste goed, onze politieke zelfstandigheid en onafhankelijk heid. Dat zal de regeering wel met ons eens zijn; maar van de groote menigte van onze landgenooten zijn wij in dat opzicht niet geheel of liever in het geheel niet zeker. De vredelievendheid van een groot deel van ons volk is eenvoudig de bange, egoïstische wensch om met vrede te worden gelaten. Terwijl wij ruime oorlogswinsten maken, verkondigen wij luide als een hoog ethisch beginsel, dat wij met den oorlog niets te maken willen hebben. Terwijl wij van vijan den omringd zijn, verklaren wij, dat wij met den oorlog niets te doen hebben. Het is in dezen gedachtengang begrij pelijk, dat men voor ons land zich een meer geprononceerde politieke gedragslijn afteekent. Welke toekomst ziet men nog voor ons volk tegemoet ? Met welke mid delen kan naar die toekomst worden gegestreefd? Is de neutraliteit zulk een middel? Kan neutraliteit op den duur de inhoud zijn van de politiek van een land, dat zeer positieve krachten en traditiën heeft ? Het is te begrijpen, dat men geneigd is die vraag om kennend te beantwoorden. Wij hebben hooge zedelijke plichten in de wereld te vervullen, die niet geheel gedekt worden door het begrip neutraliteit. Een volk, dat zich meester weet van zijn toekomst, is nimmer neutraal; het kiest partij! Zoo wil het ook onze Hollander. En hij raadt een politiek verbond met Duitschland aan. Hij voert daarvoor grondige redenen aan. Maar merkwaardig genoeg het zijn alle redenen voor Duitschland. Hij is blijkbaar zoo overtuigd van het groote belang van zulk een verbond voor Ne derland, dat hij het ons nauwelijks aanbe veelt. Maar sterk legt hij den nadruk op de voordeelen, die Duitschland van zulk een verbond zou kunnen trekken. Zijn arguInzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confetti". " Tubantia is, zooals niet allen zullen weten, de latijnsche naam voor ons nijvere Neder landsch landsgedeelte Twente; en de Konink lijke Hollandsche Lloyd heeft, evenals met andere namen harer schepen, hiermede een stuk Nederland tot peet verheven. Eigenaar dig is de zeldzaam onaangename, geeste lijke inhaligheid, die zooveel wat uitsch is, kenmerkt, van een Geheim-Rat: Prof. Dr. A. Nolda, die in het Berliner Tageblatt een groot aitikel schrijft onder de* naam Tubantia-Bentheini'?en daarin niet meer of minder verkondigt, dan dat wij met ons schip de goede, oude Duitsche Kreisstad Bentheim en het oude Duitsche vorstengeslacht van dien naam"»vereeren! Neen, waarde heer, wij blijven] heusch dichter bij .huis. * In"'zijn: Historisch politische Jahres bersicht für 1915, schrijft Gottlob Ei>elhaaf op bladzijde 89: Der sattsam bekannte Dichter Spitteler schrieb im September an Frederik van Eden, den Verfasser der traurigen niederlandiscfien Schmahschrift: J'accuse, welche der Niederlander Van Dieren und der Solothurner Leo Webe.r schneidend abgefertigt haben" u.s.w. Wij zien de zaak anders in: eerstens zal dr. van Eeden, zijne schrijfwijze getrouw, bezwaar maken tegen het supprimeeren van een klinker in zijn naam. Ten tweede kan hij niet de schrijver van J'accuse (smaad schrift of niet) zijn, gerade weil er kdn Deutscher ist." Ten derde zouden wij het praedicaat Solo-turner in geestelijken zin aan den heer Van Dieren geschonken willen zien; en ten slotte is zijn repliek op het boek niet schneidend" zooveel chirurgische zelfkennis zal deze arts wel bezitten, om dit toe te stemmen. Blijft dus het feit: dat de dichter Spitteler in September een brief schreef aan Frederik van Eeden De rest is meer politisch" dan histo risch" ...! * De heer Manassen schreef in 't Han delsblad" over radio-socialistische ele menten. Een nette manier, om hun te verwijten, dat er geen draad in hun leerstellingen zit! Gewoonlijk bewaart men 't beste voor 't leste en begint men niet met den clou van den dag, maar ds. Sevenstern bereikte feitelijk ook eerst zijn middaghoogte in de behandeling der middelste zaak." (De Msbd.) Als ik den clou goed snap, dan had ds. Sevenstern 's middags de hoogte. De Moordzee en de Visscherij". Aldus de titel van een artikel in het Vaderland van 27 Maart. Vermoedelijk is deze nieuwe benaming door de visschen geïnspireerd, maar ze kan nu gevoeglijk ook onder menschen gebruikt worden. * Dagbladbericht : De kapitein van de Trades", die door de Mövve" tot zinken was gebracht, heeft van dit laatste schip de volgende beschrijving gegeven:... De tot zinken gebrachte kapitein is er dus blijkbaar niet zoo erg aan toe. * De Toekomst schrijft, in de briefwisseling, aan een zijner abonnés; Wendt u tot het Keizerlijk Duitsch Gezantschap in den Haag." Dit kan alleen maar door een Duitscher of een Kaiserlich" verdeutschten landgenoot geschreven zijn! mentatie in dezen is veel meer gericht tot Duitschland dan tot Nederland. Tot Neder land richt hij de krachtige aansporing om zich zoo krachtig mogelijk te organiseeren, economisch en militair. Dezen laatsten raad zullen wij zeker gaarne aanvaarden. Niet om Nederland waardevol te maken voor Duitschland, maar voor ons zelf en daardoor voor de geheele wereld, wenschen wij land en volk zoo krachtig en weerbaar mogelijk. Aan welke zijde wij dan zouden moeten staan in dezen of den komenden strijd in en om Europa, is niet zoo gemakkelijk te zeggen. Maar welke keuze ten slotte worde gedaan, die keuze zij vrij, niet gedwongen. Een vrije keuze doet alleen een in alle opzichten vrij volk. En die vrijheid zouden wij juist verliezen, zoo wij reeds nu den raad van onzen welmeenenden Hollander opvolgden. Van vrijheid hebben wij ten slotte een ander begrip dan hij. H. BRUGMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl