De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 2 april pagina 6

2 april 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 April '16. No. 2023 De Verzameling Loudon (DELFTSCH AARDEWERK) Bij de Tweede Kamer la ingediend een w. o., strekkende tot vrijstelling van suc cessierecht voor verkrijging van een col lectie oud-Delftseh aardewerk uitde nala tenschap van jonkvrouwe L. W. F. F. De Stuers, douairière jnr. mr. J. Loudon. In de toelichting wordt o. a. medege deeld, dat de erfgenamen van jkvr. L. W. F. F. De Stuers. douairière jhr. mr. J. Loudon, aan het Kijk ten geschenke heb ben aangeboden een collectie oud-Delftsch aardewerk, welke een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt,onder de volgende voor waarden : lo. dat de collectie als geheel in een afzonderlijke afdeeling van de ceramiekzaal van bet Ned. Museum te Amsterdam op een door hen goedgekeurde wijze zal worden tentoongesteld en als collectie Loudon zal bekend blijven: 2o. dat door de erfgenamen geen suc, cessierechten zullen verschuldigd zij n voor hun verkrijging van hetgeen aan den Staat ten geschenke wordt aangeboden." Bij het lezen van dit courantenbericht, dat eenige maanden geleden de reeds in vakkringen loopende geruchten kwam be vestigen, is menig liefhebber van oudDelftsch aardewerk in den lande opge sprongen van vreug de en heeft hij zich gehaast, de blijde mare van het zeker behoud voor Neder land van deze om haar buitengewone schoonheidberoemde verzameling Delftsch rond te vertellen aan wie het hooren wilde. Het scheen haast niet te gelooven, dat zulk een onschatbare dienst aan kunst en vaderland stond be wezen te worden; dat deze verzame ling, la plus com plete, la plus riche en grandes pièces et la mieux fournie de morceaux rares de toutes celles qui existenf'l) zou worden geschonken aan den staat. Sedert is het in den aanhef genoemd wetsontwerp door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Weldra zal dus de beroemde verzame ling in het Neder landsen Museum te Amsterdam tot op stelling komen en]|zal kunnen genieten. Het is duidelijk, dat sluitend oud Delftsch aardewerk te koopen en die, doordien hij nooit eenig stuk van bijzondere beteekenis, het mocht kosten wat het wilde,' zich liet ontgaan, reeds tien jaar later een uit omstreeks vijfhonderd voor werpen bestaande collectie had bijeenge bracht, zóbelangrijk, dat zij reeds toen een groote vermaardheid genoot. De bekende Delft-kenner, Henry Havard, beschreef haar in 1877 in een uitvoerigen beredeneerden catalogus, met afbeeldingen der pottebakkersmerken, leekeningen naar verschillende voorwerpen door Ooutzwiller en twee etsen door Léopold Flameng. Jhr. Loudon had toen reeds o. m. de geheele verzameling de la Villestreux gekocht (1872) en was kort te voren eigenaar geworden van de bekende aardewerk-viool, der ver zameling W. G. F. van Romondt te Utrecht, die nog heden een der pièces de résistance der collectie Loudon vormt. Er bestaan slechts vijf Delftsche violen, waarvan er twee minder fraai zijn gedecoreerd dan de 3 overige, waaronder die der verzameling Loudon. Naar de overlevering wil, zijn deze 3 violen vervaardigd als pronkstukken voor een familie van der Hoeven, die drie violen in haar wapen voerde. Wij willen hier volstaan met er op te Verzameling Loudon. Fonteintje", polychroom. Van Zacharias Dextra 1758. een iegelijk er van vór het publiek tentoonstellen nog geen sprake kan zijn van een breeder beschouwing. Een kort overzicht van hare. beteekenis is evenwel reeds thans mogelijk en dit willen wij onzen lezers niet onthouden 2). De verzameling is bijeengebracht door Jhr. John F. Loudon, een man van fijnen smaak die omstreeks 1867 begon, uit1) Woorden van Henri Havard (1877). 2) Zie voor details: H. Havard, Catalogue Chronologique et raisonnédes Faiences de Delft, composant la collection de Mr. John F. Loudon, La Haye, D. A. Thieme diteur, 1877. ^ illllllliiiiiiiiiiiiil lllllll uu miiiimiiiiiminiiiiiiiMiii MUZIEK Het Mahler-vraagstuk door H. van Lennep Want een vraagstuk ? is het voor velen, de onsterfelijkheid van Gustav Mahler's werr ken. Onsterfelijk is in kunst niet datgene wat slechts liefkoozend aandoet, doch wat ten allen tijde de menscheid in haar hart bewaren wil, omdat het cht is en innig. Het is dus niet aan ons te verklaren, dat Mahler'S symphonieën een eeuwige schoon heid in zich dragen; eerst dan zal men het weten, wanneer 't besef dier schoonheid voort blijft leven in de volgende geslachten. Nu de meeste zijner werken ons niet vreemd meer zijn, is het oogenblik gekomen, om proevend uit te lezen, wat wij daaruit be houden willen. Onderzoeken we eerstens de symphonieën. Richard Specht, de bekende Mahler-vorscher, 1) onderscheidt zes tijdperken. De eerste, tweede en derde symphonie vor men een groep naast de vijfde, zesde en zevende, terwijl de vierde den schakel vormt tusschen deze twee groepen. Drie op zich zelf staande perioden maken uit de achtste, Das Lied von der Erde en de negende symphonie. De drie scheppingen der eerste groep zijn op te vatten als een hymne aan de natuur in al haar heerlijkheid en verschrikkingen. De eerste symphonie draagt een landelijk karakter "en komt voort uit dezelfde muzi kale ingeving als de Lieder eines farfrenden Gesellen". Evenals in het tweede dezer liederen zoemen de cellen in de symphonie: Ging heut morgens bers Feld" en ook hier vraagt de vink in den vorm van een paar violen: Wird's nicht eine schone Welt?" Spreekt de eerste symphonie van jeugd en levenslust, de tweede schildert den dood in onheilspellende contrabas bewegingen. Op de meest aanschouwelijke wijze wordt het jongste gerecht in.klank gebracht door een chaos van tuba's, pauken, bekken, tamtams, harpen en dat alles roffelt, dreunt en ratelt inén, zoodat u, naar Mahler's eigen woorden, de haren te berge rijzen." Doch glaube mein Herz, es geht dir nichts verloren l" Klinkt aan het slot de zangstem in belofte. Een hoornfanfare met trompetten en bazuinen verkondigt het eeuwige leven. In de derde symphonie wendt de aan den dood ontrukte ziel zich wijzen, dat de verzameling zij niet alleen een overzicht geeft van hetgeen de beroemde Delftsche aardewerk-fabrieken wisten te ver vaardigen, maar dat zij daarvan bovendien nagenoeg uitsluitend stukken van de aller beste kwaliteit vertoont, waaronder tal van curiosa bovendien. De collectie bevat een groote verscheidenheidvan voorwerpen: behalve tal van borden, serviezen, vazen, kannen, plaketten, tegelschil derijen enz. vindt men er pantoffels, koetjes, papegaaien, schalen, tabakspotten, kande laars, aschbakjes, sleden, borstels, een spie gel, enz. enz. Behalve de reeds vermelde viool noemen wij nog, als typen van bijzondere stukken, het fraaie poloychrome fonteintje" van Zacharias Dextra 1758 (zie de afbeelding), de beide ovale plaketten van den ook als weder tot het leven en schouwt thans in verrukking de Godsopenbaring in de natuur: Denn alle Lust will Ewigkeit!" Het vreugdeleven in het Paradijs schildert ons de vierde"; we krijgen melodieën te hooren, waarbij geen aardsche kunnen vergeleken worden, zooals het liedje van het himmlische Leben" ons verzekert. De symphonieën der volgende groep spre ken van het menschelijk bestaan in zijn smart en geluksmomenten. Evenals de tweede zet ook de vijfde symphonie in met een lijk stoet-thema, dat langzamerhand troost zoekt in een weeke melodie der houten blaasin strumenten en zich ten slotte oplost in een choraal. Een scherzo en een vredig adagietto leiden naar het rondofinale, waar men een humoristischen samenspraak aantreft tus schen hoorn en fagot, voortdurend onder broken door de klarinet en de hobo. Ook in het begin van de zesde" heerscht een gedrukte stemming, weergegeven door een dur-accoord dat overgaat in een molt-accoord. Dit motief beheerscht het eerste deel, waarin deze slingerende beweging tusschen majeur en mineur wordt voortgezet. Het tweede en derde gedeelte dragen een blijmoediger ka rakter, vooral het scherzo, dat in de violen, begeleid door pauken en contrabassen een dartel-grillig thema biedt. In de finale keeren echter trompetten, bazuinen en hoorns weer terug tot de troostlooze dur-moll-figuur. De zevende symphonie wordt gelijk de vijfde en zesde geopend door een treurmelodie van de tenoor-hoorn met een achtergrond van strijk- en houten blaasinstrumenten. Door de middengedeelten, waar wij in de cellen een marsch en soldatenliederen hooren, voert ons Mahler naar het eindpunt der tweede groep, waar lustige hobo- en viool motieven ons weder tot de hemelsche vreugde doen terugkeeren, hetgeen Specht de opmerking ontlokt, dat Mahler toch een onverbeterlijk optimist is", omdat al zijn symphonieën goed afloopen". De groote achtste" voor dubbelkoor met reuzen-orkest is de symphonie der godde lijke liefde. Deels berust deze schepping op de katholieke hymne veni creator spiritus", deels op de slotscène van Faust II. Uit het openingsthema, dat met begeleiding van orgel, bas-klarinet, fagot en contrabas zesstemmig door het koor wordt ingezet, spruit onmiddelijk het tweede thema, aan het eerste melodisch nauw verwant. Een uitgebreid motief sluit de eerste themagroep af en weldra klinkt teeder na de herhaalde veni"olieverfschilder bekenden Cornelis Saftleven; het kannetje met het paard (door J. W. Hoppestein 1658); Huibrecht Brouwer's kan in den vorm van een zittenden man (1679); de prachtige, 65 c.M. hooge achthoekige polychrome vaas met deksel van L. Fictoor 1689 (fabriek de Dubbelde Schenkkan) en de blauw-rood-groen ge kleurde koffiekan uit dezelfde fabriek.; de curieuse plaquette (Lodewijk XIV) met twee families aan tafel in een tuin (J. Aaltnis 1731); en eindelijk het groote blauwe, bui tengewoon rijk gedecoreerde bord van J. Verhaagen 1729 met Christus vór den Hoogepriester, naar de prent van Goltzius. Enkele voorwerpen dragen toepasselijke opschriften. Zoo bijv. een rood, geel, groen, blauw en violet gekleurd bord (van pl.m. 1680) met vier personen: een boer, een matroos, een advocaat en den duivel, die aldus sprekende worden ingevoerd : D e n B o e r. Ik leev op Regt. De Matroos. Regt of krom, als ik 't maar heb. Ik geef er niet om. Den Advokaat. Ik kan van krom regt maake, daar om draag ik een manteljvan root scharlaake. Den Duivel. Kan jij van krom regt rnake, dan zal gij van mij noote kraake. Op een tabakspot van 1769 vindt men het volgend toepasselijk versje: Tabak dat Edel Kruyt Dat wijn en Bier doet smaaken, Men trekt het in de mond En blaast het uyt de kaaken. Wij moesten er voorloopig mede volstaan, om zér in het kort op de buitengewone belangrijkheid der schenking-Loudon te wij zen. Weldra zal zij in het Nederlandsch Museum te zien zijn, en eerst dan, wanneer er n roep zal uitgaan van haar schoon heid, zal men beseffen, tot welk een dank niet alleen onze natie maar tevens heel de kunstlievende wereld den milden schenkers verplicht is. W. MARTIN Verzameling Loudon. Voor- en achterzijde der viool van Delftsch aardewerk Watersnood-Album Men zendt ons een tot de Nederlandsche kunstenaars gerichte circulaire, die het tot stand komen van een kunst-album, naar aanleiding van den watersnood, in het voor uitzicht stelt. De heer G. J. van Sierenberg de Boer te Rotterdam heeft het initiatief genomen tot iiiiMiiiiiiMHHfi+tmiiimiiiiiiMiittiiHimtmiiiimiiiimiiiiiniiiiiimiiiii kreten van het koor, de sopraansolo in het Imple superna gratia". Deze wending is wellicht de meest boeiende van het eerste deel. Tot de doeltreffende effecten van het Faust-gedeelte behooren het milde scherzando lene Rosen aus den Handen, He bend heil'ger Büszerinnen ..." en den zang der Mater, gloriosa komm hebe dich zu höheren spharen", omlijst door fluit- en harpentonen naast cellen- en klaviertremolo. Das Lied von der Erde, naar de woorden van den chineezen dichter Li-tai-Po, bevat met zijn fijn broze orkestratie volschoone gedeelten, zooals den bekoorlijken zang Von der Schönheit". Het laatste der in druk verschenen symphonische werken van Mahler is de negende" met het grenzeloos breedsprakig scherzo, dat uit drie hoofd thema's bestaat. Volgens de mededeeling van Specht schrok Mahler aanvankelijk terug van deze schepping, hij meende dat een noodlot rustte op het getal negen, omdat Beethoven, zoowel als Schubert en Br ckner stierven na de voltooiing hunner negende symphonie 2). Gaan wij na dit vluchtig overzicht van de groote orkestrale werken over tot de karakterstudie van Mahler's symphonieën, dan treft ons allereerst het contrast tusschen de romantische themavorming en de hyperrealistische instrumentatie. De ietwat ge rekte, overgevoelige, somtijds sentimenteele melodieën en het effen rythme toonen aan, dat Mahler's kunst van zuiver romantischen oorsprong is; het streven naar absolute nabootsing brengt daarom een storende onevenredigheid in de thematiek teweeg, Zoo worden wij dien zucht naar natuur getrouwe uitbeelding door buitensporige middelen gewaar in de auferstehungsmotieven" van de tweede symphonie. Het gekrijsch der tuba's omstuwd door de reeds genoemde bezetting pauken, bekkens, tam tams en harpen schildert ons de dooden, die volgens Mahler's toelichting huilend en tandenklapperend uit de geopende graven treden. Zeker, ook bij Wagner treft men realistische elementen aan; men denke slechts aan de wellustige vioolfiguren in de Venusberg-scène van Tannhauser of de Kinder instrument-fanfaren in de slotscène van de Meistersinger. Hier hebben wij echter te doen met een melodisch gestyleerde wer kelijkheid, die toch een zeer reëele gewaar wording weet mee te deelen. Muzikale uit beelding is nu eenmaal in haar wezen idealistisch en duldt geen schildering, die de samenstelling en de uitgave van dit Watersnood- Album", dat bijdragen zal be vatten van Nederlandsche kunstenaars op ieder gebied: architecten, beeldhouwers, etsers, graveurs, letterkundigen, musici, schil ders, sierkunstenaars en tooneelspelers en dat, op ruime schaal verspreid, verkocht zal worden ten bate van hen, die schade geleden hebben bij de rampen, door de dijkbreuken zich buiten de perken van haar klankgebied begeeft. Traden de sober-rijke melodieën der klassieken voornamelijk op den voorgrond in het tweede deel hunner symphonieën, de romantici Weber en Schubert gaven door een uitgebreider melodiek aan hun scheppingen een gansch lyrische gestalte, hetgeen de contrasteerende gedeelten ver vaagde. Mahler's werken nu wemelen van melodieën, die zich in de meest grillige volgorde opénstapelen, maar natuurlijk hebben zij allen hun diepen zin". Dit wijst niet op geestesrijkdom, doch op gebrek aan phantaisie. Een voortdurend invoeren van nieuwe melodieën is belijden, dat de grondthema's te arm zijn, om in oorspronkelijken of gewijzigden vorm te worden doorgevoerd. Indien niettemin Mahler's om vangrijke thematiek een bewast willen was, dan is hier toch geen sprake van een samenvattend geheel, zoodat de climax in de constructie noodzakelijk uitblijft. In de instrumentale behandeling der thema's vindt men dien wel; wat is echter de over stag geraakte orkestratie van een reeds over tollige melodie ? Niets anders dan het aan de kaak stellen van een innerlijke zwakheid. Wanneer de bouw der symphonie, wat het synthetisch verband der thema's betreft, reeds gebrekkig is, doch buitendien nog de bouw der thema's zelve veel te wenschen overlaat, is dit een onoverkomelijk euvel bij Mahler al te dikwijls het geval. Hoe ordinair klinkt bijvoorbeeld uit acht aanmatigende hoorns het openingstherna van de derde symphonie, met de koppiglompe d op den aanvangstel der drie eerste leden van deze melodie. Hoe onnoozel de door violoncel en hobo gedragen soldatenperiode in de zevende". Dikwijls ook wordt een armzalig motiefje door een op zichtige instrumentatie met klatergoud overtogen, zooals het schel- en fluitenfiguurtje, dat in de vierde symphonie het lied van het himmlische Leben" voorafgaat. O dit nietige kwintje, dat met zijn schriel voorslagje door het gansche liedje siepelt! . . . hoe ver zijn wij van de stille majesteit der Beethoven-thema's. Waar wij onze blikken ook wenden in dit symphonieën-veld, overal doet zich hetzelfde verschijnsel voor: een topzware instrumentatie van looze thema's. Dit voortdurend bekommerd zijn over het klankgehalte naast de verwaarloozing van den tonenval, maakt Mahler evenals Strausz een slaaf der orkestratie. Ja in ons land veroorzaakt. Deze kunstenaars zullen daarvoor geen kunstwerken schenken, doch slechts toestaan, dat kunstwerken van hun hand in het boekwerk gereproduceerd zullen mogen worden. Indien vele kunste naars zich daartoe bereid verklaren, zal het album een beeld kunnen geven van den stand der verschillende kunsten in Nederland en zal het bij eenen bereikbaien prijs voor velen zeer zeker talrijke koopers vinden en een belangrijke som in de kas van de Algemeene Watersnood-Commissie doen vloeien. Aan architecten, beeldhouwers, etsers, graveurs, kunstschilders en sierkunstenaars wordt verzocht eene ets, gravure, teekening of foto van een bouwwerk of beeldhouw werk of schilderij, hetwelk zij achten een hunner belangrijkste of voor dit doel meest geschikte kunstwerken te zijn, in te zenden vór den 3en April 1916 aan het adres van den secretaris den heer G. J. van Sierenberg de Boer.Wijnstraat HSRotterdam. Letterkundigen en musici wordt verzocht een fragment uit een uitgegeven of nietuitgegeven werk.tooneelspelers een kern achtig gezegde of een foto uit n hunner rollen vór gemelden datum aan bovenstaand adres in te zenden. Alle inzendingen bij voorkeur voorzien van de handteekeningen der inzenders. De heer Jac. Jongert te Purmerend zal zich belasten met de typografische verzor ging en de heer C. A. J. van Dishoeck, Uitgever te Bussum, heeft zich bereid ver klaard de uitgave op zich te nemen. De oproep om bijdragen is onderteekend door: Louis Bouwmeester, Jos. Th. J. Cuypers, Jhr. Jan Feith, Jan Godefroy, Jan Gratama, Willy Martens, H. A. van Oosterzee, Willem E. Roelofs jr., E. R. D. Schaap, E. C. Suermondt, J. G. Veldheer, Jan Visser, Joh. Wagenaar, P. M. van Walcheren, C. A. Wijnschenk Dom en G. J. van Sierenberg de Boer. Van harte hopen wij, dat het album moge slagen. Niet alleen omdat hetgeen gevraagd wordt een goed doel geldt, maar ook omdat het bij algemeene deelneming een merk waardig en blijvend overzicht zal geven van het karakter onzer kunst van tegen woordig. R. R. K. D. IIHIIIII umin iiiiinmMiiiiiiiiiiiiiiiii i iiiiiiiiiiiimiiii Zuid-Afrikaansche Gedichten Slampamper-liedje door C. Louis LEIPOLDT Verbeelding Als ik var* verbeelding praat, Dan gaap mij vrinde en gaan te keer, Hulle se: Daar's die ou gesanik weer Van dwergjes en sprokies. Ons protesteer Teen die meet met sulk 'n onpraktiese maat." Ik weet, ons hou van die boerderij, Van vee-teel, bankrot-speel, oorlog-maak. Dit val in ons hedendaagse smaak. Waar 'n man van sake oor sake waak En nie met sij eie verbeelding baklei. Als ik van verbeelding praat, Dan glo maar ik preek van 'n paradijs, Waarheen net 'n engel te perd kan reis, Want daar is geen gids wat die weg kan wijs, En hoe vroeg jij opsaal, jij kom te laat. (Uit: Die Brandwag") i i iiiiiHMHiimiiiiiiiiiiMiiii imiinmiuiiiimnm vepsehülende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 een aanhoudende samentrekking van den kunstzin op klankkleur leidt tot Arnold Sch nberg's theorie der klangfarbenmelodie". Dat Mahler in tegenstelling met Brahms, Brücknei en Stiausz geen begrip had van symphonische architectuur, blijkt uit het sterk eraotioneele karakter van zijn werken. Het luimige voorkomen der symphonieën bestaat hierin, dat de muzikale conceptie immer overwoekerd wordt door een ras opkomende zielsbeweging, die in de grond gedachte binnendringt. Dit is b.v. het geval in het hoofdthema van het eerste deel der tweede symphonie, waar, na de onstuimige c-moH' figuren, de altviolen zich eensklaps afwenden naar een rustig-behagelijk neven motief in e-dur. Dit onbestendige in de sym phonieën, dat, zooals ik reeds zeide, ver oorzaakt wordt door een onverwachts overstelpende emotie, du:dt aan, dat Mahlers gemoedsgesteldheid steeds zijn muzikalen bouwtrant beheerschte - in tegenstelling met Bach, Mozart, Beethoven en Wagner, die de emotie onderwierpen aan den stijl hunner werken. Gelijk de klassieke symphonie bevat ook Mahler's negental (naast die plotselinge stemmingsmomenten) zuiver lyrische ge deelten, -welke ons somtijds de instrumen tale bewerkiug bieden van n zijner lie deren. Geen wonder, dat wij een enkelen maal in de symphonieën een echo aan treffen uit de liederen. 3) Hier toch spiegelt zich Mahler's gansche gemoedsleven af, hier alleen heeft hij kennelijk zijn persoon lijkheid achtergelaten. Waarlijk, over den aard van Mahler's muzikale gave valt niet te twijfelen : het overwegend gevoelselement in zijn symphonische scheppingen, de onmis kenbare zielsuiting in zijn liederen-opus, zoo onweerstaanbaar, dat zij hem tot in de sym phonieën bijbleef dit alles openbaart ons den lyrischen toondichter. H. VAN LENNEP (Slot volgt) 1) Zie R. Specht: Gustav Mahler", bij Schuster & Loeffler, Berlijn 1913, vierde druk. 2) Eigenaardig, dat ook Mahler kort na de voleinding van dit werk overleed. 3) Men denke behalve aan de eerste" ook aan het scherzo van de tweede", waar wij des Heiligen Antonius Fischpredigt" in terugvinden. Zoo maakt Kukuckhatsich zu tode gefallen" het scherzo van de derde uit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl