Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 April '16. No. 2023
De Verzameling Loudon
(DELFTSCH AARDEWERK)
Bij de Tweede Kamer la ingediend een
w. o., strekkende tot vrijstelling van suc
cessierecht voor verkrijging van een col
lectie oud-Delftseh aardewerk uitde nala
tenschap van jonkvrouwe L. W. F. F.
De Stuers, douairière jnr. mr. J. Loudon.
In de toelichting wordt o. a. medege
deeld, dat de erfgenamen van jkvr. L. W.
F. F. De Stuers. douairière jhr. mr. J.
Loudon, aan het Kijk ten geschenke heb
ben aangeboden een collectie oud-Delftsch
aardewerk, welke een aanzienlijke waarde
vertegenwoordigt,onder de volgende voor
waarden :
lo. dat de collectie als geheel in een
afzonderlijke afdeeling van de
ceramiekzaal van bet Ned. Museum te Amsterdam
op een door hen goedgekeurde wijze zal
worden tentoongesteld en als collectie
Loudon zal bekend blijven:
2o. dat door de erfgenamen geen
suc, cessierechten zullen verschuldigd zij n voor
hun verkrijging van hetgeen aan den
Staat ten geschenke wordt aangeboden."
Bij het lezen van
dit courantenbericht,
dat eenige maanden
geleden de reeds in
vakkringen loopende
geruchten kwam be
vestigen, is menig
liefhebber van
oudDelftsch aardewerk
in den lande opge
sprongen van vreug
de en heeft hij zich
gehaast, de blijde
mare van het zeker
behoud voor Neder
land van deze om
haar buitengewone
schoonheidberoemde
verzameling Delftsch
rond te vertellen aan
wie het hooren wilde.
Het scheen haast
niet te gelooven, dat
zulk een onschatbare
dienst aan kunst en
vaderland stond be
wezen te worden;
dat deze verzame
ling, la plus com
plete, la plus riche en
grandes pièces et la
mieux fournie de
morceaux rares de
toutes celles qui
existenf'l) zou worden
geschonken aan den
staat.
Sedert is het in
den aanhef genoemd
wetsontwerp door de
Tweede en Eerste
Kamer aangenomen.
Weldra zal dus de
beroemde verzame
ling in het Neder
landsen Museum te
Amsterdam tot op
stelling komen en]|zal
kunnen genieten.
Het is duidelijk, dat
sluitend oud Delftsch aardewerk te koopen
en die, doordien hij nooit eenig stuk van
bijzondere beteekenis, het mocht kosten wat
het wilde,' zich liet ontgaan, reeds tien jaar
later een uit omstreeks vijfhonderd voor
werpen bestaande collectie had bijeenge
bracht, zóbelangrijk, dat zij reeds toen
een groote vermaardheid genoot.
De bekende Delft-kenner, Henry Havard,
beschreef haar in 1877 in een uitvoerigen
beredeneerden catalogus, met afbeeldingen
der pottebakkersmerken, leekeningen naar
verschillende voorwerpen door Ooutzwiller
en twee etsen door Léopold Flameng. Jhr.
Loudon had toen reeds o. m. de geheele
verzameling de la Villestreux gekocht (1872)
en was kort te voren eigenaar geworden
van de bekende aardewerk-viool, der ver
zameling W. G. F. van Romondt te Utrecht,
die nog heden een der pièces de résistance
der collectie Loudon vormt. Er bestaan
slechts vijf Delftsche violen, waarvan er
twee minder fraai zijn gedecoreerd dan de
3 overige, waaronder die der verzameling
Loudon. Naar de overlevering wil, zijn deze
3 violen vervaardigd als pronkstukken voor
een familie van der Hoeven, die drie violen
in haar wapen voerde.
Wij willen hier volstaan met er op te
Verzameling Loudon. Fonteintje", polychroom.
Van Zacharias Dextra 1758.
een iegelijk er van
vór het publiek
tentoonstellen nog geen sprake kan zijn van
een breeder beschouwing. Een kort overzicht
van hare. beteekenis is evenwel reeds thans
mogelijk en dit willen wij onzen lezers niet
onthouden 2).
De verzameling is bijeengebracht door
Jhr. John F. Loudon, een man van fijnen
smaak die omstreeks 1867 begon,
uit1) Woorden van Henri Havard (1877).
2) Zie voor details: H. Havard, Catalogue
Chronologique et raisonnédes Faiences de
Delft, composant la collection de Mr. John
F. Loudon, La Haye, D. A. Thieme
diteur, 1877. ^
illllllliiiiiiiiiiiiil lllllll uu miiiimiiiiiminiiiiiiiMiii
MUZIEK
Het Mahler-vraagstuk
door H. van Lennep
Want een vraagstuk ? is het voor velen,
de onsterfelijkheid van Gustav Mahler's werr
ken. Onsterfelijk is in kunst niet datgene
wat slechts liefkoozend aandoet, doch wat
ten allen tijde de menscheid in haar hart
bewaren wil, omdat het cht is en innig.
Het is dus niet aan ons te verklaren, dat
Mahler'S symphonieën een eeuwige schoon
heid in zich dragen; eerst dan zal men het
weten, wanneer 't besef dier schoonheid voort
blijft leven in de volgende geslachten. Nu
de meeste zijner werken ons niet vreemd
meer zijn, is het oogenblik gekomen, om
proevend uit te lezen, wat wij daaruit be
houden willen.
Onderzoeken we eerstens de symphonieën.
Richard Specht, de bekende
Mahler-vorscher, 1) onderscheidt zes tijdperken. De
eerste, tweede en derde symphonie vor
men een groep naast de vijfde, zesde en
zevende, terwijl de vierde den schakel vormt
tusschen deze twee groepen. Drie op zich
zelf staande perioden maken uit de achtste,
Das Lied von der Erde en de negende
symphonie.
De drie scheppingen der eerste groep zijn
op te vatten als een hymne aan de natuur
in al haar heerlijkheid en verschrikkingen.
De eerste symphonie draagt een landelijk
karakter "en komt voort uit dezelfde muzi
kale ingeving als de Lieder eines farfrenden
Gesellen". Evenals in het tweede dezer
liederen zoemen de cellen in de symphonie:
Ging heut morgens bers Feld" en ook
hier vraagt de vink in den vorm van een
paar violen: Wird's nicht eine schone
Welt?" Spreekt de eerste symphonie
van jeugd en levenslust, de tweede schildert
den dood in onheilspellende contrabas
bewegingen. Op de meest aanschouwelijke
wijze wordt het jongste gerecht in.klank
gebracht door een chaos van tuba's, pauken,
bekken, tamtams, harpen en dat alles roffelt,
dreunt en ratelt inén, zoodat u, naar Mahler's
eigen woorden, de haren te berge rijzen."
Doch glaube mein Herz, es geht dir
nichts verloren l" Klinkt aan het slot de
zangstem in belofte. Een hoornfanfare
met trompetten en bazuinen verkondigt het
eeuwige leven. In de derde symphonie
wendt de aan den dood ontrukte ziel zich
wijzen, dat de verzameling zij niet alleen
een overzicht geeft van hetgeen de beroemde
Delftsche aardewerk-fabrieken wisten te ver
vaardigen, maar dat zij daarvan bovendien
nagenoeg uitsluitend stukken van de aller
beste kwaliteit vertoont, waaronder tal van
curiosa bovendien.
De collectie bevat een groote
verscheidenheidvan voorwerpen: behalve tal van borden,
serviezen, vazen, kannen, plaketten, tegelschil
derijen enz. vindt men er pantoffels, koetjes,
papegaaien, schalen, tabakspotten, kande
laars, aschbakjes, sleden, borstels, een spie
gel, enz. enz.
Behalve de reeds vermelde viool noemen
wij nog, als typen van bijzondere stukken,
het fraaie poloychrome fonteintje" van
Zacharias Dextra 1758 (zie de afbeelding),
de beide ovale plaketten van den ook als
weder tot het leven en schouwt thans in
verrukking de Godsopenbaring in de natuur:
Denn alle Lust will Ewigkeit!" Het
vreugdeleven in het Paradijs schildert ons
de vierde"; we krijgen melodieën te hooren,
waarbij geen aardsche kunnen vergeleken
worden, zooals het liedje van het himmlische
Leben" ons verzekert.
De symphonieën der volgende groep spre
ken van het menschelijk bestaan in zijn smart
en geluksmomenten. Evenals de tweede zet
ook de vijfde symphonie in met een lijk
stoet-thema, dat langzamerhand troost zoekt
in een weeke melodie der houten blaasin
strumenten en zich ten slotte oplost in een
choraal. Een scherzo en een vredig adagietto
leiden naar het rondofinale, waar men een
humoristischen samenspraak aantreft tus
schen hoorn en fagot, voortdurend onder
broken door de klarinet en de hobo. Ook
in het begin van de zesde" heerscht een
gedrukte stemming, weergegeven door een
dur-accoord dat overgaat in een molt-accoord.
Dit motief beheerscht het eerste deel, waarin
deze slingerende beweging tusschen majeur
en mineur wordt voortgezet. Het tweede en
derde gedeelte dragen een blijmoediger ka
rakter, vooral het scherzo, dat in de violen,
begeleid door pauken en contrabassen een
dartel-grillig thema biedt. In de finale keeren
echter trompetten, bazuinen en hoorns weer
terug tot de troostlooze dur-moll-figuur.
De zevende symphonie wordt gelijk de vijfde
en zesde geopend door een treurmelodie
van de tenoor-hoorn met een achtergrond
van strijk- en houten blaasinstrumenten.
Door de middengedeelten, waar wij in de
cellen een marsch en soldatenliederen hooren,
voert ons Mahler naar het eindpunt der
tweede groep, waar lustige hobo- en viool
motieven ons weder tot de hemelsche
vreugde doen terugkeeren, hetgeen Specht
de opmerking ontlokt, dat Mahler toch een
onverbeterlijk optimist is", omdat al zijn
symphonieën goed afloopen".
De groote achtste" voor dubbelkoor met
reuzen-orkest is de symphonie der godde
lijke liefde. Deels berust deze schepping op
de katholieke hymne veni creator spiritus",
deels op de slotscène van Faust II. Uit het
openingsthema, dat met begeleiding van
orgel, bas-klarinet, fagot en contrabas
zesstemmig door het koor wordt ingezet, spruit
onmiddelijk het tweede thema, aan het eerste
melodisch nauw verwant. Een uitgebreid
motief sluit de eerste themagroep af en
weldra klinkt teeder na de herhaalde
veni"olieverfschilder bekenden Cornelis Saftleven;
het kannetje met het paard (door J. W.
Hoppestein 1658); Huibrecht Brouwer's
kan in den vorm van een zittenden
man (1679); de prachtige, 65 c.M. hooge
achthoekige polychrome vaas met deksel
van L. Fictoor 1689 (fabriek de Dubbelde
Schenkkan) en de blauw-rood-groen ge
kleurde koffiekan uit dezelfde fabriek.; de
curieuse plaquette (Lodewijk XIV) met twee
families aan tafel in een tuin (J. Aaltnis
1731); en eindelijk het groote blauwe, bui
tengewoon rijk gedecoreerde bord van J.
Verhaagen 1729 met Christus vór den
Hoogepriester, naar de prent van Goltzius.
Enkele voorwerpen dragen toepasselijke
opschriften. Zoo bijv. een rood, geel, groen,
blauw en violet gekleurd bord (van pl.m.
1680) met vier personen: een boer, een
matroos, een advocaat en den duivel, die
aldus sprekende worden ingevoerd :
D e n B o e r. Ik leev op Regt. De
Matroos. Regt of krom, als ik 't maar heb.
Ik geef er niet om. Den Advokaat. Ik
kan van krom regt maake, daar om draag
ik een manteljvan root scharlaake. Den
Duivel. Kan jij van krom regt rnake, dan
zal gij van mij noote kraake.
Op een tabakspot van 1769 vindt men het
volgend toepasselijk versje:
Tabak dat Edel Kruyt
Dat wijn en Bier
doet smaaken,
Men trekt het in de mond
En blaast het uyt de
kaaken.
Wij moesten er voorloopig mede volstaan,
om zér in het kort op de buitengewone
belangrijkheid der schenking-Loudon te wij
zen. Weldra zal zij in het Nederlandsch
Museum te zien zijn, en eerst dan, wanneer
er n roep zal uitgaan van haar schoon
heid, zal men beseffen, tot welk een dank
niet alleen onze natie maar tevens heel de
kunstlievende wereld den milden schenkers
verplicht is.
W. MARTIN
Verzameling Loudon. Voor- en achterzijde der viool van Delftsch aardewerk
Watersnood-Album
Men zendt ons een tot de Nederlandsche
kunstenaars gerichte circulaire, die het tot
stand komen van een kunst-album, naar
aanleiding van den watersnood, in het voor
uitzicht stelt.
De heer G. J. van Sierenberg de Boer te
Rotterdam heeft het initiatief genomen tot
iiiiMiiiiiiMHHfi+tmiiimiiiiiiMiittiiHimtmiiiimiiiimiiiiiniiiiiimiiiii
kreten van het koor, de sopraansolo in het
Imple superna gratia". Deze wending is
wellicht de meest boeiende van het eerste
deel. Tot de doeltreffende effecten van het
Faust-gedeelte behooren het milde
scherzando lene Rosen aus den Handen, He
bend heil'ger Büszerinnen ..." en den zang
der Mater, gloriosa komm hebe dich zu
höheren spharen", omlijst door fluit- en
harpentonen naast cellen- en klaviertremolo.
Das Lied von der Erde, naar de woorden
van den chineezen dichter Li-tai-Po, bevat
met zijn fijn broze orkestratie volschoone
gedeelten, zooals den bekoorlijken zang
Von der Schönheit". Het laatste der in
druk verschenen symphonische werken van
Mahler is de negende" met het grenzeloos
breedsprakig scherzo, dat uit drie hoofd
thema's bestaat. Volgens de mededeeling
van Specht schrok Mahler aanvankelijk terug
van deze schepping, hij meende dat een
noodlot rustte op het getal negen, omdat
Beethoven, zoowel als Schubert en Br
ckner stierven na de voltooiing hunner negende
symphonie 2).
Gaan wij na dit vluchtig overzicht van
de groote orkestrale werken over tot de
karakterstudie van Mahler's symphonieën,
dan treft ons allereerst het contrast tusschen
de romantische themavorming en de
hyperrealistische instrumentatie. De ietwat ge
rekte, overgevoelige, somtijds sentimenteele
melodieën en het effen rythme toonen aan,
dat Mahler's kunst van zuiver romantischen
oorsprong is; het streven naar absolute
nabootsing brengt daarom een storende
onevenredigheid in de thematiek teweeg,
Zoo worden wij dien zucht naar natuur
getrouwe uitbeelding door buitensporige
middelen gewaar in de
auferstehungsmotieven" van de tweede symphonie. Het
gekrijsch der tuba's omstuwd door de reeds
genoemde bezetting pauken, bekkens, tam
tams en harpen schildert ons de dooden,
die volgens Mahler's toelichting huilend en
tandenklapperend uit de geopende graven
treden. Zeker, ook bij Wagner treft men
realistische elementen aan; men denke slechts
aan de wellustige vioolfiguren in de
Venusberg-scène van Tannhauser of de Kinder
instrument-fanfaren in de slotscène van de
Meistersinger. Hier hebben wij echter te
doen met een melodisch gestyleerde wer
kelijkheid, die toch een zeer reëele gewaar
wording weet mee te deelen. Muzikale uit
beelding is nu eenmaal in haar wezen
idealistisch en duldt geen schildering, die
de samenstelling en de uitgave van dit
Watersnood- Album", dat bijdragen zal be
vatten van Nederlandsche kunstenaars op
ieder gebied: architecten, beeldhouwers,
etsers, graveurs, letterkundigen, musici, schil
ders, sierkunstenaars en tooneelspelers en
dat, op ruime schaal verspreid, verkocht zal
worden ten bate van hen, die schade geleden
hebben bij de rampen, door de dijkbreuken
zich buiten de perken van haar klankgebied
begeeft.
Traden de sober-rijke melodieën der
klassieken voornamelijk op den voorgrond
in het tweede deel hunner symphonieën,
de romantici Weber en Schubert gaven
door een uitgebreider melodiek aan hun
scheppingen een gansch lyrische gestalte,
hetgeen de contrasteerende gedeelten ver
vaagde. Mahler's werken nu wemelen van
melodieën, die zich in de meest grillige
volgorde opénstapelen, maar natuurlijk
hebben zij allen hun diepen zin". Dit wijst
niet op geestesrijkdom, doch op gebrek
aan phantaisie. Een voortdurend invoeren
van nieuwe melodieën is belijden, dat de
grondthema's te arm zijn, om in
oorspronkelijken of gewijzigden vorm te worden
doorgevoerd. Indien niettemin Mahler's om
vangrijke thematiek een bewast willen was,
dan is hier toch geen sprake van een
samenvattend geheel, zoodat de climax in
de constructie noodzakelijk uitblijft. In de
instrumentale behandeling der thema's vindt
men dien wel; wat is echter de over stag
geraakte orkestratie van een reeds over
tollige melodie ? Niets anders dan het aan
de kaak stellen van een innerlijke zwakheid.
Wanneer de bouw der symphonie, wat
het synthetisch verband der thema's betreft,
reeds gebrekkig is, doch buitendien nog de
bouw der thema's zelve veel te wenschen
overlaat, is dit een onoverkomelijk euvel
bij Mahler al te dikwijls het geval.
Hoe ordinair klinkt bijvoorbeeld uit acht
aanmatigende hoorns het openingstherna
van de derde symphonie, met de
koppiglompe d op den aanvangstel der drie eerste
leden van deze melodie. Hoe onnoozel de
door violoncel en hobo gedragen
soldatenperiode in de zevende". Dikwijls ook
wordt een armzalig motiefje door een op
zichtige instrumentatie met klatergoud
overtogen, zooals het schel- en fluitenfiguurtje,
dat in de vierde symphonie het lied van
het himmlische Leben" voorafgaat. O dit
nietige kwintje, dat met zijn schriel
voorslagje door het gansche liedje siepelt! . . .
hoe ver zijn wij van de stille majesteit der
Beethoven-thema's. Waar wij onze blikken
ook wenden in dit symphonieën-veld, overal
doet zich hetzelfde verschijnsel voor: een
topzware instrumentatie van looze thema's.
Dit voortdurend bekommerd zijn over het
klankgehalte naast de verwaarloozing van
den tonenval, maakt Mahler evenals
Strausz een slaaf der orkestratie. Ja
in ons land veroorzaakt. Deze kunstenaars
zullen daarvoor geen kunstwerken schenken,
doch slechts toestaan, dat kunstwerken van
hun hand in het boekwerk gereproduceerd
zullen mogen worden. Indien vele kunste
naars zich daartoe bereid verklaren, zal het
album een beeld kunnen geven van den
stand der verschillende kunsten in Nederland
en zal het bij eenen bereikbaien prijs voor
velen zeer zeker talrijke koopers vinden en
een belangrijke som in de kas van de
Algemeene Watersnood-Commissie doen vloeien.
Aan architecten, beeldhouwers, etsers,
graveurs, kunstschilders en sierkunstenaars
wordt verzocht eene ets, gravure, teekening
of foto van een bouwwerk of beeldhouw
werk of schilderij, hetwelk zij achten een
hunner belangrijkste of voor dit doel
meest geschikte kunstwerken te zijn, in te
zenden vór den 3en April 1916 aan het
adres van den secretaris den heer G. J. van
Sierenberg de Boer.Wijnstraat HSRotterdam.
Letterkundigen en musici wordt verzocht
een fragment uit een uitgegeven of
nietuitgegeven werk.tooneelspelers een kern
achtig gezegde of een foto uit n hunner
rollen vór gemelden datum aan bovenstaand
adres in te zenden. Alle inzendingen bij
voorkeur voorzien van de handteekeningen
der inzenders.
De heer Jac. Jongert te Purmerend zal
zich belasten met de typografische verzor
ging en de heer C. A. J. van Dishoeck,
Uitgever te Bussum, heeft zich bereid ver
klaard de uitgave op zich te nemen.
De oproep om bijdragen is onderteekend
door: Louis Bouwmeester, Jos. Th. J. Cuypers,
Jhr. Jan Feith, Jan Godefroy, Jan Gratama,
Willy Martens, H. A. van Oosterzee, Willem
E. Roelofs jr., E. R. D. Schaap, E. C.
Suermondt, J. G. Veldheer, Jan Visser, Joh.
Wagenaar, P. M. van Walcheren, C. A.
Wijnschenk Dom en G. J. van Sierenberg
de Boer.
Van harte hopen wij, dat het album moge
slagen. Niet alleen omdat hetgeen gevraagd
wordt een goed doel geldt, maar ook omdat
het bij algemeene deelneming een merk
waardig en blijvend overzicht zal geven
van het karakter onzer kunst van tegen
woordig.
R. R. K. D.
IIHIIIII umin iiiiinmMiiiiiiiiiiiiiiiii i
iiiiiiiiiiiimiiii
Zuid-Afrikaansche Gedichten
Slampamper-liedje
door C. Louis LEIPOLDT
Verbeelding
Als ik var* verbeelding praat,
Dan gaap mij vrinde en gaan te keer,
Hulle se: Daar's die ou gesanik weer
Van dwergjes en sprokies. Ons protesteer
Teen die meet met sulk 'n onpraktiese maat."
Ik weet, ons hou van die boerderij,
Van vee-teel, bankrot-speel, oorlog-maak.
Dit val in ons hedendaagse smaak.
Waar 'n man van sake oor sake waak
En nie met sij eie verbeelding baklei.
Als ik van verbeelding praat,
Dan glo maar ik preek van 'n paradijs,
Waarheen net 'n engel te perd kan reis,
Want daar is geen gids wat die weg kan wijs,
En hoe vroeg jij opsaal, jij kom te laat.
(Uit: Die Brandwag")
i i iiiiiHMHiimiiiiiiiiiiMiiii imiinmiuiiiimnm
vepsehülende modellen
direct leverbaar
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat 26
TELEFOON ZUID 2507
een aanhoudende samentrekking van den
kunstzin op klankkleur leidt tot Arnold Sch
nberg's theorie der klangfarbenmelodie".
Dat Mahler in tegenstelling met Brahms,
Brücknei en Stiausz geen begrip had van
symphonische architectuur, blijkt uit het
sterk eraotioneele karakter van zijn werken.
Het luimige voorkomen der symphonieën
bestaat hierin, dat de muzikale conceptie
immer overwoekerd wordt door een ras
opkomende zielsbeweging, die in de grond
gedachte binnendringt. Dit is b.v. het geval
in het hoofdthema van het eerste deel der
tweede symphonie, waar, na de onstuimige
c-moH' figuren, de altviolen zich eensklaps
afwenden naar een rustig-behagelijk neven
motief in e-dur. Dit onbestendige in de sym
phonieën, dat, zooals ik reeds zeide, ver
oorzaakt wordt door een onverwachts
overstelpende emotie, du:dt aan, dat Mahlers
gemoedsgesteldheid steeds zijn muzikalen
bouwtrant beheerschte - in tegenstelling
met Bach, Mozart, Beethoven en Wagner,
die de emotie onderwierpen aan den stijl
hunner werken.
Gelijk de klassieke symphonie bevat ook
Mahler's negental (naast die plotselinge
stemmingsmomenten) zuiver lyrische ge
deelten, -welke ons somtijds de instrumen
tale bewerkiug bieden van n zijner lie
deren. Geen wonder, dat wij een enkelen
maal in de symphonieën een echo aan
treffen uit de liederen. 3) Hier toch spiegelt
zich Mahler's gansche gemoedsleven af,
hier alleen heeft hij kennelijk zijn persoon
lijkheid achtergelaten. Waarlijk, over den
aard van Mahler's muzikale gave valt niet
te twijfelen : het overwegend gevoelselement
in zijn symphonische scheppingen, de onmis
kenbare zielsuiting in zijn liederen-opus, zoo
onweerstaanbaar, dat zij hem tot in de sym
phonieën bijbleef dit alles openbaart ons
den lyrischen toondichter.
H. VAN LENNEP
(Slot volgt)
1) Zie R. Specht: Gustav Mahler", bij
Schuster & Loeffler, Berlijn 1913, vierde druk.
2) Eigenaardig, dat ook Mahler kort na
de voleinding van dit werk overleed.
3) Men denke behalve aan de eerste"
ook aan het scherzo van de tweede", waar
wij des Heiligen Antonius Fischpredigt"
in terugvinden. Zoo maakt Kukuckhatsich
zu tode gefallen" het scherzo van de derde uit.