Historisch Archief 1877-1940
8 April '16. - No. 2024
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Er bestaat nog een gevaar voor de pastorie,
maar gelukkig, in dit gevaar ligt gelijktijdig
eene
geruststelling!Wil de Diaconie, die over de noodige geld
middelen beschikt, van dit geld afstaan voor
de bouw of de restauratie van eene pastorie,
dan is hier in alle gevallen voor noodig de
toestemming van het Classicaal Bestuur.
Dit is de geruststelling: niet in Schelluinen ?
zelf valt de eindbeslissing, hierover heeft het
Classicaal bestuur te Gouda te beschikken,
en zeer zeker mogen wij de verwachting
koesteren, dat dit hooge College zal mede
werken tot het behoud van het oude belang
wekkende gebouw, mede aan zijne zorgen toe
vertrouwd.
Maar het gevaar is dit: In 1913 vroeg de
predikant, dus niet het kerkbestuur of de
Diaconie.den deskundige van de classisGouda,
toen ter tijde de heer Nederhorst, naar Schel
luinen te komen om de pastorie te onder
zoeken.
Deze bezocht op een automobielrit naar
Leerdam Schelluinen, bezichtigde de pas
torie en gaf de verklaring af, gericht tot de
predikant te Schelluinen (het kerkbestuur
en de diakonie staan officieel hier buiten),
dat restauratie niet mogelijk was en raadde aan
het gebouw af te breken en te herbouwen
met de oude .deelen.
Deze verklaring is gevolgd door een ver
slag over den toestand van het gebouw
door het kerkbestuur officieel aangevraagd
aan .den heer Frowein, de man die gedu
rende zijn leven zoovele restauraties met
goed succes volbracht, deze zegt: Restau
ratie) is zeer wel mogelijk, zal niet zulke
buitengewone uitgaven vorderen, kan ge
schieden zonder het geheele gebouw af te
breken, zoodat de prachtig met zandsteen
versierde zuidgevel kan blijven staan, waar
door dit oude beeldhouwwerk niet de gevaren
van beschadiging te doorstaan heeft."
Persoonlijk deelde de heer Frowein mij nog
mede, dat de toestand van de pastorie hem
bijzonder was meegevallen en dat hij wel veel
slechter gebouwen had opgeknapt. Vooral
op een belangrijk punt wees hij de funda
menten zijn goed!"
De verklaring van den in dezen bij uitstek
deskundigen heer Frowein heft het oordeel
op van den heer Nederhorst, die wel is des
kundige, maar niet, (en dat mag ik met alle
respect zeker wel zeggen) deskundige waar
het betreft het restaureeren van oude gebou
wen. Bovendien, de heer Nederhorst is thans
overleden, zoodat wanneer te zijner tijd een
officieele aanvraag van de Diaconie bij het
Classicaal bestuur werd ingediend, om van
de Diaconiegelden beschikbaar te stellen voor
restauratie of nieuwbouw, een rapport noodig
zal zijn van den thans fungeerenden des
kundige van de Classis Gouda.
Maar ik ga verder! Waar eene mooie be
langwekkende pastorie wordt overgelaten
aan de elementen om deze te slopen, daar
bezit het Classicaal bestuur zelf niet de be
voegdheid in te grijpen om het pogen van
het kerkbestuur te Schelluinen te steunen l
Het kerkbestuur is finantieel onmachtig om
haar taak te vervullen! het is van goeden
wil, maar in het mechanisme hapert een
tandrad de Diaconie" kan het Classicaal
bestuur niet de sterke veer zijn, die zorgt,
dat de tijd met haar slopende krachten niet
stil voorbij gaat op de Schalluinenberg.
Er wordt zooveel verwoest in deze dagen
laat behouden blijven het goede, het waar
devolle .schoone, dat behouden kan blijven.
Gorinchem
DlNGEMANS
* « *
Kabir's Verzen
vm
'Binnen in dit aarden vat zijn prieelen en
valleyen, en daarbinnen is de Schepper.
Binnen in dit vat zijn de zeven oceanen en
de ongetelde sterren,
De toetssteen en de schatter der juweelen
is binnenin.
En binnenin dit vat luidt de Eeuwige, en
de bron ontspringt.
Kabir zegt: luister naar mij, mijn vriend!
Mijn geliefde Heer is binnenin.
IX
O, hoe zal ik ooit dat geheime woord
spreeken?
O, hoe kan ik zeggen: hij is niet zus en
hy is zó?
Als ik zeg dat hij binnen in mij is, dan is
het Heelal beschaamd.
Als ik zeg dat hij buiten mij is, dan lieg ik.
Hij maakt de innerlijke waereld en de
buitenwaereld een ondeelbaar geheel.
Het bewuste en het onbewuste beiden zijn
banken voor zijn voeten.
Hij is niet zichtbaar en hij is niet verbor
gen, hij is niet geoopenbaard, noch is hij
ongeoopenbaard.
Er zijn geen woorden om te zeggen dat
wat hy is.
I11IIIIIIMII1IIIIII1IIIIIII111IIIIIIIIII1II1I11 llllltlllllllllUlllllllllllllllllllllllll
Schilderijen zien
1. Ik wil u spreken over schilderijen en
over den beschouwer daarvan. Over allerlei
eigenschappen die ik in hen vond, over hun
innerlijk wezen en over hun uiterlijke ver
schijning.
2. Ik zal u geen lessen geven, want ik
geloof niet in deze lessen. Ik geloof niet in
de leeraars dezer lessen. Zij zijn misschien
te goeder trouw, misschien te kwadertrouw;
wellicht zijn ze alleen onnadenkend maar
ik geloof niet in hen. Want door welke
topverijen toch zouden zij de schilder
kunstigblinden op-eens of langzaam-aan, ziende
kunnen maken ? Welke ziel-vervormende
krachten bezitten zij, dat zij zó-danig zich
durven gebaren ? Met welke zalf zalven zij
zinnen en oogen, dat daar-van de doode
schellen neervallen, en het levende,
beteekenis-\o\\t licht door-dringt in de geopende
spelonken? Ik vraag u, wie zijn zij, deze
eigenwijzen; wat kweeken zij anders, door
hun praat-gragen uitleg, den flauwe of bitse
na-bauwers, wier onechtheid u door de eerste
woorden klink-klaar wordt, en over-duidelijk?
3. Ik zal u dus geen lessen geven. Ik zal
alleenzeggen, zonder welken verderen dwang
ook, hoe ik schilderijen zag en zie, en wat
bekoort
4. Wat treft mij ten eerste ?
Het is niet de voorstelling. Het is niet deze.
Het is iets anders. Het is uit de verte al, de
groepeering der lichten en donkerten, der
modelleeringen, der kleurvlekken, die het
schilderij formeeren. Deze groepeering zie
ik ten eerste; zij blijft mij bij in essentiëele
trekken.... Hoe kon het anders ?
X
Tot U hebt gij mijn liefde getrokken, o
Fakir.
Ik sliep in mijn eigen kamer en gijwektet
mff, mff slaande met uw stem, o Fakir t
Ik was aan 't verdrinken in de diepten
van den oceaan deezer waereld en gij hebt
mij gered; met uw arm he6t gij mij opge
houden, o Fakir!
Een woord slechts, geen tvfeede en gij
deedt mij al mijn boeyen afrukken, o Fakir.
Kabir zegt: Off hebt uw hart met het mijne
verbonden, o Fakir.
Fakir beteekent een arme, een beedelaar,
gewoonlijk een godsdienstig beedelmonnik.
Hier zal Kabir wel zijnen Meester aldus
toespreeken.
XI
Ik speelde dag en nacht met mijn makkers,
en nu ben ik zeer bevreesd.
Het paleis mi/ns Heeren is zoo hoog, mijn
hart beeft nu ik de trappen ervan zal be
klimmen, en toch moet ik niet schuuw zijn
als ik zijn liefde wil genieten.
Myn hart moet zich hechten aan mijn
Minnaar, Ik moet mijn sluyer wegtrekken
en hem met mijn gansche lijf ontmoeten.
Mijn oogen moeten de plechtigheid vol
brengen van de liefdelampen.
Kabir zegt: Hoor mij vriend, hij die lief
heeft begrijpt. Als gij geen smachtende lief de
voelt voor den Geliefde, dan baat het niet
of ge uw lijf versiert en reukzalf op uw
oogleeden smeert.
XII
Vertel mij o, zwaan, uw oude sprooke.
Van welk land komt gij, o, zwaan ?
Naar welke kust gaat gij vliegen ?
Waar zult gij rusten, o, zwaan en wat
zoekt gij ?
Waak op, o, zwaan, deezen zelfden mor
gen, stijg en volg mij!
Er is een land waar zorg noch twufel
heerscht; waar de schrik des doods niet is.
Daar zijn de tentewouden in bloesem en
de geurige rooke: Hij is Ik" wordt er ge
dragen op den wind. 1)
Daar is de harte-bij diep verzonken'en
begeert geen andere vreugde.
1) De geurige rooke: Hij is Ik" betee
kent het besef dat God en Ikheid hetzelfde
is, welk besef het groote keerpunt aangeeft
in de menschelijke ontwikkeling. De zwaan
is het symbolische dier dat Brama draagt.
Hier is een woordspel. Hamsa beteekent
Zwaan", en Sa-Ham beteekent Hij-is-Ik".
XIII
O, ongeschapen Heer, wie zal U dienen ?
ledere aanbidder biedt zijn hulde aan den
god van eigen maaksel; eiken dag wordt
hij gediend.
Niemand zoekt hem,den volmaakten Brahma,
den onzichtbaren Heer.
Men gelooft in tien Avatars, maar geen
Ayatar kan de oneindige geest zijn, want
hy ondergaat de gevolgen zijner daden.
De allerhoogste moet anders zijn dan deeze.
De Yogi, de Sanjasi, de Askeeten, zij
reedetwisten met elkander:
Kabir zegt: Hy die den liefdeglans ge
zien heeft, hij is gered."
Avatar is de reïncarnatie van een God
heid. De meest bekende zijn de tien Avatars
van Vlsjnoe, in de eerste was hij dier of
monster, later mensch, in de negende was
hij Boeddha, de tiende moet nog verschijnen.
XV
Waar Lente, de vorst der seizoenen heerscht,
daar weerklinkt de niet-gemaakte muziek
vanzelve.
Daar vloeyen de stroomen van licht in
alle richtingen.
Weinigen zijn de menschen die tot de kusten
kunnen oversteken.
Daar waar millioenen Krisjna's staan met
gevouwen handen.
Waar millioenen Visjnoes hun hoofden
buigen.
Waar millioenen Brahmas de Vedas zeggen.
Waar millioenen Shiwas verzonken zijn in
aanschouwing.
Waar millioenen Indras in den heemel
woonen.
Waar halfgooden en moenis zijn zonder
tal waar millioenen Saraswatis,
muziekgodinnen op de Vina speelen daar is mijn
Heer zelf geoopenbaard; en de geuren van
sandelhout en bloemen, woonen in de diepten.
Krisjna, Visjnoe, Brama, Indra. Sjiwa zijn
allen Hindoe-godheeden, verpersoonlijkingen
van den Algeest.
Moeni heilige.
Saraswati = muziek goodin, muze.
Vina = Indische guitar.
F. v. E.
* * B
Ieder kunstwerk is een groepeering. Maar
het is meer, want iedere groepeering is geen
kunstwerk. Er is inderdaad meer. De groe
peering moet geworden zijn tot een gesloten,
zich zelf genoegzaam zijnd organisme. Het
kunstwerk is een groepeering van uitdruk
kingen", totdat een levensvol organisme ont
staat, een geheel. De deelen moeten dit ge
heel zuiver dienen. Dit volgt hier uit. Het
geheel is de hoofdzaak; de nheid, het
n-zijn is de hoofdzaak; de deelen dienen.
Maar waarom moet het een zich zelf ge
noegzaam geheel zijn? Deze onafhankelijk
heid is een noodzakelijk kenmerk van het
eeuwige. Het werk moet afgesloten kunnen
worden van wat het omringt. Het moet 'm
zijn volum_en, zoo het een beeldhouwwerk
is, en op zijn vlak, zoo het een schillderwerk
is, in schoone, ongestoorde eenzaamheid
kunnen leven. Het moet rust in zichzelven
vinden. Daarvoor moet het zeker zijn ge
temde ontroeringen. Hetzij ten opzichte van
de ontroeringen, als in een werktuig de
stoom is betoomd in oordeelkundige be
perking; krachtig juist daardoor.
Uit deze groepeering volgen, voor den
kunstenaar veel noodzakelijkheden. Deze
eenheid dwingt tot bouwen, d. i. overzichte
lijkheid ; tot het mijden van versnippering,
De kunstenaar moet verborgenblijvende vast
heid vinden achter het even speelsch-zijn
der vormen. Hij moet kleuren en lijnen tot rust
brengen. De kunstenaar moet de kleuren
verschillend naar intensiteit, en de lijnen,
verschillend door richting, balanceeren.
Dit lijkt, zó-gezegd, simpel als een liedje.
In werklijkheid is het anders; de
werklijkheid toont anders aan. Soms lukt de
balanSchoolversiering *)
De behoefte om kunstschoon in de scholen
te brengen heeft eenige jaren geleden doen
ontstaan de Vereeniging voor School ver
siering.
Deze ondervindt door haar steeds krach
tiger en beter georganiseerd streven om
door schoolversiering te trachten, het te
kort aan aesthetische vorming op de scholen
op te heffen, voortdurend meer sympathie
en steun.
Inderdaad zijn de resultaten, na een nau
welijks vierjarig bestaan verkregen, schit
terend te noemen. Niet minder dan 83 scho
len (waaronder 17 gymnasia, 45 hoogere
burgerscholen, verscheidene kweekscholen
enz.) zijn bij de vereeniging aangesloten.
Zij zijn geabonneerd op hare uitgaven of
maken gebruik van de door de vereeniging
geboden gelegenheid om afbeeldingen (met
zonder lijst) naar kunstwerken in bruik
leen te ontvangen. Die afbeeldingen wisselen
telkens af en worden met zorg gekozen.
Ook afgietsels naar beeldhouwwerken wor
den zooveel mogelijk verstrekt. Menig duf
schoollokaal, menige kale vestibule is hier
door reeds opgevroolijkt en spelenderwijs
worden zoodoende bij de jeugd de kiemen
gelegd van eerbied voor en begrip van de
Deteekenis der kunst in het leven.
Tal van pnderwijs-autoriteiten en colleges
[o. a. twee inspecteurs van het M. O., de Ver.
v. Leeraren bij het Middelb. Onderwijs,
verscheiden wethouders v. onderwijs,
cura:oria, het Genootschap v. Leeraren aan
^ederlandsche Gymnasia, de Ned. Ver. voor
Teekenonderwijs enz.) begunstigen het stre
ven der Vereeniging. Van de zijde der kunst
werd instemming betuigd door het Verbond
van Nederlandsche
Kunstenaarsvereenigingen, dat, door de Ver. v. Schoolversiering
om samenwerking verzocht, een commissie
van advies benoemde, die bestaat uit Prof.
Dr. W. Martin, directeur van het
Mauritshuis, C. W. Nijhoff, directeur der
Kunstnijverheidsschool Quellinus, S. Moulyn,
bestuurslid van het Verbond en secretaris
van de Vereeniging tot Bevordering der
Grafische Kunst.
Ook van de zijde der uitgevers (Mij. v.
Goede en Goedkoope Lectuur) ontving de
Vereeniging steun, terwijl Jhr. B. W. F. van
Riemsdijk zich bij voortduring beijvert om,
in zijn kwaliteit van secretaris der Rijks
commissie voor de Gipsafgietsels, de aan
gevraagde gipsreproducties te verstrekken.
De Vereeniging gaat nu een reeks oor
spronkelijke wandprenten uitgeven, waarvan
de eerste, Voorjaar in de Betuwe", door
S. Moulyn, thans is verschenen.
Blijkens hare berichten en mededeelingen
gaat de Vereeniging zich nu ook bemoeien
met de kwestie van het onderwijs over
beeldende kunst op de Hoogere Burger
scholen. Zeer zeker zal zij op ieders dank
baarheid mogen rekenen indien het haar
mag gelukken, dit moeilijk probleem tot
een begin van practische oplossing te bren
gen. Zij zal zich zonder twijfel terdege
laten voorlichten door hen, die op dit ge
bied ervaring hebben en daardoor niet ver
vallen in een systeem van eenzijdige aesthe
tische dressuur.
W. MARTIN
*) Naar aanleiding van het ons
toegegezonden tweede nummer der Berichten
en Mededeelingen van de Vereeniging voor
Schoolversiering," Januari 1916. Voorzitter
v. h. Bestuur is Dr. A. van de Water te
Arnhem.
? 9 ?
Octoberwind
Octoberwind, de zwanezang
Van 't kleurig woud,
Wat is het dat ge mij zoo bang
Verborgen houdt?
Verhalen kunt ge tooveren
Een zeldzaamheid,
Van fonkelende looveren
Bedrijvigheid
Van 't aarzelen der nevelen
Des morgens vroeg.
Als 't zwijmelende prevelen
De bladen droeg
Tot stervende en flikkerend
In dwarreling,
Een looverregen rillende
Ten bodem ging
Nu klaagt de bleeke westewind
Zijn stervenslied,
En grimmig grijze wolken lucht
Zijn stil verdriet
Octoberwind, de zwanezang
Van 't kleurig woud,
Wat is het dat ge mij zoo bang
Verborgen houdt ?
L. B. BECKING
ceering onbewust, maar op een ander
oogenblik niet. Dan wordt er dagen gewroet;
gevochten. Opdat niets er uit zou springen"
zijn vele uren den onbewusten dikwijls niet
genoeg... En... het is natuurlijk, dat dit
moeilijk is. De getroffen geest, het speelsch
en beweeglijk geworden gevoel is vol va
riatie en doet telkens nieuwen vondst. De
regelmatige oplossingen voor deze bewogen
en bewegende gevoelens zijn geschakeerd,
meer dan iemand kan denken. Zij zijn de
persoonlijkheden. ledere persoonlijkheid is een
bepaalde oplossing van de gevoelens.
5. Maar is het schilderij nog iets verders
dan n, tot rustige nheid geworden, groe
peering? Het is nog iets anders.
Door iets rijkers wordt zijn waarde bepaald.
Zijn waarde wordt nog bepaald door dit:
hoeveel het bezit aan algemeene, blijvende,
menschelijke gevoelens en lusten; hoe rijk i
het aan instincten; primaire gevoelens.
Deze gevoelens moet het, om een andere
eeuwigheid, bezitten en vertoonen, wil hel
rijk zijn met blijvenden rijkom. Het persoon
lijke is dus niet het belangrijkste in het
schilderij, al is het wat aangenaam is van
spontaneïteit. Het persoonlijke geeft alleen
de nieuwheid: het is als een telkens wisse
lende vlaag over vaste fundamenten.
Uit dezen rijkdom aan primaire gevoelens
ontstaan de serieën gedachteverbindingen, die
den beschouwer bewust worden; of hem
onbewust soms blijven, en toch aangrijpen.
Deze gedachteverbindingen ontstaan
voornamentlijk door de vormen, de modelleeringen,
zij 't zuiverder gezeid.
Hier, met deze stelling, begint een der
moeielijkheden die dezen beschouwingen
Wanneer Kultur" zou vallen
Teekening voor de Amsterdammer"'van George van Raemdonck
Hij heeft zijn doodsbed zelf gespreid!...
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIililllllllllllllllllIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIIIIIlltlllllllllllllllll
De zaak-Valter
Prof. Bodenstein maakt mij opmerkzaam
op een klein misverstand, dat bij mij bestaat
ten opzichte van de door hem in de
Bothakwestie gebruikte bronnen. Inderdaad bestaat
er een duplo-register van telegrammen, waar
van het eene onder den heer Valter, het
andere onder dr. Leyds berust. Prof. Boden
stein nu heeft behalve van dat register boven
dien inzage kunnen nemen van de origineele
telegrammen, waarvan het register de reges
ten gaf. Daardoor was zijn materiaal ook
omvangrijker en belangrijker dan dat van
den heer Valter. Tot de beoordeeling der
zaak doet het evenwel niets af. Het was
toch hier niet de vraag, welke bronnen de
heer Valter gebruikte, maar hoe hij de bronnen
gebruikte, die hij tot zijn beschikking had.
Hoe hij dat deed, is door prof. Bodenstein
op afdoende wijze aangetoond.
H. BRUOMANS
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Inhoud van de April-Tijdschriften:
De Gids: Karel v. d. Woesteyne, Verzen. Joost
Mendes, Het geslacht de Santeljano's. Ds. A. H.
Blauw, De Verborgenheden van een landschap. Dr.
R. A. Reddingius, Een Wereld beschouwing. Dr. H. T.
Colenbrander, Een Woord tot Nederland. Prof. dr.
D. C. Hesseling, Floris en Blanchelleur in Zuid-Europa.
P. N. van Eyck, Gedichten. R. P. J. Tutein
Nolthenius, Eereprijs. Dr. Jan Veth, Jhr. M. Victor de
Stuers -',-. J. de Meester. Het Tooneel. Buitenl.
Overzicht. Bibliographie.
Groot Nederland: J. van Oudshoorn, Vermetele
Avond. Jan van Mijlen, Verzen. Maurits
Wagenvoort, Het Koffiehuis met de roode huisjes. Dr. J.B.
Schepers, Da vriendschap van Jac. Perk voor Willem
Kloos. KransCoenen, Quack's herinneringen. Dr.
J. L. Walch, Dram. Overzicht. DramatischeBijdrage:
Maximnoff, Waarheid en Leugen.
De Nieuwe G-ds: R. v. Genderen Stort, Helene
Marveil. Jeanne Reijneke van Stuwe, Een diner
«d'Adieu de Jeune Fille". Dr. A. Aletrino,
Napoleon's laatste levensjaren. H. van Loon, De verloren
zoon. Jac. van Looy. Nieuwe Bijlagen XXIV (De
Beer). M. A. van Heekeren, De monarchale quaestie
in China. Dr. K. H. de Raaf, De verklaring der eerste
verzen van Shelley's Epipsychidion. Corn. Veth, De
Schoolmeester en de Ingoldsby Legende. Kunstnoti
ties. Helene Swarth, Lente. Joannes Reddingius,
Morgenrood. Willem Kloos, Litteraire Kroniek
Krans Netscher. Binnenl. Staatk. Kroniek. Chr. Nuys.
Buitenl. Staatk. Kroniek. Jeanne Reijneke van Stuwe,
Bibliographie.
Het Getij: W. de Mérode, Geestelijk lied. Con
stant van Wessem, Hamlet's Wittenbergsccne. G. H.
Priem, Silhouet. G.B. Westenburg, Psychologie I.
G. de Greef, Verzen. J. A,de Groot, Sneeuw-Idylle.
H. J. V. Sody, Stemming. Ernst Groenevelt,
Voorhal. F. R Muziekoverzicht. E. G., Boekentafel:
Je Beiaard.
Oude Kunst: Miniaturen Iil, door Frits Lugt.
Gebrandschilderde glazen, door D. van Adrichem
(l. F. M. Eene belangrijke schroeftnedaille, door jhr.
van Kinschot. Ommegang door onze Musea, III, door
Just Havelaar. Albert Cuyp of Abraham van
Kalraet? door dr. C. Hofstede de Groot. De plaats van
het instrument in zijn omgeving, door prof. dr. W.
Vogelsang. In Memoriam jhr. mr. Victor de Stuers.
Inedit»XI, XII, XIII, door dr. C. Hofstede de Groot.
In de Magazijnen. Antiekveiling Mak, Dordrecht.
Vraagbaak.
Ome Keuui: G. van Eckeren, de Van Beemsters.
T)r. E. B. Kielstra, West-Borneo. A. G. van Hamel.
Romantiek en Wetenschap Mr. H. C. Dresselhuys,
Codificatie en Rechtsvorming. T ie, van den Hak op
den Tak. Mr. P. Otten. Buondelmonte dei
Buondelrnonti. J. van Rossem. Verlangen.
Vragen des Tijds: G. W. Kernkamp, De ubantia.
G
dr. H. P. Marchant, Het beperkte gezichtsveld. Prof.
i. Scheltema, leis over de sociale beteekenis der
kiniiiiiiiiiiiiiiiinliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiii
eigen is. Het moderne schilderij, zeker dat
der expressionisten, dezer lyrische,
geëxaspereerde, zelf-aanbidders (gedeeltelijk schrilste
impressionisten, gedeeltelijk vereerders van
het abstract-wprdende) dat schilderij geeft
een eigenaardige kracht aan het woord
vorm". De vormen zijn bij hen geen be
schouwde geheelen of gedeelten meer van
menschen, dieren, planten of gesteenten;
het zijn erupties van den vulkanischen geest",
zij geven alleen het Dipnusische; de diepe
eerste dronkenschap; (niet het apollinische.
Kandinsky, de soms zoo vlammende, soms
zoo teedere kleuren-lyrikus, is hiervan een
type. Bij hem ontstaat het behagen van
den toeschouwer op zuiver lyrisch visueelen
grondslag, door lyrischen kleurenylek en
lyrisch lijkenspel... De vormen zijn geen
beschouwde vormen meer, maar zij lijken
dingen uit het scherpgetroffen gevoel
wildweg uitgestooten. Bij hem lijken de kleuren,
voor de waaksch-geworden phantaisie, vaste
bloemen, die welken in vormeloos vuur,
terzyde van andere bloemen van licht, die
aarzelend opengaan als komende gedachten.
En de lijnen, bij hem ?
Zij leven soms met snelle vaart een eigen
leven, dan dralen zij, als iets dat begint;
soms staan zij star, soms liggen zij vlak,
zooals de aarde vlak ligt in ons eigen land....
Het schijnt mij toe, en dat is hier het belang,
dat wie in Kandinsky niets vindt, in de
meer gedifferentieerde schilderijen (meer ge
differentieerd wat de vormen aangaat) zeker
evenmin het ware erkent, het
eerst-noodzakelijke. Dit toch is, licht, kleur, trilling.
Een schilderij is een serie geordende trillin
gen. Het leeft in en van licht; zonder licht
IIIIII11IIIIIIIIIIIIIIII1IIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIMIIHIIIHIIIIM
dergeneeskunde. Anna Polak, Het standpunt der
staatscommissie over de werkloosheid ten opzichte van
den arbeid der vrouw. Mr. H. P. Marchant, Staat
kundig Overzicht.
Wetenschappelijke bladen: Geneeskundige beschou
wingen tot behoud en vermeerdering van volkskracht.
Russische boerenliederen. Politieke en andere her
inneringen aan Roemenië. Alcohol en ziekte Het
Leger des Heils en de oorlog. Uit Anton von Werner's
herinneringen. De Engelsche gevangenissen gedu
rende den oorlog. Mislukte jacht op een Zeppelin.
Opbouw: Br. Elffers, Dr. Ubbink's aanval getoetst.
Tine van Veen, Aan de vriendelijke verleiding. Prof.
dr. H. H. Kuyper, De martelaren van Lyon II.
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift: Kasper
Niehaus, Edouard Manet. Jhr. mr. W. A. Beelaerts van
Blokland, Twee.jeugdige moeders in den goeden ouden
tijd. Otto van Tusschenbroek, Volendam als
isketching-ground" J. de Leeuw, Liefde's spelen. J. M.
Goedhart-Becker, Martje Vroom. Gerard van den
Hoek, De verwenschte thuiskomst. Boekbespreking.
Leo Gestel. Hollandsche Kunstenaarskring. Kalender
Op de Hoogte: Mr. W. J. van Weideren Baron
Rengers-]- Corn. J. Gimpel, Aan de
Kostverlorenwetering-Lloyd-Passagier, Stierengevecht, uit het dagboek
van. Do Musbach, Het collier. De Egyptenareri in
Sinai. Augusta van Slsoten, Waarom hij niet ster
ven kon. J. H. Rössing, Van en op de planken.
H. Drachman, Het schip in de Kerk.
Vragen van den Dag: J. M. Lamers, De posterijen,
telegrafie en telefonie tijdens den Eurooeeschen oorlog.
De Noordelijkste spoorlijn der wereld. Dr. II. Blink,
Het Hoogheemraadschap Waterland in zijn opkomst,
strijd tegen het water en tegenwoordigerïtoestand. Met
kaartje. De Engelsche geldmarkt en haar plaats in
de toekomst. Ds. föVos, Meyboom's levenswerk
voltooid. A. W. Geerling, Johan de Witt (Dr. N.
Japikse). Het rhytmisch verloop der levensfunctie bij
de platen. G. J. Geers, Ethnologie; een nieuwe leuze.
Van maand tot maand. Het Nederlandsche probleam.
Bibliographie.
is het dood als dor hout. Wie dus d' eigen
gevoelens of die van anderen niet erkennen
kan .in serieën geordende vibraties, voor
hem is het schilderij even dood als de uren
van gisteren dood zijn in den tijd.
En deze gave, dit erkennen van een schil
derij verwerpt de leeraars en zij heeft niets te
maken met wetenschap. Zij is een zuivere
gave, zooals muzikaliteit een andere is; zij
schuilt in de constructie van den geest en
er is niets rechtstreeks verworvens aan
haar. Dit moet altijd, en ten eenenmale,
vastgehouden worden op deze bewering
staan als op stugge stelling voorgaande
en komende beweringen. Zij de gave is
voor mij zeekréwaarheid. Zij geeft ook
het, snel gevonden, gemeenzaam gevoel
tusschen de werkelijke verstaanders van het
essentiëele in een schilderij en zij doet de
talrijke nabauwers erkennen. Zij erkent
onmiddelijk de betrekkelijke" waarde van
de voorstelling. Zij is van deze voorstelling
geen dupe, zoo zij niet schilderkunstig ver
antwoord is; zij mijdt degenen, die van die
voorstelling alleen genieten, omdat zij van
uit hun weten, genot of trots of herinnering
voelen groeien.
Zij, de gave, geniet de ware waarde; de
anderen genieten slechts de
objectieveeringen, het tastbaar worden van een deel hunner
kennis. En kunst is, als Innerlijks, geen
kennis ten eerste, maar ten eerste product
van op eigenaardige wijze tot scheppen
gedwongen wordende instincten, mensche
lijke eeuwigheden van gemoed.
(Slot volgt)
PLASSCHAERT