De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 8 april pagina 7

8 april 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

8 April '16. - No. 2024 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Er bestaat nog een gevaar voor de pastorie, maar gelukkig, in dit gevaar ligt gelijktijdig eene geruststelling!Wil de Diaconie, die over de noodige geld middelen beschikt, van dit geld afstaan voor de bouw of de restauratie van eene pastorie, dan is hier in alle gevallen voor noodig de toestemming van het Classicaal Bestuur. Dit is de geruststelling: niet in Schelluinen ? zelf valt de eindbeslissing, hierover heeft het Classicaal bestuur te Gouda te beschikken, en zeer zeker mogen wij de verwachting koesteren, dat dit hooge College zal mede werken tot het behoud van het oude belang wekkende gebouw, mede aan zijne zorgen toe vertrouwd. Maar het gevaar is dit: In 1913 vroeg de predikant, dus niet het kerkbestuur of de Diaconie.den deskundige van de classisGouda, toen ter tijde de heer Nederhorst, naar Schel luinen te komen om de pastorie te onder zoeken. Deze bezocht op een automobielrit naar Leerdam Schelluinen, bezichtigde de pas torie en gaf de verklaring af, gericht tot de predikant te Schelluinen (het kerkbestuur en de diakonie staan officieel hier buiten), dat restauratie niet mogelijk was en raadde aan het gebouw af te breken en te herbouwen met de oude .deelen. Deze verklaring is gevolgd door een ver slag over den toestand van het gebouw door het kerkbestuur officieel aangevraagd aan .den heer Frowein, de man die gedu rende zijn leven zoovele restauraties met goed succes volbracht, deze zegt: Restau ratie) is zeer wel mogelijk, zal niet zulke buitengewone uitgaven vorderen, kan ge schieden zonder het geheele gebouw af te breken, zoodat de prachtig met zandsteen versierde zuidgevel kan blijven staan, waar door dit oude beeldhouwwerk niet de gevaren van beschadiging te doorstaan heeft." Persoonlijk deelde de heer Frowein mij nog mede, dat de toestand van de pastorie hem bijzonder was meegevallen en dat hij wel veel slechter gebouwen had opgeknapt. Vooral op een belangrijk punt wees hij de funda menten zijn goed!" De verklaring van den in dezen bij uitstek deskundigen heer Frowein heft het oordeel op van den heer Nederhorst, die wel is des kundige, maar niet, (en dat mag ik met alle respect zeker wel zeggen) deskundige waar het betreft het restaureeren van oude gebou wen. Bovendien, de heer Nederhorst is thans overleden, zoodat wanneer te zijner tijd een officieele aanvraag van de Diaconie bij het Classicaal bestuur werd ingediend, om van de Diaconiegelden beschikbaar te stellen voor restauratie of nieuwbouw, een rapport noodig zal zijn van den thans fungeerenden des kundige van de Classis Gouda. Maar ik ga verder! Waar eene mooie be langwekkende pastorie wordt overgelaten aan de elementen om deze te slopen, daar bezit het Classicaal bestuur zelf niet de be voegdheid in te grijpen om het pogen van het kerkbestuur te Schelluinen te steunen l Het kerkbestuur is finantieel onmachtig om haar taak te vervullen! het is van goeden wil, maar in het mechanisme hapert een tandrad de Diaconie" kan het Classicaal bestuur niet de sterke veer zijn, die zorgt, dat de tijd met haar slopende krachten niet stil voorbij gaat op de Schalluinenberg. Er wordt zooveel verwoest in deze dagen laat behouden blijven het goede, het waar devolle .schoone, dat behouden kan blijven. Gorinchem DlNGEMANS * « * Kabir's Verzen vm 'Binnen in dit aarden vat zijn prieelen en valleyen, en daarbinnen is de Schepper. Binnen in dit vat zijn de zeven oceanen en de ongetelde sterren, De toetssteen en de schatter der juweelen is binnenin. En binnenin dit vat luidt de Eeuwige, en de bron ontspringt. Kabir zegt: luister naar mij, mijn vriend! Mijn geliefde Heer is binnenin. IX O, hoe zal ik ooit dat geheime woord spreeken? O, hoe kan ik zeggen: hij is niet zus en hy is zó? Als ik zeg dat hij binnen in mij is, dan is het Heelal beschaamd. Als ik zeg dat hij buiten mij is, dan lieg ik. Hij maakt de innerlijke waereld en de buitenwaereld een ondeelbaar geheel. Het bewuste en het onbewuste beiden zijn banken voor zijn voeten. Hij is niet zichtbaar en hij is niet verbor gen, hij is niet geoopenbaard, noch is hij ongeoopenbaard. Er zijn geen woorden om te zeggen dat wat hy is. I11IIIIIIMII1IIIIII1IIIIIII111IIIIIIIIII1II1I11 llllltlllllllllUlllllllllllllllllllllllll Schilderijen zien 1. Ik wil u spreken over schilderijen en over den beschouwer daarvan. Over allerlei eigenschappen die ik in hen vond, over hun innerlijk wezen en over hun uiterlijke ver schijning. 2. Ik zal u geen lessen geven, want ik geloof niet in deze lessen. Ik geloof niet in de leeraars dezer lessen. Zij zijn misschien te goeder trouw, misschien te kwadertrouw; wellicht zijn ze alleen onnadenkend maar ik geloof niet in hen. Want door welke topverijen toch zouden zij de schilder kunstigblinden op-eens of langzaam-aan, ziende kunnen maken ? Welke ziel-vervormende krachten bezitten zij, dat zij zó-danig zich durven gebaren ? Met welke zalf zalven zij zinnen en oogen, dat daar-van de doode schellen neervallen, en het levende, beteekenis-\o\\t licht door-dringt in de geopende spelonken? Ik vraag u, wie zijn zij, deze eigenwijzen; wat kweeken zij anders, door hun praat-gragen uitleg, den flauwe of bitse na-bauwers, wier onechtheid u door de eerste woorden klink-klaar wordt, en over-duidelijk? 3. Ik zal u dus geen lessen geven. Ik zal alleenzeggen, zonder welken verderen dwang ook, hoe ik schilderijen zag en zie, en wat bekoort 4. Wat treft mij ten eerste ? Het is niet de voorstelling. Het is niet deze. Het is iets anders. Het is uit de verte al, de groepeering der lichten en donkerten, der modelleeringen, der kleurvlekken, die het schilderij formeeren. Deze groepeering zie ik ten eerste; zij blijft mij bij in essentiëele trekken.... Hoe kon het anders ? X Tot U hebt gij mijn liefde getrokken, o Fakir. Ik sliep in mijn eigen kamer en gijwektet mff, mff slaande met uw stem, o Fakir t Ik was aan 't verdrinken in de diepten van den oceaan deezer waereld en gij hebt mij gered; met uw arm he6t gij mij opge houden, o Fakir! Een woord slechts, geen tvfeede en gij deedt mij al mijn boeyen afrukken, o Fakir. Kabir zegt: Off hebt uw hart met het mijne verbonden, o Fakir. Fakir beteekent een arme, een beedelaar, gewoonlijk een godsdienstig beedelmonnik. Hier zal Kabir wel zijnen Meester aldus toespreeken. XI Ik speelde dag en nacht met mijn makkers, en nu ben ik zeer bevreesd. Het paleis mi/ns Heeren is zoo hoog, mijn hart beeft nu ik de trappen ervan zal be klimmen, en toch moet ik niet schuuw zijn als ik zijn liefde wil genieten. Myn hart moet zich hechten aan mijn Minnaar, Ik moet mijn sluyer wegtrekken en hem met mijn gansche lijf ontmoeten. Mijn oogen moeten de plechtigheid vol brengen van de liefdelampen. Kabir zegt: Hoor mij vriend, hij die lief heeft begrijpt. Als gij geen smachtende lief de voelt voor den Geliefde, dan baat het niet of ge uw lijf versiert en reukzalf op uw oogleeden smeert. XII Vertel mij o, zwaan, uw oude sprooke. Van welk land komt gij, o, zwaan ? Naar welke kust gaat gij vliegen ? Waar zult gij rusten, o, zwaan en wat zoekt gij ? Waak op, o, zwaan, deezen zelfden mor gen, stijg en volg mij! Er is een land waar zorg noch twufel heerscht; waar de schrik des doods niet is. Daar zijn de tentewouden in bloesem en de geurige rooke: Hij is Ik" wordt er ge dragen op den wind. 1) Daar is de harte-bij diep verzonken'en begeert geen andere vreugde. 1) De geurige rooke: Hij is Ik" betee kent het besef dat God en Ikheid hetzelfde is, welk besef het groote keerpunt aangeeft in de menschelijke ontwikkeling. De zwaan is het symbolische dier dat Brama draagt. Hier is een woordspel. Hamsa beteekent Zwaan", en Sa-Ham beteekent Hij-is-Ik". XIII O, ongeschapen Heer, wie zal U dienen ? ledere aanbidder biedt zijn hulde aan den god van eigen maaksel; eiken dag wordt hij gediend. Niemand zoekt hem,den volmaakten Brahma, den onzichtbaren Heer. Men gelooft in tien Avatars, maar geen Ayatar kan de oneindige geest zijn, want hy ondergaat de gevolgen zijner daden. De allerhoogste moet anders zijn dan deeze. De Yogi, de Sanjasi, de Askeeten, zij reedetwisten met elkander: Kabir zegt: Hy die den liefdeglans ge zien heeft, hij is gered." Avatar is de reïncarnatie van een God heid. De meest bekende zijn de tien Avatars van Vlsjnoe, in de eerste was hij dier of monster, later mensch, in de negende was hij Boeddha, de tiende moet nog verschijnen. XV Waar Lente, de vorst der seizoenen heerscht, daar weerklinkt de niet-gemaakte muziek vanzelve. Daar vloeyen de stroomen van licht in alle richtingen. Weinigen zijn de menschen die tot de kusten kunnen oversteken. Daar waar millioenen Krisjna's staan met gevouwen handen. Waar millioenen Visjnoes hun hoofden buigen. Waar millioenen Brahmas de Vedas zeggen. Waar millioenen Shiwas verzonken zijn in aanschouwing. Waar millioenen Indras in den heemel woonen. Waar halfgooden en moenis zijn zonder tal waar millioenen Saraswatis, muziekgodinnen op de Vina speelen daar is mijn Heer zelf geoopenbaard; en de geuren van sandelhout en bloemen, woonen in de diepten. Krisjna, Visjnoe, Brama, Indra. Sjiwa zijn allen Hindoe-godheeden, verpersoonlijkingen van den Algeest. Moeni heilige. Saraswati = muziek goodin, muze. Vina = Indische guitar. F. v. E. * * B Ieder kunstwerk is een groepeering. Maar het is meer, want iedere groepeering is geen kunstwerk. Er is inderdaad meer. De groe peering moet geworden zijn tot een gesloten, zich zelf genoegzaam zijnd organisme. Het kunstwerk is een groepeering van uitdruk kingen", totdat een levensvol organisme ont staat, een geheel. De deelen moeten dit ge heel zuiver dienen. Dit volgt hier uit. Het geheel is de hoofdzaak; de nheid, het n-zijn is de hoofdzaak; de deelen dienen. Maar waarom moet het een zich zelf ge noegzaam geheel zijn? Deze onafhankelijk heid is een noodzakelijk kenmerk van het eeuwige. Het werk moet afgesloten kunnen worden van wat het omringt. Het moet 'm zijn volum_en, zoo het een beeldhouwwerk is, en op zijn vlak, zoo het een schillderwerk is, in schoone, ongestoorde eenzaamheid kunnen leven. Het moet rust in zichzelven vinden. Daarvoor moet het zeker zijn ge temde ontroeringen. Hetzij ten opzichte van de ontroeringen, als in een werktuig de stoom is betoomd in oordeelkundige be perking; krachtig juist daardoor. Uit deze groepeering volgen, voor den kunstenaar veel noodzakelijkheden. Deze eenheid dwingt tot bouwen, d. i. overzichte lijkheid ; tot het mijden van versnippering, De kunstenaar moet verborgenblijvende vast heid vinden achter het even speelsch-zijn der vormen. Hij moet kleuren en lijnen tot rust brengen. De kunstenaar moet de kleuren verschillend naar intensiteit, en de lijnen, verschillend door richting, balanceeren. Dit lijkt, zó-gezegd, simpel als een liedje. In werklijkheid is het anders; de werklijkheid toont anders aan. Soms lukt de balanSchoolversiering *) De behoefte om kunstschoon in de scholen te brengen heeft eenige jaren geleden doen ontstaan de Vereeniging voor School ver siering. Deze ondervindt door haar steeds krach tiger en beter georganiseerd streven om door schoolversiering te trachten, het te kort aan aesthetische vorming op de scholen op te heffen, voortdurend meer sympathie en steun. Inderdaad zijn de resultaten, na een nau welijks vierjarig bestaan verkregen, schit terend te noemen. Niet minder dan 83 scho len (waaronder 17 gymnasia, 45 hoogere burgerscholen, verscheidene kweekscholen enz.) zijn bij de vereeniging aangesloten. Zij zijn geabonneerd op hare uitgaven of maken gebruik van de door de vereeniging geboden gelegenheid om afbeeldingen (met zonder lijst) naar kunstwerken in bruik leen te ontvangen. Die afbeeldingen wisselen telkens af en worden met zorg gekozen. Ook afgietsels naar beeldhouwwerken wor den zooveel mogelijk verstrekt. Menig duf schoollokaal, menige kale vestibule is hier door reeds opgevroolijkt en spelenderwijs worden zoodoende bij de jeugd de kiemen gelegd van eerbied voor en begrip van de Deteekenis der kunst in het leven. Tal van pnderwijs-autoriteiten en colleges [o. a. twee inspecteurs van het M. O., de Ver. v. Leeraren bij het Middelb. Onderwijs, verscheiden wethouders v. onderwijs, cura:oria, het Genootschap v. Leeraren aan ^ederlandsche Gymnasia, de Ned. Ver. voor Teekenonderwijs enz.) begunstigen het stre ven der Vereeniging. Van de zijde der kunst werd instemming betuigd door het Verbond van Nederlandsche Kunstenaarsvereenigingen, dat, door de Ver. v. Schoolversiering om samenwerking verzocht, een commissie van advies benoemde, die bestaat uit Prof. Dr. W. Martin, directeur van het Mauritshuis, C. W. Nijhoff, directeur der Kunstnijverheidsschool Quellinus, S. Moulyn, bestuurslid van het Verbond en secretaris van de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunst. Ook van de zijde der uitgevers (Mij. v. Goede en Goedkoope Lectuur) ontving de Vereeniging steun, terwijl Jhr. B. W. F. van Riemsdijk zich bij voortduring beijvert om, in zijn kwaliteit van secretaris der Rijks commissie voor de Gipsafgietsels, de aan gevraagde gipsreproducties te verstrekken. De Vereeniging gaat nu een reeks oor spronkelijke wandprenten uitgeven, waarvan de eerste, Voorjaar in de Betuwe", door S. Moulyn, thans is verschenen. Blijkens hare berichten en mededeelingen gaat de Vereeniging zich nu ook bemoeien met de kwestie van het onderwijs over beeldende kunst op de Hoogere Burger scholen. Zeer zeker zal zij op ieders dank baarheid mogen rekenen indien het haar mag gelukken, dit moeilijk probleem tot een begin van practische oplossing te bren gen. Zij zal zich zonder twijfel terdege laten voorlichten door hen, die op dit ge bied ervaring hebben en daardoor niet ver vallen in een systeem van eenzijdige aesthe tische dressuur. W. MARTIN *) Naar aanleiding van het ons toegegezonden tweede nummer der Berichten en Mededeelingen van de Vereeniging voor Schoolversiering," Januari 1916. Voorzitter v. h. Bestuur is Dr. A. van de Water te Arnhem. ? 9 ? Octoberwind Octoberwind, de zwanezang Van 't kleurig woud, Wat is het dat ge mij zoo bang Verborgen houdt? Verhalen kunt ge tooveren Een zeldzaamheid, Van fonkelende looveren Bedrijvigheid Van 't aarzelen der nevelen Des morgens vroeg. Als 't zwijmelende prevelen De bladen droeg Tot stervende en flikkerend In dwarreling, Een looverregen rillende Ten bodem ging Nu klaagt de bleeke westewind Zijn stervenslied, En grimmig grijze wolken lucht Zijn stil verdriet Octoberwind, de zwanezang Van 't kleurig woud, Wat is het dat ge mij zoo bang Verborgen houdt ? L. B. BECKING ceering onbewust, maar op een ander oogenblik niet. Dan wordt er dagen gewroet; gevochten. Opdat niets er uit zou springen" zijn vele uren den onbewusten dikwijls niet genoeg... En... het is natuurlijk, dat dit moeilijk is. De getroffen geest, het speelsch en beweeglijk geworden gevoel is vol va riatie en doet telkens nieuwen vondst. De regelmatige oplossingen voor deze bewogen en bewegende gevoelens zijn geschakeerd, meer dan iemand kan denken. Zij zijn de persoonlijkheden. ledere persoonlijkheid is een bepaalde oplossing van de gevoelens. 5. Maar is het schilderij nog iets verders dan n, tot rustige nheid geworden, groe peering? Het is nog iets anders. Door iets rijkers wordt zijn waarde bepaald. Zijn waarde wordt nog bepaald door dit: hoeveel het bezit aan algemeene, blijvende, menschelijke gevoelens en lusten; hoe rijk i het aan instincten; primaire gevoelens. Deze gevoelens moet het, om een andere eeuwigheid, bezitten en vertoonen, wil hel rijk zijn met blijvenden rijkom. Het persoon lijke is dus niet het belangrijkste in het schilderij, al is het wat aangenaam is van spontaneïteit. Het persoonlijke geeft alleen de nieuwheid: het is als een telkens wisse lende vlaag over vaste fundamenten. Uit dezen rijkdom aan primaire gevoelens ontstaan de serieën gedachteverbindingen, die den beschouwer bewust worden; of hem onbewust soms blijven, en toch aangrijpen. Deze gedachteverbindingen ontstaan voornamentlijk door de vormen, de modelleeringen, zij 't zuiverder gezeid. Hier, met deze stelling, begint een der moeielijkheden die dezen beschouwingen Wanneer Kultur" zou vallen Teekening voor de Amsterdammer"'van George van Raemdonck Hij heeft zijn doodsbed zelf gespreid!... IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIililllllllllllllllllIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIIIIIlltlllllllllllllllll De zaak-Valter Prof. Bodenstein maakt mij opmerkzaam op een klein misverstand, dat bij mij bestaat ten opzichte van de door hem in de Bothakwestie gebruikte bronnen. Inderdaad bestaat er een duplo-register van telegrammen, waar van het eene onder den heer Valter, het andere onder dr. Leyds berust. Prof. Boden stein nu heeft behalve van dat register boven dien inzage kunnen nemen van de origineele telegrammen, waarvan het register de reges ten gaf. Daardoor was zijn materiaal ook omvangrijker en belangrijker dan dat van den heer Valter. Tot de beoordeeling der zaak doet het evenwel niets af. Het was toch hier niet de vraag, welke bronnen de heer Valter gebruikte, maar hoe hij de bronnen gebruikte, die hij tot zijn beschikking had. Hoe hij dat deed, is door prof. Bodenstein op afdoende wijze aangetoond. H. BRUOMANS IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Inhoud van de April-Tijdschriften: De Gids: Karel v. d. Woesteyne, Verzen. Joost Mendes, Het geslacht de Santeljano's. Ds. A. H. Blauw, De Verborgenheden van een landschap. Dr. R. A. Reddingius, Een Wereld beschouwing. Dr. H. T. Colenbrander, Een Woord tot Nederland. Prof. dr. D. C. Hesseling, Floris en Blanchelleur in Zuid-Europa. P. N. van Eyck, Gedichten. R. P. J. Tutein Nolthenius, Eereprijs. Dr. Jan Veth, Jhr. M. Victor de Stuers -',-. J. de Meester. Het Tooneel. Buitenl. Overzicht. Bibliographie. Groot Nederland: J. van Oudshoorn, Vermetele Avond. Jan van Mijlen, Verzen. Maurits Wagenvoort, Het Koffiehuis met de roode huisjes. Dr. J.B. Schepers, Da vriendschap van Jac. Perk voor Willem Kloos. KransCoenen, Quack's herinneringen. Dr. J. L. Walch, Dram. Overzicht. DramatischeBijdrage: Maximnoff, Waarheid en Leugen. De Nieuwe G-ds: R. v. Genderen Stort, Helene Marveil. Jeanne Reijneke van Stuwe, Een diner «d'Adieu de Jeune Fille". Dr. A. Aletrino, Napoleon's laatste levensjaren. H. van Loon, De verloren zoon. Jac. van Looy. Nieuwe Bijlagen XXIV (De Beer). M. A. van Heekeren, De monarchale quaestie in China. Dr. K. H. de Raaf, De verklaring der eerste verzen van Shelley's Epipsychidion. Corn. Veth, De Schoolmeester en de Ingoldsby Legende. Kunstnoti ties. Helene Swarth, Lente. Joannes Reddingius, Morgenrood. Willem Kloos, Litteraire Kroniek Krans Netscher. Binnenl. Staatk. Kroniek. Chr. Nuys. Buitenl. Staatk. Kroniek. Jeanne Reijneke van Stuwe, Bibliographie. Het Getij: W. de Mérode, Geestelijk lied. Con stant van Wessem, Hamlet's Wittenbergsccne. G. H. Priem, Silhouet. G.B. Westenburg, Psychologie I. G. de Greef, Verzen. J. A,de Groot, Sneeuw-Idylle. H. J. V. Sody, Stemming. Ernst Groenevelt, Voorhal. F. R Muziekoverzicht. E. G., Boekentafel: Je Beiaard. Oude Kunst: Miniaturen Iil, door Frits Lugt. Gebrandschilderde glazen, door D. van Adrichem (l. F. M. Eene belangrijke schroeftnedaille, door jhr. van Kinschot. Ommegang door onze Musea, III, door Just Havelaar. Albert Cuyp of Abraham van Kalraet? door dr. C. Hofstede de Groot. De plaats van het instrument in zijn omgeving, door prof. dr. W. Vogelsang. In Memoriam jhr. mr. Victor de Stuers. Inedit»XI, XII, XIII, door dr. C. Hofstede de Groot. In de Magazijnen. Antiekveiling Mak, Dordrecht. Vraagbaak. Ome Keuui: G. van Eckeren, de Van Beemsters. T)r. E. B. Kielstra, West-Borneo. A. G. van Hamel. Romantiek en Wetenschap Mr. H. C. Dresselhuys, Codificatie en Rechtsvorming. T ie, van den Hak op den Tak. Mr. P. Otten. Buondelmonte dei Buondelrnonti. J. van Rossem. Verlangen. Vragen des Tijds: G. W. Kernkamp, De ubantia. G dr. H. P. Marchant, Het beperkte gezichtsveld. Prof. i. Scheltema, leis over de sociale beteekenis der kiniiiiiiiiiiiiiiiinliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiii eigen is. Het moderne schilderij, zeker dat der expressionisten, dezer lyrische, geëxaspereerde, zelf-aanbidders (gedeeltelijk schrilste impressionisten, gedeeltelijk vereerders van het abstract-wprdende) dat schilderij geeft een eigenaardige kracht aan het woord vorm". De vormen zijn bij hen geen be schouwde geheelen of gedeelten meer van menschen, dieren, planten of gesteenten; het zijn erupties van den vulkanischen geest", zij geven alleen het Dipnusische; de diepe eerste dronkenschap; (niet het apollinische. Kandinsky, de soms zoo vlammende, soms zoo teedere kleuren-lyrikus, is hiervan een type. Bij hem ontstaat het behagen van den toeschouwer op zuiver lyrisch visueelen grondslag, door lyrischen kleurenylek en lyrisch lijkenspel... De vormen zijn geen beschouwde vormen meer, maar zij lijken dingen uit het scherpgetroffen gevoel wildweg uitgestooten. Bij hem lijken de kleuren, voor de waaksch-geworden phantaisie, vaste bloemen, die welken in vormeloos vuur, terzyde van andere bloemen van licht, die aarzelend opengaan als komende gedachten. En de lijnen, bij hem ? Zij leven soms met snelle vaart een eigen leven, dan dralen zij, als iets dat begint; soms staan zij star, soms liggen zij vlak, zooals de aarde vlak ligt in ons eigen land.... Het schijnt mij toe, en dat is hier het belang, dat wie in Kandinsky niets vindt, in de meer gedifferentieerde schilderijen (meer ge differentieerd wat de vormen aangaat) zeker evenmin het ware erkent, het eerst-noodzakelijke. Dit toch is, licht, kleur, trilling. Een schilderij is een serie geordende trillin gen. Het leeft in en van licht; zonder licht IIIIII11IIIIIIIIIIIIIIII1IIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIMIIHIIIHIIIIM dergeneeskunde. Anna Polak, Het standpunt der staatscommissie over de werkloosheid ten opzichte van den arbeid der vrouw. Mr. H. P. Marchant, Staat kundig Overzicht. Wetenschappelijke bladen: Geneeskundige beschou wingen tot behoud en vermeerdering van volkskracht. Russische boerenliederen. Politieke en andere her inneringen aan Roemenië. Alcohol en ziekte Het Leger des Heils en de oorlog. Uit Anton von Werner's herinneringen. De Engelsche gevangenissen gedu rende den oorlog. Mislukte jacht op een Zeppelin. Opbouw: Br. Elffers, Dr. Ubbink's aanval getoetst. Tine van Veen, Aan de vriendelijke verleiding. Prof. dr. H. H. Kuyper, De martelaren van Lyon II. Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift: Kasper Niehaus, Edouard Manet. Jhr. mr. W. A. Beelaerts van Blokland, Twee.jeugdige moeders in den goeden ouden tijd. Otto van Tusschenbroek, Volendam als isketching-ground" J. de Leeuw, Liefde's spelen. J. M. Goedhart-Becker, Martje Vroom. Gerard van den Hoek, De verwenschte thuiskomst. Boekbespreking. Leo Gestel. Hollandsche Kunstenaarskring. Kalender Op de Hoogte: Mr. W. J. van Weideren Baron Rengers-]- Corn. J. Gimpel, Aan de Kostverlorenwetering-Lloyd-Passagier, Stierengevecht, uit het dagboek van. Do Musbach, Het collier. De Egyptenareri in Sinai. Augusta van Slsoten, Waarom hij niet ster ven kon. J. H. Rössing, Van en op de planken. H. Drachman, Het schip in de Kerk. Vragen van den Dag: J. M. Lamers, De posterijen, telegrafie en telefonie tijdens den Eurooeeschen oorlog. De Noordelijkste spoorlijn der wereld. Dr. II. Blink, Het Hoogheemraadschap Waterland in zijn opkomst, strijd tegen het water en tegenwoordigerïtoestand. Met kaartje. De Engelsche geldmarkt en haar plaats in de toekomst. Ds. föVos, Meyboom's levenswerk voltooid. A. W. Geerling, Johan de Witt (Dr. N. Japikse). Het rhytmisch verloop der levensfunctie bij de platen. G. J. Geers, Ethnologie; een nieuwe leuze. Van maand tot maand. Het Nederlandsche probleam. Bibliographie. is het dood als dor hout. Wie dus d' eigen gevoelens of die van anderen niet erkennen kan .in serieën geordende vibraties, voor hem is het schilderij even dood als de uren van gisteren dood zijn in den tijd. En deze gave, dit erkennen van een schil derij verwerpt de leeraars en zij heeft niets te maken met wetenschap. Zij is een zuivere gave, zooals muzikaliteit een andere is; zij schuilt in de constructie van den geest en er is niets rechtstreeks verworvens aan haar. Dit moet altijd, en ten eenenmale, vastgehouden worden op deze bewering staan als op stugge stelling voorgaande en komende beweringen. Zij de gave is voor mij zeekréwaarheid. Zij geeft ook het, snel gevonden, gemeenzaam gevoel tusschen de werkelijke verstaanders van het essentiëele in een schilderij en zij doet de talrijke nabauwers erkennen. Zij erkent onmiddelijk de betrekkelijke" waarde van de voorstelling. Zij is van deze voorstelling geen dupe, zoo zij niet schilderkunstig ver antwoord is; zij mijdt degenen, die van die voorstelling alleen genieten, omdat zij van uit hun weten, genot of trots of herinnering voelen groeien. Zij, de gave, geniet de ware waarde; de anderen genieten slechts de objectieveeringen, het tastbaar worden van een deel hunner kennis. En kunst is, als Innerlijks, geen kennis ten eerste, maar ten eerste product van op eigenaardige wijze tot scheppen gedwongen wordende instincten, mensche lijke eeuwigheden van gemoed. (Slot volgt) PLASSCHAERT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl