Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 April '16. No. 2025
personeel volstrekt ontoereikend om be
hoorlijk zijn taak te kunnen vervullen.
Toen Colijn in 1912 zijn nieuwe organi
satie ontwierp, waarbij hij de veel te groote
infanterieregimenten in tweeën splitste, al
dus het aantal regimenten verdubbelende en
deze twee aan twee tot een brigade
vereenigende, nam hij in zijn nieuwe plannen geen
splitsing der bestaande administratiën op.
De administrateur van het
infanterieregiment werd eenvoudig administrateur eener
infanteriebrigade als hoedanig hij in tijd van
vrede zeker zijn werk wel af kon, doch
wiens taak in geval van mobilisatie stellig
veel te'omvangrijk moest worden, te meer
omdat dan ook ettelijke landweerbataljons
(hun aantal wisselt van drie tot vijf per
brigade) bij de brigade in administratie
zouden worden gevoerd. En wat voor den
brigade-administrateur geldt, geldt in zeker
niet mindere mate voor de in rang op hem
volgende autoriteit, den controleur van de
Inwendige Administratie der korpsen, op
wien de taak rust om de mandaten te ver
vaardigen, waarop aan de onderdeelen van
het leger de noodige fondsen worden ver
schaft, om de kassen te controleeren van
die onderdeelen, om maandelijks alle be
talingsbewijzen te verifieeren, die hem daar
toe met afschriften van het kasboek worden
toegezonden, om alle mogelijke inlichtingen
te verschaffen en om last not least de
inwendige administratie der korpsen na te
zien. Dergelijke controleurs telt ons leger
in vredes-, zoowel als in oorlogstijd er vier.
Hun aantal zal in tijd van vrede wel voldoende
zijn; in tijd van oorlog is het absoluut onvol
doende, eheel het veldleger heeft slechts
n controleur. Onnoodig te zeggen, dat
deze zijn taak niet behoorlijk kan vervullen.
Geen wonder, dat gedurende geheel het
eerste mobilisatiejaar niet n kas is opge
nomen, dat sedert l Augustus 1914 geen
stuk van de inwendige administratie is
nagezien l
En het overige personeel ? Ook daar het
zelfde verschijnsel. Veel te weinig
luitenantkwartiermeesters voor de bataljons, veel te
weinig sergeant-majoors voor de compagniën
en gelijksoortige eenheden. Hoeveel onder
deelen waren er niet, waar bij gebrek aan
administratief kader aan een voor die taak
niet in het minst berekend troepenofficier of
onderofficier de administratie moest worden
opgedragen. Want het militaire stelsel ver
zette er zich natuurlijk tegen om aan een
verlofsmilitair van lageren rang, die krachtens
burgerwerkkring veel beter administratief
onderlegd was, een dergelijke taak op te
dragen. Liever dikwijls een goed troepen
officier aan den troependienst, waarbij toch
ook heusch zoo'n overcompleet aan geschikte
aanvoerders niet was, onttrokken dan een
militieplichtige van wiens verantwoordelijk
heidsbesef men overtuigd kon zijn met de
administratie van een bataljon belast l
Er is in het bovenstaande feitelijk reeds
aangegeven, waar hier de groote fout lag. In
het volstrekt ontbreken van een administratief
reservekader. De militaire administratie is
het langst blijven leven in de opvatting, dat
er buiten het actieve leger geen leger bestaat;
zij heeft niet willen inzien, dat het leger niet
wordt gevormd, door die enkele duizenden,
die in tijd van vrede onder de wapenen zijn,
doch door de groote massa der verlofgangers,
die wanneer het mobilisatiebevel wordt aan
geplakt hun plaats in de gelederen gaan
innemen. Bij het leger is tot nog toe niet
een enkel administratief reserve-officier op
geleid. Slechts bij de landweer had men een
klein aantal van die militairen, doch deze
werden gerecruteerd uit een categorie van
personen, die zeker niet de in de eerste
plaats daarvoor was aangewezen en genoten
voorts een opleiding, die hen voor hun taak
allerminst geschikt vermocht te maken.
Op een enkele uitzondering na is dan ook
de ondervinding der korpsadministrateurs
op het stuk van het administratief
landweerIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII
Kinderzaken voor het Amsterdamsen
Kantongerecht
Plechtig zitten de drie togatie in de ijle
zaal voor straf zittingen: kantonrechter, grif
fier en openbaar ministerie. Het is alsof
zij in hun ambtelijk gewaad, op hun hooge
zitplaatsen, die van den kantonrechter ge
kroond met een Nederlandsch wapen, in
het gedempte licht van de rechtzaal een
oogenblik uit de sfeeren der gewone
sterfelingen zijn opgeheven, geroepen om het
klein gedoe van menschelijk krakeel te
beoordeelen en bestraffen. Er is niets van ge
moedelijkheid in dit uiterlijk vertoon: die
zal moeten komen van de woorden van
rechter en ambtenaar, van de houding, de
verdediging der jeugdige beklaagden, van
de vrijpleitende en vermanende woorden
hunner ouders. Vaak is, juist bij de be
rechting van kinderzaken aangedrongen op
eenvoud en gemoedelijkheid en in Amerika
is die bij sommige Juvenile Courts in die
mate bereikt, dat de rechtzaal iets heeft van
een gezellige binnenkamer, de rechter van
de genoegelijke vriend. Dat heeft zijn
schaduwzijde: juist het plechtige, dat onze
terechtzittingen kenmerkt geeft er in de
oogen der overtreders iets bijzonders aan,
personeel meer dan treurig en zeker is het
niet in de laatste plaats daaraan te wijten,
dat de afwikkeling der verantwoording over
het jaar 1914 nog steeds niet tot een einde
is gekomen.
Bijna een vol jaar moest de mobilisatie
oud worden voor de autoriteiten gingen
inzien, dat er iets moest gedaan worden om
verbetering in deze toestanden te brengen.
Cursussen ter opleiding van administratief
personeel werden geopend. Hoewel er een
niet minder groot gebrek was aan
luitenantkwartiermeesters, werd echter voorloopig
uitsluitend de opleiding voor sergeant-majoor
ter hand genomen. De geslaagden moesten
dan eerst een tijdlang als zoodanig fungeeren
om daarna opnieuw een cursus voor
luitenant-kwartiermeester te kunnen volgen. De
eerste cursus voor laatstgemelden rang is
thans aangevangen; vermoedelijk zal het
militaire organiseerend talent dus ongeveer
aan het einde van het tweede
mobilisatiejaar zijn eerste
reserve-Iuitenant-kwartiermeesters uit de militie afleveren. Men zou
zich daarbij neerleggen, indien deze lange
weg werkelijk noodig was, indien men
Inderdaad geen bataljon zou kunnen
administreeren zonder eerst sergeant-majoor ge
weest te zijn. Maar zoo staat de zaak niet;
wanneer men zijn menschen weet te kiezen
en de goede krachten uitzoekt, dan kan men
ongetwijfeld een zeer goed kwartiermeester
vormen van iemand, die den
sergeantmajoorsrang niet heeft bekleed. Worden de
beroepsofficieren der militaire administratie
ook niet opgeleid zonder den tusschenrang
van sergeant-majoor? Een andere fout van
deze opleiding is geweest, dat men haar
uitsluitend heeft opengesteld voor sergeants;
hoevelen waren er niet onder de korporaals
en soldaten, die zeer geschikt waren voor
een administratieve functie! Moedwillig heeft
men ook hier weder de keuze beperkt!
Het is bedroevend, zoo weinig kijk als
onze legerleiding heeft op de niet-militaire
toestanden en verhoudingen. Zij kan er nog
maar steeds niet in slagen de waarde van
den militair af te nieten naar een andere
maatstaf dan de chevrons op zijn jas of de
sterren op zijn kraag. Zij begrijpt niet, dat
in onze dagen het leger geheel van karakter
is veranderd, en dat het eenige middel om
onze weermacht tot een hoog peil op te
voeren is zooveel mogelijk gebruik te maken
van alle in het leger aanwezige krachten.
Wanneer men in de toekomst verbetering
wenscht, dan zal men er zich ook bij het
dienstvak der militaire administratie van
hebben te doordringen, dat het
vredespersoneel bij mobilisatie met een talrijk goed
onderlegd verlofspersoneel moet worden
aangevuld. De opleiding van dat verlofs
personeel zal in tijd van vrede geregeld
moeten worden ter hand genomen en door
een behoorlijke selectie zal moeten worden
zorg gedragen, dat ongewenschte elementen
niet tot het medebeheer van een zoo be
langrijk deel van 's lands penningen worden
toegelaten. Alleen op deze ? wijze zal men
waarborgen kunnen erlangen, dat de
millipenen, met zooveel moeite bijeengegaard,
niet op onnutte of onnoodige wijze worden
verspild!
WEGWIJZER
Te Wapen Te Water!
De rilling, die op 31 Maart door ons volk
is gegaan heeft den leiders van de afdeeling
Amsterdam van het Vrijwillig Landstorm
corps motor-, vaar- en voerwezen aanleiding
gegeven zich nog eens met een oproep te
wenden tot eigenaars van automobielen,
motorfietsen, chauffeurs, eigenaars van motor
booten, schippers en allen, die de watersport
beoefenen en hen aan te sporen zich bij het
corps aan te sluiten.
Het is wel wonderlijk, dat er zooveel
opwekking noodig is om in Amsterdam
een krachtige afdeeling te vormen. Aan
niiiii in ui nu m i i iiiniiiii u
maakt, dat hun gang naar 't kantongerecht
niet is een gewone, alledaagsche verrich
ting, en toch sluit het gemoedelijkheid van
behandeling niet uit, zooals wij wekelijks
kunnen zien en hooren, ais de kantonrech
ters zich niet bepalen tot een beschouwing
van de pekelzonden der jeugdige Amster
dammers, maar zich in hun levenswijze,
hun werkkring, hun verleden verdiepen, om
zoo te zeggen de straf tot een bijzaak, het
vermanend woord tot hoofdzaak maken.
In bonte rijen trekken zij langs het kleine
hekje voor de groene tafel, de groote
zaalhol achter hen, want publiek wordt niet
toegelaten, de terechtzittingen zijn niet open
baar. Er speelt zich dan een stuk leven
van het jeugdige Amsterdam af: de
vroolijke jongen werkzaam op een fabriek aan
den Omval, zijn bruine oogen vermetel de
wereld inkijkend, staat terecht, omdat hij
heeft gezwommen in den Amstel. Hij be
kent 't rechtuit, omdat 't zoo warm was"
een zwembroek had hij aan, wist wel,
dat 't niet mocht; de veldwachter zegt, dat
hij 't ook zoo erg niet vindt, maar de be
woners aan den omval klagen zooveel bij
den Burgemeester van Ouder Amstel over
jonge en andere naaktloopers, dat deze daar
toch wel iets tegen moet doen. Moeder
vraagt den kantonrechter het nog eens met
haar jongen te maken, hij past goed op, is
Teekeningen voor de Amsterdammer" van Daan de Vries
onzen Amstel liggen de schuitenhuizen van
De Hoop, de Amstel, Willem III, Poseidon,
Nereus, allen watersportvereënigingen, die
samen minstens een 2000 leden tellen, en
in de keurige haventjes stallen de even
elegante motorbooten, groote en kleine, in
lange rijen en toch kost het moeite al die
menschen te bewegen een paar uur in de
week hun persoon en hun eigendom be
schikbaar te stellen om zich te oefenen ex
anderen te laten oefenen in de diensten,
die te water achter het front de vaartuigen
m schippers kunnen bewijzen. Senatu
deliberanle Saguntum captum est.: als 't oorlog
is, is 't te laat: de moterbooten worden dan
gerequireerd, maar wat zal ons legerbestüur
er mee doen, als er geen bemanning is, die
vlug en correct den weg te water weet te
vinden en de opdrachten kan uitvoeren.
Met de motorfietsen en automobielen is
het niet anders; vooral de motorfietsen. Zij
zijn de huistelefoon van het leger genoemd,
maar wat heeft men aan een huistelefoon,
die niet aansluit, of waarvan de koppeling
defect is.
Als de oorlog daar is, zie ik ze komen,
schippers en motorfietsers en als hun dan
wordt gelast snel een boodschap naar een
of ander fort of batterij over te brengen,
klinkt die naam hun vreemd aan en moeten
ze den weg nog zoeken, die ze in vredestijd
hadden moeten vinden.
Er staan, aldus de oproep, zooveel
gemobiliseerden onvrijwillig aan onze grenzen, zij
getroosten zich alle opofferingen: werpt
dan de gedachte anderen zullen het wel doen
van u af maar geeft hun troost door zelf
aan te pakken en vrijwillig de moeilijke taak
van hen te verlichten."
Zoo is het. Er is te lang gezeurd. Mocht
iedereen, die aan motorfietsen doet of water
sport beoefent het voorbeeld volgen van
een onzer allerbekendste zeilers, wiens
zwerye* jaarlijks 't eerst de zeilen hijscht
en die nu als matroos op een stoomtrawler
staat, aldus zijn schipperskunst dienstbaar
makend aan de gemeene zaak. Hij is een
enkeling, zoo moesten er vele»zijn.
Tijdroovend zal het werk, dat gevraagd wordt
niet zijn: pi.m. 2 uur in de week oefeningen
en enkele oefeningstochten is waarlijk niet
veel en vooral de laatsten kunnen in hét
komend zomerseizoen een bizondere en
sportieve bekoring hebben. Bij den reserve
2e luitenant D. P. C. de Hoop Scheffer
37 Vondelstraat kan ieder, die wil meehel
pen, zich aanmelden. Moge de onrust der
eerste Aprildagen tenminsten dit uitwerken,
dat allen, die op eenige wijze het land kun
nen dienen, zich opmaken en meewerken!
FRISO
iiimiiiiiiiiiHimiiiiiiiiiii
Brief uit Indië
aan de Amsterdammer".
Watersnood De filosofie
van den Inlander De S
aminieer De Javaansche
grond vrij goed voor den Javaan
Indië is nu in de macht van het water.
De dagen van den zondvloed schijnen terug
gekeerd. Het regent, het regent sedert begin
December, dag en nacht, in het laagland en
in het gebergte zonder ophouden en cres
cendo door. De dampkring schijnt onuit
puttelijk beladen met vocht, dat op alle uren
van den dag en den nacht in stroomen neer
slaat. Wij gaan met regen naar bed en staan
er mede op, zien niets dan grauwe lucht en
beleven een ongeëvenaarde koelte. Ziedaar
de trekken van het druipende beeld van
Indië en heden. De oubazen van de tropen
herinneren zich niet zulk een
ouwerwetIIMIIIIIII1IMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII ..... Illllllllllllllllllll
pas 15, de oudste van acht en breed heeft
ze 't niet, vooral sedert de mobilisatie. Ge
lukkig kan de jongen nog wegens zijn jeug
digen leeftijd aan zijn ouders worden terug
gegeven zonder toepassing van eenige straf.
Eigenaardige
strijd van belan
gen: aan den eenen
kant een ijveren
voor de sportieve
opvoeding van
onze jongens,
zwemmen gepre
zen als de gezond
ste lichaamsbewe
ging en een jongen,
die de theorie tot
practijk maakt met
procesverbaal en
straf bedreigd! Zoo
* met me«
overtredingen:
voetballers, die
den Droogbak tot het terrein hunner operaties
maken tot schrik derheeren van de Hollandsche
Spoor, of die het Staringsplein in opstand
hebben gebracht, omdat een prop, die tot voet
bal diende, het open raam van een eerzame
juffrouw is ingevlogen, die zich natuurlijk
direct heeft geschaard onder de klagers
over die ellendige baldadigheid", fietsers,
die in hun vrije avonduren de buurt hebben
vermaakt met snelheids en
vaardigheidsproeven op hun rijwiel en a la barbe van
motor- en rijwielwet, het verkeer op den
weg hebben in gevaar gebracht.
De humoristische kant ontbreekt ook al
niet: onder de Amsterdamsche jongens is 't
een gangbare legende, dat men twee maal
voor voetballen gewaarschuwd moet zijn,
voordat 't tot een verbaal komt en als je
een goeie agent hebt ziet hij 't wel driemaal
door de vingers. Een waarschuwing op 't
Politiebureau is dikwijls ook al even goed
als een verschijning voor 't kantongerecht,
vooral omdat die heet van de naald gaat en
direct op 't feit volgt; bij een behandeling
in rechten gaat altijd een maand a vijf weken
voorbij.
Ook minder onschuldige, minder jongens
achtige feiten krijgen wij te hooren: een
17-jarige lummel is dronken geweest; nou
ja dronken, pleit hij, een glaasje bier gehad".
Met dat al heeft hij vier uur op 't politie
bureau doorgebracht ter ontnuchtering. Daar
staat hij : uit zijn krachten gegroeid, in ge
bogen houding, niet door 't harde werken
maar uit pure lamlendigheid, een spuuglok,
op zijn voorhoofd, zijn brutale mond licht
tot een onverschilligen glimlach gekruld,
het beeld van een weinig belovende toe
komst. De kantonrechter vraagt wat hij van
-<So
i6RSanatogen
Enkele l epels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
J
schen" westmoesson te hebben meegemaakt.
Het is of al de achterstand van de droge
jaren 1913 en 1914 nu in eens moet wor
den ingehaald.
Hiermede wordt op nieuw de oud-Indische
levenswijsheid bevestigd, dat het hier altijd
hollen of stilstaan is met het weer. Voor de
Indische meteorologie is de Aristotelische
wijsheid van maat houden niet geschreven,
zooals Indië nu wederom tot zijn schade
ervaart. Van alle kanten komen er berichten
van uit haar oevers gezwollen rivieren, van
beschadiging aan spoorbanen door
wegspoeling van weggedeelten en bedelving van
andere weggedeelten onder aardstortingen;
de treinen hebben urenlange vertragingen,
de wegen zijn onbegaanbare modderpoelen
en het laagland staat grootendeels onder
water. Door de vlakten van Java sporende
ziet men nu zich een eindelooze watervlakte
uitstrekken, waar boven de groene bamboe
complexen der kampongs als eilandjes uit
steken en waarin de zonlooze grauwte der
lucht zich somber spiegelt. Al neemt deze
bijna jaarlijks in meerdere of mindere mate
terugkeerende watersnood niet altijd het
karakter eener ramp aan, hij doet altijd schade
en is ontegenzeggelijk een belemmering voor
Java's voorspoed en voor eene rationeele
woningverbetering van den Inlander voordat
dit waterbezwaar is ondervangen. Dit jaar
is de watersnood algemeener en intenser
dan te voren en voor vele streken inder
daad een onheil. Van den omvang van dit
onheil kan men zich eenig denkbeeld maken,
wanneer men verneemt, dat in Japara een
uitgestrektheid van ongeveer 400 vierkante
kilometers eensklaps in een meer veranderd
is met een waterhoogte die op sommige
plaatsen tot de dakgóoten van de huizen
reikt. Daar zal na wegtrekking van het water
de aarde wel tot den oorspronkelijken bajerd
blijken te zijn teruggekeerd. De particuliere
liefdadigheid is dadelijk in beweging ge
komen en het Gouvernement heeft de zorg
voor levensmiddelen voor den tijd der ge
dwongen verstrooiing van de bevolking op
zich genomen. Daarna zal het met
hulpwerken bijspringen. Gelukkig heeft de In
lander in den loop der eeuwen als erfelijke
eigenschap een groot weerstandsvermogen
tegen onheilen verworven en is hij, nadat
de natuur wederom meer normale banen
hernomen heeft, het leed spoedig vergeten
en korten tijd daarna weder de oude van
voorheen.
De seculaire last der beproevingen zou
van den Inlander een pessimist hebben kun
nen maken. Hij heeft uit hem een filosoof
doen groeien, die zijn lot gelaten draagt. In
den gewonen loop van zaken verpandt de
Inlander. met een onbezwaard gemoed het
heden aan de toekomst en bekommert hij
zich niet om den dag van morgen en in tijd
van nood komt deze innerlijke vrijheid hem
als ruggesteun voor zijn moreel ten goede.
Deze filosofie verdiende naast het Stoïcisme
eene bestudeering in plaats van de veroor
deeling, die onze westersche pedagogie daar
zijn vak is: kent geen vak, na de school was
hij een tijdje op een knoopenfabriek geweest,
toen op een sigarenfabriek, toen loopjongen,
bij de marine, daar had hij zich laten weg
jagen, omdat 't hem niet beviel, 12 ambachten
en 13 ongelukken. Nu werkte hij niet. Moeder
begint een lang vertoog ter verontschuldi
ging van haar kind: 't was zoo erg niet
geweest, ze had hem een dubbeltje gegeven
voor een boodschap en toen had hij een
glaasje genomen. Beter dan de straf, die
hem wordt opgelegd is de verwijzing naar
't Consultatiebureau voor alcoholisten; de
heer Van der Wouden kan misschien van
dezen vlegel nog iets te recht brengen.
De tegenwoordigheid der ouders op de
terechtzittingen heeft zeker groote voordeelen
in zoover, dat zij inlichtingen kunnen geven
over doen en laten van hun kinderen, hun
verleden, verdiensten, maar tallooze ouders
doen niet veel meer dan goed praten, wat
niet goed te praten is in de hoop, dat de
straf niet al te zwaar zal zijn of zij stellen
het voor alsof zij hun kinderen voor de on
schuldigste overtreding de geweldigste
kastijding hebben toegediend.
De kleinere baldadigheid in allerlei vorm,
komt natuurlijk veel voor: jongens, die
bloemen hebben geplukt, in lantaarns zijn
geklommen, belletjes getrokken, lichten ge
doofd, schuitje gevaren. Bij dergelijke
delicten, die vaak door meerderen tegelijk
zijn begaan, wordt zeer sterk het bezwaar
gevoeld, dat voor kinderen onder 16 jaar de
gewone straf van geldboete niet toepasselijk
is en er practisch geen andere weg blijft dan
deze straffeloos aan hun ouders of voogden
terug te geven of de zooveel zwaardere
voorwaardelijke plaatsing in een tuchtschool
DICHTERS, STAAKT!
Dichters, letterkunde-knauwers,
Fijne rijmers, verzen-houwers J
Wporden-klovers, zinnen-slijpers,
Zielbewerkers, hersenknijpers !
Punten-pikkers, komma-schifters,
Slimme lettergrepen-zifters!
Meening- en gedachtenwegers,
Naamval-, tijden-, taaiverplegers!
Op gij-lieden allemaal,
Voor uw zoete Moedertaal
Timmert een vereeniging
Voor de rijm-verbetering.
Hoeveel kostelijke zinnen
Schoten -u al niet te binnen,
Die ge door gebrek aan rijmen
Niet in uw gedicht kondt lijmen.
Op dus allemaal
Voor uw Taal!
Maakt die slanke rijmen rijker,
Want het rijmwoord is de spijker
Van uw hartevers!
(Dat alleen maar rijmt op pers).
Luistert dichters,.groot en klein,
Hoe wij arm aan rijmen zijn,
Balsem rijmt alleen op alsem,
Appel-trappel, adem-vadem,
Angel-mangel, Satan-Nathan,
Meisje-reisje, kennis-schennis,
Drentel-wentel, wespen-gespen,
Kreupel enkel op gepeupel,
Spiegel-kriegel, splinter-winter,
Voedsel-broedsel, kogel-vogel,
Rijmt u maar eens op lantaarn
Zonder Baarn,
Harp op scharp en erts op scherts,
Minst op winst en olm op molm,
Heult op smeult en rups op hupsch,
Mollig gaat alleen op wollig,
Hoogte-droogte, koortsen-toortsen,
Duikel-struikel, duivel-zuivel,
Pluksel-draksel, lummel-pummel,
Hemel-zemel, tortel-wortel,
Bidden-midden, blixum-Riksum
Enzoo, enzoo, enzoo voort
Ridders van het Woord!
Dichters, rijmers allemaal
Eischt verrijking van de Taal,
Dichters op, naar uw congres,
(Rijmt niet eens goed op: gekles)
Als men u daar wraakt
Dichters, staakt!
itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiii
slechts voor over heeft, wanneer zij daar
tegen in gaat met hare aanprediking van de
deugden van zorgzaamheid voor de toekomst,
zuinigheid en overleg. In den Inlander huist,
dank zij deze zelfde filosofie de homo
oeconomicus in eendracht naast den homo ethi
cus als contubernaal. Wanneer de eerste
een voorschot voorschot laat blijven of eene
verplichting eene verplichting, zal de laatste
hem daarvan geen verwijten maken. Het ge
moed van den Inlander ontaardt niet in
MllllllllllltMIlUIMIMIIIIIIIIMKIIIIIMIIirillllMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIItlllll
op te'leggen. Het eerste is onbillijk tegen
over de anderen, die zich aan 't zelfde feit
schuldig maakten en, een weinig ouder
slechts, wel beboet worden, het laatste gaat
niet aan, omdat er tusschen de beteekenis
van de overtreding en de straf toch altijd
een zeker evenwicht moet bestaan en een
tuchtschoolplaatsing, zij 't ook voorwaar
delijk, steeds als een zware bestraffing geldt.
Ook bij de tallooze overtredingen door
jeugdige personen begaan maar in wezen
niet verschillend van die van volwassenen,
zoekt men vergeefs naar een geschikt re
pressie-middel tegen 14 en 15-jarigen.
Onder moeder's geleide
Jongens, die hebben gefietst zonder bef,
zonder lantaarn, die bloemen hebben
ottgestald, of 's middags met een hand kar in de
Leidschestraat gereden, die de kleine
pekelzonden hebben begaan, waaraan wij ons
allen op zijn tijd schuldig maken, worden
nu, als ze geen 16 jaar zijn, niet gestraft,
omdat de wetgever voor hen de geldboete
heeft uitgesloten. Hij heeft hiermee te weinig
de subtiele levensverschillen in het oog ge
houden en met eenzelfde pennenstreek een
vormig geregeld, waar voor differentiatie
plaats was geweest. Een 15-jarige, die
zonder bel fietst, verschilt in niets van een
volwassene en kan even zoo goed als deze
zijn geldboete oploopen, dikwijls kan hij
't nog beter missen, geheel anders dan de
jeugdige dief voor wien de straf der vol
wassenen allerminst aangebracht zou zijn.
TOESCHOUWER