De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 22 april pagina 7

22 april 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

22 April '16. - No. 2026 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND SCHIJN EN WEEZEN DERDE BOEK, IHe ZANG (Onuitgegeven verzen van Frederik van Eeden) III ?Soms is het mij of ik een oogwenk uit den chaos geheeven word, of ik den klank der klokken hoor diéter bevrijding luiden in stille morgenlucht, sereen en blank en voel mijn ziel de wijde wieken spreiden gedragen door een zang van lof en dank; dan is het mij als ging ik ooverschrijden ten langen lest den dorpel mijner cel en trad in 't licht van schaduwloos verblijden dat zonder vraag is. Maar ik weet te wel : dit kan niet zijn l Nog mag mijn troostloos zwoegen zich niet verheerlijken tot zalig spel, 't Uur van ontwaken laat zich niet vervroegen, ik mag in 't licht des Weezens nog niet staan en moet met schoonen schijn mij vergenoegen. En toch voel ik mij ligter onder 't gaan, mijn ziel raakt zachtkens los van 't jflijk leeven en scheurt allengs het hulsel van den waan. Mijn zelf schijnt sneller door den tijd te zweeven en ondergaat toch 't voelen meer intens, zoo lust als leed. Ik voel met heimlijk beeven mij digt en digter drijven bij de grens waar 't grove menschbestaan in 't heemelsch fijne vervloeit in gloed, vervaarlijk en immens, waar 't maatloos Ruim krimpt tot 't oneindig kleine, Altijd tot Oogwenk, Denken tot Gevoel, opdat tot Zijn zich alle Schijn verreine. Ontzaglijke uitkomst, heerlijk, schriklijk Doel, wie zal daar 't span van vuur'ge driften mennen ? Hoe zal ik in dat onbepaald gewoel van lichaamloozen mijn geliefden kennen ? Hoe kan dat wankle, teere, wat mij rest aan die verblindend grootsche vrijheid wennen ? Op liefde en vreugd blijft dan mijn wil gevest. Wat heb ik mér ? Wat anders geeft mij richting ? Al sprak een sterke stem: Hier is uw best! Ik ben uw God, mijn wil zij uw verplichting", hoe zou 'k gelooven, zoo mij niet beving een felle vreugdebrand en liefdestichting? Leerde ik dan te vergeefs in aardschen kring, hoe stout bedrog de slaafschen kan misleiden en lafaards kneevelt met verbijstering? 't Waren niet toen Gooden, die het zeiden en fierheid past den mensch, die onversaagd, geloof van bijgeloof wil onderscheiden. Hij wordt door Leugen tot den Dood belaagd vtelligt daarna Wie redt hem, die niet moedig naar hoogste Liefde en felste Vreugde jaagt ? 111111 """" limilimmil uu iiimiiliMiiMimn n umin ,?, iiiiiiiiiilllilliiuiiiiiiin mi Wee den angstvaïge, die gedwee en goedig zich onderwerpt aan arrogant gezag. Wel is de wijze needrig en deemoedig, weetend dat haat en heerschzucht niets vermag teegen zijn stille, zelfbewuste waarheid maar niet laat hij verduisteren den Dag van onafhankelijk gewonnen klaarheid, door wie gebiedend dringt en drijft en dreigt met boei en zweep van vrees. Gods oopenbaarheid ontbloeit in 't Ik, als elke vreeze zwijgt, ons zaligst voelen is ook 't meest waarachtig en ieder Zelf tot Zaligheid geneigd. Zoo 't anders schijnt, is 't wijl niet elk aandachtig den aard van eigen vreugden vergelijkt. De dwaas noemt elk vermaak geluk en acht zich door valsch en woordloos geld het meest verrijkt, daar 't hem aan kennis schort. En 't is voor 't weeten allén dat waan met zijn ellende wijkt. De weetenschap verhoogt door zuiver meeten de eedelste vreugd, 't verstaan der Harmonie in 't Waereld-al; ook liefdrijk mag zij heeten, want zij vereent in waarheid allen, die haar strenge taal begrijpen mits de Schoonheid haar leiden blijft en 't licht der Poëzie, mits zij niet smoort in dorheid en gewoonheid, daar toch geen dood begrip, maar leevend Heil en Liefde-vuur ons tot des Eeuw'gen troon leidt. Zoo spant verstand op 't schip het sterke zeil of stuuwt het door geweldige machienen, menschlijk begeeren volgend, en terwijl wilde natuurkracht dwingend het te dienen. Maar Liefde drijft, het Vreugde-sterrelicht geeft koers, en als dat schuilgaat, tfongeziene macht die 't geloof als een kompasnaald richt. Doch denkeling kan niet vereenzaamd stijgen. Niemand ontworstelt zich alleen aan 't wigt der waereldzorg, waaronder allen hijgen. Het Zelf dat al te steil ten heemel joeg zou machtloos weer tot d'andren neederzijgen als Vreugd niet voorlichtte en niet Liefde droeg. Met allen saam wil ik het Heil-licht drinken; nooit heb ik van het Liefde-maal genoeg. Tentoonstelling Philippe Smit Larensche kunsthandel Etsen van Pol Dom In eenen tijd, die ons op het gebied der schilderkunst «alle mogelijke theoriën heeft gebracht" (Ph. Smit) en alle soorten van daarop gebouwde schilderstukken, is de ver zoeking groot in de uitingen van een naar eenvoudiger ingevingen luisterend talent, te spoedig iets bijzonders te zien. Z isweliiiiiiiiiiiiiiiiiiiimilimiiiiiiil De Cid van Johan Wagenaar (Eerste uitvoering in den Muzikalen Kring te Utrecht op 14 April 1916) Te midden van het geharrewar over het bestaansrecht van een of meerdere Nederlandsche-opera-gezelschappen een vraag stuk'waaraan mede de productieve beteekenis onzer dramatische muziek verbonden schijnt komt de Muzikale Kring te Utrecht ons verrassen met een nieuw dramatisch werk van Johan Wagenaar. A vaincre sans péril on triomphe sans gloire" moet Johan Wagenaar bij zichzelf gedacht hebben, toen hij zich voor de zooveelste maal geïnspireerd voelde tot de muzikale illustreering van een humoristischen tekst. Ditmaal toch scheen er alleszins ge vaar aan verbonden, waar het gegeven niet minder betrof dan een ietwat parodistisch bedoelde bewerking van een zoo beroemde heldensage als die van den Cid. Intusschen licht den buitengewpnen lof te verklaren die van sommige zijden is gebracht aan Philippe Smit. Deze 29-jarige zoon van een Hollandschen vader en een Fransche moeder hij werd in 1887 te Zwolle geboren , wiens tentoongesteld werk drie zalen van den Larenschen kunsthandel vult, heeft zeker praedispositie voor het schilderen. Hoe lang hij er mee bezig is wordt niet gemeld. Men mag aannemen kort. Daarvoor pleiten on volkomenheden in de techniek die overi i "i i n i IIHI n iiiiiimiiiniiiiiii het gevaar is bezworen en de toondichter heeft met roem getriomfeerd. De toondichter, ik leg den nadruk op dit woord, want hoe veel er ook in het tekstboek te waardeeren viel, een vergelijking tusschen hetgeen door Johan Wagenaar is bereikt en den tekst van de nieuwe burleske-opera is kwalijk te stel len. De muzikale compositie immers is onder de serie meesterstukken te rangschikken, het tekstboek dient belangrijk lager geclasseerdite worden. Er schijnt nu eenmaal over het algemeen een vloek op onze operateksten te moeten rusten. Waar dit aan ligt, valt moeilijk uit te maken, maar neem welk operatekstboek ge maar wilt ter hand en ge zult altoos getroffen worden door een onbeholpenheid in de uitdrukkingswijze.meermalen zelfs door een bijna spreekwoordelijk geworden belachelijkheid. Niet alleen in tekstboeken van zui ver Nederlandsche factuur, doch ook in de vertalingen van vreem de teksten, die in het oorspron kelijke taaleigen dikwerf uit nemend voldoen, maar in de overzetting allererbarmelijkst toeschijnen. Voorbeelden tot staving dezer bewering zijn voor het grijpen. Gelukkig evenwel strekt het euvel zich niet uitsluitend tot eigen land uit. Ook in den vreemde laten de operateksten, die door de muzikale bewer king wereldroem verworven hebben, menigmaal te wenschen over. Wanneer men bij voorbeeld ziet hoe de Fran sche librettisten omgesprongen zijn met tragedies als Faust, Wilhelm Teil, Romeo en Julia, Hamlet, enz., dan is het resultaat vaak ten hemel schreiend. Maar, gelijk de heer H. L. Berckenhoff in diens onlangs verschenen bundel Kunstwerk en Kunstenaars" in het hoofdstuk, door hem aan opera's gewijd, terecht heeft opgemerkt, zien opera-libret tisten zoo nauw niet. Het libretto wordt ons niet opgedrongen als een serieus kunst werk wij aanvaarden het dus, gelijk het daar ligt en vergasten ons aan de muziek, die uit de handeling haar aanleiding put, om zich in haar rijk afwisselend melodisch karakter voor ons te ontvouwen." Hetgeen hier van toepassing is op de seria of quasi-seria kan nog minder als een iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiniiiiiiiHltiiiiiiiiitiiiiimtmiiiiiuiMiiHHmiiiiMMiiMi gens in de olieverfschildering veel sterker spreken dan in het pastei , eene groote verscheidenheid in het beoefende genre: stilleven, landschap, figuur, en een onstuimigen haast soms in het vullen van zijn doeken, als kon hij zijn emotie niet bijhouden. Om dit laatste en in zijne figuurstukken, om eene voorliefde voor het uitbeelden van tpbbers en misdeelden, wekt hij herinne ringen aan Vincent van Gogh. In enkele dier figuurstukken en ook in een portret van IIIH iitMiiitiiiiiiiiiiiiim vergrijp aangevoerd worden bij de burleske. In hoofdzaak wordt hier allereerst slechts geest of geestigheid verwacht en verlangd. In zooverre zou men het kunstproduct van C. Servan-Lunwa, die den tekst tot Wagenaar's Cid geschreven heeft, saillanter wenschen. Over het algemeen is het onderwerp wat laagvloersch gehouden. De vis comica uit zich niet zelden in een ietwat ,.burgerlijke" gedaante. De verzen zijn goedkoop met nu en dan een Schoolmeester"-achtig tintje. Wil men een proeve van den stijl hebben, dan vindt men die bijvoorbeeld treffend in den koorzang in het laatste bedrijf: Heil zij den Vorst! Heil zij ook den Cid! Bravo! voor den dappren Cid! List en moed Fnuikten 'tMoorsch gebroed, 't Vaderland vergeet dit niet, Bravo! onzen dappren Cid. Wat Cid' beteekent Dat weten wij wel niet, Maar 't is zijn krijgsroem waardig. Zeer uitheemsch en eigenaardig! Hoe heldhaftig klinkt: De Cid!" Het is alles nuchter en gewoon, maar daarnaast heeft het de verdiensten van nimmer af te dalen tot het vulgaire. Niet temin levert het tekstboek tal van malen de bewijzen, dat het den of der librettist allerminst aan talent mangelt. Het tweede bedrijf,, waarin het duel tusschen Don Rodrigues en Don Gomez wij veronderstellen het Cid-verhaal als bekend geparodieerd wordt in een leeg bpvenhuis, Kattesteeg No. 8" is van kostelijken humoristischen opzet. De inval om na den aan Don Gomez toegebrachte doodsteek door een muzikant een marche funèbre te doen blazen is in derdaad van meer dan bijzonder geslaagde groteske verhoudingen. Typisch is ook de verhollandsching der eigennamen, zooals bijvoorbeeld Rodrigues tot Rodriek, Chimène tot Chimeen, Elvise tot Elvier, hetgeen een zooveel gemeenzamer karakter geeft. Over het geheel is in dit opera-libretto de draad van het bekende heldenlied vrij wel vastgehouden. Mocht het libretto dus tot aanmerkingen aanleiding geven, niet aldus de muziek van den begaafden Utrechtschen toondichter. Die draagt weer den stempel der voornaamheid, van den wonderlijk natuurlijken aanleg voor mooie melodieën, van de ongee'venaardheid in de logica der bewerking. Het is al licht en leven, dat er doorstraalt, in deze pure en transparante compositie. Met een zijn' vader is hij m. i. op zijn best. Naast de koloristische gaven die hij soms in bloem stukken en bijzonder in een stilleven open baart, is in het portret en ook wel in de houding der figuren een scherpe en liefde volle observatie merkbaar die niet alleen gebaseerd schijnt op schildersinteresse. Er leeft daarin, naast de behoorlijk voelbare artistieke belangstelling voor tegenstellingen en schakeeringen van kleur waarin hij dikwijls meer fersch is dan fijn, ook een tastbaar element van algemeen menschelijk mede gevoel, wat voorhands misschien het meest verheugende is in deze tentoonstelling. Hier schijnt mij werkelijk iets van eene diepere emotie naar buiten gebracht, (volgens den schilder de eenige roeping der kunst) en men is geneigd hem daarom slordigheden en onbeholpenheid, als bv. in eene copie naar Daumier, te vergeVen. Tot zijn goede werk reken ik de nummers l, 30, 31 enz. Zijn bloemstukken komen mij soms (les soleils, bouquet de boutons d'or) verDe kaart van Amsterdam in 1597 door Pieter Bast Door het Genootschap Amstelodamum is aan inteekenaars verzonden haar facsimileuitgaaf van den zeer zeldzamen plattegrond van Amsterdam in 1597, gereproduceerd naar het exemplaar in vier bladen afkomstig uit|de verzameling Splitgerber, in het Museum Fodor te Amsterdam. Over het belang van deze heruitgaaf, waardoor een historisch document van groote beteekenls voor het geschiedkundig locaal-onderzoek toegankelijk gemaakt is, behoeft nauwelijks iets gezegd te worden. Immers, de oudere kaart van Amsterdam uit 1544 door Cornelis Anthonisz was in fotolithografische reproductie naar het exem plaar van prof. Six in 1885 door Tj. van Holkema gevoegd bij de Geschiedenis van Amsterdam van Jan ter Gouw, met de onmiddellijk op die van Bast volgende van Balthasar Florisz van Berkenrode uit 1625 hadden, in zincografische uitvoe ring, de koopersvan Amsterdam in de zeventiende eeuw in 1898 kunnen kennis maken en daardoor kunnen vaststellen hoe in die tachtig jaar Amsterdam uit gegroeid was van een middelesuwsche tot een renaissancestad, van een krach tig opkomend mid delpunt van inter nationalen handel en scheepvaart tot een centrum van wereldverkeer. De overgang zelf kon de landmeter en graveur Pieter Bast geven. De snelle uitgroei van Amster dam na de karteering van 1544 had ge maakt, dat die opna me ruim een halve eeuw later niet meer voldoen kon aan de eischen van het practische leven en zoo gaf hij op zijn kaart ook wat er sedert was bijgekomen, de bestaande oude en nieuwe dingen door een. De groei en bloei van de stad aan het einde der zestiende dienstelijk voor, een ander maal zijn zij als in zijn geschilderde rozen of seringen tegen een rood fond, bijna ordinair van kleur. Het compleetst is hij ten slotte in het eenige aanwezige stilleven, dat om de stof uitdrukking, om de fijne kleurverhoudingen van de afzonderlijke voorwerpen n den achtergrond n om het kleurencomplex, tot een bijzonder harmonisch geheel geworden is. Zoo steekt er iets van een schilder en iets van een mensch in dezen Philippe Smit en er is kans dat uit deze samenvoeging een kunstenaar groeit. Te meer mag het dan betreurd worden dat de belangstelling matig is. Aanmoediging kan hem ten goede komen. Pol Doms etsen zijn bekend: gezichten in Amsterdam en Antwerpen die van begrip, van kennis van het metier, ook wel van handigheid getuigen. Zeker zijn deze etsen waardeerbaar, maar in de enorme productie van smaakvolle en geschikte uitingen op dit gebied en in dezen trant, onderscheiden zij zich niet. H. iiiiHMiiiiitiHiimiiiiiiHHiitiJiimiiiiiiiiiiiiimiiiinii eeuw werd door hem gedocumenteerd. Over Bast zelf is weinig bekend. Indertijd, 45 jaar geleden, schreef Bodel Nijenhuis over dezen Leidschen graveur een artikel, waardoor zijn werkzaamheid bepaald werd van 1596 tot 1608. Het zijn historie-prenten, die hij gemaakt en allerlei plaatsen, also.a. Dordrecht, Franeker, het slot Sint Aldegonde, het stadhuis te Middelburg, Leiden, Utrecht en Hoorn, die hij in kaart gebracht heeft. Zijn plattegrond van Amsterdam is daar onder zijn grootste werk. Er bestaan daar van minstens vijf edities, die telkens om en bijgewerkt de groote wijzigingen laten zien die het stadsplan tusschen 1597 en 1611 onderging wat er toe leidde, dat eenige jaren later de stad geheel opnieuw opgemeten moest worden, hetgeen vastgelegd werd in de reeds genoemde kaart van Van Berken rode uit 1625. liMimliMiniiMM Illlllllllllllllllllllliiilllllllllllllllllt uiterst raffinement, een Berlioz en diens vol gelingen om Mahler niet te vergeten waardig, heeft Wagenaar alle geheimen van het moderne orkest in de instrumenteering blootgelegd en zulks op een wijze, die aan het gansche een kleurig relief verleend heeft en de partitie tot een boeiend en rijk geheel maakt. Opgewekt, nimmer banaal of goed koop is de melodie; zoo noodig in de liefdes gedeelten van een sterk zinnenprikkelende, weelderige werking. Daarnaast staan de fragmenten, waar de contrapunctiek met haar aanleg tot veelstemmigheid altoos verras singen oplevert. Welk een temperament en welk een gezonde dosis humor moet Johan Wagenaar wel bezitten om zulk een voor treffelijke partituur neer te schrijven! De parodistisch bedoelde gedeelten geven de Anklange" aan de toonkunst-heroën op raak geïllustreerde wijze weer; met snaakschen humor en goed geplaatste boertigheid, schuimend en tintelend, wordt het gegeven verwerkt; de thematiek beweegt zich in logische gedachtengang met krachtig ont wikkelden zin voor teekening en lijn; mooi en scherp zijn de contouren. Vandaar een superioriteit, die nimmer faalt. Allergeestigst van typeering is, om hier enkele voorbeelden te noemen, de treur"muziek bij Gomez' sneven, raak van muzikale illustreering de brief, dien de Koning in het vierde bedrijf van Rodriek over de zegepraal op de Mooren ontvangt en voorleest. Gelijk men bij een modern toondichter als Johan Wagenaar mocht verwachten is het zwaartepunt naar het orkest verplaatst; nochtans zijn ook de zangpartijen hoogst belangrijk. Thans nog een enkel woord over de uit voering, die waarlijk van de bovenste plank is geweest. Men zou zich het orkestrale spel wellicht fijner kunnen denken, meer toewij ding evenwel dan door het Utrechtsen orkest bij het vertolken der zware partitie aan den dag werd gelegd, is nauwelijks mogelijk. Ongelooflijk schoon was de koórklank. De Muzikale Kring beschikt over een puyck van soete kelen", zooals geen operakoor vermag aan te wijzen; inderdaad een oorenlust om naar te mogen luisteren. Ook de solisten verdienen met lof vermeld; een enkele als de tenor Rudolf van Schaik, die Rodriek vertolkte, scheen zelfs onovertrefbaar. De anderen, Hendr. C. van Oort, die zich zoowel de koningspartij als de rol van Don Gomez eigen gemaakt had, Martine Dhont als Chimeen, Emmy Denys-Kruyt als Elvier en Jan Dekker, die te elfder ure als doublure voor Hendr, Kubbinga in de rol van Don Diégo moest invallen, hebben allen kranig werk geleverd. Dat deze uitvoering degenen, die in den Utrechtschen schouwburg saamgekomen waren om onder 's meesters voortreffelijke leiding van de doop getuigen te wezen, tot geestdrift gebracht heeft kon nauwelijks verwondering baren. Het was een volkomen succes, dat tot een verdere verbreiding van het opus in ons vaderland en zoo mogelijk ook daarbuiten aanwakkeren moest. Het lijdt bij ons geen twijfel, dat het werk zijn weg wel zal vinden. S. BOTTENHEIM * * * CX'dom.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl