Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
29 April '16. No. 2027
Van het Feest, ter viering van den Verjaardag van Koning Albert van België, door de Redactie van
L'Echo Beige" in Bellevue te AmsterdanTgehouden
(Teekeningen voor de Amsterdammer" van Joan Collette)
'V./
In de Zaal
De Feestredenaar
Mad. STERCKMANS jofli,.
De Zangeres
De Vlaming
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIHIIUIMIMUIIIIIIIMIIIMIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIMHIIIIIIIIIIIIIttUIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHI III
miiiiimiiiiimiiiiiiiM i
IHIIinilMHIIIMIlmilMlinnillimtlllMIIIHIIIIII IHIMIIMIIHIIIIMIHHIIIMim
Nederlandsche Bouw-, Sier- en
Nijverheidskunst te Kopenhagen
Door de goede zorgen der Vereeniging
tot verbreiding van kennis over Nederland
in den Vreemde" is het moog'lijk geworden
dat dr. H. P. Berlage Nzn. en
ondergeteekende naar Kopenhagen zouden gaan,
ten einde daar dór woord en beeld te
toonen, het ..werken en streven van de
moderne Nederlandsche Bouwmeesters, Sier
en Nijverheldskunstenaars. Vooraf iets over
bovengenoemde vereeniging.
Diverse V. V. V.'s, ook wel genoemd
Vreemdenfokkerij-vereenigingen hebben ons
land in den vreemde bekend gemaakt op
een wijze welke een buitenlander doet
geJoven dat wij behalve onze boerenpakjes
en windmolens niet veel meer aan belang
rijkheid bezitten. Ik wil hier geen aanmer
king maken op de werkwijze dezer onge
twijfeld zeer nuttige V V. V.'s, maar geloof
toch dat het van groot belang is dat daar
naast een andere vereeniging ontstond,
hierboven genoemd, welke elk commercieel
belang vermijdt en zal trachten aan te
toonen wat Nederland op geestelijk gebied
beteekent, hetgeen ons land aan mannen
en vrouwen van beteekenis heeft.
Met deze excursie naar Kopenhagen heeft
de «Vereeniging tot verbreiding van kennis
over Nederland in den Vreemde" haren
arbeid aangevangen.
Officieel bestond ons gezelschap uit de
heeren Qeneraal-Majoor i. b. d. A.
Hoogenboom en dr. M. de Hartogh; resp. penning
meester en secretaris van bovengenoemde
vereeniging, met dr. H. P. Berlage en
ondergeteekende, uitgenoodigd voor de
architectuur en toegepaste kunsten.
Vrijwillig hadden zich bij ons aangesloten
en maakten op eigen gelegenheid de reis
mede de heeren J. Fokker, B. I. die zich als
secretaris van een commissie tot het bijeen
brengen van een verzameling architectuur
foto's verdienstelijk gemaakt had; W.
Hoogendijk J r., die door zijn vele connecties in
iiiMiiiiminiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiii
MUZIEK
Over Muzikale Interpretatie
In het nummer van Zondag 9 Januari
breekt Paul Cronheim een lans voor Josef
Pembauer als Beethoven-vertolker. Het lezen
van dit pleidooi heeft, afgezien van onze
persoonlijke waardeering van den kunstenaar
Pembauer, den lust doen opkomen, eens na
te gaan, of men werkelijk als uitvoerend
kunstenaar, door te groote subjectiviteit in
opvatting, heiligschennis kan plegen aan de
werken onzer grootmeesters? Min of meer
subjectief is toch iedere vertolking van de
werken der klassieken, daar wij van hen
geene auther.tieke opvatting bezitten. We
mogen al vernomen hebben, dat Beethoven
in zijn spel zeer grillig was, dat Mendelssohn
het tempo zijner allegri en scherzi gaarne
op de spits dreef, over het essentieële hun
ner opvattingen tast het geslacht van heden
in 't duister en dit zal er voor de komende
generaties niet helderder op worden.
Geene phonola's, pianola's enz. bestonden
er destijds, die thans ons nageslacht licht
zullen kunnen verschaffen over de prestaties
onzer tijdgenooten.
Wij moeten dus den norm tot eene aan
neembare opvatting ergens anders zoeken
dan in het feit, of een werk wel in z.g.n.
Bach- of Beethoven stijl is voorgedragen.
Wie de uitvinder van dit dwaalbegrip is
geweest, weet ik niet. Hij moge al lang
eene plaats op den doodenakker gevonden
hebben, zijn geest is helaas nog niet van
onze aarde verdwenen. Die geest moet be
streden worden, om de verwarring en het
kwaad, hetwelk hij gesticht heeft.
ledere opvatting, hoe subjectief dezelve
zij, hetft reden van bestaan, wanneer ze
voortkomt uit eerlijke overtuiging, die het
gevolg is van wisselwerking tusschen hart,
geest en verstand. De eerste factor is de
voornaamste. Van een slecht, door en door
egoïst mensen, die uitsluitend om eigen
voordeel, geld, macht of roem zijne hande
lingen verricht, wordt gezegd: die man heeft
geen hart.' Daar een kunstenaar Ie
gevoelsmensch moet zijn, wil er van zijne kunst
een zedelijke invloed uit gaan, is het bezit
van dien voornaamsten factor, het hart,
levensvoorwaarde. Want uit het hart vloeit
Kopenhagen een groot werkzaam aandeel
heeft gehad in deze beweging en o.m. ge
zorgd heeft dat Kopenhagen, tot groot ge
noegen van de aldaar wonende Nederlanders,
een goede verzameling moderne Neder
landsche literatuur bezit. Verder de heeren
H. van den Berg, H. P. Berlage Junior en de
Apeldoornsche architect A. H. Wegerif G.zn.
meester van het beroemde raadhuis te
Kopenhagen; Emiel Hannover, Directeur van
het Kunstindustriemuseum, Architect Cajus
Th. Novi, en vele andere architecten.
Vol verwachting trokken wij Zondag
morgen den 26sten Maart naar het kunst
industriemuseum, gelegen op de
Raadhuuspladsen, het centrum van de stad, naast het
De Nederlanders op de Tentoonstelling.
Aan de tafel v. 1. n. r.: Dr. M. de Hartogh, Corn. v. d. Sluis,
Gen.-Maj. Hoogeboom
Dr. H. P. Berlage,
Alle deze heeren hebben ons in Kopenhagen
in meerdere of mindere mate geholpen.
Na een dikwijls spannende en vermoeiende
reis door Duitschland kwamen wij den
25sten Maart des avonds circa 9 uur aan, ver
welkomd door een commissie van Deensche
heeren, w.o. H. Jespersen, uitgever, Julius
Clausen, Bibliothecaris der Kon. Bibliotheek,
K. Varming, voorzitter der Kon. architecten
vereeniging, Martin Nyrop, Prof. in de
Achitectuur aan de Kon. Academie, bouw
de groote bron van liefde voor het uit te
voeren of te scheppen kunstwerk, dat de
kunstenaar steeds zal moeten geven, zooals
hij het doorleeft. Geeft daarom de kunste
naar zich in zijnen arbeid met alle liefde,
die in hem is (die liefde moet gebiedend
insluiten devotie voor het kunstwerk) dan
is dat reeds het halve werk en is men bij
zijne oordeelvelling steeds geneigd, zelfs
bij totaal verschil in opvatting, zooveel mo
gelijk de lichtpunten te zoeken.
Zijn er echter om het werk van eenen
componist of uitvoerenden kunstenaar van
den uiterlijken kant bezien slechts allerlei
ten hoogste te waardeeren elementen aan
wezig als b.v. temperament (niet altijd uiting
van gemoedsstemming maar al te dikwijls
van uiterlijke heersch- of praalzucht), kleur
en vormzin, groote technische gaven enz.,
dan zal dit alles de ware kunstzinnigen on
der de hoorders steeds een gevoel van leegte
of hoogstens eene oogenblikkelijke emotie
geven. Hoe dikwijls toch hooren we b.v.
Bach in z.g.n. stijl vertolken, dat alleen die
naam van vier letters den uitroep: grenze
loos saai" zou kunnen weerhouden.
Neen de genius, die ons een B dur en E dur
fuga in zijn Wohltemperirtes Clavier d l"
schonk die als Duitscher nog wel de
dartele gratie van het ancien régime" in
zijne te weinig gehoorde Fransche suiten"
wist vast te leggen kon geen saai, uit
sluitend geleerd pijniger van
klavierstudeerende adolescentie zijn.
Het zijn echter niet uitsluitend saaie"
verminkingen der klassieken, maar meestal
zwaar sentimenteele transcripties, die we zelfs
van kunstenaars met Europeesche
vermaardhein te hooren krijgen.
Zoo'n Europeesche roem wordt tegen
woordig zeer duur gekocht. Het zwaarste
offer, dat de meesten, die dien roem deel
achtig worden, moeten brengen,is wel de eigen
ontvankelijkheid van hunne kunstenaarsziel.
In het koortsachtig gejaag van D-treinen,
in het lawaaiig huldebetoon van schetterende
feestredenaars ter eere van jubileerende en
gasteerende grootheden moet de uitverkoren
heilbrenger der kunst eene zedelijk krachtige
persoonlijkheid zijn wil hij het evenwicht
tusschen begrippen gewoon mensch" en
kunstenaar'' niet verliezen.
Du sublime au ridicule il n'y a qu'un
Raadhuis, tegenover het Hotel Palace. Daar
was ons een zaal toegedacht voor de ten
toonstellingen van foto's naar moderne
Nederlandsche bouwwerken, Sier- en Nij
verheidskunst.
Het bleek echter al spoedig dat we meer
medegebracht hadden dan men verwachtte,
zoodat een scheiding noodzakelijk werd en
men besloot dat de nijverheidskunsten in
het museum zouden blijven, en de archi
tectuur in de Kon. Academie op
Charlottenpas; hoe licht kan een kunstenaar kunsten
maker" worden!
De bijna algeheele veruiterlijking der mo
derne toonkunst, zoowel op scheppend als
herscheppend gebied, heeft ons eene cate
gorie publieke beroemdheden gebracht, die
den waarachtig fijnvoelenden hoorder menig
oogenblik in de concertzaal moet vergallen
door onuitstaanbare virtuose pose," die
ons altijd de gestalte van den uitvoerder
als eene opdringere schaduw tusschen het
kunstwerk en onszelven plaatst.
Nu weet ik bij ondervinding, dat ons
Amsterdamsch publiek eene hooge waarde
meter is, waar het geldt zuivere kunst van
onzuivere te onderscheiden eene hoogere
b.v. dan dat in menige Europeesche hoofd
stad, Weenen misschien uitgezonderd. Des
te meer moet men verwonderd zijn, dat van
kunstenaars van een, allicht ten deele over
dreven, wereldreputatie als boven is uiteen
gezet, ook hier dikwijls de zwakheden niet
worden opgemerkt of, wat veel erger is,
worden doodgezwegen. Dat een werk als
de onvolprezen Unvollendete' van Schubert
bij een zwaar sentimenteele rhytmisch ge
heel willekeurig gerekte vertolking van alles,
wat slechts eenvoudige lyrische schoonheid
beoogt, met een onbedaarlijk applaus wordt
begroet (ik was er dit seizoen getuige van)
is zeer te bejimmeren. Want hieruit blijkt,
dat in at die jaren van het bestaan van het
Concertgebouw, het publiek niet stelselmatig
is opgevoed in het wezen der klassieke en
romantieke muzikale kunst. Die kunst mag
nooit tot een muzikaal vuurwerk worden.
Schubert heeft allerminst zijn werk voor
een publiek van bekoorlijke sentimenteele
bakvischjes tusschen 16 en 18 geschreven!
Zwaar is het zeker in onzen
tegenwoordigen tijd van podiums met diepnijgende,
oogen verdraaiende zangeressen *) in kost
bare zijden gewaden, die steeds minder stof
gaan vertoonen (onze echt-Hollandsche den
ken er gelukkig anders over!) het oordeel
zuiver te houden.
Die meerdere zichtbare
lichaamsschoonheid geeft meestal geen meerdere
getstesschoonheid te aanschouwen.
*) Deze uitdrukking heeft spottenderwijze
een onzer voornaamste toonkunstenaren
eens gebezigd.
burg, waar Berlage zijn beide lezingen zou
houden, ondergebracht zou worden.
Op den eersten Zondagnamiddag van ons
verblijf in Kopenhagen hebben wij met ver
eende krachten de tentoonstelling van foto's
naar Nederlandsche sier en nijverheidskunst
ineen weten te zetten. Ieder hielp mede,
maar vooral Directeur Emiel Hannover. Deze
heer heeft ons zeer aan zich verplicht.
Het zaaltje waarover ik ten dienste der
Kunstnijverheid de beschikking had, is
keurig gelegen, uitstekend verlicht en zeer
goed van kleur. De heer Hannover had ge
zorgd voor eikenlijsten met glas, waarin
uitneembare paneelen waarop groepsgewijze
de i foto's konden gerangschikt worden.
Kortom, aan den avond van dien eersten
dag was een keurige tentoonstelling van
door glas beschermde, ingelijste foto's gereed.
In het midden der zaal hadden wij drie
tafels met tijdschriften, plaatwerken en
boeken gerangschikt. Hier en daar gaf een
mooi perzisch kleedje eenige kleur op den
vloer, het geheel zag er gezellig en aan
genaam uit.
Dank zij de medewerking van vrijwel al
mijne collega's in Nederland was het mij
gelukt in betrekkelijk zeer korten tijd een
verzameling afbeeldingen van moderne Sier
en Nijverheidskunst bijeen te brengen die
een werkelijk overzichtelijk en vrijwel gaaf
beeld bood van ons werken en streven der
laatste jaren.
Wij hebben in Kopenhagen voor ons zelf
de opmerking gemaakt dat er toch heel wat
gearbeid is. Het is daarom wel moog'lijk
dat dezelfde verzameling een reis door
Nederland zal maken.
Het middenvak op de tentoonstelling werd
ingenomen door een prachtcollectie werken
van den schilder R. N. Rol'nd Holst. Rechts
daarvan de werken van dr. H. P. Berlage, links
die van den architect K. P. C. de Bazel. Aan
weerszijden werd deze groep afgesloten door
het monumentale beeldhouwerk van Mendes
da Costa. Ongetwijfeld was reeds dit deel der
expositie zeer belangrijk. Naar weerszijden
breidde het werk zich uit met foto's van Lipn
Cachet en Dijselhoff, Willem Penaat en
Eissenloeffel,Th. Nieuwenhuis.Mevr.
MidderighBokhorst, J. G. Altorf, me j. Bake, dames
Reesema en Nierstrasz. De architecten Smits
en Fels, Frans Zwollo, M. J. Hack, prof. A. J.
Derkinderen, Toorop, Lebeau, KI. v. Leeuwen,
G. Reuter, Mej. Slothouwer, mej. J. Q. van
Ik geloof, dat vele van die kunstenaars
redeneeren, dat het voor hun materieel en
artistiek noodig is, omdat het publiek het
zoo en niet anders wil. Zulks meen ik uit
eene mij opgedane ervaring te mogen be
strijden en hoop door hetgeen volgt aan te
toonen, dat de eenvoudige regel l'art pour
l'art" het publiek het meest welkom is.
Een onzer provinciale orkesten was, door
wisseling van directeur, van een tot zeer
verdienstelijke hoogte opgevoerd ensemble
in zeer korten tijd gedaald tot eene instel
ling, die men bezwaarlijk nog artistiek kon
noemen.
Met dien nieuwen directeur, gekozen om
een zeker deel van het publiek, dat meer
voor de lichte Muze gevoelde, weer naar
de concertzaal te brengen, vlotte het ten
slotte niet. Het was van de zijde der
stadgenooten een als 't ware stilzwijgende
amende honorable" aan den vorigen direc
teur voor te geringe belangstelling. Ook
diens opvolger trad dus af en diens plaats
vervanger, een hoogst kunstzinnig en ener
giek dirigent, wist in ongeloofelijk korten
tijd het orkest niet alleen uit een vrij diep
verval op te heffen, maar het peil der op
voeringen op te voeren tot eene hoogle, als
te voren nooit was bereikt. Daarmede steeg
allereerst in reputatie zoowel orkest als
leider, en ware niet, dat ook hier de oorlog
zijn invloed deed gelden, ik geloof dat ook
materieel de toestand er gunstiger zou ge
worden zijn dan ooit te voren.
Er zijn kunstenaars, die tot het publiek
gaan en kunstenaars, die het publiek tot
hen laten komen, heeft eens Dirk Schafer
gezegd. De laatsten hebben meestal een
moeielijken lijdensweg, maar als deze een
maal is afgelegd, hebben zij zich, buiten
alle partijverband dat ook in artistieke
kringen welig tiert een gemeente ge
sticht van kunstzinnige menschen, met eigen
onafhankelijk inzicht in kunstzaken.
Alleen de laatsten, onder welks zeer ge
ring aantal wij allereerst aan Dirk Schafir,
den man der historische klavierafonden.
denken, kunnen opvoedend op hunne hoor
ders inwerken.
De eersten mogen tijdelijk een publiek in
hunnen ban kunnen houden en willekeurig
transigeeren door de bedoelingen der groote
meesters, wanneer het hun behaagt, met
Regteren Altena, S. H. de Roos, Zijl, de kalen
der der Quellinusschool, werken der
Haarlemsche Kunstnijverheidschool, en werken
van vele anderen.
Toen onmiddellijk na de opening der ten
toonstelling er zooveel belangstelling bleek
te zijn dat de heer Hannover mij vertelde
nog nooit zooveel bezoek te hebben gehad
Grafkruis (J. Möller Jensen).
werd besloten de tentoonstelling drie weken
open te houden in plaats van, zooals aan
vankelijk bepaald was, n week.
Aan den avond van den eersten dag is
het tentoongestelde door mij met een korte
causerie ingeleid, waarin ik gemeend heb de
bedoeling onzer Moderne Kunstenaars uit
een te moeten zetten en gewezen heb op
de sociale beteekenis eener nieuwe
kunstdikke strepen van blauw potlood te
elimineeren: eenmaal wanneer hunne
lichaamsschaduw zich niet meer tusschen kunstwerk
en hoorder zal kunnen plaatsen, zal hunne
nagedachtenis spoedig vergeten zijn. Moge
ook voor een uitvoerend kunstenaar de
regel gelden: dem Mimen flicht die
Nachwelt keine kranze, een hooger doel staat
denzelven bij zijn leven open en de spreuk
ars emollit mores" kan bij goed begrip er
toe bijdragen, dat dezelve zal blijken geen
doode letter te zijn. In onzen tijd van
grootendeels bruyante, opdringerige techni
sche virtuosenkunst is dat laatste helaas
al te waar. HERM. VAN LEEUWEN
fdufctfid Tïot
ma&4
(Jldam.