De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 29 april pagina 7

29 april 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

29 April '16. No. 2027 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND richting, welke noodwendig met het hedendaagsche leven moet samengaan. Het zij mij vergund hiermede van mijn aandeel in de excursie af te stappen en te komen tot het zeer belangrijke deel, de architectuur en de lezingen van Dr. Berlage. Maandag den 27sten Maart was geheel aan de Architectuur gewijd. Des morgens om 10 uur bezochten wij het Raadhuis onder leiding van zijn bouwmeester Martin Nyrop. Wanneer men bedenkt dat men ongeveer 15 jaar geleden aan dit belangrijke werk begon, en men denkt daarbij <ian den warboel die toen alom in de architectuurwereld heerschte, dan voelt men dat het een man was die dit werk maakte. Zeker nu zou men het anders doen, Nijrop verklaarde dit zelfs. Misschien beter, maar nooit zou men met meer liefde en toewijding een werk kunnen maken. Nijrop en het Raadhuis, zij zijn beiden n. De heerlijke kinderlijke eenvoud van dezen Bouwmeester, het prachtig verzorgde, soms naïef gede tailleerde van het gebouw. Dit gebouw, dat bij zijn groote indeeling en b. v. breedgehouden overdekte voorhal de grootheid van den ruimteschepper doet zien, waar tusschen door een steentje, een bandje, kortom een onderdeel, waaraan een geschiedenis, een gedachte verbonden werd, die onder het bouwen ontstond. Dit heele gebouw, dezen liefdevoller! arbeid van n man, daar kan niets leelijks aan zijn, omdat het een stuk leven medenam van den maker. Kritiek is er op te geven, maar hooger dan de fouten die wij nu wijsgeerig meenen te ontdekken, staat de liefde tot den arbeid, staat de persoon van Martin Nyrop die wij hebben kennen leeren als een wezenlijk Mensch. Nog andere gebouwen zijn dien dag be zocht, o.m. ook een ziekenhuis door Nyrop gebouwd. Op dezen avond hield Berlage zijn eerste lezing op Charlottenburg, het vroeger Kon. Paleis, op Kongens Nytorf. De heer Varming, voorzitter der Kon. Architectenvereeniging hield een korte toe spraak, daarop kwam Berlage, met Martin ? Nyrop binnen. Alle aanwezigen stonden van hunne plaat sen op. Op kalme, zeer bedaarde wijze ving Ber lage zijn lezing aan. Wij kennen zijn filoso fische beschouwingen ten opzichte der archi tectuur. Hij haalde daarbij uitspraken aan van Semper, Goethe en andere Duitsche ge leerden en dichters, ook van Wilde, Ruskin etc. Hij verzuimde niet, en dat was wel de hoofdzaak, te wijzen op de sociale beteekenis van Architectuur in het algemeen, maar vooral van een hedendaagsche vorm van architectuur, die, wilde ze werkelijk van be teekenis zijn, uit het volk, en wel van onder af diende op te komen. Het zou natuurlijk te ver voeren deze lezingen geheel af te schrijven. Den eerb'.en avond behandelde hij de moderne architectuur in algemeenen zin, en internationaal. Den tweeden avond gaf hij uitsluitend Nederlandsche bouwkunst. Beide malen wor den de voordrachten door een groot aantal lichtbeelden opgeluisterd en menigmaal was er applaus bij de vertooning van het werk van een onzer architecten. Ook de tentoonstelling van architectuur foto's, wüke in het gebouw der Kon. Aca demie was ondergebracht gaf een waarlijk interessant beeld van het werken der moderne IIIIIMIIIIIIIIIIICI verschillende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 imiiiiliiiliimiiiiiiMiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiimiijrimiHiiiiii LITERAIRE BESCHOUWINGEN VERWEY, ROLAND HOLST, DE HAAN III Het Joodsche Lied, door JACOB ISRAËL DE HAAN Er zijn ras-geesten. Laat mij dit vooraf vaststellen en toelichten in de eenvoudige, concreete en daarom juist voor de meesttn onzer nog geheel onaanneemelijke en onbe grijpelijke beteekenis. Met een Ras geest bedoel ik niet een vage, half abstrakte zaak, oovereenkoomend met den geest der troepen", die zooals bekend steeds uitmuntend" is ik bedoel niet een ding maar een weezen. Er zijn geen dingen" ook geen Dingean-sich" dat is alles schijn, maar er zijn wel weezens, deelen en onderdeelen van een Hoogste Weezen, dat zich e'euwig splitst en weer vereenigt en wat wij de waereld, of het Heelal noemen is het resultaat van de botsing tusschen al die weezens en ons eigen, van. het Hoogste Weezen gescheiden en er zich weeder mee vereenigende Zelf. Doode, weezenlooze stof bestaat niet, er zijn geen weezenlooze dingen, elk scherfje, elk snip pertje, elk droppeltje is het product van de botsing van het Hoogste Weezen met ons Weezen. De onweezenlijke schijn ontstaat door de oneindige afstand, ondanks onmid dellijk contact tusschen ons besef en het hoogste besef. Die afstand wordt echter gevuld door weezens in oneindige gradatie. Elke cel van ons lijf is een weezentje, en iedere groep menschen, die samen hangt door gemeen schappelijke afkomst en eigenschappen is weederom een weezen. Een weezen geor ganiseerd als een boom, waarvan wij den stam en de wortels niet kunnen waarneemen, maar wel de bladeren, de individuen. Doch de afzonderlijke rassen beantwoor den niet aan de volken in hun politieke begrenzing. Er lueft een verwarring en ver menging plaats vreemd en onheilvol katastrophaal, maar uitloopend pp een nieuw evenwigt, waarin het ras tot zuivere eenheid en de rasgeest tot klaarder weezenheid en zelfbesef zal stijgen. Nederlandsche architecten gedurende de laatste 15 jaren. Er waren op deze tentoonstelling circa 125 foto's, allen op gelijkvormig karton op gezet en van Hollandsche en Deensche op schriften voorzien. Met de zaal troffen wij het niet zoo goed als voor de Nijverheids kunst, hoewel het met vereende krachten gelukt is eenige gezelligheid en gemoedelijk heid in deze officieele ruimte te brengen. De hoofdgroep de Bazel bevatte belang rijke landhuizen, de Hofstede Oud-Bussum, het Rotterdamsche Raadhuis en vele parti culiere woonhuizen. De wand aan de over zijde bevatte een soortgelijke groep Berlage, waarbij o.m. de Beurs, het Pantheon der Menschheid, particuliere woonhuizen, land huizen, zakengebouwen enz. Van Kromhout een schets van de Raadhuistoren te Rotter dam en het tentoonstellingspaviljoen te San Francisco. Verder werken van Foeke Kuypers S. de Clerq, Broese van Groenou, den Haagschen gemeentearchitect Gort met o.m. de bekende brug over de laan Copes, en eenige schoolgebouwen. Een prachtig stukje moderne architectuur is het kerkje te Beverwijk van den architect Kropholler. Verder zien wij werk van Sijmons, het bekende nieuwe dorp door Baanders op de Heyplaat over Rotterdam gebouwd; werken van Jan de Meijer, Jan Stuyt, v. d. Kloot Meyburg, van der Burgh, van Lochem, J. W. Hanrath; de architecten Smits en Fels met foto's van Landhuizen en het hotel Pomona te 's Gravenhage. Verder werk van den jongen Apeldoornschen architect Wegerif. Mooi werk van den Arnhemmer G. Versteeg, van Van Epen, Ingenol, Otten en Crouwel. Ten slotte nog een heel belangrijke groep werken van den architect J. Limburg, en dan heb ik naar ik meen een denkbeeld ge geven van deze collectie bouwkunst-foto's. Ik geloof dat na de hoogachting en be wondering welke de Denen voor Berlage hebben opgevat, het werk van bovenge noemde architecten en deze tentoonstelling van hunne werken er toe bij hebben gedragen dat men een algemeene achting voor de Nederlandsche bouwkunst heeft verkregen. En hiermede heb ik het officieele deel onzer reis besproken. Ik zou dan ook ge voeglijk kunnen eindigen, echter niet zonder een belangrijk deel van ons feestprogram te releveeren, en wel de bezoeken aan de beide oude Vorstenverblijfplaatsen Frederiksborg en Kronborg. Drukke bezigheden hebben ondergeteekende belet aan deze schoone tocht deel te nemen. Dr. B e r l a g e is echter zoo vrien delijk igeweest hier aanvullend te werken Schoorsteenvulling (J. Möller Jensen) Het is die rasgeest die de dichters zingenskracht geeft, en waar, zooals thans, in de volkeren zelf verdeeldheid en verwarring heerscht, kunnen geen nationale Dichters optreeden. Want wat men thans natie noemt is een willekeurig afgegrensde groep, waaraan niet beantwoordt een innerlijke, aangebooren eenheid. Zulke administratieve groepen hebben geen dieperen samenhang, geen geest en geen zangers. Zij steunen elkaider in gevaar, en zijn gesamenlijkonderheevigaan massaal-suggestie. Maar hun eenheid, hun ras is niet de natie maar de menschheid, en hun rasgeest is de Mensch, Christus. Hun Dichters zijn de dichters der menschheid, die in alle natieën kunnen opstaan. Rassen zijn er eevenwel nog altijd. En daarvan is wel merkwaardigst het Jooden ras, omdat het totaal uiteengeslagen is en toch zich zuiverst van allen heeft gehouden. Treffend bewijs er van, dat rassen gansch anders samenhangen dan politieke volkeren en naties. Het Jodenras komt tot zelfbewustzijn en tot zelfstandigheid. In de periode van ver bijsterend snellen groei en geweldige om keer, waar wij thans midden in zijn, voelen alle tot nog toe afhankelijke en verdrukte groepen de moogelijkheid van bevrijding, het recht en de kracht tot zelfstandigheid. De slaven voelden dat, en de vrouwen, en de Jooden. Zij willen vrij staan, en zichzelf zijn, en voldoen aan hun eigen aanleg en aard. Dit is het gevolg der steeds vorderende zelf bezinning. Het zelf dat in al wat mensch is leeft, erkent in zich het hooger zelf, het weezen van alle dingen, het vrije en schep pende Zelf, de Al-ziel. En daarom heeft het geen vreede en geen geduld met een staat van slavernij en afhankelijkheid, met den rol van werktuig. Die scheppende vrijheid is het goddelijk praerogatief der menschen, hun hoogste doel stelling en hun machtigste begeerte. De zelfbewusten voelen God in zich, en willen zijn als God, kennend goed en kwaad. Daarmee schudden zij hun onderworpenheid af. Vrij scheppend willen ze ook eigen ver antwoordelijkheid dragen; goed en kwaad kennend willen ze ook hun gevoel van recht en zoo geef ik hieronder zijn bevinding over het uitstapje: Natuurlijk stond er bezoek aan de kasteelen Frederiksborg en Kronborg op het programma. Natuurlijk, omdat deze kasteelen voor Hol landers nog iets meer dan de gewone toe ristenbelangstelling wekken. Want zij zijn van Hollandsche bouwkunst en dan nog wel in volle ontplooiing, tot koninklijke pracht. Wat Holland zelf niet bezit, omdat de re publiek daartoe geen gelegenheid gaf, kwam op vreemden bodem door den wil van kunst zinnige vorsten tot stand. Het kasteel Frederiksborg ligt bij het stadje van dienzelfden naam in een waterplas, en is reeds het tweede van dien naam. Van het oude, veel kleinere, is nog maar een enkele toren overgebleven. De verschillende bouwmassa's, in het weelderig omgroeide water zich spiegelend, waar een statig park zich bij aansluit, zijn prachtig van aanblik. Het eigenlijke slot groepeert zich in drie vleugels om een binnenplein. De vierde wand is een muur met de inpangspoort. Ontdoet men het gebouw in gedachte van zijn niet oorspronkelijk bedoelde aanof verbouwsels, dan wordt een impo'ant geheel van fraaie groepeering zichtbaar, door de hoof dtoren aan de binnenplaats beheerscht. In een land van graniet zoowel als van baksteen kan ook, wat het materiaal betreft, de Hollandsche stijl zich in al zijn eigen aardigheid ontwikkelen. Omstreeks 1850 verwoestte een brand nagenoeg het geheele inwendige; alleen de kapel, inderdaad een vorstelijke door de overdadige versiering, bleef gespaard. Er werd natuurlijk gerestaureerd, waarvoor een zeer vermogend particulier het geld gaf. Bereken daarbij de tijd waarin deze restau ratie viel, en men begrijpt reeds hoe ze werd. Gelukkig dat een zeer fraaie collectie oude meubels, want het slot werd een museum, tusschen een chaos van museumongerechtigheden veel vergoedt, voor wat men bij den gebruikelijken rondgang moet doormaken. Nog fraaier van architectuur is het kasteel Kronborg, en nagenoeg ongeschonden. En dan, welk een ligging l Als beheerscher van de Sont, met de Zweedsche kust in de verte Het is geheel van graniet opgebouwd, hetgeen niet veel schaadde aan het Hol landsen eigene. Het stadhuis van Leiden is immers ook geheel van bergsteen. Het machtige effect van dit slot tegenover dat van Frederiksborg, ligt wel voornamelijk in de verhouding van muur tot raam. Hier overheerscht de eerste, daar het laatste; en dan is ,er ^altijd iets yermoeiends in de blokomlijsting van een bak en bergsteenarchitektuur, omdat de ramen er dan niet zoo mooi inzitten." Dan is Kronborg ook niet zoo betorend", dus veel rustiger van silhouet, terwijl toch het detail veel fijner is dan dat van Frederiksborg. Ook dit kasteel werd Museum, en zelfs gedeelte lijk kazerne, omdat ook zijn binnenarchitektuur in den loop der tijden veel heeft geleden-jEen paar ondergeschflrteNÊften en de kapel, intressant door een later in gebouwde zeer decoratieve galerij, zijn van beteekenis. Het was bizonder jammer dat na dit kasteelenbezoek de tijd ontbrak voor een meer dan oppervlakkige be zichtiging van Elsenör zelf, dat nog vele mooie oude huizen, en een paar zeer mooie kleine kerken met kloostergangen bezit. Ook een tocht naar A ma ger, bekend om de Holland sche Nederzetting eenige eeuwen geleden, konden wij niet allen medemaken door belangrijker bezigheden. Een aardig stukje van den heer Wegerif hierover kan wegens plaatsgebrek hier niet bij. en onrecht erkend zien, God in zichzelf ontwarend, verlangen ze ook reekenschap in eigen ziel, en buigen niet voor vreemd gezag. De kastenscheiding der Indiërs ver dragen ze evenmin als de hiërarchische orga nisatie der RoomschKatholieke Christenen. Een nieuw evenwigt wordt gezocht, met moeiie en nood, al den jammer trotseerend, die politieke bevrijding en het neerhalen der scheidingen met de zoozeer gevreesde kasten-menging onvermijdelijk mee moet brengen. De stemmen der rassen spreeken, door hun dichters en in de allergrootsten spreekt de stem der menschheid, het tot n Weezen, den Christus, verbroederde menschenras. Geen natie bestaat er, van zoo groote eenheid, van zoo innig ras-besef, als het Joodsche volk. En ik weet geen enkelen nationalen dichter die zulk sterk, zulk nood wendig werk maakt als Jacob Israël de Haan. De Jooden moogen zich assimileeren, ze moogen in de verschillende naties de natio nale deugden en kwaliteiten met hun eigen joodsche kracht tot expressie brengen, ze moogen zelfs als vijanden elkaar bekampen, ieder in zijn eigen nationaliteit toch blij ven ze n joodsch ras, met onmiskenbare joodsche eigenschappen, waarvoor maar n gevaar dreigt, waarvoor dan ook eeven ernstig wordt gewaarschuwd als bij alle zuivere rassen: vermenging met vreemden. Hier ligt de grootheid en het bijzondere van de Haan's verzen en zijne zwakte. De Rasgeest die zijn verzen hem in geeft is niet de hoogste en heiligste der mensch heid. Het is niet het Eene Weezen waarin de gansche mensch-bevolking deezer planeet haar eenheid vindt. Maar Hij is hooger en heiliger dan de geest van n Europeesche natie. En daarom is het dat deeze joodsche dichter met sterke stem deeze naties allen kan toespreeken ais een machthebbende. Hij spreekt met een ernst, een woord geweld, een klassieke kracht waar teegen geen enkel nationaal dichter in Europa is opgewassen. Jacob Israël is nooit rhetorisch, veel min der nog dan Verwey, en toch spreekt hij met de strenge hoogheid waarnaar rhetoriek Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck HET KLUCHTSPEL VAN GRIEKENLAND IIIIIIIIIIIIIIIIIMM Amager is voor de Denen het contact punt voor Nederlanders en Denen. Een avond, ons aangeboden in den Kon. Schouw burg, vertoonde wederom: Een dag op Amager", een alleraardigst stukje met zang en dans in het genre van Klorts en Roosje". Dit stukje werd gevolgd door een ballet: Napoli". Dit ballet was werkelijk subliem in het karakter der Fransch-Russische balletten. Nog dien ik even te vermelden de opening van de groote schilderijen-tentoonstelling, waarbij wij genoodigd waren en bij welke gelegenheid wij aan het vorstelijk huis werden voorgesteld. Deze opening der Salon" gaat met groot ceremonieel gepaard. De kunsten staan onder officieele protectie van het hof, hetgeen z'n eigenaardige decoratieve bekoring heeft. Ik kan dit stuk niet eindigen zonder een korte vermelding van onze indrukken, welke wij van de Deensche Bouw-, Sier- en Nijverheidskunst verkregen. Over het algemeen komt het mij voor dat men aan het begin eener nieuwere strooming staat. Het meest belangrijk op bouwkunstgebied vonden wij de werken van Nyrop. Overigens zagen wij belanglangrijke bouwblokken etage-woningen en z.g. meer familienhuizen." Voor de kunstnijverheid het meest merk waardig vond ik het zilverwerk van Oeorg Jensen in de Bridegade, en een school voor kunstnijverheid van Jens Möller Jensen. Met dankbaarheid herinneren wij ons een bezoek aan de Kon. Kopenhaagsche porceleinfabriek, een enorm groote inrichting. Wij zagen er de kunstenaars en kunstenaressen aan het werk in ateliers, vol met heerlijke bloemen en planten. De producten uit deze fabriek zijn zeer bekend. Maar naast het vele bekende maakt deze fabriek ook voorwerpen die wij hier nog niet kennen, en toch van een groote artistieke beteekenis zijn. Men maakt er in de laatste jaren een soort grès, onder hooge temperatuur, zonder ornament, niets dan een groote kleurverdeeling, ongeveer als oude Japansche potten, of ook wel in het soort zooals Chris Lannooy het bij ons doet. Nog veel, zeer veel zou ik over deze bevruchteloos streeft, en die ze in holle galmen nabootst. Klanken van zulk eene waereld beteekenis, zoozeer standhoudend in den grooten, wilden tijd van beroering, zijn in ons land sints Vondel niet gehoord. Dit joodsche lied is zelden liefelijk, het is minder zangerig dan veel Hollandsche dichters, minder melodisch zelfs dan Verwey en Heniiette Holst, die toch ook niet zijn wat men vroeger als lof zoetvloeyend" noemde. Maar noch de dichter van het dichterschap, noch de zangeres der vrouwen heeft zoo zeer waereld-maat in het vers gebracht als deeze dichter der Jooden. Al het provinciale dat nog schuilt in het werk onzer beste dichters, is hier verdwe nen. Dat komt omdat de geest die ze ingaf machtiger is dan die der minder natuurlijk vereende groepen, en spreekt uit ziels-diepte, niet uit min of meer intellektueele oovertuiging. Het socialisme van Gorter en Henriette Holst is voor een groot deel bedenksel en systeem, het joodendom van de Haan is n leevende weezenheid. Hoor hoe hij Rusland toespreekt, met de heftigheid en de zware intonatie der Hebreeuwsche profeeten: Uw wrange mond mag bitter water drinken gelijk gij mijn volk kwelt met bitterheid Uw blank graan zal Hij walgelijk verminken gelijk gij de walg van de volken zijt." Welk Nederlandsch dichter heeft zulk een toon gevoerd zonder belachelijk te zijn? Jacob Israël is discipel van Verwey. Hij heeft van hem geleerd hoe men deugdelijke verzen maakt, expressief zonder holheid. En hij heeft, eeven als Verwey, het ruige stroeve ritme, dat liever afwijkt van de melodie dan van de echte emotie. Maar hij heeft meer hartstocht en meer smaak dan Verwey, zoodat we bij hem niet vinden de bepaald leelijke, gewrongen zeg gingen, en ook nooit het verveelende, zwak geémotioneerde dat zooveel van Verwey's werk, al is het niet slecht, toch on-intereslangrijke reis kunnen mededeelen. Ik zou U kunnen spreken over omstreken van Kopen hagen, over avondstemmingen aan de kust der Oos'zee, over tochten langs de Sont, over buitenhuizen groot en klein, over vrien delijke gastheeren en gastvrouwen. Ik moet echter eindigen. Na een verblijf van acht dagen vertrok het Hollandsche gezelschap. Uitgeleide ge daan door nagenoeg alle nieuwe Deensche vrienden. Een jonge dame stopte ons een bloempje in het knoopsgat, een laatsten groet, en een weemoedig gevoel beving ons toen de groote trein wegstoomde met vollen spoed naar Nederland, waar onze bezigheden ons denken en doen in menig opzicht absor beerde, waar wij echter dikwijls terugdenken aan Denemarken en onze nieuwe vrienden. CORN. VAN DER SLUYS Inhoud van de April-Tijdschriften: La Revue de Hollande: P. Valkhoff, Voltaire en Hollande. Herman Robbers, La Fleur mysterieuse. Helene Swarth, Poèmes. Charl. Herbiet, L'Allemagne et Les Neutres. Ph. Zilcken, La Collection Loudon. Hueffer, Anvers. Jules Sageret, Le Patriotisme allemand. W. G. R. Benedictus, du Front Italien Sanguines. Gaston Picard, M. Henry Joly, critique littéraire. N. de Solpray, A. D. L. Mague, Revue des Revues. Notes, Faits et Documents. Friedenswarte, Maart, bevat o. a. het ook in de Amsterdammer" verschenen stuk van Edw. Stillgebauer, Ein Fundamental-irrtum Zeitgeschichtlicher Diskussion. IMIIIIItllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIlIIlllllIlllllli: IIIMMIIMIIIIMI Pfimo Mai varschijnt: LENTE", veertiendaagsch geïllustreerd tijdschrift voor kunst, humor en saiyre onder redactie van LOUIS HOOGSTEDEN. Voor illustraties en tekst hebben de beste kunstenaars hunne medewerking toegezegd. Vraagt proefnummers bij de administratie, Hoogwal 3, den Haag. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII sant maakt voor den niet-literairen leezer. In de Haan's vers is het zich Jood ge voelen de scheering, maar het zich schuldig gevoelen de inslag. En beide motieven zijn eeven aangrijpend. De dichter heeft zich voelen zinken in den afgrond van Gods-vervreemding. En in zijn wanhoop heeft hij het sterkste en echtste gpdsgevoel gezocht dat hij in zijn ziel kon vinden. Volkoomen juist en natuurlijk .is het dat hij zich nu daaraan vastklampt met al den hartstocht van zijn vuurige, ontruste ziel. En daarom is hij beeter dichter en vroomer mensch dan da Costa, die zich troosten liet door de holle klanken van een gedogmati seerd Christendom. De Joodsche leer isstreng, praktisch, soms hard en eng, maar niet dog matisch. Ik geloof niet dat Jacob Israël tot zijn aardsch einde in deezen sfeer blijijen zal. Eevenmin als ik geloof in den blijvenden aard van den Joodschen Rasgeest. De Waar heid is leevend en verandert bij de seconde. Het joodsche ras zal niet bestand zijn tegen de Macht die vermenging der Volken wil. Die vermenging, door het joodsche geloof als de vreeselijkste zonde verafschuwd is onvermijdelijk. De joodsche Rasgeest verfoeit haar, omdat ze zijn ondergang zou beteekenen, eevenals Vader Pan in tranen uitbarst voor den naam van Christus, wiens koomend rijk zijn einde beduidt. Dit is de onafwendbare gang der dingen, maar de joodsche Rasgeest zal niet sterven eer zijn volkoomendheid bereikt is, de bloem zal niet afvallen eer de vrucht is gezet. Daarom is de strijd dór Jacob Israël aangebonden eerbiedwaardig en prachtig. Hij staat alleen en heeft in de joodsche waereld zijn gelijke niet. De Godheid die hij als Jahwe kent, maar die ook tal van andere namen draagt, waarvan geen toerei kend zal de hand niet van hem weg trekken, en zijn volk brengen van eeuwen banschap tot een vol harts tochtelijk leven Een onverbreekbren stand." FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl