Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Mei '16. No. 2028
f.V
J*
?>
7
i'
Reinhardt in Nederland
Men kan wel met zeekerheid aanneemen
dat deeze Reinhardt-tournée geschiedt met
een zeekere bijbedoeling, en onder .aller
hoogste" protectie. Eerst de Wagner opvoe
ringen, nu het Deutsche Theater. Het gerucht
gaat dat, toen er bij een Wagner-opvoering
trompetten te kort kwamen, de directie maar
even naar Keulen te seinen had, om terstond
een half dozijn geoefende blazers, militairen,
voor deeze geleegenheid met verlof en in
burgerkleeding, tot haar beschikking te
krijgen. Hier is natuurlijk de Duitsche
regeering in 't spel, eevenals bij de
Reinhardttournée. Holland moet zooveel moegelijk
oovertuigd worden en blijven van de voor
treffelijkheid van Duitsche Kunst, opdat wij
aldus de Lusitania- en Tubantia-moorden,
de Belgische Tirreurs en de rest men
kan het heele zondenregister niet telkens
weer opnoemen met milder oogen leeren
bezien. Nu is deeze soort propaganda, langs
den artistieken weg, nog wel de
minstondrageiijke. Heel wat minder ergerlijk dan
het gedoe van het Toekomststelletje,
dat dwaas genoeg is hun blad, met
een monster-leelijk titelblad, aan ons rond
te zenden, als een uitnoodiging tot nieuwen
spot Maar toch is er ook in die
Reinhardttournéc iets wat onplezierig aandoet. Wij
houden niet van kunst met politieke bijbe
doelingen, wij verneederen de muze niet
gaarne tot dienstmaagd eenerheerschzuchtige
regeering, die in de klem zit; wij zullen
van de Duitsche kultur wel van zelve
apprecieeren wat er deugdelijk aan is,
en wij achten het niet taktvol ons juist
nu, met blzonderen nadruk, van dat deug
delijke te willen oovertuigen. Iemand die
van moord beschuldigd is, zal ook niet alle
gezelschappen waar hij toegelaten wordt,
blijven freguenteeren om te laten hooren
hoe goed hij musiceert. Wanneer het ten
minste iemand is met fierheid en fijn gevoel.
Helaas! in die laatste kwaliteiten is de
duitsche kuituur, in 't bizonder
dejoodschduitsche kuituur, niet zeer sterk gebleeken.
Max Reinhardt hij heet natuurlijk niet
Reinhardt, maar Nathansohn of Wolkousky
of zoo iets, eevenals de alduitscher Max
Harden Max Reinhardt dan, is zonder
twijfel een Jood-Germaan van groot talent.
Ik heb van mijn leeven nooit een regis
seur gezien van zijn kracht. Altijd bedaard,
kalm en hoffelijk maar teevens een ferm
despoot en een baas, die er koomen wil,
trots alle belemmeringen en alle lawaai.
Bovendien is hij een goed acteur, en heeft
hij zijn gelijke niet in het monteeren van
tot nog toe voor onopvoerbaar gehouden
stukken. In dit opzicht is hij artiest, zooals
men ook artiesten vindt onder koks en
kleedermakers Zoo is Reinhardt een artiest
onder de regisseurs. Niemand die hem daar
bij evenaart.
Maar zooals de meest artistieke koks
niet altijd de meest voedzame en gezonde
spijs opdienen, omdat hun kunstenaars
natuur hen drijft tot hoogere maar onhy
giënische effecten, omdat ze van pasteien
itiiiiittmitiittiii
luiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimtiiiiii
DEUTSCHES THEATER: Macbeth.Totentanz.
Was Ihr Wollt.
Hoeveel, wat als tooneelkunst geboden
wordt, laat ons leeg. Zóonberoerd, dat de
omlijning der tooneelen ons nauwelijks meer
voor den geest verschijnt op het oogenblik
dat onze onverschillige pen de vereischte
kolommen goed- en afkeuring bijeenschraapt.
De drie voorstellingen, waarmede Reinhardt
Rotterdam verrijkte?een voorrecht, dat de,
eenmaal op tooneelgebied vooraan strevende
groote koopstad maar half bleek te waar
deeren zetten ons midden in de branding.
Overvol maakten ze ons. Al bood de
Redactie van de Amsterdammer" mij voor
ditmaal de geheele courant ik zou aan
de afkeuring nog zelfs niet toekomen. Zoo
veel essentieels brachten deze drie groote
diepe, volle voorstellingen, zooveel leering,
zooveel erkenning. Slechts een af schijn van
wat, in ons dieper wezen bewaard, vrucht
dragend zal blijken voor jaren, onderlijne
mede de beteekenis van dit gastspel. En
daarbij zijn wij Max Reinhardt wel z
erkentelijk, dat het ons gemakkelijk valt
onze opvattingen te passen aan de zijne,
liever dan te komen aandragen met wat
eigen verbeelding o altoos mooier en
beter, but there is many a slip between
the cup and the lip daarvór,
daarneven, of daarna schiep. Daarna vooral.
Max Reinhardt deed. En hij begon met dat
monumenten en van taarten landschappen
willen maken, zoo geeft ons ook de meest
artistieke regisseur niet altijd de beste
tooneelvoorstellingen. Reinhardt heeft daarover in
Duitschland al het noodige moeten hooren.
Zijn circusopvoeringen, zijn .mirakels", zijn
niet ten onrechte voor mirakels van wan
smaak uitgekreeten. Met Shakespeare solt hij
op een somtijds zeer ergerlijke manier. Van
de fijne innigheid, de artistieke eenvoud die
bij groote en verheven kunstwerken past
en waarvan de Aziaten, Indiërs, Chineezen
en Japanners veel beeter begrip toonen te
bezitten dan de Westerlingen daarvan
snapt Reinhardt niets. Met echt-jöodsche
brutaliteit schrikt hij voor geen reclame
terug, en zoekt zijn kracht in pompeuze
uiterlijkheeden.
Deeze neiging om groote effecten te
bereiken door uiterlijke middelen, door
bombarie, vertooning, massaal-werking, door
drukte en lawaai ten nadeele van het
zuivere, het innige, het sobere en diepe
dat is een speciaal kenmerk van de
JoodschDuitsche kuituur van heeden. Men moet
het wel in 't oog houden, de kuituur die
zich binnen de grenzen van het Duitsche
rijk ontwikkeld heeft, is een
joodsch-slawische, en wel in hoofdzaak joodsche kuituur.
Wagner is er een typische
verteegenwoordiger van en men beweert ook dat Wagner
Joodsch bloed heeft. Zelfs Mahler verraadt
vaak genoeg zijn joodschen aard. En voor
ons Hollanders zijn deeze sterke, op
massaalwerking, op gerucht en uiterlijkheid beluste
natuuren niet zonder reeden antipathiek.
Reinhardt doet met zijn regie, wat Wagner
deed met muziek, hij verdrukt en ver
smoort het Drama onder uiterlijk effect.
Zoo deed hij in bijna al zijn
Shakespeareuitvoeringen. Voor Reinhardt is de regie
wat de muziek voor Wagner was, alles
wordt er ondergeschikt aan gemaakt. En
nooit is mij gebleeken dat Reinhardt ook
maar een greintje literair besef of gevoel
voor waarachtige dramatiek bezat. Daarom
bleef hij zich altijd maar veilig bepalen tot
klassieke stukken waarvan ieder zegt dat
ze mooi zijn. Dan kan hij ongestoord aan
't regisseeren gaan. Hij is nu aan Strindberg
toe, omdat die teegenwoordig in den smaak
valt. Ondanks de hulp van twee dramatur
gen weet hij in de dramatische literatuur
volstrekt geen weg, en bleef hij het mikpunt
van den scherpen spot der Berlijnsche
kritiek.
F. V. E.
Illtf lIMJIIIIIUIMHIIIIIIIHIIMIimillMIIMIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIllllllll
Graphische Kunstenaars, te A'dam
(Notities)
Bekende en niet-geziene dingen vindt ge
op deze tentoonstelling.
1. Jan Boon's Amsterdam (ets) is geen
groot, geen groot, georganiseerd geheel, dat
de stad vertoont, in leven en eenheid. Het
heeft te veel details en te weinig accent;
het schijnt mij toe, dat deze etser voor
zulke opgave de kracht en voldoende zucht
tot nheid mist.
2. S. Jessurum de Mesquita is hier eigen
aardig, als dikwijls (zie 157, 159, 161, 153).
In de sterk-gephantaseerde voorstellingen
vindt ge de maannachtelijke verlichting, die
Redon's kunnen vertoonen, en ge vindt er
de scherpe schitse, verbeelding van Ensor,
meesterstuk van fabelachtige moeilijkheid:
Macbeth. Uit rotsblokken bouwde hij het
op, groot, ruig, rauw bijkans, overwegend
rood van kleur, het drama als in bloed
gedrenkt. Het tooneel met de heksen gaf
onmiddelijk de maat aan. Wij hebben dat
tooneel wel mooier gezien, onwezenlijker,
meer geheimvol en fijner van toon, doch
in verhouding tot Reinhardt's geheele schep
ping handhaaft zich dit: de drie heksen
onverzettelijk Van brute, onheilspellende
kracht. Anneke-Tannekes zijn dit niet, boven
onze goedmoedige heksen verbeelding rijzen
ze uit, demonisch, de draagsters van een afgrij
selijk drama; en als van gieren is haar, de
lucht verscheurend, geluid.
Het eenige wat niet geheel in deze op
vatting paste was het tooneel van den
sluipmoord op lady Macduff's zoontje, dat,
van weemoedige griezeligheid als Caldecott's
Babes in the Wood," te uitgesponnen en
te verfijnd-van-spel scheen voor dit drama,
en misschien het, onoverkomelijke be
zwaren opleverende, slottooneel, dat mij
wat strak naar het model van een
oudEngelsche prent gestyleerd leek.
Het publiek, dat Reinhardt's kunst nog
altijd een .uiterlijke" gelooft, in den zin
van weelderige aankleeding, en om de
decors" naar den schouwburg gaat, kwam
al bij deze voorstelling bedrogen uit. Door
gaans ongunstig belicht (voor welke pro
blemen stonden deze vreemdelingen den
eersten avond op het vreemde tooneel!)
deden de massief bedoelde decors dun en
bijkans schamel, en slechts in n bedrijf
(het gastmaal) waarin het bloedig rood
culmineerde, zagen wij aanduiding van
vorstelijke praal. De belichting heeft aan de
geheele vertooning groote schade berokkend;
de dingen vermengden zich niet. In den nacht,
die maar geen nacht wilde worden, vielen
de geluiden nuchter en flauw. Het over de
orchestruimte uitgebouwd en met zwart
floers afgedekt tooneel, sloot niet aan de
ingebouwde binnenplaats. Het was of het
moordenaarspaar telkens uit het slot trad,
en op den aldus verkorten afstand, in het
te reëele vórgrondlicht verloor hun luguber
bedrijf de grootheid, die schokt. Het geval
verhuiselijkte zich. Nochtans geloof ik, dat
ditzelfde, toch diep-menschelijke en in zijn
wezen beangstigend samenspel, mits In duis
teren achtergrond teruggedrongen, zijn wer
king niet zou hebben gemist. Wij werden
dit gewaar toen Lady Macbeth met de be
bloede dolken de trappen weder opliep,
toen stond de stemming op eenmaal om
haar... En aangrijpend was daarop de hou
ding van Paul Wegener, over wiens grauwe,
sterk de menschelijke onmacht naar voren
brengende uitbeelding van Macbeth wij in
dit kort bestek niet kunnen uitwijden, de
ontmoeting met Macduff en Lenox, in den
ontwakenden morgen, na den moord. Dit
tooneel, mét de strak suggestieve opkomst,
van Lady Macbeth (Hermine Körner) in I,
het noodlot, ais ware het reeds voltrokken,
in haar ijzige stem, die den voorspellenden
brief haars echtgenoots als in trance sprak,
waren onvergetelijk schoone oogenblikken.
De absolute, al-overheerschende eerzuchl
heeft Hermine Körner aan de figuur van
maar minder geprikkeld en
mindere snijdend dan die van
den Belgischen etser en schil
der. In de voorstellingen van
gedierten (in zijn houtsneden)
is hij decoratief.
3. Mankes is een zoeker
van strak-neêrgezet detail. Hij
tieeft zoowel in zijn schilder
werk als in zijn
zwart-enwit kunst het vermogen en
de volharding om deze nauw
lettende natuur-nabootsing te
kunnen realiseeren (zie 144,
146, 147, 148).
4. Th. van Hoytema is
de teederste steenteekenaar,
dien wij bezitten. Opnieuw
is, hier zijn kleur, en
kleurbeschaving, zoowel in de litho's
als in de teékeningen op
carton een der genoegens van
de tentoonstelling. Als steeds
is zijn beschouwing snaaksch
als die van een jongen. De
vorm is bij hem, als dikwijls,
het minst krachtig, het minst
overtuigend (zie 86, 99, 91,
92, 94, 97, 101, 102).
5. Roland Holst treft mij
ook hier door de keurige wijze
waarop het geheel te zien ge
geven wordt. Als zoodanig
is de groep smetteloos. Het
innerlijke lijkt mij niet zoo
zeer verwonderlijk als dat.
Natuurlijk is er de poging tot
stijl, maar is er altijd of de
naiviteit in dien stijl; of de
stil en eenvoudig geworden
diepzinnigheid? Ik moet op
nieuw herhalen, wat ik eens
al zeide: het werk is betoomde
vlotheid, meer dan vereenvou
digde grootheid.
6. Moülyn heeft n ding niet: nerf. Hij
is een afzonderlijke, meer dan een eigen
aardige. Hij kwam nu tot de Salome's in
zijn werk. Maar het schijnt mij toe, dat hij
de Salomézelden zag, in geest en in zin
nen. Zij toch is schokkender dan Moulijn
ze geeft; loomer of sneller, al naar ge zelf
geaard zijt; wanhopiger winst, of wranger
vermeestering.
7. Tegenover Moulijn, een afzonderlijke,
staat Tholen de natuurlijke. Hier en daar
kan bij dezen kundige de drang heviper
zijn, en de formuleering scherper; de Ver
wondering (die bij den beschouwer de Be
wondering kweekt) is niet altijd genoeg
aanwezig, ik weet het, maar het werk heeft
een open bekoring in het licht, en een ver
mogen tot uitdrukken van boome-soort,
bezige mannekens, en vlot-varende schepen,
waardoor mijn waardeering veel reêer gaat
tot dezen getrouwen schilder, dan tot
Moulijn's niet-gekunde pogingen.
8. Veldheer is nu eens oud-duitsch, dan
stellig japaniseerend. De Visschen" toonen
dit aan. Ze zijn te midden der houtsneden
(zie 253, 254, 256, 257) de werken die het
levendigst zijn bij verre; de waarnemigg van
deze snelle wezens heeft o. a. wel zijn
ontroering geactiveerd, en zijn
werkmanschap, dat neiging bezat tot eenvormigheid,
verlevendigd.
9. Van der Valk's (zie 244, 245, 246, 247)
Studies zijn van de merkwaardigste dingen
door vreemdheid van leven, door bizanen
iimMiinnmtniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii
Lady Macbeth niet verleend. Haar zuiver
gelaat, dat beurtelings het martelaarsmerk
eener heilige Ursula en den sensueel
wreeden glans eener Salométoonde, miste aan
kille hartstochtelijkheid, en haar gestalte
schoot in letterlijken zin te kort. De slaap
wandeling, sterk, doch wat opzettelijk, in
een weinig gelukkig, ietwat engelachtig
nachtkleed, was niet haar hoogtepunt. Aan
het gastmaal echter, een meesterstuk van
regie, waarin de bijna vleeschelijke ver
schijning van den vermoorden Banquo
primitief-gruwelijk deed, heeft zij buiten
gewoon relief gegeven. En opmerkelijk was
het altoos voelbare verband tusschen haar
en haar echtgenoot, bondgenooten in geheime
misdadigheid, de twee die het" van
elkaarweten ...
Hoe verstaan deze acteurs hun vak! Wij
werden in deze voorstellingen opnieuw
overtuigd van de noeste vlijt die deze kunst
vraagt, alvór er eigenlijk van persoonlijke
uiting, van kunstvolle overgave, sprake
kan zijn. Technisch onvoldoende was niet
een dezer spelers. En daarvoor behoeven
wij, die gaarne en grif door een
gevoelstoontje gepakt" worden, zonder daarbij
altoos rekening te houden met den hoogeren
eisch van verantwoorde beelding", binnen
het gesteld kader van een stuk, de schouders
niet op te halen. Hoe verder deze voorstelling,
die, o volstrekt niet op ons sentiment werkte,
die (door veelal uiterlijke tekortkoming) onze
gespannen verbeelding niet voldoende ver
vulde van huiverend ontzag, en in het
verloop van den avond door overmatig en
te nadrukkelijk spel in sommige tooneelen
doel miste, hoe grooter zij voor ons oprijst,
hoe sterker wij de greep voelen, de hand
die niet weifelde, den door dit machtig
drama van wroeging en vertwijfeling schou
wenden geest. Klein was er aan deze ver
tooning niets Wij hebben den Macbeth"
gezien, niet een voor het salon, niet een
rommelvertooning met een ster, maar een,
uit volledig begrip geboren geheel".
Oermenschen schenen het soms, n met het
somber slot in de woeste hooglanden, ge
dreven door niet veel meer dan hun instincten
tot misdaad, die beleden en geboet moet
zijn naar de mate van het al-oud recht. Met
den afgehouwen kop van den zwakken
mensch Macbeth in de hand, toonde ons
Macduff het Qod's oordeel. De benadering
op het tooneel van wat er in ons omgaat
terwijl we ons in dit Shakespeare-stuk ver
diepen, is een daad, die eerbied afdwingt.
Reinhardt ondernam het met dit meester
werk in een vreemd land een tournee te
openen. Uit de wereld-literatuur koos hij dit,
stelde zich den hoogsten eisch. En wij aan
vaarden dankbaar zijn werk, met wat erin
mislukte, met wat erin niet naar onzen
smaak was en voor ons gevoelen ontbrak,
omdat hij ons de grootheid van een groot
kunstwerk nochtans groot heeft laten zien.
Wij schreven een vorige maal, dat er
lijn" was ook in de opeenvolging der
stukken. Na Macbeth, het drama van het
geweten, Strindberg's Totentanz," het drama
van de ziel. Hier de dolk, die verslaat, daar
het ontoereikend gif. Als een zwam is dit
Dr. Kuyper te Boedapest geïnterviewd
Teekening voor,, de Amsterdammer" van Jordaan
...En bij de pinken, datte ze bij ons benne en anti-Engelsch!... zou Uwe niet wille geloove....
lil i niiiiiiilliiHiiii immuun 11 n lllliimilltllmim iiuiii
grijns, en schrille innerlijkheid. Ze zijn on
verwacht als phantomen, en werkelijk als
de eenvoudigste dingen van iederen dag.
Natuurlijk geven zij nog geen zekerheid
omtrent de komende litho's en nog te bijten
etsen, maar vertrouwen wekken zij in dit
opzicht zeker: ge gevoelt dat de door deze
wezens in beweging gebrachten geest niet
den drang, in hem opgestaan, geheel bij
verder werk kan verliezen.
10. Wat het overige werk betreft kan ik
kort zijn. De genoodigden" zal ik naar hun
wezen later karakteriseeren; wat verder rest,
is snel, eenigszins gekenschetst. De etsen
van A. van Weezel Errens, waarom zijn ze
hier, in deze vereeniging, die in strakke lijn
van houding haar hoogheid heeft te bewaren ?
Mej. H. de Vries kan bij zulke houding
eveneens worden gemist.
Van der Stok vertoont den invloed van
de theorieën van W. v. Konijnenburg, maar
hij mist de innerlijke lópmheid, die van
Konijnenburg schoon bezit in zijn roman
tische teékeningen ('t best is 221).
Luns is bezig aan een aantal houtsneden
van een klein formaat, die een Alphabet
zullen vormen. Hij is daarin op zijn best,
wijl met de meeste zorg observeerend en
daar hij in deze dingen zijne te snelgewekte
lenigheid tegenhoudt. Ik zal deze hout
sneden, zoodra ik ze eens op mijn gemak
bezien kan, afzonderlijk behandelen.
Toon de Jong is rommelig door een hem
eigen gebroken, een verbrokkelde lijn;
meesterwerk van Strindberg, als gerochel
uit een dichtgeknepen keel. Kan men nog
spreken van pessimisme, een woord waarvan
de inktkleur verbleekte in het gebruik, is
het niet bijna misdadig van hopelooze
ontkeaning dit werk? Het huwelijk: slechts
keten, erger nog: collier-de-force, het gezin:
een kerker zonder licht of lucht. Zelfs niet
den troost der gewoonte, die het goede en
het slechte gelijk maakt, onschadelijk.. De
gewoonte, die afmat en eindelijk verdooft.
Na 25 jaar zitten ze daar nog (een ge
passeerd kapitein van de vestingartillerie,
plaatsmajoor op een eiland, en zijn vrouw,
een talentlooze tooneelspeelster, die haar
carrière offerde" aan het huwelijk) als wa
ren ze gisteren begonnen elkander te haten.
De wellust-van-den haat als eenig doel, als
eenige bevrediging, en den macabren dans
rond het leven naar den verlossenden dood.
Opgetast in twee figuren, die Alice en Edgar
heeten, het namelooze leed, het
weerzinen deerniswekkend chagrijn van duizenden!
Tegen een neef, een toevallig bezoeker,
spelen zij zich uit, de een ten koste aan de
ander, de belaste, zieke, zijn wrok verdrin
kende kwelgeest van een man, de
hartelooze, door de omstandigheden neergetrapte,
treiterende vrouw. Even meent zij de hand
van dien eenigen vriend te kunnen grijpen,
het uiterste beproeft ze, doch ook deze hand
laat los: in de verpeste atmosfeer van dit
huis kan geen vriend ademen. En dan
blijven ze weer samen, een oogenblik ver
eend in deze nieuwe, gedeelde haat om het
verraad van den laatsten vriend, die ont
kwam. Doch morgen zal het weer gelijk
tevoren zijn.
Dit is hun leven, het onvermurwbare,
dat wat uit liefde's hartstocht werd, een
grijns en een grimas, in het verzengend
licht van den haat, voor het aangezicht van
den dood.
Verlos ons van den booze en vergeef ons
onze schuld". Zóeindigt het tweede, hier
niet vertoonde deel van Totentanz." Dus
toch? vragen we ons af. Geloofde Strind
berg nochtans aan verzoening op deze aarde ?
Alice overleeft haar man, en zij, de levende,
spreekt het uit: Aber jetzt, wo er tot ist,
fühle ich eine sonderbare Lust gut von ihm
zu sprechen."
Stervend heeft de man hetzelfde gezegd,
doch hij was reeds aüf der andern Seite."
Verzeih Ihnen, den sie wissen nicht was
sie tun". Met deze woorden op de lippen,
deze in zijn mond toch nog hoovaardige
bijbelwoorden, aan het adres van zijn vrouw
en kinderen, sterft hij. Maar wat Alice, de
levende Alice, daar plotseling overwint is
veeliopmerkelijker. Hier blijkt verlossing, wel
iswaar door den dood ontstaan, doch tevens
getuigend van innerlijke evolutie. Tot dat
uur heeft ze kein gutes Wort" voor haar,
even monsterachtigen als deerniswekkenden
levensgezel over gehad, reikhalzend naar
zijn dood, vond zij slechts woorden als stin
kend gif... En daar op eenmaal: Friede
sei mit ihm".
Het is een bodemloos stuk. Een prachtig
brok werk, waarover wij niet ^komen uit
gedacht.
Wie van deze twee menschen is de meest
Haverkamp's gezicht op Haarlem is te ver
melden, zooals zeker Hahn's portret van
mevr. Esther de Boer; bij G raad t van Rog
gen troffen mij eenigszins Visschen (67) en
Grave (68).
Ten slotte hoop ik dat deze Vereeniging
de krachtlgen zal bundelen; niet door veel
heid zich zal verzwakken.
PLASSCHAERT
iiiiiimiMiifiiiiiiiuiiiiiiiiiiiMHiiiiiiimmmiiilliiiiilMuiiiiiiiiMitiiiiiiii
Wilt ge in de warme dagen, die komen
gaan, steeds een verfrissching van den geest
bij de hand hebben?
Abonneert U dan op:
LEUT E",
het nieuwe halfmaandelijksche tijdschrift
voor kunst, humor en satire onder redactie van
LOUIS HOOGSTEDEN, dat U door boeiende
lectuur en illustraties van uitnemende kunste
naars een werkelijke ontspanning waarborgt.
Abonnementsprijs/1.50perkwartaal,fr.p.p.
Vraagt proefnummers bij de administratie
Hoogwal 3, den Haag.
schuldige ? Dit is de vraag, die ons van den
aanvang tot het einde beklemt. En als we
meenen dat de schaal zal overslaan, werpt
Strindberg het tegenwicht in. Deze Absicht"
is wel al te duidelijk voelbaar. Tot hij ein
delijk zelf de vraag stelt en het antwoord
geeft, een antwoord, dat ons bevredigt:
Edgar (tot den neef) Hor mal, wenn du
zwischen Alice und mir richten solltest, wenn
würdest du recht geben?"
Kurt. Keinem. Aber beiden mein
unbegrenstes Mitleid; vielleicht etwas mehr dir.
Waarom dit antwoord ons bevredigt?
Wellicht omdat een slechte vrouw altijd nog
slechter is dan een slechte man, haar slecht
heid schijnt ons van geringer allooi. Univer
seel is dit machtig werk, niet een toeval
dat twee menschen treft, maar een noodlot.
waarvan elk mensch zijn deel draagt. En de
conclusie, in het tweede deel als het ware
ontdekt (in I is aanduiding, o.a. het streelen
van de poes) dat Strindberg's schier mis
dadig pessimisme, zijn ''niets ontziende
menschenhaat, in diepste diepte liefde was.
Ein unbegrenstes Mitleid.
De opvoering van dit, bij ons onbekend,
tooneelstuk is een meesterlijke geweest. Het
was volmaakt schoon. Over de, ditmaal goed
bezette, zaal is iets gegaan als de huivering
van den dood. En het was verstikkend stil,
een stilte die men in den Schouwburg zelden
zoo waarneemt.
Wat daarvan aan te tasten! Het leek een
manifestatie van tooneelkunst. Paul Wege
ner, Rose Bertens en Breiderhoff. Twintig
jaar geleden liet Rose Bertens hier een
onvergetelijken indruk achter als Gina in de
Wildente". En na twintig jaren zullen we
haar Alice" nog kennen, als de martelares
van den haat. Welk een leef- en speelkracht
in deze begaafde! Zij gaf vooral de kleine
kanten van de figuur, doch hoe gaf zij ze!
Dit is wel het opmerkelijke van Rein
hardt's regie: hij schept de atmosfeer, maakt
het spel, en dan laat hij de spelers vrij.
Zoo lijkt het tenminste. Binnen het verband
brengt, na hem, elk het zijne. En dat was
ditmaal niet gering! Boven allen uit reikte
Paul Wegener als de kapitein. Ik geloof niet,
dat deze creatie te evenaren, laat staan te
overtreffen zou zijn. Stap voor stap zou dit
bouwwerk na te speuren en te beschrijven
zijn, zó, dat ieder die het las het geheele
spel voor oogen rees. Het was grandioos.
Paul Wegener en Rose Bertens zijn al
weder afgereisd, voor twee avonden maakte
hij de reis, voor n zij. Op een run" legt
Reinhardt het klaarblijkelijk niet aan. Hij
toont ons, aan werk van gansch verschil
lende geaardheid, zijn tooneelkunst, datgene
wat onder zijn handen ontstond.
Van den dood in het leven, met n sprong
in de lente: de derde avond bracht het
sprankelend Was Ihr wollt". Doch hierover
een volgend maal.
TOP NAEFF
* *