Historisch Archief 1877-1940
6 Mei '16. - No. 2028
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BEbPREKING'
Dr. H. P. Berlage en zijn werk
Ingen. ?22.50; geb. ?23.75.
W. L. en J. Brusse's Uitgevers-Mij, R'dam.
In 't midden latende of deze uitgave is
opgezet door de medewerkers, of door een
uitgeversfirma is uitgedacht, dus is een
huldigings- of een meer commercieele
daad, is de bespreking van deze bij
drage tot het leven en de werken van den
grooten bouwmeester een genoegen.
Het noodt zelfs, om daaruit saam te
vatten een nog afgewerkter beeld, dan door
de partieele schetsen van de medewerkers
wordt geboden. Zij toch laten in hunne
opstellen doorschemeren de redenen, waar
om zij, (zoowel tijdgenooten als jonge
ren), in denkbeelden en werken zoowel
overeenkomen, als verschillen met hem,
wiens zestigsten jaardag de aanleiding was
tot het verschijnen van dit boekwerk. Het
fragmentarisch uitpluizen van de veelzijdige
kwaliteiten van B.'s oeuvre en het be
schouwen van de nevenstroomingen zoowel
op bouwkundig als algemeen kunstgebied,
geeft aan het boek de diepere beteekenis
van mijlpaal in de kunstgeschiedenis in
Nederland aan eind 19e en begin 20e eeuw.
Dr. Kalf drukt het samenvattend, zeer
juist als volgt uit: In het volle besef van
in een overgangstijdperk te verkeeren, heb
oen de schrijvers van dit boek gepoogd
zich rekenschap te geven van de beteekenis
van een tijdgenoot, voor die on-onderbroken
beweging van het gebeuren, welker pro
jectie de geschiedenis is. Geenszins gelijk
gezinden, in levensbeschouwing wellicht
van uiterste tot uiterste zóver van
elkander af als tegenstanders, hebben zij
het waagstuk ondernomen, gezamenlijk,
maar ieder yrjfr-uit, over een bouwmeester
te spreken 'wiens werk-zelf, binnen een
ontwikkeling van nauwlijks dertig jaar, in
zijn gestadige verandering het duidelijkst
kenmerk draagt,- op de kentering van een
getij te zijn ontstaan".
Het werk is ernstig doch bevattelijk ge
schreven voor allen, wien de bouwkunst
en hare groote beteekenis lief is, en onder
scheidt zich daardoor gunstig van de zoogen..
populaire" of in-causerie-toon-gestelde"
uitgaven over schoone kunsten, waarmede
heden ten dage de markt wordt overvoerd.
Zoowel aan papier, drukwerk als afbeel
dingen is groote zorg besteed; en het werkje
heeft slechts dit ne bezwaar: te kostbaar
te zijn opgezet om ooit die groote kring
te kunnen bereiken van hen, waarvoor het
m.i. bestemd behoorde te zijn omdat het
daarvoor vruchtdragend ware.
Hoewel gedeeltelijk citeeren gevaarlijk is,
wil ik uit elk der opstellen eenige belang
rijke, doch niet samenhangende aanhalingen
doen, zij mogen een prikkel zijn, deze in hun
juist verband in het boek zelf nog beter te
genieten. Te voren echter de inhoudsopgave:
Portret van dr. H. P. Berlage naar een
teekening van S. H. de Roos; De Denkbeel
den van H. P. Berlage door dr. Albert Verwey;
Aphorismen naar aanleiding van Berlage's
Werk en zijne geschriften door J. E. van der
Pek; Het Werk van Berlage door Jan
Gratama; Berlage's Stedenbouw door K. P. C.
de Bazel; Berlage's Meubelen door J. F.
Staal Jr.; DéBouwmeester Berlage in zijn
verhouding tot de Architecturale Beeldhouw
en Schilderkunst door R. N. Roland Holst;
De ontwikkeling in Berlage's werk door
prof. [dr. W. Vogelsang; H. P. Berlage
Bouwmeester in een Overgangstijd door dr.
Jan Kalf; Chronologische opgave van Ber
lage's voornaamste uitgevoerde werken en
architectonische ontwerpen; Bibliografisch
Overzicht der voornaamste geschriften van
dr. H. P. Berlage, verschenen sinds 1895,
bewerkt door Tiddo Folmer; Lijst der af
beeldingen en honderdvierenzestig afbeel
dingen.
Dr. Albert Verweij analijseert B. in hoofd
zaak uit zijn geschriften:
Hoewel van huis uit schrijver noch spreker
heeft Berlage jaar na jaar geschreven en
gesproken, beide met uitnemende uitwerking
zoowel op vakgenooten als leeken. Doch,
wie B. kennen wil moet zijn gebouwen zien
en niet zijn opstellen.
B. heeft zich vaak beklaagd dat hij 10 jaar
te laat kwam. Hij had jong willen zijn toen
de beweging van '80 hier de geesten ont
bond, jong toen omstreeks '90 de drift van
die beweging zich vermaatschappelijkte in
denkbeelden en toegepaste kunsten.
B. heeft van natuur iets van de elegische
stemming die aan alle ver uitziende idealisten
eigen is. Hij was van kind af, aangelegd
om zich te voelen voorlooper, en niet als
voleinder.
De tijd is voos, maar B.'s werk is deug
delijk. De tijd versnippert zich naar duizend
doelen, maar B.'s werk is een voorbeeld
van doelbewustheid en soberheid.
Het tegendeel van de roes is de nuchter*
heid. En nu is het hoogst merkwaardig hoe
deze bouwmeester het bij uitnemendheid
nederlandsche type vertegenwoordigt: voj
van religieuse geestdrift en tevens ratio
nalist te zijn.
Bezonnenheid is het woord waarin hij zijn
werk en zijn wezen graag samenvat. Harts
tochtelijke bezonnenheid, vervolledig ik.
Van J. E. v. d. Pek's Aphorismen, de
navolgende:
Waarom weer n stijl te willen? Eén
toekomststijl? Waarom n geest, n wil
te verlangen, met uitsluiting van een anderen?
Is beperkte eenheid geen bekrompenheid?
De wijze kunstenaar veroordeelt, noch
verheerlijkt de navolging van hen die voor
hem geleefd hebben maar begrijpt de wis
selwerking tusschen nieuw en oud, tusschen
navolging en oorspronkelijkheid, tusschen
individualiteit en gemeenschapszin, tusschen
het bijzondere en het algemeene. Het per
soonlijke, zonder het algemeene is ondenk
baar, algemeenheid zonder individualiteit is
onmogelijk.
Want juist als B., zich afscheidt is hi;
bijzonder en daardoor belangrijk voor mij
immers, de individueile kant van B. is beter
dan zijn wijsgeerige. Zoodra hij met zijn
werk komt tot sierlijkheid in constructieven
eenvoud is zijn kunst opwekkend, hoopvol
ja voorbeeldig. Dat wat hij maakt als
proIN BELLEVUE OP l MEI
(S. D. A. P. en A. B. B.)
Teekeningen voor de Amsterdammer" van Martin Monnickendam
Mr. Mendels beheerscht drie zalen
Het Auditorium
De Voorzitter opent de bijeenkomst
Mevr. Julia Cuijpers en Jac. van Hoven in
(van Nestor de Tière)
jVorstenplicht"
Henri Wallig zingt zijn levenslied
lllltlllMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMIIMMIII
pagandist, of onder amerikaanschenjinvloed,
is mij niet modern genoeg.
Jan Gratama beschrijft meer het historisch
verloop der bouwkundige werkzaamheid van
B., voor citaten leent zich dit opstel daar
door minder:
Het moderne is niet in eerste instantie
het nieuwe, maar het eigene.
Het lijkt zoo weinig als men zegt, dat B.
weer waarheid in het bouwen bracht. Maar
inderdaad is het ontzagwekkend veel.
B. heeft overwonnen. Hij werd, vooral
door de jongeren, zeer gewaardeerd. Ja soms
vereerd, en groot was en is zijn invloed.
Maar misschien van nog grooter belang is
zijn goede invloed geweest op den
zoogenaamden utiliteitsbouw en op de architectuur
van de bouwondernemers.
Amsterdams onverwelkbaren roem is het
B. de Beurs te hebben opgedragen, en hem
als kunstenaar daarbij vrijheid te hebben
gegeven.
De kunst van B. is in hoofdzaak een
intellectueele. Zij geeft een rationeel bouwen,
een rationeel samenstellen te zien. Zij geeft
dus waarheid, maar geeft zij ook bezielde
waarheid? Paradoxaal kan men zeggen,dat
B. nog niet aan het bezielde bouwen toe is.
De Bazel behandelend B.'s stedenbouw
zegt, onder meer:
Dit groote geluk heeft het lot B. gebracht,
dat hij steeds, haast onmiddelijk nadat een
geestestendenz of idee, op een of andere
wijze zijn geest raakte, een behoefte in hem
werkte, de gelegenheid had tot de proef
of het experiment. Uit deze snelle opeen
volging, en de haast die hem daarbij drong,
zijn dan ook wellicht te verklaren, zoowel
het dikwijls onrijpe, als het demonstratieve
karakter van zijn vroeger werk.
In zijn uitbreidingsplannen is vooral dui
delijk zichtbaar een in Duitschland sterk
gekweekte aestetiek en werkmethode: al
maar detemineerend en analyseerend uit
hetgeen was; uit oude resultaten
gedisteleerd, hetgeen niet is wat de moderne
en de toekomstmensch het best past: een
methode uit zuivere begrippen, uit de toets
der werkzaamheid van de ideeën zelf afge
leid. Niettemin erken ik in B. veel goede
werkelijke moderne wil en toekomstvisie.
En wat ik wel bijzonder in zijn geest
waardeer is de onbevangenheid, waarmede
hij steeds bereid is zich te herzien, als beter
inzicht rijpt. Want het toont de open eerlijk
heid, waarmede hij zijn doel nastreeft en de
blijvende menscheHjke worsteling met zijn
geest en met zijn levensvisie.
J. F. Staal schrijft over B.'s meubelen:
Zij vertoonen zich in een nadrukkelijk
architectonischen snit, waarin ze zeer zeker
sterk zijn, door hun logiek en waarheid,
doch waarin hun wezen wat verloren gaat
door correctheid en gelijkheid. Zijn meubels
dragen te zware bedoeling en hebben het
uiterlijk van droevig ernstige kinderen. De
expressie zijner gebouwen is ernstig en ver
trouwend, die der meubelen zorgelijk.
En door dit hollandsche karakter (van
geduld, bedachtzaamheid en vasthoudend
heid) n door het feit van reeds opgenomen
te zijn in de waardeering van het volk, is
het zeker dat, de moderne hollandsche
meubelkunst zich niet zal kunnen noch zal
wenschen te onttrekken aan den invloed
B's geest, zooals die in de gaafheid en
eerlijkheid zijner meubelen zich vertoont.
B. in verhouding tot architecturale beeld
houw- en schilderkunst, geeft onder andere
aan R. N. Roland Holst in de pen:
Voor B. was het tij gunstig. De laatste
jaren van het einde der vorige eeuw waren
jaren van sterke en tegelijk hoopvolle ont
wikkeling naar alle zijden. De symbolische
en decoratieve opvattingen, die zich voor 't
eerst in Holland manifesteerden, sloten in
wezen aan bij het beginsel van vereenvou
digen en samenvatten, dat van nu af aan
B.'s bouwkunst sterk zou beheerschen:
Gemeenschapskunst.
Wel kenschetsend is, wat een van de
allerjongste kunstenaars mij bekende, toen
hij zei: nooit loop ik voorbij de Beurs, of
ik klop hem op zijn ruwe flanken en zeg
hem dank voor al wat hij ons bracht. Maar
niet alleen de jonge kunstenaars, ook de
burgerij zelf begint te doorzien, dat in dat
wellicht wat kinderlijk grootsch gebouw,
iets van een geloof leeft, waarin de diepe
schoonheid van voorbije tijden wordt erkend,
maar waarin tegelijk toch ook het vertrouwen
leeft in de grootheid der komende tijden.
Gescheiden van iedere schoon sterke
traditie, geschonden door den, aan alle mo
numentaliteit ten slotte vijandigen geest
van onzen tijd, die monumentaliteit toch te
begeeren, niet af te houden haar te zoeken,
en haar telkens ondanks alle belemmeringen
in eenvoud te benaderen,' ziet, dat is mér
dan waardeerbaar of beminnelijk, dat is
waarlijk groot.
Prof. Vogelsang schrijf t, eveneens moeilijk
te citeeren:
Rationalisme is wel een voorwaarde voor
de waarheid, doch niet voor de schoonheid,
waarvoor het slechts onder bepaalde om
standigheden een grondslag kan vormen.
Het is wel gewichtig dat B. in veel ge
vallen de baanbreker is geweest voor dit
modern rationalisme, gewichtiger echter is
hoe hij dat is geweest. Rationalisme is een
algemeene richting, geen persoonlijke stijl.
Te onderscheiden zijn drie perioden in
B.'s werk:
l. Jeugdwerk, en invloed van traditioneele
stijlen" (Focke en Meltzer, eerste villabouw).
2. Afrekening met de gewone traditie, het
streven naar meerder rust, kracht, eenvoud,
dat ten slotte culmineert in een begin van
regelmatigheid (Eerste Kantoren Verzeke
ringen Maatschappijen, de Beurs sluit
deze periode af en bereid voor op de derde.
3. Gave bouwwerken als de Voorwaarts
te R'dam, gebouw Nederlanden aldaar, en
vooral de onuitgevoerde projecten (meer
voor menschheid dan voor mensch) b.v.
van Vredespaleis en Beethovenhuis.
4. Een nieuwe periode is aangevangen
met het Pantheon der Menschheid, Gebouw
Meddens, en kantoren firma Muller en Co.
Het programma der laatste periode zou
ongeveer luiden:
B.'s gedachten over het Kolossale en de
verfijning daarvan. Gebruik van meer samen
gestelde regelmatige figuren. Grooter rijk
dom van richtingsaccenten, gebruik van leven
benaderende krommen en van verslankte
hellingen.
Dr. Jan Kalf geeft zijn inzichten over den
bouwmeester in een overgangstijd:
Niet levenloos als een voorbeeld, maar
machtiger als een drijfkracht zien wij his
torisch B.'s werk.
Het veranderlijke in zijn werk, binnen de
grenzen dan van zijne beginselen, maar
vooral het telkens nieuwe aspecten ontdekken
en verdere mogelijkheden zien in de ont
wikkeling van dat beginsel zelf dit zijn
de schoone blijken van zijn rusteloos Kun
stenaarschap.
Kunstenaar in een overgangstijd heeft hij
den moed gehad zijn werk daarvan te laten
getuigen, in plaats van vastheid te ontleenen,
aan het volgen van een voltooid systeem.
Ik geloof dat er een geleidelijk voort
schrijden is van het persoonlijke naar het
nationale, en in dezelfde lijn, van het
landseigene naar internationale kunst, geen
tegenstelling maar een vast verband.
Minder groot in bereiken dan meesters
uit bloeiende kunstperioden, staat hij ons
dan toch nader, omdat hij, in zijn moeilijk
werk van altijd weer opnieuw beproeven,
ons voller menschelijk lijkt.
Conclusie is dat het boek inhoudt, van
mér dan vaardige pennen, beschouwingen
over een beteekenisvol man uit een
belangwekkenden tijd, een conclusie die ik
hoop dat uit mijne aanhalingen blijkt.
Den Haag, Mei '16. S. DE CLERCQ