Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13 Mei '16. No. 2029
ongerust te maken; hij kon er zeker van
zijn, dat de Duitsche regeering van die vrij
heid geen gebruik zou maken, indien zij
wist, dat dit haar in oorlog zou brengen
met de Vereenigde Staten; de beslissende
keuze had zij' nu reeds gedaan, toen zij,
ter wille van het behoud van den vrede,
toegaf aan Amerika's eischen ten opzichte
van den duikbootoorlog. >
Toch is Wilson zoo onbarmhartig ge
weest, uitdrukkelijk te verklaren, dat de
Voorwaarde van de Duitsche regeering geen
voorwaarde was. Hij heef t zich niet tevreden
gesteld met de overwinning, door hem in
|et wezen -van de zaak behaald; hij heeft
aan de Duitsche regeering ook voorloopig
den schijn niet willen laten, dat zij gelijk
overstak."
Zijn antwoord op de Duitsche nota is de
bitterste pil, die hij aan de regeering van
Keizer Wilhelm te slikken heeft gegeven.
Hij stelt daarin vast, wat de Vereenigde
Staten bereikt hebben door hun dreigement:
de gewijzigde politiek" van Duitschland
ten opzichte van den duikbootporlog, een
nieuwe gedragslijn, in de Duitsche nota
aldus aangegeven, dat koopvaardijschepen
niet zonder waarschuwing en zonder dat
het leven der opvarenden wordt gered, in
den grond mogen worden geboord, tenzij
zij moctiten vluchten of tegen weer bieden."
En hij laat daar onmiddellijk op volgen
en legt daarmede de eigenlijke reden bloot,
waarom Duitschland heeft toegegeven dat
door deze gewijzigde politiek het voor
naamste gevaar voor een verbreking van de
goede betrekkingen, die tusschen de Ver
eenigde Staten en Duitschland bestaan, uit
den weg is geruimd".
Tot dusverre hadden wij nooit eenige ge
lijkenis ontdekt tusschen president Wilson
en Manus Peet, den philosoof uit Querido's
Jordaan, die niet antwoordt op wat de
menschen tot hem zeggen, maar op de onuit
gesproken gedachten, die zij achter hunne
woorden verborgen houden. Indien Manus
de repliek op de Duitsche nota had opge
steld, zou hij echter vermoedelijk op der
gelijke wijze de in die nota voorkomende
bewering hebben beantwoord, dat de Duitsche
regeering tot hare uiterste concessie" aan
de Vereenigde Staten had besloten: in de
eerste plaats wegens de meer dan honderd
jarige vriendschap tusschen de twee groote
volken, in de tweede plaats door de gedachte
aan het zware noodlot, waarmede uitbreiding
en verlenging van dezen vreeselij ken en
bloedigen oorlog de gansehe beschaafde
aenschheid bedreigt".
Maar president Wilson stelt niet alleen
vast, wat hij zelf heeft bereikt; hij legt ook
den nadruk, op wat de Duitsche regeering
niet heeft verkregen, al geeft zij zich den
schijn daarvan. Aldus:
De regeering van de Vereenigde Staten
beschouwt het als noodzakelijk om te ver
klaren, dat zij er vast op rekent, dat Duitsch
land niet bedoelt, dat de handhaving van
de nu aangekondigde politiek in eenig op
zicht afhankelijk is van den loop of den
uitslag van diplomatieke onderhandelingen
tusschen de Vereenigde Staten en een andere
oorlogvoerende regeering, ofschoon zekere
passages in de nota van de Keizerlijke regee
ring vatbaar schijnen te zijn voor die uit
legging".
Vatbaar waren zij daarvoor wel; de be
doeling was waarschijnlijk, dat het Duitsche
volk er naar zou grijpen; dat moest een
houvast hebben, om zich den grond niet te
voelen ontzinken, nu de regeering in haar
schulp kroop voor Uncle Sam. Maar de
regeering der Vereenigde Staten had er zich
eigenlijk niet om behoeven te bekreunen;
die kon toch wel begrijpen, om welke reden
die zekere passages" in de nota waren
iniiiliiniili iiiiiiiiiiiiiiiiiin i i> r uu mm
Het anti-Nederlandse
toekomsf'geknoei
Een mooi (?) Duits plannetje
Waartoe de redaktie van de Toekomst"
zich heeft laten gebruiken in haar
verblindheid jegens Duitsland, komt aardig uit, als
men het volgende schrijven beschouwt in
verband met de pas aan 't licht gebrachte
brieven over uittegeven brochures.
Het betreft die in de brief van prof.
Sleeswtjk van 2 September 1915 genoemde
brochure van d'. Witte" over Niederdeut
sche in Frankreich," welke de Toekomst"
heeft opgenomen en uitgegeven.
In April 1915 werd de bekende
friso-neerlandicus Johan Winkler, thans overleden,
hevig geschokt door een schrijven tot hem
gericht, waar hij niet op heeft geantwoord
en dat eerst na zijn dood gevonden werd,
hoewel deze en gene er van schijnt afge
weten te hebben.
Wij geven nu eerst maar het epistel:
Antwerpen, 11 April '15.
Sehr verehrter Herr Doktor.
Vielleicht erinnern Sie sich noch fluech
tig, dasz wir durch das in unserer
literarischen Betatigung liegende Gemeinsame
einige Male fluechtig 1) in schriftliche
Berühmng mit einander gekommen sind.
Jetzt hat mich der Krieg aus dem
idyllischen Neustrelitz nach Antwerpen geführt,
wo ich nach Teilnahme an der Belagerung
[elascht; voor haar was het niet
noodzaelijk" geweest, erop te antwoorden.
President Wilson heeft er int usschen anders
over gedacht. Om elk misverstand te ver
mijden", verduidelijkt hij nog eens wat reeds
in de door ons aangehaalde alinea was te
kennen gegeven: de regeering van de Ver
eenigde Staten kan voor geen oogenblik in
overweging nemen, laat staan in
gedachtenwisseling treden over den wenk, dat het
ontzien van de rechten der Amerikaaxsche
burgers op zee door de Duitsche
marineautoriteiten op eenige wijze, ook maar in
de minste mate afhankelijk kon worden
gemaakt van het gedrag van een andere
oorlogvoerende mogendheid ten opzichte
van de neutralen." Dat wil dus zeggen: de
duikbootoorlog is een zaak tusschen u en
ons, de contrabande-politiek een zaak tus
schen Engeland en ons; over de laatste
hebben wij reeds met Engeland onderhan
deld en wij zullen die onderhandelingen
voortzetten; maar onverschillig tot welk
resultaat zij leiden, wij houden u aan de
belofte, die gij ons ten opzichte van den
duikbootoorlog hebt gegeven; wij beschou
wen die belofte als onvoorwaardelijk; een
weigering van Engeland om zijne
contrabande-politiek te veranderen, kan voor u
nooit een reden zijn om uwe belofte niet
na te komen.
Dat had ik toch niet gezegd zou
Bethmann Hollweg kunnen antwoorden,
maar hij zal het vermoedejijk niet doen ;
in het antwoord van Duitschland op de
Amerikaansche nota werd immers niet er
mee gedreigd, dat wij de oude praktijken
van den duikbootoorlog weer zouden in
voeren, als Engeland van geen toegeven
wilde weten: er stond alleen maar, dat in
dat onverhoopte geval de Duitsche regee
ring zich tegenover een nienwen toestand
geplaatst zou zien, voor welken zij zich
volledige vrijheid van besluiten moet voor
behouden"; over zulke woorden kan de
Amerikaansche regeering zich toch niet be
zorgd maken; twee joden weten immers
wat een bril kost.
Inderdaad, in dit opzicht heeft president
Wilson het nog erger gemaakt dan Manus
Peet. Die antwoordt niet op wat iemand
zegt, maar pp de verborgen gedachten van
dien iemand. President Wilson heeft geant
woord: niet op wat de Duitsche regeering
zeide, want zij had niet gezegd, dat zij het
naleven van de nieuwe voorschriften voor
den duikbootoorlog afhankelijk zou stellen"
van Engeland's concessies, zij had alleen
gesproken van de volledige vrijheid," die
zij zich dan voorbehield; ook niet op de
gedachte, die de Duitsche regeering achter
hare woorden verborg, want zij dacht er
niet over, om de eenmaal gedane concessie
weder in te trekken en daardoor aan de
Vereenigde Staten reden tot een oorlogs
verklaring te geven; maar president Wilson
heeft geantwoord op de gedachten, die het
Duitsche volk moest gelooven dat achter
de woorden van de Duitsche regeering ver
borgen waren.
10 Mei 1916
G. W. KERNKAMP
IIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIMII
Dr. D. BOS t
door Mr. J. LIMBURG,
Lid van de Tweede Kamer en
Gedeputeerde Staten
Met diepen weemoed zet ik mij aan het
schrijven van een kort In Memoriam" van
den buitengewonen man, die aan Nederland
is ontvallen op een leeftijd, waarin de volle
bloei van alle geestelijke eigenschappen het
hoogtepunt pleegt te hebben bereikt.
De stem, die nog luttele maanden geleden
krachtig klonk te midden van een aandach
tige volksvertegenwoordiging, voor eeuwig
is ze verstomd; de gulle lach, die den mond
zoo goedmoedig krulde bij elke geestige
boutade, zooals hij er spelende dagelijks
dozijnen ten beste gaf, voor altijd is hij ver
dwenen; de geest, die de pen bestierde en
haar zijn denkbeelden op het papier deed
werpen met een schier ongeëvenaarde snel
heid, hij rust voor altijd.
Als een meteoor heeft Bos geschitterd over
ons vaderland; kortstondig maar met
buitengemeene glans. Een buitengewoon man.
Man van het woord en van de daad, beide;
een redenaar, een staatsman, een organisa
tor bovenal; een ziener, die de toekomst
zag van problemen, welker oplossing nog
niet verscheen, maar die uit het verband der
dingen onderling tot den sleutel van elk
vraagstuk trachtte te geraken; een geest,
die herinnert aan de hoogepriesters der
die friedlichere Aufgabe eines Vorstands der
hiesigen militarischen Postprüfungsstelle zu
erfüllen suche.
Ich weisz nicht wie Sie, verehrter Herr,
ber diesen Krieg denken, das aber glaube
ich bei ihrem starken Volksempfinden
voraussetzen zu dürfen, dasz Sie soviel klar
vor Augen sehen, dasz die Schicksalsstunde
des westlichen Niederdeutschlands
angebrochen ist.
Der groszen Masse unserer Vlamen ist
leider der Bliek durch politische
Gesichtspunkte und die aus der Anfangszeit des
Krieges leider noch fortwirkende Verhetzung
zu sehr umnebelt, als dasz sie klar erkennen
könnten, um was es sich in diesen Kampten
gerade für ihr Volkstum handelt. Ich glaube
aber, dasz man da tnit etwas
Nationalpölitischem Anschauungsunterricht gut
nachhelfen könnte.
Ich denke um es kurz zu sagen an die
Veröffentlichung einer Karte in drei Farben,
die nachstehende drei Gebiete
Nordfrankreichs kennzeichnen wuerde:
1. wo heute noch die ueberwiegende
Bevölkerung nd. deutsch spricht;
2. wo die nd. deutsche Spracfie nur noch
in der Minderheit ist, und
3. wo sie ganzlich vom französ. verdraagt
ist, also das ganze grosze VERLUST 2)
gebiet zwischen Boulogne, Dünkirchen u. St.
Omar.
Da saehen die Leute handgreiflich was
von den französ. Bundesgenossen zu erwarten
ist. Dazu mueszte ein ganz kurzes aber
eindringliches Begleitwort kommen. Die
Sache war sehr leicht zu machen, ist fast
schon fertig, durch die in der Deutschen
Erde" vor ein Par Jahren von Beihand und
mir veröffentlichte Karte mit Geleitwort
ueber die nd. deutsch französ.
Sprachgrenze in Frankreich. Ich habe sie Ihnen
seinerzeit zugesandt. Die Karte mueszte
nur durch Hinzufuegung des groszen alten
Verlustgebietes vervollstaendigt und der
Dr. D. Bos
oudheid, die immers hun wijsheid grooten
deels dankten aan den heelal-blik, waar
mede zij het geheele menschelijk zijn wis
ten te omvamen.
Het is geen toeval, dat Bos' loopbaan
uitkwam op de Nederlandsche politiek; Bos
moest een plaats vinden in de volksverte
genwoordiging, hij behoorde er.
Hij werd daar gebracht nu vijftien jaar
geleden, 38 jaar oud. Wat had hij niet reeds
van het leven gezien! Wiskundig docent,
koopman, schoolopziener, wethouder, bank
directeur, journalist^ hij had toen in al die
betrekkingen zijn kennis al verrijkt, zijn blik
verruimd.
Zijn politieke levensbeschouwing was de
democratische. Toen de Vrijzinnig-democra
tische Partij ontstond in de lente van het
jaar, waarin Winschoten hem voor het eerst
naar het Binnenhof zou afvaardigen, was hij
dadelijk tot haar toegetreden. Hij werd een
harer beste mannen, na Drucker's aftreden
haar parlementaire leider. Het radicalisme
der burgerlijke partijen vindt in het Neder
landsche volkskarakter slechts dan een
vruchtbaren bodem, indien het zich aandient in
bezadigden vorm. Onder die voorwaarde
willen velen het fortiter in re" aanvaarden.
In Bos bezat de burgerlijke democratie den
man, die in de hoogste mate beide eigen
schappen in zich vereënigde. Hij heeft haar
daardoor niet te overschatten diensten be
wezen. Hoevelen in den lande hebben zich
niet om hem geschaard, als hij zijn idealen
van vakonderwijs, van middenstandspolitiek,
van volksopvoeding, van belastinghervor
ming ontvouwde! Wat deed het er toe, hoe
de naam was van de partij, waartoe de
redenaar behoorde? Men volgde hem, Bos,
den man, die alles kon bezielen, die alles
doorzag, die overal den stoot kon geven.
En het scheen inderdaad, of hij alles kon.
Of men hem hoorde over de handelspolitiek
of over het onderwijs of over de Indische
vraagstukken of over het belastingwezen,
de deskundigen op elk dier terreinen, aan
vaardden hem als een der hunnen en stel
den hoogen prijs op zijn oordeel.
Er is bijna geen vraagstuk, dat in de
laatste vijftien jaar de Nederlandsche volks
belangen heeft- geraakt, of Bos heeft het
getrokken binnen zijn gezichtseinder. En
rauw had hij zijn scherpen geest aan de
ontleding gezet, of hij kwam tot een oplos
sing. Hij zag het probleem in de groote
Aufsatz den veraenderten Verha'ltnissen
gemaesz umgeschrieben werden.
Wuerden Sie mir nun guetigst Ihre An
sicht daruebcr schreiben, ob ein solcher
kurzer Aufsatz nebst Karte etwa in Ihrer
neuen Zeitschrift die Toekomst"
unterzubringen waere ? Wuerden Sie vielleicht
die grosze Guete haben in diesem Sinne
mit der Ihnen gewisz bekannten Redaktion
dieser zeitschrift Fuehlung zu nehmen ?
Die Karte wird sich meiner Einsicht
gewisz bezahlt machen. Wenn man sie nebst
detn Begleitwort in einer groszen Auflage
von Sonderabzuegen in den Handel brauchte,
wuerde sie hier und auch in Deutschland
viel gekau/t. Waeren Sie gegebenenfalls
bereit die Uebersetzung ins Niedcrlaendische
zu uebernehmen? Selbstverstaendlichhaetten
Sie auch weitgehende Gelegenheid auf den
Inhalt einzu wirken. AlsVerfasserkönnte
dazuj. W. angegeben werden, das
wuerde fuer uns beide passen. 3)
Ihren freundlichen Antwort entgegensehend
bin ich mit verehrungsvollen Grueszen stets
der Ihre
H. WITTE,
Hauptmann, sonst Archivrat
in Neustrelitz.
Antwort erbeten unter hierzu stehende
Adresse auf. Stempel durch vermiltlung des
H. Consul C. H. Cremer, 4) Nieuwe Doelen
straat 9 Amsterdam. Geht dann direkt mit
Auto.
Toen Johan Winkler zweeg, kwam er de
28ste April nog een kort dringend briefje,
dat echter evenmin in staat was om Johan
Winkler te bewegen : Zijn volk en zijn
stamverwante vrienden in Vlaanderen te verraden.
Dit toch is voor wie lezen kan het doel
van dat listige schrijven. De heer Witte
kent J. W. maar fluechtig", van briefwisse
ling alleen, maar hij weet, dat hij een Al
gemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon"
geschreven heeft en daar bouwt hij op voort.
Had de man hem gekend en zijn verhouding
lijnen en hij gaf omgekeerd aan elk onder
werp, dat hij mondeling of schriftelijk han
teerde, een grooten kant, omdat hij intuïtief
voelde, waar het greep in het raderwerk van
het geheel. Een staatsman, met al het op
portunisme, dat een staatsman moet hebben
maar niet genoeg theoretischen ondergrond
om een opportunisme op te bouwen, dat
niet beginselloos werd, en met een kennis
van zaken, die zeldzaam paraat was. Wil
men van dit laatste een bewijs? Men leze
zijn redevoering, die hij in den laten avond
van 10 December 1914, onvoorbereid, als
repliek moest houden. De verdediging van
de zoogenaamde heffing in eens" tegen de
groote rede van den minister Treub.
Het ontijdig afbreken van dit overrijke
leven versteekt ons van het antwoord op de
vraag, welken rol Bos in de toekomst van
ons land nog had kunnen spelen. In het
jongste verleden ligt een vingerwijzing. Toen
hem na de verkiezingen in den zomer van
1913 de opdracht werd gegeven een minis
terie te vormen uit de geheele linkerzijde",
was er niemand van oordeel, dat die taak
eerder aan een ander staatsman diende te wor
den toevertrouwd. De geheele Nederlandsche
vrijzinnigheid aanvaardde Bos als den man
van het oogenblik. Zou het in de toekomst
anders zijn gegaan? Zou in de buitenge
won* tijden, die na den oorlog voor
Westersch Europa zullen aanbreken, en waarin
krachten zullen werken, die waarschijnlijk
ook in ons land hun trillingen zullen doen
gevoelen, deze begaafde man niet velen in
vertrouwen om zich hebben geschaard ?
Want Bos had vertrouwen; ook bij hen,
die hem niet het naast stonden. Dat ver
trouwen was gewekt door zijn hooge idealen
en door zijn beminnelijke persoonlijkheid.
Hij was een verzoenende natuur. Het wets
ontwerp tot herziening van het hoofdstuk,
dat de grondwet aan het Onderwijs" wijdt,
een wetsontwerp, dat de vrucht is van de
zoogenaamde Bevredigingscommissie, waar
van Bos de voorzitter was is daarvan het
bewijs. Hij was op dit gebied een baan
breker. Niemand heeft in de laatste jaren
meer voor ons volksonderwijs in al zijn
geledingen, gearbeid dan Bos. Maar daarbij
stond het voor hem vast, dat de school
strijd een eind moest nemen, en dat aan de
bijzondere school een gelijke kans moest
worden gegeven als aan de openbare. Toen
hij dit vór n kleine twintig jaar voor het
tot Vlaanderen begrepen, hij zou gezwegen
hebben. Maar nu speelt hij zijn starkes
Volkiempfinden" uit, zijn hevig gevoel voor
eigen-volksaard, en heeft hoop, dat dit ster
ker zal zijn dan het nationaliteitsbesef. Hij ziet
in hem een dweper met een
hersenschimmige Nederduitse eenheid, die nu in deze
oorlog prachtig gebruikt kan worden als
lokmiddel. Zo is dus die Schicksalsstunde
des westlichen Niederdeutschlands
angebrochen"; dus ook maar dat zegt hij
niet die van Nederland. Dat
noodlotsuur" mag blijkbaar niet opgevat worden als
het laatste uurtje." Neen het is het ogen
blik, waarin over het lot van het westlike
Nederduitsland beslist zal worden, ook door
toedoen van dat land zelf. Het
Verlustgebiet," 3, Frans Vlaanderen, moet zich vrij
maken van de onderdrukkers; en ook het
overige gebied, waar die niederdeutsche
Sprache" (N.B.)! gesproken wordt, l en 2, als
meerderheid en minderheid, moet zich voegen
bij ja waarbij ? Bij een echte Nederduitse
staat, waarvan dan, door de aardrijkskunde
als van zelf aangewezen, Nederland het
middelpunt zou zijn ? Gelooft Witte daaraan ?
Weineen, bij een Nederduitsland, dat tot
Duitsland behoort en zal blijven behoren,
maar Witte is wel zo verstandig dit niet
al te scherp te omlijnen.
Als eerst de Vlamingen maar tot vrede
en aansluiting verlokt zijn, volgt Nederland
door de nood gedrongen van zelf. En als
men eerst maar aan die toestand gaat wen
nen, zal men het gevoel krijgen van met
eigen vrije wil zich te hebben aangesloten.
O, de listige vogelaar! Zo zou hij helpen
Duitslands grootheid te verhogen, want dat
alleen is zijn doel. Daartoe moet dit hele
schrijven dienen en blijkens
bovenaangehaald schrijven heeft Witte zijn zin ge
kregen: hij heeft de Heren van D/e (N.B!)
Toekomst" gevonden en zij ze zijn er
wel ingevlogen (? Red. A).
Hij is door de Redakteuren tederlik
omBURGER JAN
Burger Jan had in den handel
Ook zijn paar niülioen gespaard,
Op een villa in de duinen
Hield hij auto, kunst en paard.
Matig eten, theetje drinken,
Hygiënisch en gezond;
Alcohol en nicotine
waren vloeken in zijn mond.
Toen hij zoo, met duizend zorgen,
van zijn soberheid genoot
werd hij zuinig op zijn eigen;
werd hij angstig voor den dood.
Gierig telde hij de daagjes
Die hij nog verteren kon;
Ieder uur clat hij versnoepte
werd geknipt als een coupon.
. Alles ging den man vervelen:
Zelfs als hij zijn krantje las
En er bij de doodsberichten
Geen van zijn bekenden was.
Hij vertroetelde zijn' kwalen,
van gezondheid werd hij ziek,
als hij zich eens lekker voelde
sprak hij over rheumatiek.
Oesters vond hij vieze dingen,
En verfoeide zelfs dat bocht
omdat hij, met zijn millioenen,
van dat goed niet eten mocht.
Ik benijd mijn' grijzen tuinman"
Die heeft ook wel last en pijn,"
Maar die weet niet dat faisanten"
Slecht voor de gezondheid zijn."
Burger Jan, met zijn millioenen,
Heeft uit deze les geleerd:
Dat men niet te lang moet wachten.
voor men ze met lust verteert.
Lezers mijner Krekelzangen
Spiegelt u in Burger Jan.
Hebt ge eenmaal de millioenen
Leeft er dan ook prachtig van.
Want 't moeielijkst van alles,
Na uw zorgen en sjagrijn,
Is niet millioenair te worden
* Maar om millioenair te zijn.
eerst schreef, stond hij nagenoeg alleen.
En thans?
Nog altijd bestaat ten onzent geen afzon
derlijk ministerieel departement van
onderwijs. Wat zou deze warme onderwijs-man,
met zijn veelomvattenden blik en zijn kennis
der onderdeden, een voortreffelijk minister
van onderwijs zijn geweest!
Het heeft alles niet zoo mogen zijn. Wiji
moeten hem missen, maar behouden aan
hem een onvergankelijke herinnering. Niet,,
wij, zijn vrienden, alleen, maar het geheele
Nederlandsche volk. Want Bos is een blad
zijde uit het cultuurleven van Nederland in
de twintigste eeuw. Wie in latere tijden van
dat cultuurleven zich een voorstelling wil
maken en de verpersoonlijking wil kennen
van het beste, dat de burgerlijke democratie
onzer noordelijke provinciën in dat tijdvak
voor het vaderland heeft gepraesteerd, hij
leze en verdiepe zich in het leven van dezen:
nobelen Nederlander.
Den Haag, 10 Mei 1916.
IIUIIIMIIlllllll IIMHIIIMMIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIII1IMMIIMIIIIIIIIIIIIIP
helsd en zij hebben helpen trekken aan het
doodsklokje van onze eigen
onafhankelikheid, laten wij hopen, zonder het in te
zien. Zij hebben de baan glad gemaakt,
waarlangs Nederland zou hebben kunnen
afglijden naar de liefhebbende Oosterbroe
ders, Nederduitsers en Pruisen.
J. W. heeft smadelik gezwegen, heeft dat
geld dat aan die kaart te verdienen was,
beschouwd als omkooppremie; ook die ver
lokking, om tot de Vlamingen eens weer
een woord te kunnen spreken naar eigen
wil, om ze op te wekken het eigen-ik hoog
te houden, hoog, ja boven de natie uit! ter
wijl men hem er aan de andere kant niet
op zou kunnen aanzien, als er.eens waren
die er zich aan ergerden: immers hij zou
het maar met J. W. tekenen, dan kon het
meteen gelden voor Witte de man tekent
zich anders H. Witte ; al dat diep ergerlik
geknoei is met zwijgen beantwoord en er
is geen schrijven met de auto van Amster
dam naar Antwerpen gegaan, ook niet op
het tweede dringende schrijven. Men zou
verwacht hebben, dat zo de houding van>
alle Nederlanders geweest was; maar blijk
baar is de verblinding bij sommigen zo>
groot, dat het nodig is de dingen met een1
lantarenpaal aan te wijzen. Zo dient dit:
schrijven dan ter algemene waarschuwing,
voor verraderlike verlokkingen.
Haarlem, 7 Mei 1916. J. B. SCHEPERS:
1) Ik kursiveer in deze brief, tenzij het
anders wordt aangewezen.
2) Dit woord staat in de brief groter
geschreven.
3) Wij spatieeren (Red. A.) Hieruit blijkt,
hoe men tracht, door Duitschers geschreven
stukken onder de valsche vlag van Neder
landsche schrijvers te doen ingang vinden.
4) De Presse-agent" van de Duitsche
regeering te Amsterdam (Red. A.)