De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 13 mei pagina 2

13 mei 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Mei '16. No. 2029 ongerust te maken; hij kon er zeker van zijn, dat de Duitsche regeering van die vrij heid geen gebruik zou maken, indien zij wist, dat dit haar in oorlog zou brengen met de Vereenigde Staten; de beslissende keuze had zij' nu reeds gedaan, toen zij, ter wille van het behoud van den vrede, toegaf aan Amerika's eischen ten opzichte van den duikbootoorlog. > Toch is Wilson zoo onbarmhartig ge weest, uitdrukkelijk te verklaren, dat de Voorwaarde van de Duitsche regeering geen voorwaarde was. Hij heef t zich niet tevreden gesteld met de overwinning, door hem in |et wezen -van de zaak behaald; hij heeft aan de Duitsche regeering ook voorloopig den schijn niet willen laten, dat zij gelijk overstak." Zijn antwoord op de Duitsche nota is de bitterste pil, die hij aan de regeering van Keizer Wilhelm te slikken heeft gegeven. Hij stelt daarin vast, wat de Vereenigde Staten bereikt hebben door hun dreigement: de gewijzigde politiek" van Duitschland ten opzichte van den duikbootporlog, een nieuwe gedragslijn, in de Duitsche nota aldus aangegeven, dat koopvaardijschepen niet zonder waarschuwing en zonder dat het leven der opvarenden wordt gered, in den grond mogen worden geboord, tenzij zij moctiten vluchten of tegen weer bieden." En hij laat daar onmiddellijk op volgen en legt daarmede de eigenlijke reden bloot, waarom Duitschland heeft toegegeven dat door deze gewijzigde politiek het voor naamste gevaar voor een verbreking van de goede betrekkingen, die tusschen de Ver eenigde Staten en Duitschland bestaan, uit den weg is geruimd". Tot dusverre hadden wij nooit eenige ge lijkenis ontdekt tusschen president Wilson en Manus Peet, den philosoof uit Querido's Jordaan, die niet antwoordt op wat de menschen tot hem zeggen, maar op de onuit gesproken gedachten, die zij achter hunne woorden verborgen houden. Indien Manus de repliek op de Duitsche nota had opge steld, zou hij echter vermoedelijk op der gelijke wijze de in die nota voorkomende bewering hebben beantwoord, dat de Duitsche regeering tot hare uiterste concessie" aan de Vereenigde Staten had besloten: in de eerste plaats wegens de meer dan honderd jarige vriendschap tusschen de twee groote volken, in de tweede plaats door de gedachte aan het zware noodlot, waarmede uitbreiding en verlenging van dezen vreeselij ken en bloedigen oorlog de gansehe beschaafde aenschheid bedreigt". Maar president Wilson stelt niet alleen vast, wat hij zelf heeft bereikt; hij legt ook den nadruk, op wat de Duitsche regeering niet heeft verkregen, al geeft zij zich den schijn daarvan. Aldus: De regeering van de Vereenigde Staten beschouwt het als noodzakelijk om te ver klaren, dat zij er vast op rekent, dat Duitsch land niet bedoelt, dat de handhaving van de nu aangekondigde politiek in eenig op zicht afhankelijk is van den loop of den uitslag van diplomatieke onderhandelingen tusschen de Vereenigde Staten en een andere oorlogvoerende regeering, ofschoon zekere passages in de nota van de Keizerlijke regee ring vatbaar schijnen te zijn voor die uit legging". Vatbaar waren zij daarvoor wel; de be doeling was waarschijnlijk, dat het Duitsche volk er naar zou grijpen; dat moest een houvast hebben, om zich den grond niet te voelen ontzinken, nu de regeering in haar schulp kroop voor Uncle Sam. Maar de regeering der Vereenigde Staten had er zich eigenlijk niet om behoeven te bekreunen; die kon toch wel begrijpen, om welke reden die zekere passages" in de nota waren iniiiliiniili iiiiiiiiiiiiiiiiiin i i> r uu mm Het anti-Nederlandse toekomsf'geknoei Een mooi (?) Duits plannetje Waartoe de redaktie van de Toekomst" zich heeft laten gebruiken in haar verblindheid jegens Duitsland, komt aardig uit, als men het volgende schrijven beschouwt in verband met de pas aan 't licht gebrachte brieven over uittegeven brochures. Het betreft die in de brief van prof. Sleeswtjk van 2 September 1915 genoemde brochure van d'. Witte" over Niederdeut sche in Frankreich," welke de Toekomst" heeft opgenomen en uitgegeven. In April 1915 werd de bekende friso-neerlandicus Johan Winkler, thans overleden, hevig geschokt door een schrijven tot hem gericht, waar hij niet op heeft geantwoord en dat eerst na zijn dood gevonden werd, hoewel deze en gene er van schijnt afge weten te hebben. Wij geven nu eerst maar het epistel: Antwerpen, 11 April '15. Sehr verehrter Herr Doktor. Vielleicht erinnern Sie sich noch fluech tig, dasz wir durch das in unserer literarischen Betatigung liegende Gemeinsame einige Male fluechtig 1) in schriftliche Berühmng mit einander gekommen sind. Jetzt hat mich der Krieg aus dem idyllischen Neustrelitz nach Antwerpen geführt, wo ich nach Teilnahme an der Belagerung [elascht; voor haar was het niet noodzaelijk" geweest, erop te antwoorden. President Wilson heeft er int usschen anders over gedacht. Om elk misverstand te ver mijden", verduidelijkt hij nog eens wat reeds in de door ons aangehaalde alinea was te kennen gegeven: de regeering van de Ver eenigde Staten kan voor geen oogenblik in overweging nemen, laat staan in gedachtenwisseling treden over den wenk, dat het ontzien van de rechten der Amerikaaxsche burgers op zee door de Duitsche marineautoriteiten op eenige wijze, ook maar in de minste mate afhankelijk kon worden gemaakt van het gedrag van een andere oorlogvoerende mogendheid ten opzichte van de neutralen." Dat wil dus zeggen: de duikbootoorlog is een zaak tusschen u en ons, de contrabande-politiek een zaak tus schen Engeland en ons; over de laatste hebben wij reeds met Engeland onderhan deld en wij zullen die onderhandelingen voortzetten; maar onverschillig tot welk resultaat zij leiden, wij houden u aan de belofte, die gij ons ten opzichte van den duikbootoorlog hebt gegeven; wij beschou wen die belofte als onvoorwaardelijk; een weigering van Engeland om zijne contrabande-politiek te veranderen, kan voor u nooit een reden zijn om uwe belofte niet na te komen. Dat had ik toch niet gezegd zou Bethmann Hollweg kunnen antwoorden, maar hij zal het vermoedejijk niet doen ; in het antwoord van Duitschland op de Amerikaansche nota werd immers niet er mee gedreigd, dat wij de oude praktijken van den duikbootoorlog weer zouden in voeren, als Engeland van geen toegeven wilde weten: er stond alleen maar, dat in dat onverhoopte geval de Duitsche regee ring zich tegenover een nienwen toestand geplaatst zou zien, voor welken zij zich volledige vrijheid van besluiten moet voor behouden"; over zulke woorden kan de Amerikaansche regeering zich toch niet be zorgd maken; twee joden weten immers wat een bril kost. Inderdaad, in dit opzicht heeft president Wilson het nog erger gemaakt dan Manus Peet. Die antwoordt niet op wat iemand zegt, maar pp de verborgen gedachten van dien iemand. President Wilson heeft geant woord: niet op wat de Duitsche regeering zeide, want zij had niet gezegd, dat zij het naleven van de nieuwe voorschriften voor den duikbootoorlog afhankelijk zou stellen" van Engeland's concessies, zij had alleen gesproken van de volledige vrijheid," die zij zich dan voorbehield; ook niet op de gedachte, die de Duitsche regeering achter hare woorden verborg, want zij dacht er niet over, om de eenmaal gedane concessie weder in te trekken en daardoor aan de Vereenigde Staten reden tot een oorlogs verklaring te geven; maar president Wilson heeft geantwoord op de gedachten, die het Duitsche volk moest gelooven dat achter de woorden van de Duitsche regeering ver borgen waren. 10 Mei 1916 G. W. KERNKAMP IIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIMII Dr. D. BOS t door Mr. J. LIMBURG, Lid van de Tweede Kamer en Gedeputeerde Staten Met diepen weemoed zet ik mij aan het schrijven van een kort In Memoriam" van den buitengewonen man, die aan Nederland is ontvallen op een leeftijd, waarin de volle bloei van alle geestelijke eigenschappen het hoogtepunt pleegt te hebben bereikt. De stem, die nog luttele maanden geleden krachtig klonk te midden van een aandach tige volksvertegenwoordiging, voor eeuwig is ze verstomd; de gulle lach, die den mond zoo goedmoedig krulde bij elke geestige boutade, zooals hij er spelende dagelijks dozijnen ten beste gaf, voor altijd is hij ver dwenen; de geest, die de pen bestierde en haar zijn denkbeelden op het papier deed werpen met een schier ongeëvenaarde snel heid, hij rust voor altijd. Als een meteoor heeft Bos geschitterd over ons vaderland; kortstondig maar met buitengemeene glans. Een buitengewoon man. Man van het woord en van de daad, beide; een redenaar, een staatsman, een organisa tor bovenal; een ziener, die de toekomst zag van problemen, welker oplossing nog niet verscheen, maar die uit het verband der dingen onderling tot den sleutel van elk vraagstuk trachtte te geraken; een geest, die herinnert aan de hoogepriesters der die friedlichere Aufgabe eines Vorstands der hiesigen militarischen Postprüfungsstelle zu erfüllen suche. Ich weisz nicht wie Sie, verehrter Herr, ber diesen Krieg denken, das aber glaube ich bei ihrem starken Volksempfinden voraussetzen zu dürfen, dasz Sie soviel klar vor Augen sehen, dasz die Schicksalsstunde des westlichen Niederdeutschlands angebrochen ist. Der groszen Masse unserer Vlamen ist leider der Bliek durch politische Gesichtspunkte und die aus der Anfangszeit des Krieges leider noch fortwirkende Verhetzung zu sehr umnebelt, als dasz sie klar erkennen könnten, um was es sich in diesen Kampten gerade für ihr Volkstum handelt. Ich glaube aber, dasz man da tnit etwas Nationalpölitischem Anschauungsunterricht gut nachhelfen könnte. Ich denke um es kurz zu sagen an die Veröffentlichung einer Karte in drei Farben, die nachstehende drei Gebiete Nordfrankreichs kennzeichnen wuerde: 1. wo heute noch die ueberwiegende Bevölkerung nd. deutsch spricht; 2. wo die nd. deutsche Spracfie nur noch in der Minderheit ist, und 3. wo sie ganzlich vom französ. verdraagt ist, also das ganze grosze VERLUST 2) gebiet zwischen Boulogne, Dünkirchen u. St. Omar. Da saehen die Leute handgreiflich was von den französ. Bundesgenossen zu erwarten ist. Dazu mueszte ein ganz kurzes aber eindringliches Begleitwort kommen. Die Sache war sehr leicht zu machen, ist fast schon fertig, durch die in der Deutschen Erde" vor ein Par Jahren von Beihand und mir veröffentlichte Karte mit Geleitwort ueber die nd. deutsch französ. Sprachgrenze in Frankreich. Ich habe sie Ihnen seinerzeit zugesandt. Die Karte mueszte nur durch Hinzufuegung des groszen alten Verlustgebietes vervollstaendigt und der Dr. D. Bos oudheid, die immers hun wijsheid grooten deels dankten aan den heelal-blik, waar mede zij het geheele menschelijk zijn wis ten te omvamen. Het is geen toeval, dat Bos' loopbaan uitkwam op de Nederlandsche politiek; Bos moest een plaats vinden in de volksverte genwoordiging, hij behoorde er. Hij werd daar gebracht nu vijftien jaar geleden, 38 jaar oud. Wat had hij niet reeds van het leven gezien! Wiskundig docent, koopman, schoolopziener, wethouder, bank directeur, journalist^ hij had toen in al die betrekkingen zijn kennis al verrijkt, zijn blik verruimd. Zijn politieke levensbeschouwing was de democratische. Toen de Vrijzinnig-democra tische Partij ontstond in de lente van het jaar, waarin Winschoten hem voor het eerst naar het Binnenhof zou afvaardigen, was hij dadelijk tot haar toegetreden. Hij werd een harer beste mannen, na Drucker's aftreden haar parlementaire leider. Het radicalisme der burgerlijke partijen vindt in het Neder landsche volkskarakter slechts dan een vruchtbaren bodem, indien het zich aandient in bezadigden vorm. Onder die voorwaarde willen velen het fortiter in re" aanvaarden. In Bos bezat de burgerlijke democratie den man, die in de hoogste mate beide eigen schappen in zich vereënigde. Hij heeft haar daardoor niet te overschatten diensten be wezen. Hoevelen in den lande hebben zich niet om hem geschaard, als hij zijn idealen van vakonderwijs, van middenstandspolitiek, van volksopvoeding, van belastinghervor ming ontvouwde! Wat deed het er toe, hoe de naam was van de partij, waartoe de redenaar behoorde? Men volgde hem, Bos, den man, die alles kon bezielen, die alles doorzag, die overal den stoot kon geven. En het scheen inderdaad, of hij alles kon. Of men hem hoorde over de handelspolitiek of over het onderwijs of over de Indische vraagstukken of over het belastingwezen, de deskundigen op elk dier terreinen, aan vaardden hem als een der hunnen en stel den hoogen prijs op zijn oordeel. Er is bijna geen vraagstuk, dat in de laatste vijftien jaar de Nederlandsche volks belangen heeft- geraakt, of Bos heeft het getrokken binnen zijn gezichtseinder. En rauw had hij zijn scherpen geest aan de ontleding gezet, of hij kwam tot een oplos sing. Hij zag het probleem in de groote Aufsatz den veraenderten Verha'ltnissen gemaesz umgeschrieben werden. Wuerden Sie mir nun guetigst Ihre An sicht daruebcr schreiben, ob ein solcher kurzer Aufsatz nebst Karte etwa in Ihrer neuen Zeitschrift die Toekomst" unterzubringen waere ? Wuerden Sie vielleicht die grosze Guete haben in diesem Sinne mit der Ihnen gewisz bekannten Redaktion dieser zeitschrift Fuehlung zu nehmen ? Die Karte wird sich meiner Einsicht gewisz bezahlt machen. Wenn man sie nebst detn Begleitwort in einer groszen Auflage von Sonderabzuegen in den Handel brauchte, wuerde sie hier und auch in Deutschland viel gekau/t. Waeren Sie gegebenenfalls bereit die Uebersetzung ins Niedcrlaendische zu uebernehmen? Selbstverstaendlichhaetten Sie auch weitgehende Gelegenheid auf den Inhalt einzu wirken. AlsVerfasserkönnte dazuj. W. angegeben werden, das wuerde fuer uns beide passen. 3) Ihren freundlichen Antwort entgegensehend bin ich mit verehrungsvollen Grueszen stets der Ihre H. WITTE, Hauptmann, sonst Archivrat in Neustrelitz. Antwort erbeten unter hierzu stehende Adresse auf. Stempel durch vermiltlung des H. Consul C. H. Cremer, 4) Nieuwe Doelen straat 9 Amsterdam. Geht dann direkt mit Auto. Toen Johan Winkler zweeg, kwam er de 28ste April nog een kort dringend briefje, dat echter evenmin in staat was om Johan Winkler te bewegen : Zijn volk en zijn stamverwante vrienden in Vlaanderen te verraden. Dit toch is voor wie lezen kan het doel van dat listige schrijven. De heer Witte kent J. W. maar fluechtig", van briefwisse ling alleen, maar hij weet, dat hij een Al gemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon" geschreven heeft en daar bouwt hij op voort. Had de man hem gekend en zijn verhouding lijnen en hij gaf omgekeerd aan elk onder werp, dat hij mondeling of schriftelijk han teerde, een grooten kant, omdat hij intuïtief voelde, waar het greep in het raderwerk van het geheel. Een staatsman, met al het op portunisme, dat een staatsman moet hebben maar niet genoeg theoretischen ondergrond om een opportunisme op te bouwen, dat niet beginselloos werd, en met een kennis van zaken, die zeldzaam paraat was. Wil men van dit laatste een bewijs? Men leze zijn redevoering, die hij in den laten avond van 10 December 1914, onvoorbereid, als repliek moest houden. De verdediging van de zoogenaamde heffing in eens" tegen de groote rede van den minister Treub. Het ontijdig afbreken van dit overrijke leven versteekt ons van het antwoord op de vraag, welken rol Bos in de toekomst van ons land nog had kunnen spelen. In het jongste verleden ligt een vingerwijzing. Toen hem na de verkiezingen in den zomer van 1913 de opdracht werd gegeven een minis terie te vormen uit de geheele linkerzijde", was er niemand van oordeel, dat die taak eerder aan een ander staatsman diende te wor den toevertrouwd. De geheele Nederlandsche vrijzinnigheid aanvaardde Bos als den man van het oogenblik. Zou het in de toekomst anders zijn gegaan? Zou in de buitenge won* tijden, die na den oorlog voor Westersch Europa zullen aanbreken, en waarin krachten zullen werken, die waarschijnlijk ook in ons land hun trillingen zullen doen gevoelen, deze begaafde man niet velen in vertrouwen om zich hebben geschaard ? Want Bos had vertrouwen; ook bij hen, die hem niet het naast stonden. Dat ver trouwen was gewekt door zijn hooge idealen en door zijn beminnelijke persoonlijkheid. Hij was een verzoenende natuur. Het wets ontwerp tot herziening van het hoofdstuk, dat de grondwet aan het Onderwijs" wijdt, een wetsontwerp, dat de vrucht is van de zoogenaamde Bevredigingscommissie, waar van Bos de voorzitter was is daarvan het bewijs. Hij was op dit gebied een baan breker. Niemand heeft in de laatste jaren meer voor ons volksonderwijs in al zijn geledingen, gearbeid dan Bos. Maar daarbij stond het voor hem vast, dat de school strijd een eind moest nemen, en dat aan de bijzondere school een gelijke kans moest worden gegeven als aan de openbare. Toen hij dit vór n kleine twintig jaar voor het tot Vlaanderen begrepen, hij zou gezwegen hebben. Maar nu speelt hij zijn starkes Volkiempfinden" uit, zijn hevig gevoel voor eigen-volksaard, en heeft hoop, dat dit ster ker zal zijn dan het nationaliteitsbesef. Hij ziet in hem een dweper met een hersenschimmige Nederduitse eenheid, die nu in deze oorlog prachtig gebruikt kan worden als lokmiddel. Zo is dus die Schicksalsstunde des westlichen Niederdeutschlands angebrochen"; dus ook maar dat zegt hij niet die van Nederland. Dat noodlotsuur" mag blijkbaar niet opgevat worden als het laatste uurtje." Neen het is het ogen blik, waarin over het lot van het westlike Nederduitsland beslist zal worden, ook door toedoen van dat land zelf. Het Verlustgebiet," 3, Frans Vlaanderen, moet zich vrij maken van de onderdrukkers; en ook het overige gebied, waar die niederdeutsche Sprache" (N.B.)! gesproken wordt, l en 2, als meerderheid en minderheid, moet zich voegen bij ja waarbij ? Bij een echte Nederduitse staat, waarvan dan, door de aardrijkskunde als van zelf aangewezen, Nederland het middelpunt zou zijn ? Gelooft Witte daaraan ? Weineen, bij een Nederduitsland, dat tot Duitsland behoort en zal blijven behoren, maar Witte is wel zo verstandig dit niet al te scherp te omlijnen. Als eerst de Vlamingen maar tot vrede en aansluiting verlokt zijn, volgt Nederland door de nood gedrongen van zelf. En als men eerst maar aan die toestand gaat wen nen, zal men het gevoel krijgen van met eigen vrije wil zich te hebben aangesloten. O, de listige vogelaar! Zo zou hij helpen Duitslands grootheid te verhogen, want dat alleen is zijn doel. Daartoe moet dit hele schrijven dienen en blijkens bovenaangehaald schrijven heeft Witte zijn zin ge kregen: hij heeft de Heren van D/e (N.B!) Toekomst" gevonden en zij ze zijn er wel ingevlogen (? Red. A). Hij is door de Redakteuren tederlik omBURGER JAN Burger Jan had in den handel Ook zijn paar niülioen gespaard, Op een villa in de duinen Hield hij auto, kunst en paard. Matig eten, theetje drinken, Hygiënisch en gezond; Alcohol en nicotine waren vloeken in zijn mond. Toen hij zoo, met duizend zorgen, van zijn soberheid genoot werd hij zuinig op zijn eigen; werd hij angstig voor den dood. Gierig telde hij de daagjes Die hij nog verteren kon; Ieder uur clat hij versnoepte werd geknipt als een coupon. . Alles ging den man vervelen: Zelfs als hij zijn krantje las En er bij de doodsberichten Geen van zijn bekenden was. Hij vertroetelde zijn' kwalen, van gezondheid werd hij ziek, als hij zich eens lekker voelde sprak hij over rheumatiek. Oesters vond hij vieze dingen, En verfoeide zelfs dat bocht omdat hij, met zijn millioenen, van dat goed niet eten mocht. Ik benijd mijn' grijzen tuinman" Die heeft ook wel last en pijn," Maar die weet niet dat faisanten" Slecht voor de gezondheid zijn." Burger Jan, met zijn millioenen, Heeft uit deze les geleerd: Dat men niet te lang moet wachten. voor men ze met lust verteert. Lezers mijner Krekelzangen Spiegelt u in Burger Jan. Hebt ge eenmaal de millioenen Leeft er dan ook prachtig van. Want 't moeielijkst van alles, Na uw zorgen en sjagrijn, Is niet millioenair te worden * Maar om millioenair te zijn. eerst schreef, stond hij nagenoeg alleen. En thans? Nog altijd bestaat ten onzent geen afzon derlijk ministerieel departement van onderwijs. Wat zou deze warme onderwijs-man, met zijn veelomvattenden blik en zijn kennis der onderdeden, een voortreffelijk minister van onderwijs zijn geweest! Het heeft alles niet zoo mogen zijn. Wiji moeten hem missen, maar behouden aan hem een onvergankelijke herinnering. Niet,, wij, zijn vrienden, alleen, maar het geheele Nederlandsche volk. Want Bos is een blad zijde uit het cultuurleven van Nederland in de twintigste eeuw. Wie in latere tijden van dat cultuurleven zich een voorstelling wil maken en de verpersoonlijking wil kennen van het beste, dat de burgerlijke democratie onzer noordelijke provinciën in dat tijdvak voor het vaderland heeft gepraesteerd, hij leze en verdiepe zich in het leven van dezen: nobelen Nederlander. Den Haag, 10 Mei 1916. IIUIIIMIIlllllll IIMHIIIMMIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIII1IMMIIMIIIIIIIIIIIIIP helsd en zij hebben helpen trekken aan het doodsklokje van onze eigen onafhankelikheid, laten wij hopen, zonder het in te zien. Zij hebben de baan glad gemaakt, waarlangs Nederland zou hebben kunnen afglijden naar de liefhebbende Oosterbroe ders, Nederduitsers en Pruisen. J. W. heeft smadelik gezwegen, heeft dat geld dat aan die kaart te verdienen was, beschouwd als omkooppremie; ook die ver lokking, om tot de Vlamingen eens weer een woord te kunnen spreken naar eigen wil, om ze op te wekken het eigen-ik hoog te houden, hoog, ja boven de natie uit! ter wijl men hem er aan de andere kant niet op zou kunnen aanzien, als er.eens waren die er zich aan ergerden: immers hij zou het maar met J. W. tekenen, dan kon het meteen gelden voor Witte de man tekent zich anders H. Witte ; al dat diep ergerlik geknoei is met zwijgen beantwoord en er is geen schrijven met de auto van Amster dam naar Antwerpen gegaan, ook niet op het tweede dringende schrijven. Men zou verwacht hebben, dat zo de houding van> alle Nederlanders geweest was; maar blijk baar is de verblinding bij sommigen zo> groot, dat het nodig is de dingen met een1 lantarenpaal aan te wijzen. Zo dient dit: schrijven dan ter algemene waarschuwing, voor verraderlike verlokkingen. Haarlem, 7 Mei 1916. J. B. SCHEPERS: 1) Ik kursiveer in deze brief, tenzij het anders wordt aangewezen. 2) Dit woord staat in de brief groter geschreven. 3) Wij spatieeren (Red. A.) Hieruit blijkt, hoe men tracht, door Duitschers geschreven stukken onder de valsche vlag van Neder landsche schrijvers te doen ingang vinden. 4) De Presse-agent" van de Duitsche regeering te Amsterdam (Red. A.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl