Historisch Archief 1877-1940
'J3 Mei '16. - No. 2029
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BOUWT&
JTE NUNiSPEET
'MOOIE BOSCHRIJKE TERREINEN
SPOOR, TRAM, ELECTRISCH
LICHT, TELEPHOON
INLICHTINGEN M(J. DE VELÜWE"
TANDMIOOCLfcN
OOSTER5EEK
MEU51LEER1N<3EN
IIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIII
De Ondergang vangnet Gooi
In een wat bombastisch geschreven, maar
toch voornamelijk wel zakelijk gidsje voor
het Gooi en Baarn wordt het Gooi verge
leken bij de Schoone Slaapster in het Bosch.
Bij haar wieg hadden alle goede feeën ge
staan, die haar met rijke gaven hadden be
schonken: heide, bosch, zee, meer, duin, alles
in milden overvloed. Maar ook hier was een
booze fee verschenen, die al deze goede
gaven waardeloos had gemaakt door den
vloek, dat dat alles aan de menschen onbe
kend zou blijven. Het Gooi zou zeer schoon
zijn, maar niemand buiten de schamele be
volking zelf zou van die schoonheid bewust
zijn en ook die bevolking zou er weinig in
druk van ondergaan. Gelukkig kwam er na
de kwade fee nog een laatste, een goede;
zij kon de booze gave van haar voorgang
ster wel niet krachteloos maken, maar haar
kracht beperken kon zij wel. Daarom werd
de onbekendheid van het Gooi door deze
laatste goede fee beperkt als de slaap der
schoone prinses Doornroosje; ook deze
ver
IMmi'iiiiiiiiiiHiiKiiiiiiMiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiM uu
P. B. J. FERF t
oud lid der Eerste Kamer van de Staten
Generaal i. d. der Tweede Kamer en der
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
Commandeur in de Orde van Oranje Nassau,
Ridder van de Nederl. Leeuw, is in den
ouderdom van 62 jaar overleden
fiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
iiiiiiiiiimiiiii
MASIRO
(Schets uit het Zuid- Afrikaanse Boeren-leven)
DO'OR
CHRISTINE HOEKSTRA
(Vervolg)
Kitty, na voor alle drie 'n stoel gehaald
te hebben, ging met 'n: Ekskuus 'n bietjie
veur mij, maar ik wil net die blouse klaar
maak," verder met strijken.
En Liesbetb," vroeg mrs. Venter, terwijl
ze weer aan 't inzouten ging, hoe gaan
4it met pa en wat werk ma?"
O, met Pa gaan dit goed dankie ou-sus,"
antwoordde Liesbeth, en ma het van morre
zeep gekook."
Van morre het ons 'n beest geslach en
Kitty het die heel lijd tot nou toegestrijk;
want ons het nie kans gekrij nie om dit
laatst Vrijdag te doen nie. En morre sal
ik ook moet seep kook. Jullie ge nie om
nie, hè, dat ik net hier die skottel vlees
klaar maak. Net nou kan ons naar die
eetHILVERSUM
's-Gravel.weg. Telef. 1150
Artistieke
Meubileering
SPECIALE ONTWERPEN
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts/l.65 per kwartaal
dooving zou duren, totdat na lange jaren
een prins haar tot ontwaken bracht.
Tot zoover gaat het sprookje gelijk op
met de werkelijkheid. Sedert dertig, veertig
jaren is het Gooi ontwaakt door de
tooverhand van den prins. Maar nu gaat de ge
schiedenis verder en anders dan het sprookje.
Van den prins en Doornroosje hooren wij niet
verder dan dat zij natuurlijk zijn getrouwd
en verder een heerlijk, gelukkig leven heb
ben geleid. In het Gooi is het anders ge
gaan. De prins heeft wel de prinses tot
ontwaken gebracht, heeft zich ook wel met
haar verbonden, maar heeft haar sedert zoo
slecht behandeld, dat haar schoonheid geheel
dreigt teloor te gaan. Van een volschoone
prinses is nauwelijks sprake meer. Want deze
prins heet niet Edelhert of Goudenhaar, maar
Boersink.
Men kent Boersink. Hij is wel niet de
held, maar toch een drijvende factor in den
heemschut-roman van Van Moerkerken, De
ondergang van het dorp. Het dorp heet
Aarloo met een doorzichtig genoeg pseu
doniem. De groote man hier is Boersink,
kastelein, welhaast hótelho.uder, grondeige
naar, dan bouwspeculant, ook promotor van
spoor- en tramwegen, president van de
vereeniging voor vreemdelingenverkeer en die
voor verfraaiing van het dorp, ten slotte
ridder in de orde van Oranje-Nassau.
Het type is meesterlijk op zijn voeten
gezet; zókennen wij onze menschen, ook
in het Gooi. De natuur is- hem Hecuba;
maar hij weet, dat vooral stadsmenschen
gaarne in de vrije natuur verkeeren, met
name op Zondag. En hij weet ook, wat zij
dan gaarne hebben: een goed, snel vervoer
middel, een aardig zitje, prima consumptie,
ten slotte de illusie van geheel buiten te
zijn. En ook voor stadsmenschen, die buiten
willen wonen, zij het ook alleen des nachts
en des Zondags, weet hij te zorgen: de
ongerepte bodem wordt verkaveld in kleine
perceeltjes, waarop een huisje kan staan
met een paar vierkante meter grond en waar
men genieten kan van den stank en het stof
der voorbij razende auto's meer heeft de
gewone stadsmensch niet noodig om de
verbeelding te hebben van buiten te zijn.
Zoo wordt het dorp uit zijn isolement ver
lost en komt de beschaving in allerlei en
meest extreme vormen Aarloo binnen. En
niet alleen de natuur, maar ook de aan die
natuur zoo eng verwante cultuur verdwijnt;
de moderne techniek doordringt het leven;
in plaats van de ongewilde schoonheid komt
de gewilde artisticiteit.
Dat is het werk en de triomf van Boer
sink. In zijn soort is hij voortreffelijk. Hij
is in zijn waarachtige eerlijkheid niet eens
antipathiek. Hij is een zakenman van de
bovenste plank, een man van rustelooze
energie en steeds nieuwe plannen. En alles
gelukt hem, omdat hij zulk een goed
menschenkenner is. Hij weet, dat de menschen
de natuur zoeken; hij biedt hun van de
natuur juist zooveel aan als zij wenschen
en dat op de gemakkelijkste wijze en onder
de aangenaamste omstandigheden. Hij is de
koning der forensen en der dagjesmenschen.
Maar als meer handige zakenmenschen
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir iiiniiiiiiiiiiii
kamer gaan."
Naar de eetkamer verhuisd, dronken ze
daar koffie en juist toen Kitty haar
haakpatroontjes voor de dag haalde, om ze door
haar bezoeksters te laten bewonderen, traden
haar broers en nog iemand't vertrek binnen.
Die iemand wasén slanke, goed-gebouwde
Engelschman van ongeveer acht en twintig
jaar. Hij had een langwerpig, fris-blozend
gezicht, zwart haar, heldere grijze ogen met
soms 'n geestige schittering er in, 'n enigs
zins grote neus en iets in zijn voorhoofd
en kin, dat wilskracht aantoonde.
De broers Venter stelden hem voor als
mr. Sutherland, die, zoals uit de loop van
het gesprek bleek, leraar in natuurkunde was
aan het Normaal Kollege te Pretoria. Hij
had Hendrik door n van zijn studenten
(een boerezoon, ook uit het Zeerustdistrikt)
leren kennen, bij welke gelegenheid Hen
drik hem uitgenodigd had eens 'n vakantie
te Krokodilbos te komen doorbrengen, wan
neer hij het plaats leven 'n beetje kon leren
kennen. Die morgen was hij met
botaniseertrommel en geweer aangekomen.
Stanley Sutherland, getroffen door Jeanne's
voorkomen, groette haar met merkbare be
langstelling en was juist op het punt een
stoel naast het Hollandse meisje te nemen,
toen Kitty hem toeriep: Comeandsithere,
mr. Sutherland," en hij wel verplicht was
naast haar te gaan zitten.
Hendrik en Johannes zetten zich bij
MIDDENS
S.B.
gereed en
naar maat vanaf
f 5.-.
Coupeur-reiziger
te ontbieden.
- American
-Eau de Cologne
wordt het MEEST gevraagde Merk.
Imp.: JEAH MULDER, - Sloterdijk.
TAMINIAÜ'S
? JAM ?
iiliiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiininiiiiiiiiiMiimmilllil
vergeet hij dit eene, dat er aan alle dingen
een grens is. Boersink ziet scherp, maar
van nabij; wat verder af ligt, blijft voor
hem verborgen. Hij verdiept zich niet in de
vraag, hoe het komt, dat de menschen van
dezen tijd de natuur zoeken, maar haar daarna
ook terstond vernielen. Met zijn geheel tech
nisch geschoold vernuft merkt hij het
vernielingswerk niet op, dat onder zijn oogen
en door zijn handen wordt voltrokken. Hij
verbeeldt zich een weldoener der menschen
te zijn en men zegt hem dat ook, omdat hij
stoomtrams kan aanleggen en electrische
kabels. Hij ziet niet, dat de schoonheid
huiverend voor stoom en electriciteit terug
wijkt. Hoe zou hij ook; hij heeft de schoon
heid nooit gekend.
Moerkerken's Ondergang van het dorp is
van een wrange waarheid. Men behoeft
het Gooi maar te doorkruisen om overal
het régime van Boersink te herkennen.
Zeker, natuurschoon is er nog te vin
den. Er zijn nog plekken, waar de stille
ontroering over ons komt, waar wij
de ziel der levende natuur voelen trillen,
waar onze ziel huivert van ingehouden
zaligheid. Het land van Mauve is er nog
wel, maar niet, waar nieuwsgierige Ameri
kanen het zoeken. En het loopt steeds
meer gevaar. Het Gooi is maar klein: in
een dag kan men het doorwandelen. En het
raakt vol. In de Torenlaan raken Laren en
Blaricum elkander. Bussum en Hilversum,
Hilversum en Laren groeien naar elkander
toe. Want de gewone stadsmensch, die de
natuur zoekt, zoekt steeds in kudden, in
horden.
Men vestigt zich in troepjes in en om de
oude dorpen, die dus steden en stadjes
zijn geworden, met stedelijk comfort, met
stedelijke inrichtingen en bestuur, maar
helaas! niet met nieuw stedeschoon. Daarbij
komt, dat deze dorpen van oudsher zetels
van huisindustrie zijn geweest; in den
modernen tijd is deze huisindustrie fabrieks
nijverheid geworden: zoo werd Hilversum
een industriecentrum, welks bevolking stellig
wel voor de helft uit fabrieksarbeiders be
staat. Dat is alles heel goed en ook natuur
lijk; maar natuur is het niet.
Deze ontwikkeling zal steeds verder gaan.
In de buurt der groote wegen ruikt de
natuur al naar benzine; de mensen kan daar
stof slikken als de paradijsslang. Om in de
vrije natuur te zijn moet men honderden
meters van de veel begane wegen af zijn.
Dat zal hoe langer hoe moeilijker worden.
De [groote bosch- en heidecomplexen wor
den hoe langer hoe meer verdeeld en ver
kaveld. Er zijn steeds nieuwe plannen voor
nieuwe verkeerswegen en moderne verkeers
middelen. Niets is in het Gooi veelvuldiger
en opvallender dan het groote bord: Bouw
grond te koop, te bevragen bij... laat ons
zeggen, Boersink.
Boersink is nog de koning, van het Gooi.
Hij zal het ook wel blijven voorloopig; hij
past zoo geheel in dezen tijd van oppervlak
kig natuurgenot en oppermachtige techniek.
Maar deze tijd is ook zwanger van groote
beloften, die een toekomst voorspellen, waar
van Boersink geen begrip heeft. Op den
Jeanne en hadden haar allerlei over Holland
te vragen, zodat de Engelsman niets anders
overbleef dan zich maar met Kitty te
amuseren.
Op gedempte toon begon hij Kitty te
vragen, hoe lang of het Hollandse meisje
al hier was en hoe lang ze blijven zou.
O," haastte Kitty zich te zeggen, bang
dat de man, die zij sinds die morgen voor
haar bestemd had, haar ontsnappen zou,
dat weet ik niet, misschien maar een paar
dagen. Ze is nog niet lang uit Holland,
weet u, en kan dus nog niet veel Engels."
O," zei de Engelsman, die nog geen
Hollands kende teleurgesteld.
Jeanne keek plotseling op en Kitty aan,
instinktief voelend, dat deze over haar
sprak en niet in haar voordeel. Even ver
legen sloeg Kitty de grauw-groene ogen
.neer, die Jeanne op dat ogenblik hatelik vond.
Kom," zei Kitty, die zich 'n houding
wilde geven, laat ons bietjie lemoene in
die tuin gaan eet."
Op hun weg naar de boomgaard, pro
beerde Kitty weer Stanley Sutherland naast
haar te doen blijven en vroeg dadelik hoe
hij Zuid-Afrika vond?
Oh, I like it very much indeed." ant
woordde hij beleefd, but, excuse me," en
hij liep naar Jeanne toe.
Heel langzaam en duidelijk vroeg hij:
Do-you-like-oranges, miss Ter Duin?"
Jeanne, die zo pas al iets begrepen had
D
m
m
Duf
EENIGE SPECIALITEIT m
na
* KRIMPVRIJE KP
SI GEZONDHEIDS- f«
Ofl tëB
g; ONDERGQEDEREN {fg
BS Nederlandsen Fabrikaat }*§
!t«!'TRicrjTHUlSl
g| REG.BREESTRAAT.35 |g
TEL. 5066 N.
duur zal en kan vernietiging van schoon
heid niet straffeloos plaats hebben. Aan
deze vredesverwoestingen zal en moet een
einde komen. Maar dan is intusschen de
ondergang van het Gooi een voldongen feit.
HEEMSCHUTTER
iilittiimiiiii minimi IIIIIIIIIIIIIIMIIII miiinmii
Reinhardt in Nederland
(Ingezonden)
Van Eeden, je stukje in De Groene" van
deze week over Reinhardt had je uit con
sideratie met jezelf, ongeschreven moeien
laten.
Het spant de kroon op de wijze, waarop
men" hier in Holland het gastspel van de
duitsche tooneelkunstenaars onder persoon
lijke leiding van Max Reinhardt, benut heeft,
om zijne anti-duitsche gezindheid eens flink
te luchten.
Dat iets dergelijks het geval zou zijn,
moest verwacht worden, en zal dan ook
Max Reinhardt zelf niet bevreemd hebben.
Maar wat jij, geheel los van deze ver
tooningen, in je weekblad over den regis
seur Reinhardt onder de oogen van ons
hollandsch publiek hebt durven brengen,
mist zelfs den schijn van een oordeel en is
niet anders dan eene beschimping.
De getroffene is dan ook niet Reinhardt,
maar ben jij, en is met jou het land, dat
jou onder zijn kunstenaars rekent.
De regisseur Max Reinhardt staat met al
zijn tekortkomingen en dwalingen door zijn
ruim zestienjarigen arbeid als
looneelhervortner en tooneelleider in Duitschland, ver
boven jou beleedigende woorden en met
meer recht dan jij hem tot de koks en de
kleermakers hebt durven werpen, kan hij
jou bij de kruideniers en de bakkers een
plaats geven.
Ben jij dan in je tegenwoordige stemming
tegen Duitschland, geheel vergeten, met
hoeveel verlangen je nog niet zoo heel lang
geleden, vertooningen van je eigen, in het
duitsch vertaalde, tooneelwerk en aan de
Reinhardt-theaters, onder persoonlijke leiding
van Reinhardt, tegemoet hebt gezien ? Weet
je dan werkelijk niet meer, hoeveel moeite je
gedaan hebt, om een van de dramaturgen van
het Deutsches Theater," dr. Kahane, voor
je tooneelarbeid te winnen?
Is dat op eenmaal uit je herinnering
gewischt?
En had deze omstandigheid allén je er
reeds niet van moeten terughouden, om de
gelegenheid van het Reinhaidt-gastspel hier
te lande, aan te grijpen, tot een zoo per
soonlijken aanval opden regisseur Reinhardt?
Is dan je afkeer van het joodsche" Ber
lijn zoo groot en geweldig, dat deze je
drijft tot het klakkeloos neerschrijven van
bewuste onwaarheden?
Of ben je werkelijk zoo absoluut onkun
dig van het repertoire van de 3
Reinhardttheaters te Berlijn, dat ge een recht meent
te hebben voor de bewering, dat Reinhardt
zich in zijn zestienjarigen arbeid als theater
leider maar veilig bleef bepalen tot het op
voeren van klassieke stukken, waarvan ieder
zegt, dat ze mooi zijn?
van Kitty's plannen aangaande de Engels
man en die haar zo even mislukte poging
om met de leraar 'n gesprek aan te knopen,
gehoord had, lachte vrolik en met opzet
nog langzamer dan Sutherland sprekend,
zei ze: Zeker, mr. Sutherland, ik hou
heel veel van lemoenen. 't Is voor stads
mensen altijd heerlik eens vruchten vers van
de bomen te kunnen genieten en lemoenen
kan ik van de morgen tot de avond eten."
Met blijkbare verrassing had de Engels
man haar aangehoord, terwijl ze die een
voudige zinnetjes in uitstekend Engels en
'n zeer goed aksent uitsprak.
O, wat spreekt u goed Engels!" kon hij
zich niet weerhouden uit te roepen. En
verrukt, begon hij met het fijne, blonde
meisje te praten over Holland en Zuid-Afrika,
haar studie, enz.
Kitty hoorde dit alles met grote spijt en
het bewustzijn, dat Kitty alles hoorde, ver
hoogde het genot van de echt vrouwelike
Jeanne in de aangename konversatie met
de intersante Engelsman.
Na volop lemoenen gegeten te hebben,
werd er besloten een kleine wandeling naar
de rivier te maken. De hoge, met
bomenbegroeide wallen afgedaald, kwamen ze op
een droge, roodzanden strook te staan, die
zich negen voet breed uitstrekte tussen de
wal en de met water gevulde bedding.
Over enige ronde klippen op bepaalde
afstanden achter elkaar dwars door de rivier
Architect
FOCKE KUIPERS
J. S. MEUWSEN.
HOFLEVERANCIER.
Hoeden en Mode Magazijnen.
AMSTERDAM.
Leidschestraat 4,
Beurspassage h. Damrak, l
Damstraat hoek Nes,
Doelenstraat hoek Achter- |
burgwal.
ROTTERD'AM.
Mosseltrap 3,
Boyraansstraat 3.
De waarheid is, dat er in geheel Duitsch
land en in Oostenrijk erbij, nevens het
Deutsches Theater," met zijn
Kammerspiel-Theater" geen tweede Theater is te
vinden, waar in de laatste tien jaren zoo
vele jongere auteurs, uit alle landen, en
zoovele oudere, nog weinig of niet ge
speelde auteurs, aan het woord zijn gekomen.
En dat is mede een der groote verdiensten
van den direkteur Reinhardt.
Dat die verdienste voor een deel terug
valt op de beide dramaturgen, die aan het
Deutsches-Theater" verbonden zijn, op
dr. Kahane en op Felix Hollaender, die
Reinhardt bij de ineenzetting van zijn
repertoir ter zijde staan, doet weinig ter zake.
De arbeid van een tooneeldirekteur, die
werkelijk direkteur, d. i. tooneelleider wil
zijn, is zoo veelomvattend, dat van hem
allerminst geëischt mag worden, dat hij
alles allén verricht.
Bovendien Reinhardt is tooneelkunstenaar.
Iets anders wenscht hij volgens zijne
eigen verklaring niet te zijn. Hij moet
dus als zoodanig beoordeeld worden.
En het is een wonderlijk idee, dat alleen
in de hoofden van verstokte litteratoren
kan opkomen, dat hij er als tooneelleider
ook maar iets minder kunstenaar door zou
wezen, omdat hij niet, zooals jij van hem
blijkt te verlangen, de geheele dramatische
wereldlitteratuur, ook de jongste en
liefst de hollandsche incluis, in de holte
van zijn hand besloten houdt.
Met evenveel recht zou ik van den
dichter-filosoof Van Eeden kunnen verlan
gen, dat hij alle vergezichten van de wereld
in teekening zou kunnen brengen, of b.v.
alle kerktorens beklommen had.
Er Reinhardt, den tooneeldirekteur, een
verwijt van te maken, dat hij thans in
Duitschland Strindberg opvoert, dien men
daar in de laatste jaren blijkt te
apprecieeren en te willen zien, komt mij al even
dwaas voor, als het bv. zou wezen, om er
jou een verwijt van te maken, dat je in je
Weekblad krekelzangen van Speenhoff
opneemt.
Strindberg verdient 't evenzeer om ge
speeld, als Speenhoff 't verdiend om 'gepu
bliceerd te worden, n'en déplaise de lui,
die van een andere opinie moeten zijn.
De slotbewering eindelijk dat Reinhardt,
ondanks de hulp van twee dramaturgen,
zoo'n volslagen vreemdeling is gebleven in
de dramatische litteratuur, dat hij er het
mikpunt door geworden is van den scherpen
spot der Berlijnsche kritiek", maakt op mij
en ik vertrouw met mij ook op vele
andere lezers van 't stukje denzelfden
indruk, als b.v. de bewering doen zou, dat
Napoleon, niettegenstaande de hulp van de
geografen van zijn tijd, zoo'n volslagen
vreemdeling was gebleven op de kaart van
Europa, dat in al de geschiedenisboeken
van Frankrijk met zijn onkunde dienaan
gaande den spot wordt gedreven.
De onwaarheid van beide beweringen ligt
er dik bovenop.
A m s t., 10 Mei 1916. WII.LEMROYAARDS
gelegd, traden de jonge Afrikaners met de
gemakkelikheid van gewoon zijn, naar het
kleine, welig met karreebomen en
kastorolieplanten begroeide eilandje, dat hier door
een bocht in de Masiro gevormd werd.
Het stadsmeisje, bang, liet de anderen
voorgaan; toen... voorzichtig, zette ze n
klein voetje op de eerste klip, hij waggelde
en met 'n angstgilletje trok Jeanne haar
voet terug.
Sutherland, die achter haar stond, glim
lachte met iets vaderliks en zei bescher
mend: Come, miss Ter Duin, give me your
hand and let me help you over."
Jeanne legde, met 'n gevoel van veilig
heid, haar kleine hand in zijn grote en
voorzichtig, stapje voor stapje, leidde hij
haar over de stenen naar de andere kant.
Met 'n aardig Thank you" en 'n lieve
blik uit de bruine ogen, werd hij voor zijn
beleefdheid bedankt, die hem zo mogelik,
nog prettiger aandeden, dan zo even het
rusten van haar hand in de zijne. Bij het
naar huis rijden, zei Jeanne haast geen woord,
maar dacht met 'n gevoel van tegenzin aan
de rit van morgenmiddag met Paul du Preez
en dan weer aan Stanley Sutherland met
'n zonderling mengsel van weemoed en
blijdschap.
(Wordt vervolgd)
999