De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 13 mei pagina 5

13 mei 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

13 Mei '16, No. 2029 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Maandkrabbels. Voor -de Amsterdammer" van Bas van der Veer MHlIlHlltlllllltl MEI Mei heeft een blij-geheimzinnige beteekenis en belooft meer dan eenige aardsche Juni ooit heeft kunnen volbrengen. Hieroglyphen waren reeds voor eenige weken in de weilanden gevormd dór de eerste achtpuntige Vroegelinge'jes, en sindsdien is een heirleger van lentebloempjes ontloken. Het schijnt of er steeds meer komen, telkens andere vormen, telkens dieper kleuren; het symbolische paars van 't viooltje gaat wed ijveren met het overheerschende geel van de boterbloempjes: 't Geel, rood en violet Wordt op 't gebloemt gezet." Men zou zeggen de voorbereidselen tot een tooi voor een feest op zógroote schaal, dat de verwachting alleen al ons hart sneller doet kloppen. De geur van den meidoorn dringt in 't diepst van onze persoonlijkheid, doet ons aan iets denken... openbarend... Er moet wat gebeuren! Een zwarte wolk drijft over de weide en beschaduwt even hare .kleuren, zooals men ook een nid|w standbeeld eerst omfloerst, vórdat het ont huld wordt; een korte, scherpe donder slag volgt: het is een koninklijke groet van den heraut, die het begin aankondigt; en met vlammende zig-zag sneden wordt het floers vaneen gereten. Het gouden licht breekt er door: Mei in al haar pracht ligt vór ons; klaroenen schallen: geniet! geniet! want nooit is de natuur frisscher, mooier, blijer dan in Bloeimaand, in Mei. leder kan zich nu, dat Flora's heelen hof in fleur" staat, wel een lievelingsplant er uit kiezen, en veler keus zal zeker op den Meidoorn vallen, den Mei, lustich ende groene, die schoon gebloeyet staet, Hi is nu in saysoene; hi riect so delicaet." Een Meibloempje bij uitnemendheid is anders ook het Lelietje-van-dalen, dat al sinds overoude"ijden bij 't volk was geliefd. Men bereidde er dan ook een artsenij uit, en wel zulk een krachtig middel tegen alle itniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Van lijsters, zwanen, merels en ander gevedert' (Teekeningen voor ,4e Amsterdammer" van Daan de Vries) Voor Hans. Een pluisje, een veertje, een halm, een aar, Wat mos, wat bindsel is het maar /oo'n vogeloest Hoe komt het dan, Dat 't ons zoo innig wezen kan? Een veertje, een pluisje, een weinig wol, Maar veel geluk een wereld vol! Weet je nog, Hans, hoe we, een paar weken terug, samen 't plannetje maakten? Jij was zoo opgetogen blij, dat je, een der avonden van je vél te lange Paaschvacantie (veer tien dagen eventjes, 't is haast een profes soraal verlof) mee zou gaan naar den vogel avond in Handwerkers Vriendenkring" en ik, ik was blij om jou, jongen, omdat je zoo dol bent op dieren en uren lang te neuzen zit in Heimans en Thijsse en Brehm en anderen, die ons van de wonderen en de mysteries uit het dierenleven hebben ver haald. Toen kon van heel 't mooie plannetje niets komen, omdat een onschuldige, maar ver velende kinderziekte je in bed hield. Ik weet wel, dat je je op jongensmanier hebt getroost: Kieviet, Been, Jan Feith, Chris van Abkoude heb je er nog eens en nog eens op nagelezen, want zij brengen negenjarigen jongens altijd opnieuw weer blijd schap. En op den avond, toen al de anderen, de witte toegangskaart in de hand, naar 't vogelfeest gingen, stak jij je roodgespikkelde neus en wangen diep onder de wol, nadat je mij stevig op het hart had gedrukt, toch vooral naar den plaatjesavond" te gaan en alles ervan te vertellen. Jongen, als je twintig jaar ouder was en je hadt k, ik weet niet hoeveel honderd vergaderingen van allerlei slag achter den rug, (ik loop ze zoowaar niet alle na voor louter genoegen), 'dan zou zeker een on plezierige huivering langs je schouders glijden; dan zou je alleen maar aan kille ongezelligheid kunnen denken, als je de combinatie: vergadering" en?Handwerkers Vriendenkring" hoorde! d'öeelvinck, Frascati in de Nes, Plancius (zaliger gedachte nis) en het lokaal aan de Achtergracht wekken bij mij niets dan koude herinnerin gen. Alleen zal ik nu in de toekomst voor Handwerkers Vriendenkring" een uitzonde ring maken llllllllllllltllllllllllllllll kwalen, dat het in gouden of zilveren vaasjes werd be waard endooi*Matthiolus(l50 i 1577), den lijfarts van keizer Maximiliaan, het gulden water" werd genoemd. Nu nog ziet men hier en daar, als huismiddel tegen hoofdpijn, azijn getrokken op lelietjes van dalen aangewend; maar of men nu nog sproeten uit het aangezicht verdrijft door ze te wrijven met deze bloempjes, mits vór zonsopgang geplukt, durf ik niet zeggen. In de oude tijden beschouwde men de planten slechts uit twee oogpunten, en het waren f medicamenta (geneesmiddelen) of alimenta (voedsel). Naar den reuk, maar vooral naar den smaak, werden de genees krachtige planten gerangschikt; en zoo onderscheidde men scherpe, bittere, zoute, wrange, zure, zoete en smakelooze kruiden, die elk voor bepaalde kwalen bestemd waren. Zoo zei men bijv. van de Beuk: Sine vrucht es soete in den mont, Mae r quaet ter borst in alre stond. En gheen olie 'n is so claere, Die beter iet in lampen ware, Dan diemen van boeken slaet. Syn hout is haert, te houwen quaet". De geneesmiddelen mocht men echter pas na langdurige ondervinding toedienen en niet alleen op den smaak afgaan ; want sulx is de broosheyd des menschen verstands en soo ongewis, dat men daerop alleen niet bouwen en mach, sonder de onderzoeking tot rechten te roepen." Daarom schreven groote kruidkundigen en kruiden mengers, waarvan Hippocrates de beroemdste was, hunne ondervindingen op in lijvige folianten; maar slaat men die op, dan vindt men er de zonderlingste ideeën in over botanie, gepaard aan een praktische kennis der eigen schappen, die al van zeer ouden datum is, en die de ne schrijver weer van den anderen overnam. De ontdekking er van heeft men dan ook aan de onsterfelijke goden toege schreven, en vele koningen en machtige vorsten, zooals Mithrydates, koning van Pontus en Bithynië, en de koningen van Pergamus, «Macedonië en Illyrië, hebben de kruiden bemind om hare geneeskrachtige werking. Onder al die Grieken was Aristoteles wel degene, uit wiens werken het meest werd overgenomen, vooral door Plinius en andere Romeinen, en -in de Middeleeuwen door Platearius en Albertus Magnus, den grootsten nat uurgeleerde van zijn tijd. Op zijn werken bouwde voort zijn leerling Thomas vari Cantimpréwiens Latijnsche werk over de Natuur der Dingen" door Maerlant in 't Nederlandsch werd overgezet. Beide laatsten gaven trouw hunne bronnen op. Zóleest men bijv. in Der Naturen Bloeme": Die pijnapple die syn goet Als Platearius weten doet. Ten drooghen noeste ist ooc zoet Ende te menigher dinc ist medicine". Driehonderd jaar later verscheen Dodonaeus, lijfarts van Keizer Karel V met een zelfstandig studiewerk, dat hij behalve in 't Latijn, ook in het Nederlandsch uitgaf. Hij teekende er zelf de duizenden afbeeldingen bij, die zeer natuurgetrouw zijn; doch zijn tekst behandelt meer de aard en werking der planten op den mensch, dan hare eigen levensfunctie. Dat ook Malpighi, een Italiaansch plantkundige, die van 1628 tot 1694 leefde, nog de oude begrippen op plantengebied deelde, zal ons niet verwon deren. Maar zelfs Tournefort en Pontedera, die^in het begin der 18e eeuw werkten, be hoorden in hun denken nog tot de middel eeuwen of vroeger. Van toen af begon er echter een nieuwe era in de kennis der botanie, zoodat de laatste twee eeuwen door een groote kloof zijn gescheiden van de oudere begrippen. Zijn deze echter uit wetenschappelijk oog punt geheel verouderd, van een dichterlijk standpunt beschouwd zijn die oude folianten nog wel lezenswaard. Hand in hand gaat hiermee de studie der folklore, en menig volksgebruik blijkt zijn oorsprong te danken te hebben aan een of anderen planten-ritus. Zoo is het bijv. in eenige gedeelten van Limburg, Gelderland, Overijsel en Drente de gewoonte op l Mei fluitjes van wilge'nof esschenhout te snijden; onder het zin gen van: Rieke, tieke, taken, Ik wil een fluitje maken, Van wilgen of van esschen, Welke zijn de beste ?" snijden de jongens een tak af, maken dien nat, en kloppen er dan zacht in de rondte op, met het heft van hun mes, op de maat van dit of een ander liedje, totdat de bast loslaat. Wie nu gaat wandelen om van de bloeiende houtgewassen takken af te snijden en ter versiering mee naar huis te nemen, zal veel van zijn gading vinden. Al plukkende ziet men zich de bloemen betwist door citroenvlinders, blauwtjes, groentjes en zandoogjes, terwijl elders libellen en meikevers door de lucht snorren. Een oud volksliedje bezingt dan ook aldus de Mei: Wie gaat langs bosch of hei Of door de groene wei, Ziet vreugde voor het meest Zelfs in een simpel beest. 't Sijsken hier aardig zingt. 't Vinksken daar vroolijk pinkt, Van 't een taksken op 't ander springt. Het nachtegaaltje slaat Lang eer de zon opstaat; De welige musschen Die tjilpen er tusschen, De koekoek slaat de maat". G. TE WINKEL HiiiiiiiiiiiiiniiiiiiMinmimiiiiniiilriftntiMitimiiMi 't Stond er vol klare kinderstemmen, toen ik, nog voor zevenen, aankwam. Ieder was aan 't ronddribbelen tusschen de stoelenrijen; aan 't scharrelen en zoeken naar een plaatsje; ieder wilde maar liefst zoo dicht mogelijk bij het witte doek zitten, dat straks zoo'n groot aandeel in het vertellen zou hebben. Kwart na zeven kwam het eerste lichtbeeldje: Opletten en stilzitten, we beginnen dadelijk.' zei het lantaarnplaatje. Allemaal schoven ze nu nóg onrustiger over de zittingen, 't Tweede plaatje vermaande: Rooken verboden! Toen gierden de kleine meisjes van plezier en de jongens gnif felden eens, want er waren er onder, die wel vijftien al waren en die zeker wel stiekum den brand in een sigaretje zouden hebben gestoken, als daar niet op 't witte doek Nummer drie van 't programma was een meneer. Hij klom op het podium en hij ver maande, dat die in de zaal zich toch asje blieft allemaal als fatsoenlijke kinderen moes ten gedragen en behoorlijk op hun plaats blij ven. Ook zei hij, dat ze, nu ze immers te gast waren, niet zoo moesten schreeuwen, dat kwam heelemaal niet te pas... Ik vind het Poppententoonstelling Kunstzaal Kleykamp, Den Haag. Een poppententoonstelling heeft uit de aard der zaak altijd iets verstards. De pop pen met hunne wezenlooze porseleinen ge schilderde gezichten in een zoo groot aantal bij elkaar, staan daar als versteend, onder een geheimzinnige betoovering gebracht Dit viel mij ook nu weer op, toen ik de tentoonstelling bezocht, die georganiseerd is door het Belgisch Comitéte 'sGravenhage en waarvan de opbrengst is (ze worden nl. 13 Mei publiek geveild) voor de Belgische afdeeling van de Internationale Stichting ten behoeve van gewonden en krijgsgevangenen. Een pop moet in mijn oogen altijd een kind verbeelden, een kind waar het kleine meisje moedertje over speelt, dat aan- en uitgekleed kan worden, dat op z'n tijd naar bed gebracht en gestraft kan worden. Wat moeten de kinderen nu met al die mooie dames beginnen die ik daar zoo in groote IIHHHItllHlllt'MIIHIIIIMnHIIIllllHIIHIIIIlnMMIIHtlllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII niet ganschelijk over bodig, Hans, je dit over te vertellen, maar, enfin, 't is eigenlijk niet netjes, hier in 't openbaar uit de school te klikken... Hoe minder er af en toe over ouw gedragingen als gast wordt gesproken, hoe beter... Meneer Portielje, de in specteur van Artis, was nummer vier en hij dan was het hoofdnummer. Je kent hem toch, jongen? Weet je niet, dat hij laatst nog in zijn soldatenpakje in den Dierentuin rond wandelde en den gnoe in het giraffenpark liet ren nen? Hij stond nu met een grooten stok in de hand op het podium. Dacht je, dat ze nu alle maal dadelijk stil waren in de zaal ? Kan je begrijpen! 't Stormde van stemmen en schuifelvoeten en ik geloof dat de verteller met de kleine leeuwenwelpen af en toe minder te doen zal hebben, dan hij het nu in den beginne met al die luidruchtige vacantie-gangers had. Maar toen het eindelijk hem was gelukt, de stilte er in te hameren en toen hij vertelde, dat ze allen met elkan der groote, verre wandelingen zouden maken om onze mooie, inlandsche vogels te gaan kijken, toen was 't stil en het bleef stil, be halve dan af en toe een uitbarsting van bewondering als een grootoogige uil of een kwikstaartje op een tak pronkten, of een schreeuw van verrukking, als een heele rij jonge zanglijstertjes kwam te zien, in wach tende houding op voer, dat moeder lijster was zoeken en dat ze straks zou komen aandragen. ?«S**-BlIWesWHn* we De kinderen zijn eerst meegenomen naar de zwanen in ons Vondelpark en toen zijn ze gebracht naar lage plattelandshuisjes, waar de boerenzwaluw nestelt, 't staalblauwe vogeltje, dat overal huisgenoot is en huis vriend en de eenige vrije vogel, die bin nenshuis zingt. En ze hebben den zang lijster gezien, wiens krachlig, flink en ferm gearticuleerd lied zoo makkelijk is te onder scheiden van alle andere. ? ? Kijkje op de poppententoonstelling te 's-Gravenhage getale aanwezig zag. De poppen zijn er nu eenmaal niet voor gemaakt om getail leerde lijfjes en lange rokken te dragen, de figuurtjes krijgen daardoor altijd iets gedrongens en ongeproportioneerds. Toch waren er wel bij, die smaakvol en aardig aangekleed waren, zooals het Oostersche prinsesje uit Blauwbaard met de zijden tulband* en de echte Oostersche muiltjes en de Marie Louise in haar rose taf-zijden costuum en het hooggekapte hoofdje. En dan de groepen de geallieerden te herkennen aan de nationale costuums en de vlaggen die zij droegen; België, Frankrijk, Engeland en Holland in een eenigszins toepasselijke schikking België zoekt troost bij Holland bij elkaar ge bracht; natuurgetrouwe weergaven van geïllustreerde prentbrief kaarten, en in de mode zijnde prenten. Werkelijk ik kan niet gelooven dat behalve de maaksters eigenlijk iemand bewondering voor deze poppen kan hebben. Er zijn natuurlijk ook wel poppen, die voor ons ouderen hun waarde hebben en die het werk van artisten zijn. Ik denk hierbij aan de decadente waspoppen van Lotte Pritzel en Mme Baryansky, die door hunne uiterste verfijndheid een bekoring hebben, maar van dat soort zag ik hier niets. De poppen waar ik hierboven over schreef zijn voor de kinderen te mooi en voor de volwassenen te weinie karakteristiek. Maar, het is alles voor een goed doel bijeen gebracht en laat ik daarom nu ook eens Vertellen van de mooie en aardige dingen die ik zag. In de eerste plaats, het babypopje dat, naar mij in het geheim verteld werd maar nu mag ik 't wel zeggen voor Prinses Juliana aangekocht zal worden.Een werkelijk koningskind zal zeker niet in een mooier bedje slapen. De dunne batisten lakentjes waren afgezet met een heel smal cht kantje, een ragfijn puntje, en langs het kussentje liep een strookje ook met open kantjes en dat zelfde puntje afgemaakt. Het babykind lag in zijn wiegje in een met de hand geborduurde jurk eveneens met kantjes versierd. Het was een weelde van schuimig wit en heel teer roze, van gaze de soie en kant, van tulle en zijden strikjes, en toch was er niets opgeschikts of pronkerigs aan. Mooi waren de oude houten marionetten poppen met de primitieve gezichten, de stugge bonkige koppen. Misschien zullen niet velen de negerpop Rosita opgemerkt hebben, ze was van zwarte lappen gemaakt en ze had rood met zwartje kleertjes aan en een hoofddoek om het git-zwarte hoofd gewonden, 't Was zoo 'n echte pop waar een kind mee spelen kan, waar ze niet bang voor hoeft te zijn dat ze breekt of dat het jurkje vuil wordt of scheurt. Dan waren er nog de Kathe Krusepoppen die vooral jonge meisjes en jonge vrouwen zoo aardig vinden omdat 't net echte kin dertjes" zijn (voor kinderen zijn ze te na tuurgetrouw) de twee Belgische soldatenpoppen, en klein popje in een roze zijden met wit bont afgezet jurkje en een blauw hoedje met een lange- gazen sluier en dan wil ik ook de aardige inzending van de fabriek Olanda noemen. De tentoonstelling werd druk bezocht en natuurlijk werd er veel Fransch gesproken iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiniiiliiiimiliiiii l; SN DEM. Toen is de heele zaal ook mee op stap gegaan naar de duinen met hun weelderige vogelwereld. Zilvermeeuwtjes hebben ze be keken, die hun eieren in het duinzand leggen, en heerlijk mooie sterntjes met hun lange, smalle vleugels en slanken lichaamsbouw, helderroode pootjes en satijnzwar&kapje op den schedel. Toen dan meneer Portielje van de sterntjes vertelde en van de statige meeuwen; van jubelende lijsters en merels; toen hij hen allen, later in den avond, had gebracht naar onze moeraslanden, waar andere heerlijke vogels leven en nestelen; toen wees hij allen jongens en meisjes erop, dat ze toch vooral moesten meewerken om die dieren te beschermen; rg hun best moesten doen, mee te helpen, den vogelmoord tegen te gaan ter wille van de hoedversiering. Ik weet, Hans, dat jij, als alle jongens en meisjes, die waren in de groote, on vriendelijke zaal, dat jij net zoo graag je woord hadt gegeven, alles te doen om onze vogels rustig te laten broeden, te laten leven. Ik weet, dat ook jij niet vindt, dat moeder of ik of een ander er liever uilzien, als ze een opgestopt dood dwergsterntje of een an der klein, vermoord vogel tje boven op haar hoed heb ben zitten! Nu weet ik niet, of je al begrijpt en ten om me heen. Ik denk dus wel dat de verkooping goed slagen zal en dan is 't doel alweer bereikt want de arme gewonden kun nen 't best gebruiken. ATY BRUNT iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiifiiniiiiiiiii Over Jjoeken Door de directie van den arbeid, werd voor rekening van het departement van land bouw, nijverheid en handel uitgegeven een brochure, getiteld: De arbeid van vrouwen en meisjfs In het winkelbedrijf, benevens eenige mededeelingen omtrent dit laatste' welk rap port tegen 50 et. wordt toegezonden bij postwissel geadresseerd Directie van den arbeid" Nieuwe Uitleg 12, 's-Gravenhage. Hoewel het in dezen bundel medegedeelde geen volledig beeld geeft van het winkel-. bedrijf hier te lande, is het ingestelde onder zoek zeer nauwkeurig geboekt en geeft het een algeheel overzicht over arbeidstijd en loonen, invloed van de verplichte winkelsluiting, op werktijd, kost en inwoning, Zon dagsrust en vacantie, hygiënische toestanden en maatschappelijke toestand der vrouwelijke winkelbedienden. Bij de openbaarmaking van deze gegevens in hoofdzaak verzameld door de enquêtrice Mevr. de Wed. S. F. M. E. van Deth?den Ouden en de controleur van den arbeid H. P. de Haas, komen verschillende misstanden duidelijk uit. Moge deze publicatie er toe leiden belang stelling te wekken en verbetering te brengen in den arbeid van duizenden vrouwen en meisjes in den lande. Ze geeft een kijkje in het winkelbedrijf, dat tot nadenken dwingt. Wij bevelen haar warm ter lezing aan; aan allen die zich op maatschappelijk ge bied bewegen. « B Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. 1841 1916 H. MEIJER KONINGSPLEIN - AMSTERDAM U ITZ ETTE N LUIERMANDEN LINGERIES TRICOTAGES iiiiimmiiiiiiimiiiiiiiiiiii -WILEMvolle kunt waardeeren, dat de Amsterdamscfie afdeeling van de Nederlandsche Vereeniging tot bescherming van vogels, die dezen vogelavond had belegd, zoo'n prachtig doel nastreeft. Zij wil dat iedereen, ook de oudste vrouw, ook de kleinste jongen, ook jij dus, zullen meehelpen, onze vogels in bescherming te nemen! Ik reken op je, jongen! Zul je rg mee je best doen om de Vereeniging te helpen? ANNA E. ZUIKERBERO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl