Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13 Mei '16. - No. 2029
A-"
.cv.
De Geest van China *)
dOOr HENRt BOREL
De Geest van China i...
Ik heb hem gevoeld in het trotsche berg
landschap van het Noorden, in de roze muren
van de Verboden Stad van Peking, in de
wijde eenzaamheid van de eindelooze Yang
. Toz' rivier, in den ouden, gebogen man,
steunende op zijn staf, dien ik in de rotsige
heuvelen om Amoy zijn eigen graf zag
zoeken; in de Hcht-schitterende
bloemenbo0t$n ."vol zijde-ruischende sing-song"
mehjes op de Canton-rivier; in het klagende
flnlt-lied van den sampan-roeier, vér be
neden op zee, dat ik '«nachts, leunende op
de balustrade van mijn hooge rots-bungalow
hoorde, op dat droom-eiland van
Ku-LangSu, waar ik de twee schoonste jaren van
«Ma teven leefde...
Bc heb hem gevoeld in de statige kameelen
karavanen, uit de grimmige wal-poorten van
Peking trekkend, naar de zand-woestijn; in
den deftigen chinees in lang blauw zijden
gewaad, die zijn leeuwerik in 't kooitje laat
genieten van het zonnige landschap, en met
hen wandelen gaat; in de kleine sampans,
die onbevreesd door hoog-deinende zee
roeien; in de arme duivels .van koelies,
dravend met hun zweetende, kaneel-gele
huid voor ratelende ricksha's; in mijn ouden,
eerwaarden leermeester Chao, wiens grootste
genot het was, eenzaam op een rots boven
se zee te zitten staren naar verre hori
zonnen, en die dat siaóiaö," zweven"
noemde...
? Ik heb hem gevoeld in het stijl volle statige
arm-en handgebaar, waarmedetweechineezen
. elkaar groeten, In het leunen van een ouden,
ouden grootvader, een harden rotsweg moei
zaam gaande, op zijn kleinkind, dat, stapje
voor. stapje, voorzien! i e jes gaat, als een
symbool van Hiao", Liefdevoor de Ouders;
In de reverentle van 't gansene volk voor
wat oud, en dus wijs is; in het sierlijke
penseel, waarmede de heilige schriftteekens
worden geschreven, en in de ranke pagode,
oprijzend als een bloem, waarvan de bellen
rinkelen in de wind...
Ik heb hem gevoeld in den ontzaglijken
eerbied voor de Literatuur en de Filosofie;
in den geur van de thee, die in brooze por
seleinen kopjes dampt; in de kleuren van
de chrysanten, die ik zag in den toover-tuin
van een' hoogen mandarijn; in de doodkist,
dien zonen, als een kostbaarst geschenk, aan
hun nog levenden vader geven; in de scha
ren van zwoegens-moede, naakte koelies,
die 's avonds doodstil, ademloos luisteren
naar de sprookjes van den ouden
straatverteller, die de schoone beelden toovert
in.hun kinderlijke fantasie; in het eenzame,
witte zeil van een jonk, verloren in de groote,
groote chineesche zee, en in den vetten,
huid-glimmenden, half naakten
vleesch-ver
*) Inleiding uit een werk, dat de volgende
maand zal verschijnen: De Geest van China."
(Wereld-Bibliotheek).
iiliiliilllliitiiliiiitiiiiiifiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiii
DEUTSCHES THEATER. Was Ihr wo'.lt. Der
Biberpels. Gespenster.
U
Fixlerte Improvisation" noemt Heibert
Jehring datgene wat, aan het tooneelspelers
instinct ontsprongen, het Shakespeare-blijspel
vult en verrijkt. De tekst van al dit hooger
kluchtspel geeft de melodie aan, tal van
variationen" zijn op een thema mogelijk,
elke pointe is uitgangspunt tot een, zich op
het tooneel afrondende scène". Het ver
moeden, dat Shakespeare deze spelen al
spelend geschreven heeft, tusschen de be
drijven door een en ander vastlegde en in
middels zijn medespelers de meest moge
lijke ruimte liet, wordt bij herlezing dezer
teksten telkens in ons bevestigd. Dit werk
vraagt het meeleven van den tijd, veroor
looft al reeds daarom een meer dan gewone
vrijheid. Het sollen met den
Shakespearetekst, gelijk men de, aan Shakespeare's geest
ontleende, op Shakespeare's rhythme ge
stemde tooneelbewerking van den ge
nspireerden spelleider somtijds qualificeert, lijkt
mij dan ook een volkomen kunstzinnig en
bewonderenswaardig bedrijf, waaromheen
wij de grenzen eer te nauw dan te wijd
kunnen trekken. Slechts de letterknecht zal
in deze hangen aan het woord". Bloei blijft
het, door alle eeuwen heen, inval,
inprovisatie, met dit verschil, dat wat oudtijds, en
vooral op het Engelsen (ooneel aan het ge
lukkig toeval kon worden overgelaten, in
onzen tijd bewust overleg vereischt, thans:
vastgelegd verbeeldingsspel moet zijn, wil
de vorm geen schade lijden en het oor
spronkelijk karakter der figuren blijven be
waard. Deze vastheid, die den frohen Mut"
niet uitsluit, vinden wij in Reinhardt's werk;
al gaat er wel eens een speler over de
schreef, we verliezen den grond onder onze
voeten niet, en bij al wat wij ons anders
droomen dan hij, staat ons toch zijn schep
ping voor oogen als een positief
geheef'. Het is altijd zeer duidelijk wat hij
meent. Was Ihr wollt': vastenavondspel,
waarin de grap overheerscht. Hij ziet
déze pret overdrachtelijk noch verfijnd,
hij ziet haar fel en bont als confetti, als de
papieren lampions, die kinderoogen blij maken.
Zooals ons de Midzomernachtdroom" (de
Hollandsche) geweven scheen uit manestralen,
zoo kwam ons Was Ihr woll" een vlechtsel
voor van serpentines, en het sprookje raakte
in den feestelijken stoet verdrukt. Weinig
naar onzen smaak waren de zware, lyriek
drukkende, bedompte decors, Paul Hart
mann (de jonge Hertog) hield met zijn
persoon de poëzie, die Moïssi, geboren
sprookjesprins, vanzelf op het tooneel zou
hebben gebracht, tegen, en Johanna Terwin
(Viola), schoon gevoeliger, miste voor deze
tooneelen, gelijk hij, het dichterlijk waas. In
den dorren tuin, waarin het derde, vierde
kooper in een nauwe straat-steeg vol
Rembrandtiek licht.
Ik heb hem gevoeld in de deftige, stijlvolle
chineesche binnenkameren, in gedempt licht,
waar de ziele-tabletten der afgestorvenen
tonen op het heilige familie altaar, in de
somber-majestueuze monolithen, in de gees
ten-allee op den grandiosen weg naar de
Ming-graven; in de grimmige, grauwe mu
ren om Nanking, in de zeilschuit met het
groote gouden zeil waarmede ik de wijde,
sombere Drakenrivier opvoer van Amoy naar
ChangChow; in de immense, babylonische
steden, die ik in de verte, als in droom,
zag opdoemen, op mijn spoor-reis van Peking
naar Hankau; in de van rood en goud
flonkerénde gewaden der chineesche bruiden,
en in de lange, sidderende veeren op den
helm van den glorieuzen held op het chi
neesche tooneel.
Ik heb hem gevoeld in de melodieuze,
mysterieuze c.hineesche taal; in démagische,
pictorale schriftteekens; in de
doods-sombere, snerpende klarinet van het klagelijke
orkestje der begrafenis-stoeten; in de wijde,
neerhangende mouwen der zijden gewaden,
in de woest-gierende tyloon, die over de
chineesche zeeën huilt, in de blauwe ijs
vogelveeren; in het donker glanzende haar
van frêle kind-vrouwtjes, en in de
theeHuizen van Foochow-Road in Shanghai, vol
bloemen en tinkel-takkelende muziek
Ik heb hem gevoeld in de gewadevolie
Kwau-Giu beelden in de rood-en-gouden
tempels, waarvoor vrouwen knielend bid
den om een kindje in haren schoot; in de
heerlijke Shan Shui", de landschappen van
bergen en water", waarin de kosmeische oer
principes Yang en Yin te samen harmonisch
het Rythme van Schoonheid vormen; in de
witte graven die als mysterieuze bloemen
de somber-zwarte rotsen om Amoy bedek
ken ; in het glorieuze Hemel-Altaar bij Peking,
dat als een wonder symbool van de
drierythmige Kosmische Orde aan de opperste
God-Macht Shang Ti gewijd is; in de groote,
komisch-deftige bril van den literator; inde
als ranke booten in de luchte zeeën drij
vende daken der huizen; in de sombere
gangen der kloosters, waar gulden
Boeddhabeelden donker-gloeiend in 't mysterieuze
licht van roode kaarsen staan, en in de hand
van den literator-mandarijn, die op zijn sterf
bed in streng-klassieken stijl, zijn
doodsbericht eerbiedig aan den keizer schrijft
Ik heb hem gevoeld in de stille wierook
spiraal, die plechtig opstijgt voor de ziele
tablet der vaderen in den voorvaderlijken
hal, in de deftige zijde-bekleede draagstoel
van den mandarijn, die daar statig in ge
zeten is als een mensch in Gods-rust; in
den blinden bedelaar in drukke straat, waar
stoeten ratelende rijtuigen en dravende
?ruiters behoedzaam voor uitwijken; in de
vlammen van de vuren, waar goud-papier en
poppen in verbranden, om geld en eetwaren
te zijn voor dierbare dooden in het
oneeziene; in den klagelijken roep, waarmede
de zoon op den dak van 't vaderlijke huis
de ziel van zijn gestorven vader terugroept;
in den statigen os, die droomerig den kop
opheft, als hij met glimmend-grijzen rug
boven 't water uitkomt waar hij koelte vindt;
in het grappige kuifje boven op 't glad-ge
schoren hoofd van een klein jongentje; in
den rustigen, blauwen vijver van het
zomerpaleis, waar kelzeren in gouden gondels
en vijfde bedrijf om practische redenen ge
zamenlijk waren ondergebracht, kreeg de lief
lijke Olivia (Else Heims) het hard te verant
woorden, en toen de wel zeer melancholische
nar (Danegger) fijn en sierlijk het stuk sloot,
voelden we wat wij, bij veel waarlijk hooger
vermaak, aan verteedering waren te kort
gekomen.
De poëzie was... in de entre-acte's, in
het gewemel der vastenavondlichtjes, die
dansten op Humperdinck's kleine
nachtmuziek, terwijl daarachter, gedruischloos en
geheimzinnig als in een werkelijke
tooverwereld, het decor veranderde. Een
regievondst vol bekoring, die haar fonkeling
strooide over het geheele werk. Doch binnen
de bedrijven vierde de lach hoogtij, de kleurige
uitgelatenheid, en wij kunnen Reinhardt geen
ongeluk geven, dat hij dit stuk naar dezen
kant overhaalde, het zwaartepunt zocht en
vond, langs den geillumineerdën weg, in de
garconnière van Olivia's gecomprometteerd
huis, bij Sir Toby en den jonker, en den
major-domus in nachtgewaad. Wat van
deze tooneelen gemaakt is, gebonden
ongebondenheid, is meesterwerk, Dreven ze de
grap wat ver, de dikke Diegelmann en de
onweerstaanbaar vage Hans Wassmann ? Ik
geloof, men zou dit samenspel, dit precies
raak jongleeren met niets dan woorden, die
ze elkaar toekaatsten, opvingen, of achteloos
lieten glippen, eens van mindere krachten
moeten zien, om naar waarde te kunnen
schatten wat deze twee komieken", op
Reinhardt's fantaisie, daar klaarspeelden. De,
op de spits gedreven Malvolio" van Werner
Krauss, meer hofmaarschalk dan hofmeester,
grand seigneur, die embonpoint miste, toonde
aan den lijve wat hem door den regisseur
was geleerd. Woordelijk toonde bij dit. De
rol was niet uit de verf en sprong uit het
kader. Maar bij Diegelmann en Hans Wass
mann was dit stadium overwonnen, hun
overdrijving" drukte niet. Tusschen dat
te-veel en te-weinig op het tooneel dobbert
het eigenlijk altijd. Engelsche tooneelspelers,
ook de minst begaafden wij zagen het dezen
winternog weder aandeTimbertown follies
hebben het maatgevoel op alle andere too
neelspelers vór, zij doen, of liever zij laten
van nature wat den Franschman door de
conventie, den Duitscher door den teugel
moet worden belet. Deze laatste zal altijd
door de overdrijving heen moeten om het
evenwicht te vinden en alleen de grooten
onder hun kunstenaars zijn zoo ver. Uit
de zes voorstellingen, die het Deutsche
Theater" in Nederland gegeven heeft, is
sterk deze bedoeling gebleken: uit alle
rollen te halen wat erin ligt, geen hoekje
van het tooneel leeg te laten, geen draad
onges-ponnen In Macbeth'1 speelde een,
zoo op het oog, tienjarig kind de rol van
den kleinen Macduff en dit kind vulde het
tooneel. Het dochtertje van vrouw Wolff
(in de Biberpelz") was een figuur, zij
beeldde uit. Het was de regiseur, die zich in
dit kind manifesteerde en ze overdreef om
dat zij het vermogen om, in de goede richting,
te geven en te nemen nog miste, niet be
kwaam was om uit de bedoeling het eigene,
overwogene, omlijnde te zuiveren.
Veel volwassen spelers zijn, komen, niet
verder dan deze kinderen en Werner Krauss,
oogenschijnlijk een knap acteur (zijn
Maldroomden en in de glanzende rijst-velden,
waar boven 't schillende groen de gele
hoed opkleurt van den rustigen landbouwer.
Maar o! hoe heb ik hem gevoeld, de Geest
van China, in de wereld-wijze filosofie der
groote chineesche denkers, in hun strenge,
statige schriftteekens vol symbool en sug
gestie, in hun rustig oprijzen tot die hoogste
goddelijke hoogten, het Fai Ki", den
buitensten grens, waartoe het menschelijk
denken komen kan, en waarachter het godde
lijk mysterie bloeit.
Hoe is hij te vinden ook in de chineesche
kunst, die kunst, die geestelijk van wezen
is, die niet de uiterlijke vormen zoekt der
wisselende verschijningen, maar de onzicht
bare, geestelijke essence van het goddelijke,
dat achter alle zichtbare vormen eeuwig
leeft!
Het is de Geest van China, die mij 'be
houden heeft in 't leven, die Geest, die z
sterk en machtig is, dat bijna alle
europeesche diplomaten, lang in Peking wonend,
chineesch worden in hun denken en voelen,
en niet meer hun westersche rijk maar,
zonder het te weten, China als hun vader
land gaan voelen. Het is de Geest van China,
die mijr Hollander, tot een chinees gemaakt
heeft, die voelt als China's groote Wijzen,
en die zijn fel-bewogen leven slechts kan
dragen door de ster,kte en de rust o ja,
vooral de rust die den chineeschen kun
stenaar-wijsgeer telkens weer het groote
evenwicht doet houden in de wilde wisse
ling van sensaties en emoties en gedachten.
Het is de Geest van China, het wondere
rijk van het Midden, die Confucius de heilige
leer deed uitleggen van de Chung Yung",
van het onveranderlijke Midden, waarin de
mensch zich concentreert om het goddelijke
te vinden en zich onsterfelijk te weten
Het is de Geest van China, die mijn pad
door het leven gebaand heeft, dat pad, dat
Confucius Tao noemde, leidend naar het
goddelijke mysterie, dat Lao Tsz' k Tao
noemde, er bij verklarend dat gén naam
kan hebben, die uiterste grens", dat Fai
Ki", waarvoor het menschelijk denken stil
staat, en waar alleen dat andere allerhoogste
intellect toe reiken kan, dat de goddelijke
Intuïtie is
O! Geest vanXhina! Niet het scherpe,
maar onvruchtbare intellect der Oosterlingen,
maar enkel de Intuïtie, die mysterieuse
voelhoren van het Oosten, kan u ooit aan
raken
Anti-Semitisme
Ik bemerk dat ik met mijn stukje oover
Reinhardt Joodsche harten gekrenkt heb en
ik acht het noodig deeze kwestie even
oopenlijk te bespreeken. Het is met mijn anti
semitisme precies als met mijn
anti-duitschheid. Ik meen dat de vuurigste joodsche natio
nalist eevenals de meest oprechte Duitscher
juist zou kunnen spreeken zooals ik deed.
Ik kom niet in opstand teegen het
Joodendom of een joodsche beweeging,
inteegendeel het Joodendomen de joodsche beweeging
heeft mijn \olste sympathie en bewondering.
Maar juist daarom signaleer ik die kwali
teiten die de joodsche natie bij andere volken
antipathiekmaken. Dat zijn raseigenschappen,
die volstrekt geen reeden behoeven te zijn
om de joodsche natie met haar groote
volio" en zijn Jacob Engstrand" in
Gesprenster" waren naar den letter af)
leek mij zulk een speler, die van het aan
geleerde geen syllabe had durven verliezen,
en bijgevolg zijn doel voorbijschoot.
Doch deze spelers zijn in een stuk toch
van waarde: zij dekken met een
volledigen spel-inhoud het geschreven werk,
zódat het als een, zoo sterk mogelijk ver
antwoord, brok leven voor den toeschouwer
oprijst en in allen deele een indruk laat.
Voor ons tooneel, waar soberheid" zoo
dikwijls verkapte armoede inhoudt, waar
de speelfantaisie een stuk somtijds zówei
nig sterkt, dat het als een snipper papier
over de planken waait en flauwer herinnering
laat dan het bij enkele lezing-voor-onszelf
zou hebben gedaan, lijkt mij de kracht door
overdrijving het te-veel" dat deze Duitsche
voorstellingen in het algemeen kenmerkte,
een voorbeeld, dat tegenover veel angst
vallig te-weinigs1' zijn waarde hebben kan.
Wanneer wij, de prestaties dezer verschil
lende acteurs overziende, in aanmerking
nemen, dat zij voor ons nieuw" zijn, dus
daarin reeds een voorsprong hebben op
onze eigen tooneelkunstenaars, dan komen
we tot de slotsom dat, met uitzondering
der drie zeer grooten (Paul Wegener, Else
Lehmann, Rose Bertens) het meerendeel niet
boven de middelmaat uitstak. Doch tevens,
dat deze menschen voortreffelijk onderlegd
en geleid moeten zijn om in zes zóver
schillende, hooge eisenen stellende vertoo
ningen, een stellig boven de middelmaat
uitrijzend, aldoor levend geheel" te kunnen
vormen.
Hauptmann's Biberpelz", eine
Diebscomödie, die in zijn soort classiek mag
heeten, werd eenige jaren geleden doorstiet
Lessing-Theater onder Dr. Brahm's leiding
te Amsterdam vertoond, eveneens met Else
Lehmann in de hoofdrol. Het leek mij toen,
niettegenstaande Emil Sauer, als den
Ambtsvorsteher von Wehrhahn, naar mijn her
innering, sterker tegenspel gaf dan Hans
Wassmann, die wel den goeden jonker-toon
trof, doch daarin weinig kleur bracht, meer
een vertooning-met-een-ster. Van de bij
figuren, die thans allen uitkwamen en met
elkander een prachtig levenden achtergrond
vormden, was mij nagenoeg niets bijge
bleven. Zeker, ook hier was: overdrijving,
charge. Maar kan het stuk dit eigenlijk niet
lijden? Een blijspel is het toch, en
levenswaar bleef het, ook onder Reinhardt's lei
ding. Voorbeeldig vond ik (na Totentanz"
het beste samenspel dat ik van dit gezel
schap zag: het verhoor op de secretarie.
Dat was van een humor, een stemmings
tinteling, kostelijk! Ook de decorateur, Ernst
Stern, lijkt mij met geen decor zoo gelukkig
geweest als met dit lokaal", gelijk het daar
in sneeuwlandschap lag en door de figuren
werd gestoffeerd.
Else Lehmann's onvolprezen waschvrouw
Wolff gaf ons daar een volkomen gaaf
genot. Zooals ze met haar miserig dochtertje
binnenkwam en afwachtte... Die onschuldige
houding, dat malicieuse gezicht, die vloed
van overtuigend-misleidende gebaartjes,
heel dit, van leven trillende stille spel,
terwijl de mannen twistten. In het groote
gebouw" was zij niet altijd het stuk is
deugden gering te schatten. Maar het be
hoeft niemand te .kwetsen wanneer ze on
omwonden worden besprooken. Ieder ras
heeft zijn gebreeken, de Engelschen hun
zelfooverschatting, de Hollanders hun klein
geestigheid en angstvalligheid.
Juist omdat ik de joodsche beweeging
zoo schoon vind, ergert mij de zucht naar
het luidruchtige en uiterlijke en het gemis
aan fierheid der Jooden zelve. Dat geldt
natuurlijk niet voor allen. Men bedenke dat
ook Liebknecht een jood is, thans wel de
meest fiere en heldhaftige onder het Duit
sche volk. De joodsche beweeging, zooals
die zijn woordvoerder vindt in een man als
Jacob Israël de Haan, kan ik niet hoog ge
noeg bewonderen en prijzen. Maar als ik
zie hoe de duitsche Jooden zich schamen
voor hun afkomst, hun joodsche namen ver
anderen en spreeken van wir Germanen",
als steunpilaren van het Pan-Germanisme,
dan komt er een zeekere ergernis en ver
achting in mij op. Het zou mij schooner en
waardiger voorkoomen als de duitsche
]ooden deeden als de Ieren en zich verzetten
teegen hun oude verdrukkers, dan dat zij
zoo als nu hun bloed storten voor een Regee
ring, die tot voor korten tijd eenen Jood niet
waardig achtte om den officiersrang in het
leeger te bekleeden.
Ik hoop dat deeze enkele woorden mijn
gezindheid duidelijk hebben gemaakt.
FREDERIK VAN EEDEN
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiimiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii
JAN LUIKEN
DE ZIELE GESTADIG TEGEN DEN STROOM
DER ZONDEN OPROEIJENDE
Al ben ik moede en mat geroeid,
op deezen stroom der zondelijke lusten,
die stadig na beneeden vloeid,
noch denk ik niet te beiden, noch te rusten.
Want deed ik dat een kleinen tijd,
ik zag mijn werk verijdeld en verlooren,
Wij btceven altoos even wijt,
en kwamen nooit ter plaatse daar wij hooren,
bovendien in dialect geschreven te ver
staan, doch te volgen was ze woordelijk,
en ik ken van deze groote actrice geen rol
waarin zij grooter is dan in dit klein-bedrijf
van Hauptmann's dievenspel, dit kantig en
gewikst gewonnen pleit, met den
triomfantelijken afmarsch!
Van de zes voorstellingen (Lessing's
reliquie Mina von Barnhelm" heb ik tot mijn
spijt verzuimd) heeft Gespenster" mij het
minst bevredigd. Mijn herinnering aan de
Ibsen-voorstellingen van Dr. Heine's ensem
ble" heeft ze althans niet geslagen. Goed was
ze, doch ook niet meer dan dat.. De kamer,
zon-geel behangen, miste al dadelijk het
licht- en luchtlooze, de muffe somberheid,
waarin een levensdorstige naar adem hijgt.
Van den regen buiten drong geen druiling
naar binnen. En de Frau Alving" van Else
Lehmann, boeiend in de hoogste mate doch
tevens irriteerend, was te... los, te geestig
bijna, om ons te doen gelooven dat kamer
heer Alving uit reactie tegenover déze vrouw
zou gekomen zijn tot een verzet tegen alle
redelijkheid. Neen, deze vrouw was niet de van
huis uit steile en koele vrouw, die door het
leven murw geslagen, verteederd en ver
ruimd wordt, deze was zelve een van op
gekropte levensdrift tintelende, die haar
home" onder alle omstandigheden tot iets
belangwekkends (nooit tot iets doodsch)
zou hebben gemaakt. Eene die, er eenmaal
uit, zich door geen dominee zou hebben
laten terugvoeren! Hoe hunkerde Else
Lehmann's Frau Alving om, eindelijk,... uit
te kunnen pakken, hoe blij was ze met de
trieste aanleiding zich te mogen bevrijden
van dien jarenlang gedragen last! Onder
deze verlichting voelden we zelfs het leed,
het verbijsterend moederleed om den zoon
die verdoemd is, schuil gaan. En al deze
aandoening uitte zich in klein gebaar
Menschelijk was haar uitbeelding, boeiend,
ik herhaal het, tot in de fijnste schakeering,
doch het was Else Lehmann, die ons gevan
gen hield, niet mevrouw Alving. Dat op deze
krachtige, min of meer moquante geest een
dominee Manders vat zou hebben gehad,
dat zij steun-zoekende liefde in haar hart
zou hebben gedragen voor hém, het wil er
bij ons niet in, nog minder dat zij daarop
na twintig jaar zou zinspelen zonder zich
voor zichzelve te geneeren
Jannings speelde dominee Manders vol
ledig conventioneel en door dit, keurig
naar den letter spelen van een in haar wezen
toch wel verouderde rol, werd de klove
tusschen hem en mevrouw Alving nog grooter
en verkreeg datgene wat we in Ibsen's streng
werk moeilijk meer verwerken, overbodigen
nadruk. Wij verwonderden ons, in stijgende
ongedurigheid, over het geduld waarmee
mevrouw Alving den stumperigen idealist,
wien zij ten eenenmale ontgroeide, aan
hoorde en in haar belangen betrok. En
het prachtig geschreven gesprek in I, dat,
mits de spelers naar elkaar toespelen, niet
verouderen kan omdat het als kunstwerk
aan geen tijd gebonden is, viel in deze
vertooning lang.
De niet-getroffen nuance deed zich te
meer gelden doordat Paul Hartmann de rol
van Oswald, den erfelijk belasten, voorvaders
zonden boetenden eenigen zoon der Alvings,
O, Wijze Stierman geeft mij kracht,
en houd het roer des levens In uw handen,
terwijl wij roeden dag en nacht,
door wind en stroom, zo lange tot wij landen
aan 't hoekje daar wij moeten zijn
't Volbragte werk laat zoet en veilig rusten;
te vroege rust baart rouw en pijn,
en veel verdriet, dat laat ons nimmer lusten.
Roei aan mijn geest, roei aan met moed.
Gestadig werk komt nog wel eens ten ende;
na 't bitier proeft men best het zoet,
de vreugd is schoonst naar droefheid en elende.
Roei aan mijn Geest, roei aan met kracht,
tot gij de reis hier hebt volbragt.
F. v. E.
iiimiiiirimiiimiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiliiiiiiiiiuiiut
Inhoud van de Mei-Tijdschriften:
De Gids: Herdenking van
Shakespeare op zijn SOOsten dnodsdag (23 April
1916), door dr. W. G. C. Byvanck. Aan
vaarding, door Karel Wasch. Holland.
Wezen en waarde van ons nationaal karak
ter, door Just Havelaar. Non victa, door
dr. Jan Veth. Kleine criminaliteit, door
mr. J. R. B. de Roos. Nerveuze liederen,
door Jan J. Zeldenthuis. Deirdre en de
zonen van Usnach, door A. Roland Holst.
Verzen, door J W. Schotman.
Aanteekeningen en opmerkingen. Het tooneel,
door J. de Meester. Buitenlandsch over
zicht. Bibliographie.
Vragen van den Dag: Prof. dr. J. J.
Hartman, Hoe een heiden en hoe een christen
over. het leven denkt. Mr. J. L. M. Eggen.
De Vlaamsche Universiteit en de benoeming
van haar hoogleeraren. A. M. de Jong,
Litteratuur en onderwijs. W. L. Brocades
Zaalberg, Scheik. Ing., Oude natuurweten
schappelijke hypothesen in een nieuw licht.
F. K. Endres, Konstantinopel.. Biblio
graphie Eduard van Biema, Iets over
Japansche handelszeden.
Dietsche Stemmen: Frans Fromme, De
Toostand van 't Plattduutsch. Prof.
dr. H. D. J. Bodenstein, Afrikaans of Ne
derlands. E. van Vlemincxhove, 1648.
C. Gerretson, Hollandsche Kroniek. E.
N. Rieijens, Vlaamsche Kroniek. Prof.
dr. H. D. J. Bodenstein, Suid-Afrikaanse
Kroniek. J. A. Nederbragt, Econ. Kro
niek. Dr. Derk Hoek, Perskroniek.
Boekbespreking.
verschillende modellen
direct leverbaar
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat 26
TELEFOON ZUID 2507
modern opvatte, en, in tegenstelling met
Manders, geheel naar binnen speelde. Een
Oswald" zooals we ons niet herinneren
er ooit een te hebben gezien en daarom
vooral belangwekkend. Zijn spel gaf nauwe
lijks de ziekte" (hersenverweeking) het ge
val" miste ditmaal alle traditioneel uiterlijke
kenteekenen, het ging niet naar den waan
zin Wat Paul Hartmann gaf, was iets
oneindigs treurigs, en zoo zag hij er ook uit:
een goor, van angstige vertwijfeling koort
send kind, dat bij zijn moeder kruipt. Een
mensch met gefolterde hersens. Ik heb nog
nooit iemand op het tooneel zó'n hoofd
pijn zien hebben. Doch de oplaaiende levens
lust, de wreede gretigheid, die met haar
laatste levenskracht de gezonde Regine
opeischt als een prooi, was in dezen Oswald
niet. Hij droeg zelfs niet het lichte
zomercolbert, dat Ibsen voorschrijft, alle verzet
ontbrak in dezen hulpelooze. Hoe ver Hart
mann afweek, voelden we sterk op het
oogenblik dat Frau Alving champagne voor hem
bestelt. Om die champagne vroeg hij ter
nauwernood. Zoomin als, in zijn waan, om
die Sonne". Gelaten, als een martelaar, zien
wij hem den dood ingaan. Maar tragisch,
een sterken en... aestetischen indruk nalatend,
was het ongetwijfeld.
Van Werner Krauss' Engstrand" spraken
we hierboven, er ontbrak niets aan, het was
knap en volkomen de figuur, maar hij maakte
de heterogene, een beetje rammelende ver
tooning niet beter. En Regine was mij toch
te veel kamerkatje.
Met Gespenster" is de reeks van zes voor
stellingen, verdeeld over Rotterdam, den
Haag en Amsterdam, besloten. Rotterdam
heeft het belangrijkst deel gehad, het grimmig
Macbeth", de vlijmende vertooning van
Totentanz" en het fleurig Vastenavondspel.
Den Haag kreeg drie avonden, Amsterdam,
waar het publiek het warmst scheen, twee.
Dit gastspel" is voor de menschen die
van het tooneel houden, een verkwikking
geweest, een feestweek, zooals de
muziekvrienden die kennen, doch die wij anderen"
bij onze oorlogswinst mogen boeken. Zes
voorstellingen, .waarvan er niet n aan
toewijding, aan ernst te kort kwam. Geen
avond zijn we zonder verwachting naar
den schouwburg gegaan, geen avond be
drogen uitgekomen. Wij hebben Max
Reinhardt en de zijnen, den fijnen romanschrijver
Felix Hollander, die om het tooneel zijn
pen kan vergeten en zich met hart en ziel
aan de voorbereiding van al dit
tooneelwerk gaf, dankbaar te zijn voor het vele
goede dat ze hier brachten. Zij hebben het
aanzien van de tooneelkunst in Nederland
verhoogd. Welke auteur" daarbij geweld
is aangedaan, heeft mijn literaire speurneus
niet kunnen ontdekken. Shakespeare,
Strindberg, Ibsen, Hauptmann, ze zijn op ons too
neel herleefd, en van den bijval heeft hun
nagedachtenis haar eerlijk deel gehad. Gaarne
erkennen wij hier even eerlijk voor het
Deutsche "Mieater" een doorslaand artistiek
succes. Hoeveel maal de Duitsche gezant
daarbij was, heb ik niet geteld. Ik keek uit
sluitend naar het tooneel.
TOP NAEFF