De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 13 mei pagina 6

13 mei 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Mei '16. - No. 2029 A-" .cv. De Geest van China *) dOOr HENRt BOREL De Geest van China i... Ik heb hem gevoeld in het trotsche berg landschap van het Noorden, in de roze muren van de Verboden Stad van Peking, in de wijde eenzaamheid van de eindelooze Yang . Toz' rivier, in den ouden, gebogen man, steunende op zijn staf, dien ik in de rotsige heuvelen om Amoy zijn eigen graf zag zoeken; in de Hcht-schitterende bloemenbo0t$n ."vol zijde-ruischende sing-song" mehjes op de Canton-rivier; in het klagende flnlt-lied van den sampan-roeier, vér be neden op zee, dat ik '«nachts, leunende op de balustrade van mijn hooge rots-bungalow hoorde, op dat droom-eiland van Ku-LangSu, waar ik de twee schoonste jaren van «Ma teven leefde... Bc heb hem gevoeld in de statige kameelen karavanen, uit de grimmige wal-poorten van Peking trekkend, naar de zand-woestijn; in den deftigen chinees in lang blauw zijden gewaad, die zijn leeuwerik in 't kooitje laat genieten van het zonnige landschap, en met hen wandelen gaat; in de kleine sampans, die onbevreesd door hoog-deinende zee roeien; in de arme duivels .van koelies, dravend met hun zweetende, kaneel-gele huid voor ratelende ricksha's; in mijn ouden, eerwaarden leermeester Chao, wiens grootste genot het was, eenzaam op een rots boven se zee te zitten staren naar verre hori zonnen, en die dat siaóiaö," zweven" noemde... ? Ik heb hem gevoeld in het stijl volle statige arm-en handgebaar, waarmedetweechineezen . elkaar groeten, In het leunen van een ouden, ouden grootvader, een harden rotsweg moei zaam gaande, op zijn kleinkind, dat, stapje voor. stapje, voorzien! i e jes gaat, als een symbool van Hiao", Liefdevoor de Ouders; In de reverentle van 't gansene volk voor wat oud, en dus wijs is; in het sierlijke penseel, waarmede de heilige schriftteekens worden geschreven, en in de ranke pagode, oprijzend als een bloem, waarvan de bellen rinkelen in de wind... Ik heb hem gevoeld in den ontzaglijken eerbied voor de Literatuur en de Filosofie; in den geur van de thee, die in brooze por seleinen kopjes dampt; in de kleuren van de chrysanten, die ik zag in den toover-tuin van een' hoogen mandarijn; in de doodkist, dien zonen, als een kostbaarst geschenk, aan hun nog levenden vader geven; in de scha ren van zwoegens-moede, naakte koelies, die 's avonds doodstil, ademloos luisteren naar de sprookjes van den ouden straatverteller, die de schoone beelden toovert in.hun kinderlijke fantasie; in het eenzame, witte zeil van een jonk, verloren in de groote, groote chineesche zee, en in den vetten, huid-glimmenden, half naakten vleesch-ver *) Inleiding uit een werk, dat de volgende maand zal verschijnen: De Geest van China." (Wereld-Bibliotheek). iiliiliilllliitiiliiiitiiiiiifiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiii DEUTSCHES THEATER. Was Ihr wo'.lt. Der Biberpels. Gespenster. U Fixlerte Improvisation" noemt Heibert Jehring datgene wat, aan het tooneelspelers instinct ontsprongen, het Shakespeare-blijspel vult en verrijkt. De tekst van al dit hooger kluchtspel geeft de melodie aan, tal van variationen" zijn op een thema mogelijk, elke pointe is uitgangspunt tot een, zich op het tooneel afrondende scène". Het ver moeden, dat Shakespeare deze spelen al spelend geschreven heeft, tusschen de be drijven door een en ander vastlegde en in middels zijn medespelers de meest moge lijke ruimte liet, wordt bij herlezing dezer teksten telkens in ons bevestigd. Dit werk vraagt het meeleven van den tijd, veroor looft al reeds daarom een meer dan gewone vrijheid. Het sollen met den Shakespearetekst, gelijk men de, aan Shakespeare's geest ontleende, op Shakespeare's rhythme ge stemde tooneelbewerking van den ge nspireerden spelleider somtijds qualificeert, lijkt mij dan ook een volkomen kunstzinnig en bewonderenswaardig bedrijf, waaromheen wij de grenzen eer te nauw dan te wijd kunnen trekken. Slechts de letterknecht zal in deze hangen aan het woord". Bloei blijft het, door alle eeuwen heen, inval, inprovisatie, met dit verschil, dat wat oudtijds, en vooral op het Engelsen (ooneel aan het ge lukkig toeval kon worden overgelaten, in onzen tijd bewust overleg vereischt, thans: vastgelegd verbeeldingsspel moet zijn, wil de vorm geen schade lijden en het oor spronkelijk karakter der figuren blijven be waard. Deze vastheid, die den frohen Mut" niet uitsluit, vinden wij in Reinhardt's werk; al gaat er wel eens een speler over de schreef, we verliezen den grond onder onze voeten niet, en bij al wat wij ons anders droomen dan hij, staat ons toch zijn schep ping voor oogen als een positief geheef'. Het is altijd zeer duidelijk wat hij meent. Was Ihr wollt': vastenavondspel, waarin de grap overheerscht. Hij ziet déze pret overdrachtelijk noch verfijnd, hij ziet haar fel en bont als confetti, als de papieren lampions, die kinderoogen blij maken. Zooals ons de Midzomernachtdroom" (de Hollandsche) geweven scheen uit manestralen, zoo kwam ons Was Ihr woll" een vlechtsel voor van serpentines, en het sprookje raakte in den feestelijken stoet verdrukt. Weinig naar onzen smaak waren de zware, lyriek drukkende, bedompte decors, Paul Hart mann (de jonge Hertog) hield met zijn persoon de poëzie, die Moïssi, geboren sprookjesprins, vanzelf op het tooneel zou hebben gebracht, tegen, en Johanna Terwin (Viola), schoon gevoeliger, miste voor deze tooneelen, gelijk hij, het dichterlijk waas. In den dorren tuin, waarin het derde, vierde kooper in een nauwe straat-steeg vol Rembrandtiek licht. Ik heb hem gevoeld in de deftige, stijlvolle chineesche binnenkameren, in gedempt licht, waar de ziele-tabletten der afgestorvenen tonen op het heilige familie altaar, in de somber-majestueuze monolithen, in de gees ten-allee op den grandiosen weg naar de Ming-graven; in de grimmige, grauwe mu ren om Nanking, in de zeilschuit met het groote gouden zeil waarmede ik de wijde, sombere Drakenrivier opvoer van Amoy naar ChangChow; in de immense, babylonische steden, die ik in de verte, als in droom, zag opdoemen, op mijn spoor-reis van Peking naar Hankau; in de van rood en goud flonkerénde gewaden der chineesche bruiden, en in de lange, sidderende veeren op den helm van den glorieuzen held op het chi neesche tooneel. Ik heb hem gevoeld in de melodieuze, mysterieuze c.hineesche taal; in démagische, pictorale schriftteekens; in de doods-sombere, snerpende klarinet van het klagelijke orkestje der begrafenis-stoeten; in de wijde, neerhangende mouwen der zijden gewaden, in de woest-gierende tyloon, die over de chineesche zeeën huilt, in de blauwe ijs vogelveeren; in het donker glanzende haar van frêle kind-vrouwtjes, en in de theeHuizen van Foochow-Road in Shanghai, vol bloemen en tinkel-takkelende muziek Ik heb hem gevoeld in de gewadevolie Kwau-Giu beelden in de rood-en-gouden tempels, waarvoor vrouwen knielend bid den om een kindje in haren schoot; in de heerlijke Shan Shui", de landschappen van bergen en water", waarin de kosmeische oer principes Yang en Yin te samen harmonisch het Rythme van Schoonheid vormen; in de witte graven die als mysterieuze bloemen de somber-zwarte rotsen om Amoy bedek ken ; in het glorieuze Hemel-Altaar bij Peking, dat als een wonder symbool van de drierythmige Kosmische Orde aan de opperste God-Macht Shang Ti gewijd is; in de groote, komisch-deftige bril van den literator; inde als ranke booten in de luchte zeeën drij vende daken der huizen; in de sombere gangen der kloosters, waar gulden Boeddhabeelden donker-gloeiend in 't mysterieuze licht van roode kaarsen staan, en in de hand van den literator-mandarijn, die op zijn sterf bed in streng-klassieken stijl, zijn doodsbericht eerbiedig aan den keizer schrijft Ik heb hem gevoeld in de stille wierook spiraal, die plechtig opstijgt voor de ziele tablet der vaderen in den voorvaderlijken hal, in de deftige zijde-bekleede draagstoel van den mandarijn, die daar statig in ge zeten is als een mensch in Gods-rust; in den blinden bedelaar in drukke straat, waar stoeten ratelende rijtuigen en dravende ?ruiters behoedzaam voor uitwijken; in de vlammen van de vuren, waar goud-papier en poppen in verbranden, om geld en eetwaren te zijn voor dierbare dooden in het oneeziene; in den klagelijken roep, waarmede de zoon op den dak van 't vaderlijke huis de ziel van zijn gestorven vader terugroept; in den statigen os, die droomerig den kop opheft, als hij met glimmend-grijzen rug boven 't water uitkomt waar hij koelte vindt; in het grappige kuifje boven op 't glad-ge schoren hoofd van een klein jongentje; in den rustigen, blauwen vijver van het zomerpaleis, waar kelzeren in gouden gondels en vijfde bedrijf om practische redenen ge zamenlijk waren ondergebracht, kreeg de lief lijke Olivia (Else Heims) het hard te verant woorden, en toen de wel zeer melancholische nar (Danegger) fijn en sierlijk het stuk sloot, voelden we wat wij, bij veel waarlijk hooger vermaak, aan verteedering waren te kort gekomen. De poëzie was... in de entre-acte's, in het gewemel der vastenavondlichtjes, die dansten op Humperdinck's kleine nachtmuziek, terwijl daarachter, gedruischloos en geheimzinnig als in een werkelijke tooverwereld, het decor veranderde. Een regievondst vol bekoring, die haar fonkeling strooide over het geheele werk. Doch binnen de bedrijven vierde de lach hoogtij, de kleurige uitgelatenheid, en wij kunnen Reinhardt geen ongeluk geven, dat hij dit stuk naar dezen kant overhaalde, het zwaartepunt zocht en vond, langs den geillumineerdën weg, in de garconnière van Olivia's gecomprometteerd huis, bij Sir Toby en den jonker, en den major-domus in nachtgewaad. Wat van deze tooneelen gemaakt is, gebonden ongebondenheid, is meesterwerk, Dreven ze de grap wat ver, de dikke Diegelmann en de onweerstaanbaar vage Hans Wassmann ? Ik geloof, men zou dit samenspel, dit precies raak jongleeren met niets dan woorden, die ze elkaar toekaatsten, opvingen, of achteloos lieten glippen, eens van mindere krachten moeten zien, om naar waarde te kunnen schatten wat deze twee komieken", op Reinhardt's fantaisie, daar klaarspeelden. De, op de spits gedreven Malvolio" van Werner Krauss, meer hofmaarschalk dan hofmeester, grand seigneur, die embonpoint miste, toonde aan den lijve wat hem door den regisseur was geleerd. Woordelijk toonde bij dit. De rol was niet uit de verf en sprong uit het kader. Maar bij Diegelmann en Hans Wass mann was dit stadium overwonnen, hun overdrijving" drukte niet. Tusschen dat te-veel en te-weinig op het tooneel dobbert het eigenlijk altijd. Engelsche tooneelspelers, ook de minst begaafden wij zagen het dezen winternog weder aandeTimbertown follies hebben het maatgevoel op alle andere too neelspelers vór, zij doen, of liever zij laten van nature wat den Franschman door de conventie, den Duitscher door den teugel moet worden belet. Deze laatste zal altijd door de overdrijving heen moeten om het evenwicht te vinden en alleen de grooten onder hun kunstenaars zijn zoo ver. Uit de zes voorstellingen, die het Deutsche Theater" in Nederland gegeven heeft, is sterk deze bedoeling gebleken: uit alle rollen te halen wat erin ligt, geen hoekje van het tooneel leeg te laten, geen draad onges-ponnen In Macbeth'1 speelde een, zoo op het oog, tienjarig kind de rol van den kleinen Macduff en dit kind vulde het tooneel. Het dochtertje van vrouw Wolff (in de Biberpelz") was een figuur, zij beeldde uit. Het was de regiseur, die zich in dit kind manifesteerde en ze overdreef om dat zij het vermogen om, in de goede richting, te geven en te nemen nog miste, niet be kwaam was om uit de bedoeling het eigene, overwogene, omlijnde te zuiveren. Veel volwassen spelers zijn, komen, niet verder dan deze kinderen en Werner Krauss, oogenschijnlijk een knap acteur (zijn Maldroomden en in de glanzende rijst-velden, waar boven 't schillende groen de gele hoed opkleurt van den rustigen landbouwer. Maar o! hoe heb ik hem gevoeld, de Geest van China, in de wereld-wijze filosofie der groote chineesche denkers, in hun strenge, statige schriftteekens vol symbool en sug gestie, in hun rustig oprijzen tot die hoogste goddelijke hoogten, het Fai Ki", den buitensten grens, waartoe het menschelijk denken komen kan, en waarachter het godde lijk mysterie bloeit. Hoe is hij te vinden ook in de chineesche kunst, die kunst, die geestelijk van wezen is, die niet de uiterlijke vormen zoekt der wisselende verschijningen, maar de onzicht bare, geestelijke essence van het goddelijke, dat achter alle zichtbare vormen eeuwig leeft! Het is de Geest van China, die mij 'be houden heeft in 't leven, die Geest, die z sterk en machtig is, dat bijna alle europeesche diplomaten, lang in Peking wonend, chineesch worden in hun denken en voelen, en niet meer hun westersche rijk maar, zonder het te weten, China als hun vader land gaan voelen. Het is de Geest van China, die mijr Hollander, tot een chinees gemaakt heeft, die voelt als China's groote Wijzen, en die zijn fel-bewogen leven slechts kan dragen door de ster,kte en de rust o ja, vooral de rust die den chineeschen kun stenaar-wijsgeer telkens weer het groote evenwicht doet houden in de wilde wisse ling van sensaties en emoties en gedachten. Het is de Geest van China, het wondere rijk van het Midden, die Confucius de heilige leer deed uitleggen van de Chung Yung", van het onveranderlijke Midden, waarin de mensch zich concentreert om het goddelijke te vinden en zich onsterfelijk te weten Het is de Geest van China, die mijn pad door het leven gebaand heeft, dat pad, dat Confucius Tao noemde, leidend naar het goddelijke mysterie, dat Lao Tsz' k Tao noemde, er bij verklarend dat gén naam kan hebben, die uiterste grens", dat Fai Ki", waarvoor het menschelijk denken stil staat, en waar alleen dat andere allerhoogste intellect toe reiken kan, dat de goddelijke Intuïtie is O! Geest vanXhina! Niet het scherpe, maar onvruchtbare intellect der Oosterlingen, maar enkel de Intuïtie, die mysterieuse voelhoren van het Oosten, kan u ooit aan raken Anti-Semitisme Ik bemerk dat ik met mijn stukje oover Reinhardt Joodsche harten gekrenkt heb en ik acht het noodig deeze kwestie even oopenlijk te bespreeken. Het is met mijn anti semitisme precies als met mijn anti-duitschheid. Ik meen dat de vuurigste joodsche natio nalist eevenals de meest oprechte Duitscher juist zou kunnen spreeken zooals ik deed. Ik kom niet in opstand teegen het Joodendom of een joodsche beweeging, inteegendeel het Joodendomen de joodsche beweeging heeft mijn \olste sympathie en bewondering. Maar juist daarom signaleer ik die kwali teiten die de joodsche natie bij andere volken antipathiekmaken. Dat zijn raseigenschappen, die volstrekt geen reeden behoeven te zijn om de joodsche natie met haar groote volio" en zijn Jacob Engstrand" in Gesprenster" waren naar den letter af) leek mij zulk een speler, die van het aan geleerde geen syllabe had durven verliezen, en bijgevolg zijn doel voorbijschoot. Doch deze spelers zijn in een stuk toch van waarde: zij dekken met een volledigen spel-inhoud het geschreven werk, zódat het als een, zoo sterk mogelijk ver antwoord, brok leven voor den toeschouwer oprijst en in allen deele een indruk laat. Voor ons tooneel, waar soberheid" zoo dikwijls verkapte armoede inhoudt, waar de speelfantaisie een stuk somtijds zówei nig sterkt, dat het als een snipper papier over de planken waait en flauwer herinnering laat dan het bij enkele lezing-voor-onszelf zou hebben gedaan, lijkt mij de kracht door overdrijving het te-veel" dat deze Duitsche voorstellingen in het algemeen kenmerkte, een voorbeeld, dat tegenover veel angst vallig te-weinigs1' zijn waarde hebben kan. Wanneer wij, de prestaties dezer verschil lende acteurs overziende, in aanmerking nemen, dat zij voor ons nieuw" zijn, dus daarin reeds een voorsprong hebben op onze eigen tooneelkunstenaars, dan komen we tot de slotsom dat, met uitzondering der drie zeer grooten (Paul Wegener, Else Lehmann, Rose Bertens) het meerendeel niet boven de middelmaat uitstak. Doch tevens, dat deze menschen voortreffelijk onderlegd en geleid moeten zijn om in zes zóver schillende, hooge eisenen stellende vertoo ningen, een stellig boven de middelmaat uitrijzend, aldoor levend geheel" te kunnen vormen. Hauptmann's Biberpelz", eine Diebscomödie, die in zijn soort classiek mag heeten, werd eenige jaren geleden doorstiet Lessing-Theater onder Dr. Brahm's leiding te Amsterdam vertoond, eveneens met Else Lehmann in de hoofdrol. Het leek mij toen, niettegenstaande Emil Sauer, als den Ambtsvorsteher von Wehrhahn, naar mijn her innering, sterker tegenspel gaf dan Hans Wassmann, die wel den goeden jonker-toon trof, doch daarin weinig kleur bracht, meer een vertooning-met-een-ster. Van de bij figuren, die thans allen uitkwamen en met elkander een prachtig levenden achtergrond vormden, was mij nagenoeg niets bijge bleven. Zeker, ook hier was: overdrijving, charge. Maar kan het stuk dit eigenlijk niet lijden? Een blijspel is het toch, en levenswaar bleef het, ook onder Reinhardt's lei ding. Voorbeeldig vond ik (na Totentanz" het beste samenspel dat ik van dit gezel schap zag: het verhoor op de secretarie. Dat was van een humor, een stemmings tinteling, kostelijk! Ook de decorateur, Ernst Stern, lijkt mij met geen decor zoo gelukkig geweest als met dit lokaal", gelijk het daar in sneeuwlandschap lag en door de figuren werd gestoffeerd. Else Lehmann's onvolprezen waschvrouw Wolff gaf ons daar een volkomen gaaf genot. Zooals ze met haar miserig dochtertje binnenkwam en afwachtte... Die onschuldige houding, dat malicieuse gezicht, die vloed van overtuigend-misleidende gebaartjes, heel dit, van leven trillende stille spel, terwijl de mannen twistten. In het groote gebouw" was zij niet altijd het stuk is deugden gering te schatten. Maar het be hoeft niemand te .kwetsen wanneer ze on omwonden worden besprooken. Ieder ras heeft zijn gebreeken, de Engelschen hun zelfooverschatting, de Hollanders hun klein geestigheid en angstvalligheid. Juist omdat ik de joodsche beweeging zoo schoon vind, ergert mij de zucht naar het luidruchtige en uiterlijke en het gemis aan fierheid der Jooden zelve. Dat geldt natuurlijk niet voor allen. Men bedenke dat ook Liebknecht een jood is, thans wel de meest fiere en heldhaftige onder het Duit sche volk. De joodsche beweeging, zooals die zijn woordvoerder vindt in een man als Jacob Israël de Haan, kan ik niet hoog ge noeg bewonderen en prijzen. Maar als ik zie hoe de duitsche Jooden zich schamen voor hun afkomst, hun joodsche namen ver anderen en spreeken van wir Germanen", als steunpilaren van het Pan-Germanisme, dan komt er een zeekere ergernis en ver achting in mij op. Het zou mij schooner en waardiger voorkoomen als de duitsche ]ooden deeden als de Ieren en zich verzetten teegen hun oude verdrukkers, dan dat zij zoo als nu hun bloed storten voor een Regee ring, die tot voor korten tijd eenen Jood niet waardig achtte om den officiersrang in het leeger te bekleeden. Ik hoop dat deeze enkele woorden mijn gezindheid duidelijk hebben gemaakt. FREDERIK VAN EEDEN IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiimiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii JAN LUIKEN DE ZIELE GESTADIG TEGEN DEN STROOM DER ZONDEN OPROEIJENDE Al ben ik moede en mat geroeid, op deezen stroom der zondelijke lusten, die stadig na beneeden vloeid, noch denk ik niet te beiden, noch te rusten. Want deed ik dat een kleinen tijd, ik zag mijn werk verijdeld en verlooren, Wij btceven altoos even wijt, en kwamen nooit ter plaatse daar wij hooren, bovendien in dialect geschreven te ver staan, doch te volgen was ze woordelijk, en ik ken van deze groote actrice geen rol waarin zij grooter is dan in dit klein-bedrijf van Hauptmann's dievenspel, dit kantig en gewikst gewonnen pleit, met den triomfantelijken afmarsch! Van de zes voorstellingen (Lessing's reliquie Mina von Barnhelm" heb ik tot mijn spijt verzuimd) heeft Gespenster" mij het minst bevredigd. Mijn herinnering aan de Ibsen-voorstellingen van Dr. Heine's ensem ble" heeft ze althans niet geslagen. Goed was ze, doch ook niet meer dan dat.. De kamer, zon-geel behangen, miste al dadelijk het licht- en luchtlooze, de muffe somberheid, waarin een levensdorstige naar adem hijgt. Van den regen buiten drong geen druiling naar binnen. En de Frau Alving" van Else Lehmann, boeiend in de hoogste mate doch tevens irriteerend, was te... los, te geestig bijna, om ons te doen gelooven dat kamer heer Alving uit reactie tegenover déze vrouw zou gekomen zijn tot een verzet tegen alle redelijkheid. Neen, deze vrouw was niet de van huis uit steile en koele vrouw, die door het leven murw geslagen, verteederd en ver ruimd wordt, deze was zelve een van op gekropte levensdrift tintelende, die haar home" onder alle omstandigheden tot iets belangwekkends (nooit tot iets doodsch) zou hebben gemaakt. Eene die, er eenmaal uit, zich door geen dominee zou hebben laten terugvoeren! Hoe hunkerde Else Lehmann's Frau Alving om, eindelijk,... uit te kunnen pakken, hoe blij was ze met de trieste aanleiding zich te mogen bevrijden van dien jarenlang gedragen last! Onder deze verlichting voelden we zelfs het leed, het verbijsterend moederleed om den zoon die verdoemd is, schuil gaan. En al deze aandoening uitte zich in klein gebaar Menschelijk was haar uitbeelding, boeiend, ik herhaal het, tot in de fijnste schakeering, doch het was Else Lehmann, die ons gevan gen hield, niet mevrouw Alving. Dat op deze krachtige, min of meer moquante geest een dominee Manders vat zou hebben gehad, dat zij steun-zoekende liefde in haar hart zou hebben gedragen voor hém, het wil er bij ons niet in, nog minder dat zij daarop na twintig jaar zou zinspelen zonder zich voor zichzelve te geneeren Jannings speelde dominee Manders vol ledig conventioneel en door dit, keurig naar den letter spelen van een in haar wezen toch wel verouderde rol, werd de klove tusschen hem en mevrouw Alving nog grooter en verkreeg datgene wat we in Ibsen's streng werk moeilijk meer verwerken, overbodigen nadruk. Wij verwonderden ons, in stijgende ongedurigheid, over het geduld waarmee mevrouw Alving den stumperigen idealist, wien zij ten eenenmale ontgroeide, aan hoorde en in haar belangen betrok. En het prachtig geschreven gesprek in I, dat, mits de spelers naar elkaar toespelen, niet verouderen kan omdat het als kunstwerk aan geen tijd gebonden is, viel in deze vertooning lang. De niet-getroffen nuance deed zich te meer gelden doordat Paul Hartmann de rol van Oswald, den erfelijk belasten, voorvaders zonden boetenden eenigen zoon der Alvings, O, Wijze Stierman geeft mij kracht, en houd het roer des levens In uw handen, terwijl wij roeden dag en nacht, door wind en stroom, zo lange tot wij landen aan 't hoekje daar wij moeten zijn 't Volbragte werk laat zoet en veilig rusten; te vroege rust baart rouw en pijn, en veel verdriet, dat laat ons nimmer lusten. Roei aan mijn geest, roei aan met moed. Gestadig werk komt nog wel eens ten ende; na 't bitier proeft men best het zoet, de vreugd is schoonst naar droefheid en elende. Roei aan mijn Geest, roei aan met kracht, tot gij de reis hier hebt volbragt. F. v. E. iiimiiiirimiiimiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiliiiiiiiiiuiiut Inhoud van de Mei-Tijdschriften: De Gids: Herdenking van Shakespeare op zijn SOOsten dnodsdag (23 April 1916), door dr. W. G. C. Byvanck. Aan vaarding, door Karel Wasch. Holland. Wezen en waarde van ons nationaal karak ter, door Just Havelaar. Non victa, door dr. Jan Veth. Kleine criminaliteit, door mr. J. R. B. de Roos. Nerveuze liederen, door Jan J. Zeldenthuis. Deirdre en de zonen van Usnach, door A. Roland Holst. Verzen, door J W. Schotman. Aanteekeningen en opmerkingen. Het tooneel, door J. de Meester. Buitenlandsch over zicht. Bibliographie. Vragen van den Dag: Prof. dr. J. J. Hartman, Hoe een heiden en hoe een christen over. het leven denkt. Mr. J. L. M. Eggen. De Vlaamsche Universiteit en de benoeming van haar hoogleeraren. A. M. de Jong, Litteratuur en onderwijs. W. L. Brocades Zaalberg, Scheik. Ing., Oude natuurweten schappelijke hypothesen in een nieuw licht. F. K. Endres, Konstantinopel.. Biblio graphie Eduard van Biema, Iets over Japansche handelszeden. Dietsche Stemmen: Frans Fromme, De Toostand van 't Plattduutsch. Prof. dr. H. D. J. Bodenstein, Afrikaans of Ne derlands. E. van Vlemincxhove, 1648. C. Gerretson, Hollandsche Kroniek. E. N. Rieijens, Vlaamsche Kroniek. Prof. dr. H. D. J. Bodenstein, Suid-Afrikaanse Kroniek. J. A. Nederbragt, Econ. Kro niek. Dr. Derk Hoek, Perskroniek. Boekbespreking. verschillende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 modern opvatte, en, in tegenstelling met Manders, geheel naar binnen speelde. Een Oswald" zooals we ons niet herinneren er ooit een te hebben gezien en daarom vooral belangwekkend. Zijn spel gaf nauwe lijks de ziekte" (hersenverweeking) het ge val" miste ditmaal alle traditioneel uiterlijke kenteekenen, het ging niet naar den waan zin Wat Paul Hartmann gaf, was iets oneindigs treurigs, en zoo zag hij er ook uit: een goor, van angstige vertwijfeling koort send kind, dat bij zijn moeder kruipt. Een mensch met gefolterde hersens. Ik heb nog nooit iemand op het tooneel zó'n hoofd pijn zien hebben. Doch de oplaaiende levens lust, de wreede gretigheid, die met haar laatste levenskracht de gezonde Regine opeischt als een prooi, was in dezen Oswald niet. Hij droeg zelfs niet het lichte zomercolbert, dat Ibsen voorschrijft, alle verzet ontbrak in dezen hulpelooze. Hoe ver Hart mann afweek, voelden we sterk op het oogenblik dat Frau Alving champagne voor hem bestelt. Om die champagne vroeg hij ter nauwernood. Zoomin als, in zijn waan, om die Sonne". Gelaten, als een martelaar, zien wij hem den dood ingaan. Maar tragisch, een sterken en... aestetischen indruk nalatend, was het ongetwijfeld. Van Werner Krauss' Engstrand" spraken we hierboven, er ontbrak niets aan, het was knap en volkomen de figuur, maar hij maakte de heterogene, een beetje rammelende ver tooning niet beter. En Regine was mij toch te veel kamerkatje. Met Gespenster" is de reeks van zes voor stellingen, verdeeld over Rotterdam, den Haag en Amsterdam, besloten. Rotterdam heeft het belangrijkst deel gehad, het grimmig Macbeth", de vlijmende vertooning van Totentanz" en het fleurig Vastenavondspel. Den Haag kreeg drie avonden, Amsterdam, waar het publiek het warmst scheen, twee. Dit gastspel" is voor de menschen die van het tooneel houden, een verkwikking geweest, een feestweek, zooals de muziekvrienden die kennen, doch die wij anderen" bij onze oorlogswinst mogen boeken. Zes voorstellingen, .waarvan er niet n aan toewijding, aan ernst te kort kwam. Geen avond zijn we zonder verwachting naar den schouwburg gegaan, geen avond be drogen uitgekomen. Wij hebben Max Reinhardt en de zijnen, den fijnen romanschrijver Felix Hollander, die om het tooneel zijn pen kan vergeten en zich met hart en ziel aan de voorbereiding van al dit tooneelwerk gaf, dankbaar te zijn voor het vele goede dat ze hier brachten. Zij hebben het aanzien van de tooneelkunst in Nederland verhoogd. Welke auteur" daarbij geweld is aangedaan, heeft mijn literaire speurneus niet kunnen ontdekken. Shakespeare, Strindberg, Ibsen, Hauptmann, ze zijn op ons too neel herleefd, en van den bijval heeft hun nagedachtenis haar eerlijk deel gehad. Gaarne erkennen wij hier even eerlijk voor het Deutsche "Mieater" een doorslaand artistiek succes. Hoeveel maal de Duitsche gezant daarbij was, heb ik niet geteld. Ik keek uit sluitend naar het tooneel. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl