Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 20 Hei
4M919
AMSTERDAMME
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer . . . . ?0.25
_Advertentiën op de h'nantieele- en kunstpagina, per regel . . 0.30
'Re'clames, per regel ..»0.40
iKHOITDi Blad*. 1: Groots Staatslieden, door
Frederik van Eeden. Minister Gor.t Taa der
. Linden, door T. H. Confetti. 2: In zake De
Toekomst", door T. H. Buiten!.-O verzicht, door
O. W. Kerakamp. itvoerbelasting, geen
Uit.vonyerbod, door H. Burger. 3: De Batterdamsche
Vrtyitaoigea, door Botterdammer. Krekehumften,
. door J. H. Bpeenhoff, Penilleton: Masiro, door
Ghristixe Hoekstra. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Bogg*. - Uit de Nataar, door A. B. Wigman.
6: Een Schilder va»het Ongeziene, door Henfi
Borèl. Eabii's Verzen,door F. v. E Amsterdam,
door Alb. Plassobaert. r- 7: Judith Drama, dopr
. J. H. Böuing, met teekeningen van O. W. Knap.
Déhuidige toestand, teekening van eorge van
Baemdonok. M»x Beger f, door Henr. Boll.
?&:. Van Sympathieke Oorlogsfoto's en een goed
werk, door B, S. Nation. Tentoonstelling van
? Ned. PoUenbakkersknnst, door Oorn. v. d. Blnis,
Des Zangers Boeping, door Notp Soeroto.
11: Finano. en Eoonomisohe Kroniek, door J. D.
Santilhaoo. 12: Spreekzaal. De Snseex en de
Tnbantia, teekening van een Tnbantia-passagier.
Anders, door Benski, met teekeningen van Henri
T. d. Velde. IS: De Vreemde Gezanten op den
Verjaardag van den Premier, teekening van Joh.
Braakensiek. Bchaakrubriek, red. dr. A. G,
Olland. Damrobriek, red. K. de Jonge.
Bt(vo»gs8l: De Koeienvanger van Hameln,
teekening van Johan Braakensiek.
lllllllllllfllllllllllllHIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIItllllll.lMlltllllllllllll
GROOTE STAATSLIEDEN
Wij gaan, in onzen tijd, met woord
bepaling en waarde-schatting op
ordelooze en roekélooze wijze te werk. Als
wij van groote" mannen of vrouwen
spreeken, dan bedoelen wij daarmee iets
zeer gewichtigs en belangrijks, maar er
heerscht niet de minste vastheid en
een?" "stemmigTieid omtrent de beteekenis en
de waarde van dat woord groot". En
.daardoor .wordt een zeer gevaarlijke
toestand van verwarring bestendigd, een
toestand die de schroomelijkste prakti
sche nadeelen teweeg brengt.
Als wij' dat woordje «groot" te pas
brengen, dan reiken wij daarmee uit, ons
brevet van allerhoogste tevreedenheid.
Mooijer kunnen wij het niet maken.
Menschelijke eerzucht kan niets beeters
begeeren dan de eer, opgeslooten in dat
woordje groot".
En die hoogste loftuiting, dat
allerbegeerlijkste naamwoordje, wordt maar
willekeurig, in 't wilde weg, toegekend,
dan hier dan daar, zonder dat iemand
eenige zeekerheid verlangt of geeft om
trent de beteekenis er van of de vaste,
algemeen begreepen waarde.
Volgens onze botte Westersche denk
wijze komt dat er ook niet zooveel op
aan. Een woord is maar een woord, een
beetje trillende lucht hoe de menschen
elkaar noemen, wat maakt dat uit, als
de handel maar bloeit en de rijksmid
delen maar toeneemen. Alsof niet alle
daden, alle materieele handelingen
voortkoomen uit waardeering, uit goed en
mooi en eervol vinden en alsof ons
doen onafhankelijk kon blijven van ons
vinden, van onze erkenning wat het
beste is.
Iemand die Rockefeller en Carnegie
groote mannen noemt, zal ook zonder
twijfel trachten, als hij de yereischte
capaciteiten bezit, de handelingen dier
menschen na te volgen. De kwalificatie
groot" wordt dan een drijvende kracht
van de aller sterkste soort. In een maat
schappij waar de meest gewikste zaken-"
man' een groot" man heet, met
algemeene instemming daar worden alle
daden van alle burgers, door die waar
deering, in een zeekere richting
gedreeven, en wel in een gansch andere
- richting dan in een maatschappij waar
de dapperste, of de zachtmoedigste, of
de vroomste groot" wordt genoemd.
De weetenschap des significa, voor
kort door Mr. I. I. de Haah tot den rang
van academische, en praktisch nood
zakelijke weetenschap verheeven, is be
stemd dan deeze wanorde, dteze anar
chie, een einde te maken.
In een gemeenschap van verstandige
menschen mag het niet vórkomen, dat
de allerhoogste eer, de meest begeerde
loftuiting, dus ook de krachtigste aan
spooring tot handelen, zonder eenige
stelligheid, zonder vastheid en eenstem
migheid wordt uitgedeeld.
Ik bedoel hiermee niet dat ieder aan
een regeerings-bureau permissie zou
moeten vragen om het woord groot" als
adjectief te gebruiken maar wel dat
het, door algemeen consent, minstens
eeven moreel ongepast zal worden ge
acht iemand die het niet verdient, een
groot" mensen te noemen, als het thans
wettelijk ongeoorloofd is om booter te
noemen wat margarine is. Dit laatste
is werkelijk een veel minder gevaarlijk
misdrijf dan het eerste.
Men zal de opmerking maken, dat wij
het woord groot" meestal gebruiken in
betrekkelijken zin, dat wij dus spreeken
van een groot schaakspeeler, een groot
biljarter, een groot financier en aldus
ook kunnen spreeken van een groot
staatsman en een groot dichter, daarmee
bedoelend: uitmuntend in hun bizonder
vak.
Maar hier is een belangrijk onderscheid
te maken. De grootheid van een staats
man of kunstenaar is een waarde van
meer absoluuten aard, geheel iets anders
dan de grootheid van een koopman of
een sportsman. Wij bedoelen er mee een
algemeen menschelijke eigenschap van
de hoogste waarde. Een eigenschap die
erkend wordt door het meest algemeene
eerbetoon, door huldiging, standbeelden,
straatnamen, biografieën, en wat er verder
tot den roem behoort.
Gover deeze stoort grootheid" wensch
ik iets pp te merken, en wel opver haar
toekenning aan staatslieden. Zij is inder
daad weinig verscheiden van de eigen
schap die Dichters, wijsgeeren en mora
listen groot" doet noemen. Maar toch
is bij staatslieden het adjectief groot"
gebruikelijk, ook wanneer de diepe, alge
meen menschelijke eigenschap ontbreekt
die den kunstenaar tot de grooten" in
zijn vak doet reekenen.
Dit is, naar mijn meening, een ver
warring, een misbruik. Een groot wijsgeer
is per se een groot mehsch. Een groot
Dichter, in ruimen zin, eeveneens.
Van een groot staatsman behoorde
men hetzelfde te kunnen zeggen, maar
dat komt niet overeen met de waarde
schatting van de meeste menschen.
Er worden staatslieden groot" ge
noemd, die deeze waardeering, in den
hoogsten zin, niet verdienen. Zij kunnen
zijn handig, voorzichtig, slim, energiek,
voorspoedig in hun plannen, welmeenend,
zonder dat zij de grootheid' bezitten,
die alleen een mensch mag maken tot
voorwerp van algemeene hulde en dank
baarheid.
Napoleon was een groot veldheer, een
groot organisator dat wil zeggen uit
blinkend in de functie van leeger-beheer
en economische organisatie. Hij was ook
een handig, gesleepen en energiek diplo
maat, maar hij was geen groot staatsman.
Hiermee bedoel ik dat hij niet had de
soevereine wijsheid, noch het inzicht in
den gang der menschelijke ontwikkeling,
noch de zelfverloochenende liefde van
den waarlijk grooten mensch.
Hetzelfde geldt van iemand die vaak
als een voorbeeld van
staatsmansgrootheid wordt genoemd, n.l. Bismarck. Deeze
was ook zonder twijfel een machtige
geest, een sterk en voorspoedig staats
bestuurder, een voorzichtig en schrander
diplomaat maar als wij de waarde
van het woord groot" niet geheel willen
verduisteren en verliezen, moogen wij
Bismarck geen groot staatsman noemen.
Zijn werk, hoe imposant ook, is niet be
stemd langer te duuren dan een betrekke^
lijk zeer korte periode, als oovergangs
vorm, zijn wijsheid was beperkt, zijn
inzicht in de menschheid en haar gang
was gebrekkig, hij was geen
waereldburger, geen vrij mensch, maar een
Pruissisch vorstendienaar, zijn functie
was een ondergeschikte. In het geeste
lijk leeven der menschen is zijn rol on
beduidend. Zelfs voor de naaste toekomst,
maatschappelijk en geestelijk, had hij
geen onderscheidings vermoogen.
Veel meer staatsmansgrootheid is aan
den dag gelegd door de stichters der
Amerikaansche republiek, door Benjamin
Franklin, door George Washington. Die
beiden, wier naam veel te weinig ge
noemd wordt in deeze dagen ver
moedelijk wel onder den druk van het
nog steeds zich handhavende
schijnkoningschap hebben uit den chaos
der Fransche revolutie, door Napoleon's
gebrek aan staatsmansgrootheid tot een
schijnbaar compleete vernietiging ge
voerd, een vasten bouw weeten te schep
pen, die ondanks groote gebreeken, toch
nog stand houdt en in onze dagen zich
voordoet als de eenige rots waarop de
democratie veilig staat.
Zooiets te doen, dat kan alleen een
groot staatsman, omdat die ook iets van
den profeet en den Dichter in zich heeft.
Wie waren de mannen die in Europa
het lot der volkeren in handen hadden ?
Het waren diplomaten van het soort van
Richelieu, Machiavelli, Talleyrand,
Metternich, toonbeelden van gesleepenheid,
steunende op en zich beveiligende achter
de autoriteit van een vorst, menschen
zonder waarachtige grootheid. Slechts
n naam kan met den eerbied genoemd
worden die aan groote mannen toekomt:
Gladstone, en nog was hij niet ten volle
de mensch die de volken noodig hebben.
Meer grootheid vinden wij in- het
weezen van den afgod der Amerikanen,
Abraham Lincoln, en als wij in onzen
grooten tijd, die toch zoo arm schijnt
aan groote menschen, zoeken naar een
figuur die wij in het aureool van groot
heid kunnen zien, dan is Wilson, als
opvolger van Lincoln, nog de eerst
aangeweezene. Met echt Hollandsche achter
docht zoeken wij nog allerlei lage en
kleine motieven voor zijn handelingen,
maar toch is hij de eenige figuur die in
de geweldige tragedie groot-menschelijke
idealen handhaaft en wijze daadkracht
toont.
Gelukkig het volk dat zijn groote
mannen eert!
Heel goed! maar hoe weet het volk
wie zijn groote mannen zijn ?
Driewerf gelukkig het valk dat waar
achtige grootheid weet te onderscheiden!/
Meent men soms dat het een zeegen
voor het Duitsche volk is geweest dat
het Bismarck als toonbeeld van staats
mans grootheid heef t geëerd en gehuldigd?
Ik zou willen zeggen dat dit juist de
ramp en de vloek der Duitschers is
gebleeken, eeven als h'et verheerlijken van
een pralend genie als Napoleon ook
Frankrijk en Europa niet tot zeegen heeft
gestrekt.
Ik heb hopren zeggen dat Holland
groote staatslieden heeft. En dan werden
namen genoemd van menschen die zonder
twijfel sterk, energiek, handig en invloed
rijk zijn, of wel varr anderen die bekwaam,
eerlijk, correct en voorzicfirtg hun be
stuursfuncties waarnamen.
Maar ik wil er aan herinneren dat
grootheid", waarachtig menschelijke
Grootheid nog iets meer wil zeggen, dat
aartoe hoort diepe, transcendente wijs
heid, vuurige liefde, een zich vereen
zelvigen met de gansche menschheid,
een dienen uit echte, oorspronkelijke
vroomheid, en vooral een hoog idealisme,
een onkreukbaar karakter, een ridderlijke
moed.
Het is noodig deeze dingen nadruk
kelijk te herhalen, al zijn ze reeds vaak
gezegd. Want als wij de standaard van
grootheid laten zinken dan dalen wij
allen mee.
FREDERIK VAN EEDEN
IMIIMIIIIMIMMimillllMlllimilMIMIIIMHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIimillllllllHIIII
Minister Cort van der Linden
bij zijnen 70sten geboortedag
Talrijke bewijzen van erkentelijkheid en,
meer nog, van hoogachting, hebben deze
week onzen Eersten Minister bij zijnTOsten
.verjaardag fret bewijs kunnen leveren, dat
Nederland zijnen persoon, en den zorgelijken
arbeid door hem aan 't land gewijd, op
hoogen prijs stelt. Het is dan ook inderdaad
geen gering bezit voor den staat, als ver
antwoordelijk minister aan het hoofd te
weten eenen man, vrij van lagere zelfzucht,
bezield van een onbeschaduwd ideaal van
plichtsvervulling, en eerbiedwekkend in het
rechtop dragen van der jaren vaak hard
vochtig juk.
Geen, die betwijfelt, dat hij de zaak om
de zaak, en naar persoonlijk inzicht dient.
Dat het geluk hem daarbij, dienen moge,
en zijn bewind ook met een goeden eind
uitslag bekronen, dit is zeker de beste wensch,
welke men in deze dagen niet alleen aan
den verjarenden premier, maar ook aan
Nederland brengen kan.
Wij doen dit des te hartgrondiger, omdat
wij, gelijk bdkend, behooren tot hen die
zich over het geheele regee'ringsbeleid door
den heer Cort van der Linden gevolgd, zoo
wel wat de binnenlandsche als wat de
buitenlandsche verhoudingen betreft, wel
eens pessimistisch en zorgelijk gestemd ge
voelen.
In de binnenlandsche politiek de
partijoneenigheid op hetzelfde oude, vaak klein*
geestige plan. De volksvertegenwoordiging
beneden de hoogte van hare taak. Op aller
lei gebied ontevredenheid, maar gemis, aan
dégroote organiseerende kracht, die 't ver
trouwen kan schenken dat hierin zooveel
mogelijk wordt voorzien. De positie van
het vrijzinnige ministerie bedreigd door
verkiezingsgebeurlijkheden, waarvan men
zich nog te weinig rekenschap' geeft.
Wat de buitenlandsche verhoudingen be
treft, blijven trapsgewijze de drie gevaren voor
oogen. Gedurende den oorlog: het er niet
langer buiten worden gelaten. Tijdens de
vredes regelingen: aanslagen opons grondgebied
of onze internationale rechten. Op den
langeren duur: de penetratie van den
Duitschen buurman.
Daartegenover is ons openbare leven te
weinig van levendig bewustzijn en duidelijke
perspectieven vervuld; middelmatige sleur
of particuliere belangen hebben te grooten
invloed; de partijstrijd leidt tot inwendige
verzwakking; de toestanden van de
weermacht zijn en blijven zorgelijk; en de
nationale geest is weer in zorgwekkende
mate vervluchtigd.
Noch op een binnenlandsche crisis,
des te ernstiger als men de bedenkelijke
Duitsche neigingen van een deel der
rechtsche leiders in aanmerking neemt, noch
op een internationale catastrophe, is ons
volk genoegzaam gevat. En dit is het, wat
met zorg vervult.
Het is onnoodig, dit alles te verbloemen.
Voor een belangrijk deel zijn dit de uit
vloeisels, de noodzakelijke uitvloeisels van
het beleid, door het Ministerie Cort van der
Linden gekozen.
Deze regeering zoekt immers niet te zijneene
regeering van kracht en van energie n van
levendigen volksgeest.
Zij heeft veeleer zich als stelsel gekozen
een beleid van (tot op zekere hoogte al
thans) meegaandheid en afwachten, door
zieken en ingehoudenheid.
Men krijgt zeer duidelijk den indruk, dat
hier niet zoozeer, althans niet bij den pre
mier, van een ongewild te kort, als van een
vol zelfvertrouwen aanvaarde methode
sprake is.
En ontegenzeggelijk heeft deze methode
in verschillend opzicht tot dusverre niet zoo
nadeelig gewerkt. Proefondervindelijk is zij
alsnog niet te weerleggen.Wij zijn van den dag
tot den dag buiten den oorlog gebleven; het
politieke stroompje kabbelt rustig door;
en zelfs door de incidenten komen wij,
zonder al te veel kleerscheuren heen.
Maar het blijft de eigenaardigheid van
deze methode, dat de groote beproevingen
haar dan ook uit den weg moeten blijven.
Hoe het kabinet Coit van der Linden er
voor zal staan, wanneer de rechtsche par
tijen, gebruik makend van de natuurlijk op
allerlei wijze gevoede oppositie, eensklaps
een grootere macht kunnen uitspelen, en de
steun van de nu zoo getrouwe volgelingen,
daartegenover te kort schieten moet?
Hoe Nederland er voor zal staan, wanneer
eens op een dag zware en onontwijkbare
internationale moeilijkheden ons mochten
overvallen, en de uiterste nationale geest
kracht noodig zal zijn?
Wij vreezen steeds, dat in 't stelsel Cort
van der Linden te zeer gerekend wordt, dat
men dit soort van gebeurlijkheden ontzeilt.
Dat kan ook zeer wel 't geval zijn, wan
neer het geluk dienen blijft. En dan zal de
politiek van dit tijdvak achteraf als een mees
terlijke mogen worden geprezen, terwijl wij
ons allen gelukkig mogen prijzen bovendien.
Als er echter ons iets anders mocht over
vallen, dan, vreezen wij, zal diezelfde poli
tiek moeten worden bejammerd en verzaakt,
omdat zij, in voortdurende zorg den nood
niet aan den man te laten komen, niet ten
volle voorzien heeft in het geval, dat de
nood toch aan den man komt.
En deze mogelijkheid blijft bestaan,
ofInzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .ConfettC'.
Een onzer lezers zendt ons de volgende
mededeelingen:
In een Belgische tooneelvoorstelling,
Dinsdag in den Haag gegeven, wordt
op een feestmaal de Brabanconne" ge
speeld, die door het publiek met hand
geklap werd begroet.
Ons deed dit, in deze omstandigheden
zeer," schrijft het Vaderland (ochtend
blad van 10 Mei.)
Er wordt gevraagd een tooneelschrijver
om ten spoedigste een nationaal stuk te
leveren, waarin prof. Sleeswijk
Deutschland, Deutschland ber alles" zingt, om de
tooneelcriticus van het Vaderland van het
zeer" te doen bekomen.
*
Er mocht eens een Duitscher voorbij
komen l"
In de tijding-zaal van de Haagsche Courant
wordt iederen week de plaat van de Groene"
op een in het oog loopende plaats tentoon
gesteld.
Onlangs heeft men de plaat vergeten te
verwisselen toen het de Tubantla" betrof.
Hetzelfde was het geval met de plaat van
John Buil in kaki met het onderschrift:.Dat
is jouw schuld, Wilhelm."
*
Alle Nederlanders zonder uitzonde
ring harken in het oog des Heeren." (Tijd)
Ze konden het eerbiediger ergens anders
doen.
Een mijner vrienden bracht het tot
zelfmoord." (Ermann, S. J. in De Tijd)
Verder heeft die vriend het niet kunnen
brengen.
Wie goed luisterde, kon bemerken,
dat het tegendeel geleverd werd van
het bewijs van onjuist citeeren." (Msbd.)
Wij citeeren dit hopen wij juist!
*
W. B. seint uit Berlijn: .
De politie stichtte een speciale a/
deeling die zich met het ongeoorloofd
uitbuiten der bevolking zal bezig houden.
(Alg. Hbl.) ?
Ookpolitie-agenten specialiseeren zich dus!
Een lezer van de Haagsche Post"
zou gaarne willen weten of de
Waaldorpsche Vlakte een geschiedenis
heeft, of zij natuursvorming is of ge
volg van afgraven en van wanneer ze
haar ontstaan te danken heeft."
O. i. heeft ze haar ontstaan te danken
van een vroegere natuursvorming.
UU het orgaan der Vereeniging
Nederlandsch fabrikaat.
... Wij stellen nu voorloopig voor elke
dame, kosteloos toegezonden,
vijfsluitzegels beschikbaar.in de hoop, dat... enz.
Wij onzerzijds kunnen hoezeer het
streven der vereeniging ons ook sympathiek
is onze instemming niet betuigen met
dezen handel in dames.
Trouwens, dat is verboden!
*
De Fransche luitenant D'Humières,
die wegens ongesteldheid van het eiland
Urk, naar Utrecht was overgebracht."
(Msbd.)
Als nu Utrecht maar gezond blijft!
Na afloop der plechtigheid speelde
onder roerlooze stilte het orgel de
Brabanconne." (Msbd.)
Ondanks de roerlooze stilte van het orgel
wist men toch, dat het de Braban?onne was.
Gisteren legde de politie beslag op
een partij wagensmeer, die met mar
garine vervalscht was." (Handelsbl.)
Met zekerheid is niet vast te stellen, of
hier een zetfout is ingeslopen of niet.
imiiiiiiiiiiiiiiiiiimii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMII
schoon niemand haar zeker voorspellen kan,
en de onheilsprofeten wellicht geheel onge
lijk zullen krijgen.
Zoo maakt de politiek van den heer Cort
van der Linden eenigszins den indruk van
iemand die nullo speelt, waarbij men de
kansen zoekt in de zwakheid en niet in
de kracht.
Ongetwijfeld is dit wel vaker
Nederlandsche politiek geweest en soms ook succes
vol. Soms echter k niet. Wij zien eene
merkwaardige gelijkenis tusschen onze tegen
woordige staatkunde, en die van den raadpen
sionaris Pieter Steijn, die in de 18e eeuw gedu
rende bijkans 25 jaren eene bekwame neutrali
teitspolitiek voor ons land, de politiek van
menageeren", heeft gevoerd.Maar het eind is toch
juist ook toen geweest, dat Nederland, inwen
dig verdeeld, onvoldoende voorbereid en in