De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 20 mei pagina 9

20 mei 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

20 Mei '16. - No. 2030 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND Ingang van het Kamp Van Sympathieke Oorlogsfoto's / en een goed werk Een Gevdngënkamp in DuilscMand Het is alweer zoo lang geleden, twee jaren bijna! En oorlogsjaren tellen tiendubbel... Ook is het een simpel gebeurtenisje, dat zich sindsdien duizendvoudig herhaald heeft; ?daarvan getuigen de geïllustreerde bladen van alle landen. Langs den breeden landweg, die de verfbindingsllnte volgt der Duitsche troepen in Noord-België, komen soldaten,... vanwaar?, uit Polen misschien? en waarheen?... zij ?weten het zelve niet. Voor het meerendeel zijn het mannen met ?snorren, en ruigbehaarde wangen; ze zijn ?ernstig en moe, en zingen sentlmènteele Heimats"-liederen. , Wanneer het rust voor hen is, bij enkele ?huizen, die een gehucht vormen aan den ?langen, stoffigen weg, werpen zij zuchtend ihunne zware ransels af, en rekken zich uit. ? n vcouw met een kind staan aan den ?weg, en p eens gaat een der soldaten naar hen toe, neemt het kind in de armen, en speelt ermede. Met zijn hand beduidt hij .de vrouw: wvJJf," vijf"... ich, zuhaus...!" En het kind, de vrouw en de landweer<man lachen tezamen... Een foto voor die Woche" zegt mijn ?reisgenoot onderschrift: Freunaschaft im Feindeslande, of: Wie die Feldgraaen ?es sich angenehm machen in Belgien." Het is alweer zoo lang geleden, dat ik dit Zouaven zag, en sinds hebben de geïllustreerde bladen het ons zódikwerf vertoond: Duitsche sol daten mef: a lachende Polen, b lachende Beige", c lachende Serven, d lachende... ja, welke overwonnen natie telt er niet on der hare zonen of dochteren, die lachend afgebeeld zijn met Duitsche soldaten? En de moraal van dit alles is het woord: ,wlr sind keine Barbaren," ? . ? Intusschen heb ik beter steun gevonden voor deze bewering, dan de dikwerf smakelooze fotografische vereeuwiging van eene inderaard kortstondige glimlach-reactie tusschen twee weinig actieve elementen als: een goedige soldaat en een domme boerenmeid. En ook deze is tendeele fotografisch, dus onloochenbaar. Ik bedoel hier eene brochure, geschreven door professor D. Carl Stange uit Göttingen, over het daar gevestigde krijgsgevangenen kamp. Hij beschrijft daarin het leven der Russi sche Fransche, Engelsche, Belgische en gekleurde krijgsgevangenen in een der best Ingerichte Gefangenen-lager" in Duitschland, en voegt daarbij een aantal foto's. Een Duitscher zond dit boekje aan een zijner Hollandsche vrienden, en schreef als opdracht: Infreundlscher Verwertungin vers hnendem Sinne bersand von... (volgt naam)". In deze opdracht ligt dus aanstonds een sympatiek oogmerk besloten. Hier niet de dikwijls braniachtlge Duitsche reclame en Schotten pocherij op het systeem" en het onnavolg bare", doch slechts de simpele getuigenis van een naar beste krachten uitgevoerde plicht: het verzorgen der gevangen vijanden. Professor Stange vertelt van de voor treffelijke hygiënische inrichting van het kamp, van de leeszalen, de keukens, de recreatie-gelegenheden en de sport-terreinen; hij verhaalt van de Engelsche en Fransche kamp-bladen en van de concerten en tooneelvoorstellingen, en(h% weet van de goede qualiteiten zijner lands-vijanden te gewagen... ... En tóch... en toch, het dient ge zegd, hoewel de schrijver er zich niet van bewust is toch is er een droevig, een intens droevig eti muf luchtje aan dit geschrift. Het is geschreven met de liefde, die de directeur van een armenhuis, de bestuurder van een tehuis voor dakloozen, zijne inrich ting toedraagt. De naïeve vroolijkheld der recreaties draagt het droeve kenmerk van gemoederen, machteloos worstelend tegen eene geestelijke depressie, waartegen Unterrichtskurse" en Vortrage" en Lesehallen" geen medecijn zijn. Het herinnert alles, hoewel in het groot, aan de geest in een gemobiliseerd leger, dat nog in vrede leeft, en waarvoor ont spanning en ontwikkeling" vaak ledige phrasen blijven. * . * Maar wat wél de moeite waard is, dat is hetgeen de schrijver zegt van de psyche en onderlinge verhouding der verschillende natieën in het kamp; van de aard der ontspanningen: rethorische voordrachten door Vlamingen, coon-songs zingende en boksende Engelschen, en slaperige Russen. Onder de .7000 kamp bewoners zegt hij worden goede krachten gevonden. Vooral onder de Franschen en Belgen zijn de artistieke eigenschappen flink vertegenwoordigd; onder de Russen vormden slechts enkele studenten een groep, die voor andere dingen in aan merking kwam dan lees- en schrijf-cursussen. De groote massa der Russen bleek echter zeer muzikaal, zoodat een koor gevormd kon worden. Ook het gros der Engelschen Is vermoedelijk door het gehalte van het leger in het begin van den oorlog niet zeer beschaafd; daarbij kwam, dat de gevoelens die iedere Duitscher toentertijd tegenover de Engelschen koesterde, niet van dien aard waren, dat hij gaarne veel voor hen wilde doen. Dit is echter langzamerhand veranderd. Onder de Belgen is natuurlijk de taalstrijd niet verflauwd: tegenover elkander staan de kamp-bladen Le Camp de Göttingen" en Onze Taal." Alle kosten voor het vermaak der -gevan genen, worden door henzelf, of door neu trale naties gedragen; de Duitsche regeering stelt principieel geen geld daarvoor be schikbaar. Nadat de schrijver gesproken heeft over concerten en voorstellingen, vervolgt hij: Men zou kunnen denken, dat, de ernstige toestand in aanmerking genomen, de ge vangenen teveel te genieten krijgen. Doch In de Studiezaal iedere gevangene op zichzelf geniet slechts weinig, hoogstens n?Untherhaltungsabend" in de 14 dagen... en dit is wel noodig, om de troostelooze druk van het lange wachten en het gemis aan vrijheid, te kunnen blijven dragen. Een Sommerfrische" is het kamp niet! * . * Wij nemen een paar foto's uit de brochure hierbij over. Misschien zullen zij ,zooals het geheele werkje, een oogenbltk de gedachte inspireeren van het is daar zoo kwaad nog niet..." Doch aanstonds speurt men de ondragelijk muffe zwaarmoedigheid van een armenhuis stemming, van een tehuis voor dakloozen... Er is vermaak, zeker, en er is gelegen heid tot ontwikkeling; maar hoe pover is" het vermaak, hoe somber de studeer-cel. Eenerzijds is er het eerlijk, ingespannen pogen tot vervolmaking, en anderzijds de ingespannen worsteling tegen geestelijken ondergang. En te meer is dit te waardeeren, waar het arbeiden is tot het heil van lieden, die nu eenmaal vijanden zijn; waar de worste ling voor geestelijk leven zwaar en inge spannen moet zijn, terwijl het gemakkelijk is te liggen, en te droomen van het verre vaderland... zooals de Russen doen, zwij gend, of zacht melancholiek tesatnen zin gend, turend op de lage heuvelglooiingen van het Wesergebergte. H. S. Het Engelsche Theater iiiiiiiMiniiiiiiiiiimttiiimnliiiiiiiiiuniiMiiiiiiiii Russen Russisch Orkest Vlamingen Nationale tentoonstelling van Nederlandsche pottenbakkerskunst in den Larenschen Kunsthandel te Amsterdam ,.. Voorop stellende dat een tentoonstelling van pottenbakkerskunst evengoed bestaans recht heeft als een schilderijen- of ander soort expositie, zouden we ons toch zoo'n tentoonstelling van kunstwerken eenigszins anders voorstellen. Eigenlijk behoorde deze Larensche-kunsthandelexpositie niet anders dan aardewerktentoonstelling genoemd te worden; waarom de zaak anders voor te stellen dan ze is? Men heeft een overzicht willen geven van wat men in Nederland op dit gebied maakt, klaarblijkelijk onverschillig of het wezenlijk mooi is of niet. Dit begrip vooropstellende staan we zuiverder tegen over de zaak. We willen nu wel gaarne aannemen dat de Larensche" het goed gemeend heeft, maar betreuren het dan toch dat men niet ?werkelijk het initiatief nam om alleen goede, mooie dingen, kunst dus, toe te laten. Dan had deze kunsthandel nuttig werk gedaan, in plaats van nu verwarring te stichten. Want ik vrees dat het groote publiek er min of meer inloopt, meent dat dit alles rijp is, en het kaf niet van het koren weet 1e scheiden. Ik zou mij niet in de interne aangelegen heden eener particuliere onderneming men gen, als men hier niet onze belangen (die der kunstnijveren) schade deed. Daarom meen ik te mogen zeggen, dat alleen met ?de hulp van een goede jury men in staat zou geweest zijn een werkelijke kunstten toonstelling te maken. En alleen zulk een tentoonstelling zou het publiek en den werkelijken ambachtskunstenaar ten goede zijn gekomen. Door hun werk op n lijn te plaatsen met allerhande inferieure dingen, heeft men den kunstenaar geen dienst be wezen. Merkwaardig is hier b.v. de stand" van een Amsterdatnsch koopman, die zelfs de namen van ontwerper en uitvoerder ver donkeremaand. Dit werk vertoont trouwens alle invloeden van binnen- en buitenlandsche potterij, heeft alles, behalve iets eigens. Behalve een (na) maker zal er dan ook wel geen ontwerper van bestaan. Het werk van De Kat", ontwerper G. M. Augustijn, zou iets kunnen zijn, als niet juist dat eene. het eenvoudig goede er aan ont brak. Behalve een klaardere zuiverder vorm zou dan ook het materiaal beter moeten zijn, dat is nog te voos. Zij, die het vroegere Amstelhoek-werk kenden, waarmede dit een vage overeenkomst heeft, zullen begrijpen wat ik hiermede bedoel. Een prachtige opluistering voor deze ten toonstelling zijn de 15 wandschotels uit de oude Rozenburgtijd, van Colenbrander. We zien hieruit wat een wezenlijk decoratief talent hij was, wat een compositie en kleurvermogen hij in zich had. En wanneer wij daarbij vergelijken wat hij de laatste jaren deed, en de voorwerpen zien, naar zijn ont werpen in Gouda uitgevoerd, dan kan ons dat niet opgewekt stemmen. Bij deze stand" van Gouda (Plateelbakkerij Zuid-Holland) dient merkwaardiger wijze Colenbrander als vlag" om de overige lading te dekken. Deze firma wil klaarblij kelijk alleen ontwerpers vermelden, wanneer zulk een naam aan het koopmanschap ten goede komt. Het werk van St. Lucas" (zeepbellenstijl) heeft mij nooit kunnen bekoren. Eenig werk van wijlen G. J. D. Offermans lijkt mij het best. Het z,,g. nieuwere genre, door Heytze ontworpen, is wel wat veel een cubistisch trucje, hinderlijk door de zeer In een der zalen van den Larenschen Kunsthandel onrijpe, ondiepe kleu ren. Over het werk der Arnhemsche fayencefabriek is maar bet:r te zwijgen. Het werk der Delftsche fabriek De Porceleine flesch" heeft alle bekoring van degelijk, mooi materiaal en goed verzorgde uitvoering. Jammer, al is het misschien niet immer rechtstreeks, zijn het toch copiën, of al-te sterk op de Perzen gebazeerd en ik geloof dat dan de origineele Perzische potterij het zal blijven winnen. Toch is dit wel een der mooiste inzendingen op de tentoonstelling en het wekt onwille keurig onze bevreem ding dat deze geheele zaak drijft op slechts n ontwerper, de heer Leon Senf. Qok Chris Lanooy uit Gouda heeft hier een goede collectie, hoewel we mooier werk van hem gezien hebben. Klaas Vet uit Arnhem, wiens werk geheel afzonderlijk is uitgestald is niet heel gelukkig vertegenwoordigd. Door deze pottenbakkerij dwarrelen verschillende geesten, sentimenten van velerlei werk. Maar de schoonheid van die andere werkers heeft het werk van Vet niet meegekregen. De grijze toonen zijn ietwat vies, onrijp en niet bereikt. In dit soort hebben we betere dingen gezien. Willem Brouwer is met zijn laatste werk een goede kant opgegaan. Sinds eenige jaren volgen we hem met belangstelling in deze richting. En toch, als de heer Brouwer niet zooveel aan de kunsttentoonstelling (duur werk) gedacht had en ons meer had gegeven van zijn in den laatsten tijd zooveel verbeterd oud werk, zelfs met hier en daar een brok bouwaardewerk er bij, wat had dan zijn inzending belangrijk kunnen zijn. Nu is er een teveel van n soort; dan had de veelzijdigheid een goeden kijk op het talent Brouwer gegeven en de groep was ook als totale aanblik verbeterd. Intressant wordt ook het nieuwe carduusaardewerk van de Distel". Er was hier een vaas van Lion Cachet, die vooral goed de charme van dat procédéaangaf. Van de overige ontwerpers in dit materiaal lijkt mij Jan Eissenloeffel het minst geslaagd, het best de heer W. H. van Norden. Typisch overigens dat bij alle ontwerpers het carduus-materiaal somber, zwaar massief toont, en de heer Cachet voor zijn wijze van versiering datzelfde materiaal een fijner aanzien geeft. Wij gelooven dat er op deze wijze nog veel moois van de Distel" zal komen. Veel nieuws gaf ons de tentoonstelling niet waar te nemen. Het publiek, dat minder Aardewerk Schotel als wij op de hoogte" is, zal er misschien belangrijke dingen ontdekken; ik hoop echter in de goede richting. Een werkelijke propagandatentoonstelling zou heel anders kunnen zijn en een causerie ?ter plaatse zou wel leiding kunnen geven. Brouwer schreef in den catalogus een grap pige, Brouweriaansche inleiding. Deze waardeerende is het toch niet genoeg om richting te geven tusschen deze verscheidenheid. De zwakke kant dezer tentoonstelling is er zeker niet voldoende door belicht. CORN. VAN DER SLUYS liiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiiimiiiiljMiiiiMiiMiMiiiiiiiiiiimiiimiii Des Zangers Roeping Gedicht in proza Een arme zanger kwam in een land, waar goudvelden lagen. Hij zag er de delvers zwoegen den ganschen dag. Zij zongen niet en zij rustten niet op den schoot der groene aarde. Zij woelden den grond om met spaden en houweelen en betwistten elkander het bezit van elk plekje gronds, juist groot genoeg om er hun hoofd op neer te leggen. Zij vervulden de -lucht met hun krakeelen en als hier en daar de spade stuitte op een goud-geaderden steen, dan juichten zij. Maar de echo van hun gejuich klonk als een jammerkreet. En 's nachts bij al den stillen luister der sterren en bij den geurigen adem der sluimerende aarde, kwamen spoken opdoemen, die het hart der delvers vervulden met benauwdheid. En een booze geest kwam aangeslopen, die den gouddorstigen het hart afknaagde, en een hevige ziekteteisterdedehuisgezinnen. Geen geneesmiddel baatte, geen dronk laafde. En de arme zanger zong van de schoonheid des hemels en van de mildheid der vruchtbare aarde; van de vreugde des levens en van de koelte des doods. En barsch zeide men tot hem: Houd op met uw gezang, gij bedelaar! Ziet gij niet, dat wij lijden en dat een vreeselijke ziekte ons verteert?" Maar de enkelen, die aandachtig naar den schamel gekleeden zwerver hadden geluisterd, voelden hun krachten terugkeeren in hun leden. De booze geesten werden daaruit verdreven. En toen zij des morgens de zonnestralen met uitgespreide armen begroetten; toen het blauw van den hemel zich in hun oogen weerspiegelde en het gezang van den wind en van de vogels tot hunne ooren drong, toen trilden de snaren van hun ziel in harmonie met den zang van deze blijde en schoone Wereld. NOTO SOEROTO * * * AbonnementsDrfjs f T'.ÖO per jaar.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl