Historisch Archief 1877-1940
3 Juni '16. No. 2032
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De Urgentie-Raden
De Nationale Vrouwenraad van Nederland
heeft een grootsche organisatie op touw
gezet, welke thans in hoofdpunten gereed
is. Het geldt de stichting van Raden, zgn.
Urgentie-raden, om bij dringende omstandig
heden in gebrek aan werkkrachten te voorzien.
Door het eventueel oproepen van een groot
aantal mannen uit Staats-, Gemeentebedrijven
en particuliere zaken, kan bij een plotselinge
algeheele mobilisatie stagnatie ontstaan juist
op het oogenblik dat de geheele samenleving
er belang bij heeft dat haar organisme goed
functioneert.
Het is daarom dat de Nationale Vrouwen*
raad van Nederland zich tot plicht stelt een
herhaling te voorkomen, van de dagen van
Augustus 1914, toen wegens ontbreken van
een middelpunt voor vraag en aanbod van
vrijwillige diensten van vrouwen, desorga
nisatie in de plaatsvervangende vrouwen
arbeid scherp werd gevoeld. De Nationale
Vrouwenraad wenscht thans van te voren
een goed sluitende organisatie gereed te
hebben welke, eveneens van te voren, onver
wijld de vereischte maatregelen kan nemen
welke noodig blijken om mannelijke werk
krachten op een gegeven oogenblik zonder
wanorde of tijdverlies door vrouwelijke te
kunnen vervangen. Dr. Charlotte A. van
Manen, bestuurslid van den Nat. Vrouwen
raad, is de ontwerpster van dit veel omvat
tende plan waarvan de uiteenzetting is neer
gelegd in een tweetal circulaires verspreid
door het Dagelijksch Bestuur van den Nat.
Vrouwenraad: mevr. H. van Biema?Hijmans,
residente, Den Haag; mevr. W. van Itallie
Van Embden, vice-presidente, Leiden; mevr.
C. Ramondt?Hirschmann, Ie secretares, Den
Haag; mevr. A. de Monchy?'sjacob, 2e
secretares, Rotterdam; mej. M. C. Reesse,
penningmeesteres, Amsterdam; mej. dr. Ch.
A. van Manen, Den Haag, Laan Copes v.
Cattenburgh 48, en mevr. W. Asser
Thorbecke, Amsterdam.
Wij nemen hier enkele punten over:
In alle groote steden stelt het Dagelijksch
Bestuur van den Nat. Vrouwenraad een
plaatselijke urgentie-raad in, bestaande uit
een plaatselijk bestuur van drie vrouwen
en uit zoovele leden als er afdeelingen, van
bij den Nat. Vrouwenraad aangesloten
vereenigingen zijn. Bij dit plaatselijk bestuur
kunnen inschrijvingen plaats hebben.
Als voorwaarde voor alle zich aanmeldende
krachten zal gelden, dat zij alleen dienen ter
tijdelijke vervanging van mannelijke werk
krachten gedurende tijden van nood.
De voor de verschillende werkzaamheden
meest geëigende vrouwen zullen zooveel
doenlijk daarvoor worden uitgekozen.
Geen arbeid mag haar te min of te onge
wichtig zijn. Zij stellen zich ten dienste
van de gemeenschap op een oogenblik dat
het land haar noodig heeft.
Het voornemen bestaat om de volgende
classificatie door te voeren:
1. Scheiding van werkkrachten, voor wie
salaris een vereischte is, en voor wie salaris
geen vereischte is.
2. Scheiding van niet verplaatsbare en
(buiten de stad) verplaatsbare werkkrachten.
Overal waar het mogelijk en doorvoerbaar
is, zullen steeds vrouwen die haar brood
moeten verdienen voor plaatsing in betaalden
arbeid voorgaan.
De voorloopige groepeering van de werk
krachten, voor welke de organisatie reeds hare
voorzorgsmaatregelen neemt, is de volgende:
Groep I. Post en telegraphie.
II. Vervoer (trein, tram, boot, rijtuig,
automobiel).
III. Gemeente-bedrijven.
IV. Winkelbedrijf (aanvoer en distri
butie, voorn, levensmiddelen.)
V. Administratief werk (geldt voor
alle groepen.)
VI. Verplegingsdienst (pleegzuster,
Aardwormen
Toen ik dezer dagen, op een mooien
morgen, een Amsterdamschen tuin betrad,
werd mijn aandacht weer eens getrokken
door de tallooze wormhoopjes", die zich
daar op den zwarten grond vertoonden, en
vatte ik het plan op, in dit blad iets mee
te deelen over de Aardwormen of Pieren,
die zulk een hoogst belangrijke rol vervul
len in de huishouding der natuur.
Tillen wij voorzichtig zoo'n hoopje op,
dan blijkt het steeds te liggen op of onmid
dellijk bij de opening van een recht of
eenigszins schuins naar beneden loopende
gang: de woonplaats van een aardworm.
Het bestaat uit fijne aard- en zandkorreltjes,
min of meer bijeen gehouden door uit het
darmkanaal van den worm afkomstige stof
fen, want wormhoopjes zijn niets anders
dan de uitwerpselen dezer dieren, zooals
aan den'kronkeligen vorm trouwens duidelijk
te zien is (fig. 1): zij vertoonen a. h. w. een
afgietsel van hun darm.
Aardwormen voeden zich met allerlei
plantaardige en dierlijke stoffen, die ze ten
deele van boven den grond in hun gangen
trekken, maar voor een ander deel in de
aarde zelf vinden, welke ze daartoe geheel
inslikken; de groote massa onverteerbare
stoffen, die ze daarbij in hun darmkanaal
krijgen, wordt dan, grootendeels aan de
oppervlakte van den grond, weer uitgewor
pen. Ook slikken ze, naar het schijnt, wel
eens aarde in, alleen om een gang te maken,
als de grond n.l. te vast is om dit op de
gewone wijze te doen: door hem in t
drukken, nadat ze er eerst het spitse
vooreinde van h in lichaam in geboord hebben.
Ze eten zich dan letterlijk door den grond
heen, zooals, in het oude verhaal, de bezoe
kers van Luilekkerland 't door den
Rijstebreiberg moesten doen!
Zooals bekend is, bestaat overal, waar de
Teekening voor de*Amsterdammer" van Hanna Lamberts
«.t..
1863
De cirkelgang der mode
llltllllllllllllllllllllllMIIIHIIIIIIMIIIIIIIIIIIltlllllllllllllllllllllllllllllllllllMltll
helpster bij de verpleging,
masseuse, heilgymnastiek, apothe
keres, huishoudster,
tinnenjuffrouw, opzichteres bij de
wasch, kokkin, badvrouw.)
Groep VII. Huiselijke bezigheden (hulp in
de huishouding, kinderver
zorging, nuttige handwerken,
inmaken, enz.)
Tegenover het aanbod staat de vraag.
Het Dagelijksch Bestuur van den
Nationalen Vrouwenraad wendt zich tot alle
betrokken autoriteiten met verzoek hen van
te voren zooveel mogelijk in te lichten, aan
welke arbeidskrachten, die door vrouwen
zouden kunnen vervangen worden, bij een
mobilisatie, bijv. van alle mannen onder de
45 jaar waarschijnlijk gebrek zal komen.
Het plan van dezen Vrouwenarbeid tijdens
Mobilisatie" verkreeg reeds de volle instem
ming van den Minister van Buitenlandsche
Zaken,'van den Minister van Oorlog, van den
Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht.
Medewerking is toegezegd door Directies
van Post- en Telegrafie, van Spoorweg
maatschappijen, den Inspecteur van den
Militair Geneeskundigen Dienst e.a.
En thans, vrouwen van Nederland, zal het
volledig succes afhangen van de mate onzer
belangstelling. Het is een gewichtige zaak,
die wordt ondernomen. Bedenkt, dat in tijd
van nood van ons zal 'worden gevraagd:
daadwerkelijke medewerking, die gepaard
zal gaan met veel zelfopoffering.
Zijt gij geneigd tot helpen, bereidt u dan
reeds nu van te voren voor, het te doen
met uw gansche hart. Houdt mede den
naam van werkende vrouw" hoog, zoodat
men vrouwenarbeid zal weten te waardeeren.
Daartoe zal wellicht veel vooroefening wor
den vereischt. Wat nood! Elk onzer die
zich opgeeft, zorge voor het werk berekend
te zijn waarin zij zal inspringen.
De tijd dringt! Wie durft de toekomst
voorspellen ? Voorkomt een te laat". Meldt
u dan aan, zoodra de Urgentie-raden in de
verschillende plaatsen zullen zijn geformeerd,
en de inschrijvingen geopend. Afdeelingen
van Vereenigingen sluit u aan bij die raden.
Dat iedere vrouw op haar terrein zooveel
mogelijk de organisatie steune bij de uit
voering der werkzaamheden, want de
besturen hebben een zwaren tijd van vél
arbeid. Op ons vrouwen, allen, rust de
plicht te helpen met oordeel en verstand.
De tijd dringt! Het geldt het heil van.'t
Vaderland.
ELIS. M. ROGGE
grond met plantengroei bedekt is, de boven
laag daarvan uit zoogenaamde teelaarde of
humus, waarin groote hoeveelheden orga
nische stoffen, de overblijfselen van planten
en dieren, gemengd met zand en andere
anorganische stoffen voorkomen. Door de
donkere kleur onderscheidt zij zich ge
woonlijk van de diepere lagen.
Dezehumuslaag nu, waarvan de dikte gewoonlijk 10 tot
30 cM. bedraagt, is de eigenlijke woonplaats
der aardwormen: daarin maken zij voort
durend nieuwe gangen, slikken de aarde in
en werpen die aan of nabij de oppervlakte
weer uit. Slechts nu en dan gaan ze ook
dieper, in den ondergrond, volgens som
migen wel tot 6 of 7 voet diepte en 's win
ters blijven ze daar, ineengerold, liggen.
De wormhoopjes, die aan de oppervlakte
liggen, vallen bij droog weer weldra uiteen;
1. Wormgangen met de daarop liggende
uitwerpselen.
of wel, ze worden door den regen afge
spoeld. In elk geval wordt zoodoende de
uitgegraven aarde over de oppervlakte ver
spreid. Zoolang de gangen nog door
wor1916
IIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIMIMMMtlMIIIIIIIMIIMlHIl
INGEZONDEN
Aan Me;. E. C. v. d. M., H. W. E. G.
Mejuffrouw,
Mag ik mij de vrijheid veroorloven u
volgenderwijs een (zij t slechts ten halve vol
doende) oplossing aan de hand te doen van
het gewichtig immers: onze ijdelheid
rakend probleem, over welks onoplosbaar
heid u klaagdet in de Groene van 27 Mei?
Er zijn, gelijk u doet opmerken, thans
vele officieel gegradueerde" vrouwen. Er
zijn intusschen ook velen, die, hoewel geen
aanspraak hebbend op een predicaat ten
blijke van haar wetenschappelijke vorming,
niettemin tot het genus dame behooren.
Evenals er mannelijke Doctors, Meesters,
(Officieren) etc. zijn, en voorts: gewone
Meeren". Deze laatste categorie voert den
(onrechtmatigen) titel: Weledel, of, meer
en meer (onrechtmatiger) dien van:
Weledelgeboren. Hieruit blijkt evident, dat uw
vraag: hoe de dames te betitelen, behalve
voor de gepromoveerde ook voor de
nietgestudeerde" geldt.
Dit intusschen slechts en passant, om de
algemeenheid van het delicate vraagstuk te
belichten.
Ten opzichte van de laatste groep pleegt
men de moeilijkheid te ontzeilen pp de wijze
als in de adresseering van dit vermetel
schrijven werd toegepast: achter den naam
plaatst men een appendix van kapitalen:
H. W. E(d), of H. W. E. G(eb.) Het tusschen
haakjes gestelde ad libitum.
Welnu, men trekke slechts de consequen
ties uit dit gebruik, k met betrekking tot
de groeiende schare titels-voerende vrouwen,
en adresseere: Mej. Dr. P. Q., H. W. E(d).
Z(eer) G(el)., Mevr. Mr. X. Y.-Z., H. W.E.G(tstr)
Zoodra zulk een dame een magistraatsambt
gaat bekleeden (wethoudster b.v., en dat is
maar een kwestie van tijd; wachten we niet
binnenkort de benoeming der eerste vrou
welijke professor H. H. G. !), dan voege
men er eenvoudig den ambtstitel aan toe.
Is zij tevens van adel, dan zou zulk een
adres er als volgt komen uit te zien:
Vrouwe Mr. Dr. Zus-of-Zoo,H2. W'. E:i. Z- A.
G3
welke formule alle eltmenten in zich bevat
der haar van geboorte- en rechtswege toe
komende titels, als daar zijn: Hoogwelge
boren, Weledelgestreng, Weledelzeergeleerd,
Weledelachtbaar,
Dat het zoo leelijk is, pleit m.i. vór de
aanvaardbaarheid van mijn oplossing: des
te eerder staken wij allen, met vrouwelijke
hulp, het zotte getitel, waartegen reeds Justus
van Effen voor l} ?> eeuw ageerde, o.a. door
de opmerking, dat de dochter van Julius
Caesar (?een toch waarlijk wel deftig heer")
men bewoond worden, zorgen deze er wel
voor, dat ze open blijven, maar de oude
zakken natuurlijk in. Zoodoende heeft er dus,
in den loop der jaren, door de wormen een
voortdurend vervoer van de onderste
aardlagen naar de oppervlakte plaats, wat
natuurlijk voor den plantengroei van groot
belang is, omdat zoodoende de in die lagen
aanwezige voedingszouten binnen het bereik
der wortels gebracht worden. Bovendien
maken de tallooze wormgangen, dat de
lucht overal in den grond kan doordringen;
hierdoor kunnen de wortels de noodige
zuurstof voor hun ademhaling verkrijgen,
terwijl ook de grond zelf er beter geschikt
door wordt voor den groei der planten.
Men heeft dan ook gevonden, dat een grond,
die rijk was aan wormen, wel 25 pCt. meer
opbracht dan een overigens gelijksoortige,
waarin die dieren ontbraken.
Menigeen zal denken, dat dit alles
eenigszins overdreven is voorgesteld, omdat wor
men zulke kleine dieren zijn en dus geen
groote hoeveelheden grond kunnen verplaat
sen; maar dan vergeet men hun groote
aantal. Om hiervan een denkbeeld te krijgen,
zij vermeld, dat er, volgens Hensen, op l HA.
land niet zelden 133.0QP wormen leven, die
in 24 uren ieder ten minste H Gr- aarde
naar boven brengen, dus in het geheel 66,5
KG. per etmaal. Rekenen wij nu, dat de
wormen 8 maanden van het jaar werkzaam
zijn wat, in ons klimaat, zeker niet te
veel is dan gaat per HA. jaarlijks onge
veer 16.000 KG. aarde door het darmkanaal
der wormen ! En toch is dit getal zeer waar
schijnlijk nog te klein, want bij de proeven
van Hensen werden de wormen met blade
ren gevoederd, en dan is het gewicht hun
ner uitwerpselen, uit den aard der zaak,
kleiner dan in de vrije natuur, wanneer zij
ook veel aarde inslikken. In zijn laatste
boek: The formation of vegetable mould,
through the action of worms", maakt
Darwin de opmerking, dat de uitwerpselen des
te grooter zijn, naarmate de grond minder
met planten begroeid is; blijkbaar moeten
de wormen in een onvruchtbaren bodem
een grootere hoeveelheid aarde inslikken,
om in hun behoefte aan voedsel te voor
zien, dan in een rijken. De drie in fig. l
afgebeelde hoopjes uit mijn Amsterdamschen
tuin, die waarschijnlijk op n dag waren
simpellijk J u l i a heette. Zelfs niet Freule
of Juffrouw Julia.... In onzen tijd zouden
we nauwelijks met het heele
alfabet-inhoofdletters kunnen Volstaan.
Met verschuldigde gevoelens van hoog
achting heb ik intusschen de eer te zijn,
Hooggeachte Mejuffrouw,
van U.W.E.G. de zeer dienstw.
en W.E.G(estr.) dn.,
CENTURIO
Ons Kookboek
BAMIE (Chineesche kost)
Men neemt zooveel mietabletten, (te krij
gen bij winkels van Eigen Hulp en waar
men ingrediënten voor de rijsttafel verkoopt)
als men personen aan tafel zal hebben. De
mie legt men in een pan kokend water
om te dijen, niet op de kachel laten staan.
Na anderhalf uur haalt men ze er weer uit.
Men kookt nu' in kokend water een kwart
savoye of witte kool, vier prijen met de
groene blaadjes ook aan stukjes gesneden,
een paar flinke bossen selderie, een handvol
peulen of spersieboonen. Nu neemt men
anderhalf ons varkenspoulet, aan
dobbelsteentjes gesneden en laat dit met zout en
peper gaar smoren. In een ander pannetje
fruit men twee theelepels fijngestampte
gember en vier knoflookpitjes. Men vermengt
de mie met de uitgelekte groente, de ge
fruite gember, de knoflook, het gesmoorde
vleesch en een kopje garnalen, doet alles
in een vuurvast schoteltje en zet het nog
een uur boven op stoom. Even vór het
opdoen legt men een aan reepjes gesneden
eierommelet er op. Men presenteert er
citroensap en soja bij. M. .A. v. S.
VERHOLLANDSCHT JAVAANSCHE TOESPIJS
KWÉTALEM
Men heeft noodig:
Een halve liter melk, 500 gram goeladjawa
(Javaansche suiker), 2 eetlepels maizena,
citroenschil, een kwart liter slagroom met
wat zout. De melk met de Javaansche suiker
en het citroenschilletje aan de kook brengen,
daarna zeven. De maizena met wat koud
water aanmaken en onder voortdurend roeren
bij het vocht gieten. De massa tot pudding
dikte inkoken en in een glazen vlaschotel
laten bekoelen. De slagroom met een mes
punt zout stijfkloppen en boven op de be
koelde massa gieten. M. A. v. S.
Correspondentie
Aan de inzendster van het recept Dom
peling." (Zie een der vorige Nrs.).
Een onzer lezeressen vraagt of het niet
beter zou zijn als er gist aan het recept
werd toegevoegd? De koek was zoo zwaar
na bereiding.
van Maandag1 5 tot en
niet Zaterdag11O Juni
6 dagen
speciale verkoop van
WITTE GOEDEREN
Blouses
Costaffl Rokken
Zakdoeken
Tafellinnen
Bedlinnen
Het is uw voordeel in de tegenwoordige
dure tijden van deze bijzondere aanbieding
gebruik te maken.
Ziet de prijzen in de dagbladen.
KONIKBSPLEIN
H
, AMSTERDAM
iimiiimiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimiiiimimiiiiimiiiiiHi
uitgeworpen, wogen samen, na droging, 2Vs
Gr. en Darwin heeft er, op een zeer armelijk
weiland, zelfs een gevonden, dat 110 Gr.
woog en hoofdzakelijk uit kalk bestond. Op
ditzelfde land verzamelde hij gedurende 45
dagen op een zeker oppervlak alle worm
hoopjes; per HA. en per jaar berekend kwam
hij zoodoende tot een gewicht van ongeveer
45.000 KG. Ook berekende hij, in een aantal
gevallen, de dikte van de aardlaag, die
jaarlijks over de oppervlakte wordt
uitgepreid en vond daarvoor 'A tot y^ cM., wat
per HA. een inhoud van 25 tot SOfcub. meter
vertegenwoordigt!
Maar ook nog in andere opzichten oefenen
de wormen door hun werkzaamheid in den
grond een eigenaardigen invloed uit. Na
tuurlijk kunnen zij geen voorwerpen
in2- Doorsnede van een vór 15 jaar ont
gonnen stuk grond.
slikken, die grooter zijn dan hun
mondopening; de wormhoopjes bestaan dan ook,
zooals boven gezegd is, alleen uit zeer fijne
korreltjes en dit is dus ook het geval met
de aarde, die telkens over de oppervlakte
verspreid wordt. Alle grootere voorwerpen,
die daar liggen, raken daaronder langzamer
hand bedolven en zakken zelfs, tengevolge
van het instorten der oude wormgangen, al
dieper en dieper weg. Het is verwonderlijk,
met hoe groote regelmatigheid dit geschiedt.
Onze fig. 2, aan Darwin's boek ontleend,
geeft daarvan een denkbeeld.
In het jaar 1822 werd een stuk moerassig
land drooggelegd, geploegd, geëgd en bedekt
met een dikke laag van steenkoolsintels en
kalkmergel. Daarna werd er gras gezaaid.
In 1837, dus 15 jaar later, werden er kuilen
in gegraven, waarvan fig. 2 een profiel voor
stelt. Onder de laag A, waarin zich de
plantenwortels bevinden, lag een ruim 6
centimeter dikke laag humus (B), zonder
een enkel grooter voorwerp; maar daar
onder bevatte de bijna 4 centimeter dikke
humuslaag B alles, wat in 1822 aan de
oppervlakte gelegen had: de sintels en de
stukken mergel, en verder nog een aantal
kiezelsteenen uit den oorspronkelijken grond,
van dezelfde soort als er ook in den niet
bewerkten .ondergrond D werden aange
troffen. Zes jaar later werd het veld op
nieuw onderzocht, en toen lagen de sintels
enz. 10 tot 12 centimeter diep; blijkbaar
was toen het aantal wormen, naarmate de
grond rijker aan plantenoverblijfselen werd,
grooter geworden, zoodat het naar boven
brengen van grond sneller ging dan in
't begin.
Niet alleen betrekkelijk kleine voorwerpen,
zooals in dit geval, maar ook groote rots
blokken, ja zelfs grondvesten van gebouwen,
als ze niet dieper dan 6 of 7 voet onder
de oppervlakte liggen (of op heipalen rusten),
worden op deze wijze door de wormen
ondermijnd, zakken langzamerhand in den
grond weg en worden onder de naar boven
gebrachte aarde bedolven. Talrijke
Romeinsche en andere oudheden zijn zoodoende
voor het nageslacht bewaard gebleven. Ook
de archeologen hebben dus alle reden, om
de wormen dankbaar te zijn! Wie van dit
alles meer wil weten, hem zij de lezing
van Darwin's mooie boek ten zeerste aan
bevolen.
Dr. H. W. HEINSIUS