De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 10 juni pagina 2

10 juni 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

Lord Kitchener f DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Juni '16. No. 2033 De doodt die spaart noch soete jeughdt, Noch gemelicken ouderdom. Sy maackt den mont des reedners stom; En siet geleertheit aan noch deught. (Uit Vondei's Vertroostinge aan Geeraerdt Vossius) mimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiiiiii regeeringsbeleid den afloop van dit naderende offensief allerminst rooskleurig inzien. Ook heeft het ministerie zich belangrijk minder populair gehouden, dan zij zelve, of de politieke ceremoniemeesters, meenen. ? ? * * In een vooruitschuiven van de rechtsche partijen vinden wij evenwel geen heil, Deze partijen bergen in haar schoot noch groote politieke denkbeelden van alge meen belang; noch- een regeeringsbeleid waarnaar men moet verlangen; noch een groep leiders, die men met vertrouwen het heft in handen zoude zien nemen. Er ligt daar niet meer regeerkracht: in haar binnenlandach beleid is de rechtsche rich ting thans reactionair, en dringt zij, met de Eerste Kamer voorop, tegen den grooten ?democratischen hervormingsgeest in; en wat hare opvattingen omtrent de internationale situatie aangaat, is de rechterzijde zeker niet krachtiger en meer nationaal-Nederiandsch dan de koers van 't oogenblik, helaas, integendeel l Onze herhaaldelijk uitgesproken meening is en blijft, dat de heer Cort van der Linden aan Nederland den grootsten dienst zou bewijzen, door eene werkelijk boven de anti these verheven regeering te scheppen, een nationaal Kabinet, waarin ook eenige beste figuren van de rechterzijde plaats nemen. Vroeg of laat zal het ook tot deze verbeteriiig, waar de tijden zoo om vragen, toch komen; en dan is 't beter vrijwillig, dan gedwongen. Doch in een eenzijdigen ommekeer ten gunste van de rechterzijde is zeer zeker gén voordeel te zien voor een frissche, en vooruit strevende, nationale en democratische staat kunde ! Veel eerder ligt die in versterking en ver heffing van de vrijzinnige, van linksche" politiek. Daarom moet er in de naderende verkiezingsdagen met volle kracht en met klemmend bewustzijn van 't gewicht der zaak, in deze richting worden gestreefd. Het offensief vereischt een tegenoffensief, dat niet door traagheid of kortzichtigheid, behoudzucht of bijzondere grieven in de war loopen moet. v. H. <B O « Mltlllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllll DE IDEE Een Amerlkaansch Sprookje Naverteld door JAN FEITH Eene Idee zwierf de wereld door, zoekende zichzelve tot uiting te brengen. Niemand sloeg er acht op. Ontmoedigd schier, kwam de Idee toe vallig voorbij de hut van een kluizenaar op een berg. De deur was geopend. De Idee trad binnen. De kluizenaar was aan den rand van zijn bed gezeten, in gedachten verdiept. Hij was een groote man, mef een dicht-behaard hoofd. Zijn vriendelijk gelaat was zoo goed als geheel verborgen door zijn haar en baard. Zoo, zoo!" zeide hij met een glimlach. Wat ben je een opwekkend idee. Je bent het mooiste ding dat ik ooit gezien heb. Maar waarom kom je-hier? Het zijn de menschen in de groote wereld daarginds die je het meest noodig hebben. Ze verliezen het leven terwille van jou. Reeds lang gfileden deed ik afstand van de wereld juist omdat idee's als jij daar geen vruchten konden dragen." De Zeeslag bij het Skagerrak Dr. A. Kuyper in eere hersteld Voorlooplg schijnt het nog maar het ver standigst, om van den zeeslag in het Skagerrak te zeggen, dat beide partijen daar een over winning hebben geleden. Over honderd jaar, als de archieven van de Britsche en de Duitsche Admiraliteit voor het historisch onderzoek zijn opengesteld, zal in een academisch proefschrift de slag nog wel eens over worden gevochten; maar zelfs dan zal hij misschien eindigen met het zelfde resultaat als nu: de overwinning onbeslist. Voor het oogenblik ontbreken nog de be langrijkste gegevens, die tot het vormen van een oordeel noodig zijn. In de eerste plaats is niet met zekerheid bekend, hoe groot de vloten waren, die met elkaar slaags zijn geweest. Van Engeteche zijde wordt beweerd, dat de Duitsche vloot het veel minder sterke kruiser-eskadef van admiraal Beatty heeft aangevallen, maar zich door de vlucht aan een voortzetting van den strijd heeft ont trokken, toen de groote Engelsche slagschepen aan het gevecht kwamen deelnemen. Daar tegenover staat het Duitsche bericht, dat de Duitsche vloot slag heeft geleverd tegen het aanzienlijk sterkere grootste deel van de Engelsche vloot; hierin wordt dus ontkend, 'dat de Duitschers gedurende het eerste deel van den slag in de meerderheid waren, en dat zij op de vlucht sloegen, toen de meerderheid naar de zijde van de Britsche vloot werd verplaatst. ? Andere berichten dan die van de belang hebbenden zelven staan ons op het oogen blik nog niet ten dienste. Wel hebben sommige schippers van onzijdige vaartuigen een en ander medegedeeld over de vloten, die zij voorbij zagen varen, maar zij hebben niet altijd kunnen waarnemen, of het Brit sche dan wel Duitsche schepen waren. In elk geval kan men uit hunne berichten het verloop van* den slag zelfs in hoofdzaak niet opmaken; een koopvaardijschip of een visschersvaartuig is er gewoonlijk niet erg opgesteld, in de buurt van een zeeslag te blijven. Anders staat het met hetgeen bekend is geworden over de verliezen, die aan weers zijden werden geleden. Voor de.beoordeeling daarvan is men ook wel voor een groot deel afhankelijk van wat de beide partijen daarover zelf los willen laten; maar toch niet geheel; er zijn b.v. in Nederland schipbreukelingen aangebracht van den Duitschen kruiser Elbing, waar door bleek, dat ook dit schip verloren was gegaan, hoewel van dit verlies geen melding was gemaakt in het Duitsche bericht. Het is allereerst het verzwijgen van den ondergang van de Elbing, waardoor twijfel wordt gewekt, of de Duitschers wel al hunne verliezen hebben erkend. De officieele me dedeeling, die op l Juni werd gepubliceerd, hield ook in, dat de Duitsche vloot toen weder in hare havens was binnengeloopen; alleen van den pantserdekkruiser Frauenlob en van enkele" torpebooten heette het lot nog onbekend; dit moest den indruk wek ken, dat men in Duitschland van alle andere schepen wist, of zij behouden waren geble ven, ja dan neen. Daar nu alleen de kruiser Wiesbaden en het slagschip Pommeren wer den genoemd als door den vijand in den grond geboord, heeft men dus het recht te beweren, dat van Duitsche zijde alvast ge tracht is, den ondergang van de Elbing te verzwijgen. Daarentegen maakte het bericht, waar mede de Britsche Admiraliteit kennis gaf van het gebeurde, den indruk van betrouw baarheid, omdat daarin het verlies werd erkend van eenige schepen, die in het Duitsche bericht niet met name waren genoemd, nl. van den slagkruiser Invincible en de kruisers Defence, Black Prince en Warrior; ook wer den daarin vijf torpedojagers met name ge noemd als verloren gegaan, en 6 niet nader aangeduide als vermist aangegeven, terwijl het Duitsche bericht slechts de namen had genoemd van 3 in den grond geboorde Engelsche torpedojagers en nog een groot aantal andere" als verloren gegaan vermeldde, zonder echter te kunnen zeggen welke. Al leen van het groote slagschip Warspitl, waarvan de Duitschers beweerden, dat zij het vernietigd hadden, ontkenden de Engelschen het verlies, en zij ontkennen dit nog altijd; bovendien betwisten zij, dat zij in het gevecht een duikboot hebben verloren. Evenzeer maakt het een indruk van be trouwbaarheid, dat de Britsche Admiraliteit in haar eerste bericht nog geen enkelen Met een zachte stem gaf de Idee een verklaring. Ernstig luisterde de kluizenaar. Zoo waren ze altijd, de menschen van de wereld. Ze zijn bang voor schoone dingen. Ze zullen zelfs niet te weten komen, dat jij iets schoons vertegenwoordigt, tot iemand het hun vertelt." Maar ik verlang hen juist goed te doen", protesteerde de Idee, toch gestreeld door het compliment. De kluizenaar schudde het hoofd. Je moet ze niet laten vermoeden, dat je hen goed wilt doen. Indien je dat doet, zullen ze je ruw uitstooten". Wellicht is dat de vergissing welke ik beging", zei de Idee berouwvol. Maar er zal wel iemand in de groote wereld leven, die vriendelijk voor me wil zijn." Gedurende langen tijd was de kluizenaar in gedachten verdiept. Dan zeide hij: Er is n hoop, vriend. In een groote stad leeft iemand, die van zijn mede-broeder houdt. Hij wordt een dichter genoemd. Hij ziet dingen, die anderelieden niet zien, en dingen welke andere lieden verkeerd zien, aan schouwt hij in hun ware karakter. Ga tot hem. Het kan zijn dat hij van je gaat hou den en aan de wereld toont hoe schoon je bent, en een licht in de duisternis van je maakt." O, ik dank u", zei de Idee, en voegde er bescheiden bij: Ik ben tevreden indien ik slechts goed kan doen." De kluizenaar gaf naam en woonplaats van den dichter en ijverig snelde de Idee naam noemde van de Duitsche schepen, die in den grond waren geboord. Zij vermeldde alleen: De vijandelijke verliezen zijn ernstig. Ten minste n slagkruiser is vernietigd en n ernstig beschadigd; n slagschip moet door onze torpedojagers tijdens den nacht in den grond zijn geboord; twee lichte kruisers zijn onklaar geschoten en waar schijnlijk gezonken; het juiste-aantal vijan delijke torpedojagers, die buiten gevecht zijn gesteld, kan niet met zekerheid worden vastgesteld, doch moet aanzienlijk zijn." Het komt mij dan'ook waarschijnlijk voor, dat de Engelsche verliezen niet grooter zijn geweest, dan door de Admiraliteit is erkend, en dat in het officieele Duitsche bericht verschillende verliezen zijn ver zwegen; van de Elbing staat dit vast: maar naar de overige kan men alleen raden. Intusschen, al wist men met zekerheid, hoeveel schepen, en van welke soort, er aan weerszijden tijdens den slag verloren waren gegaan, dan nog zou er n factor ontbreken om uit te maken, welke partij nu het meeste geleden had. Immers, er zijn ook een aantal schepen zwaar beschadigd, maar niet zoo, of zij zijn nog teruggebracht kunnen worden naar een Duitsche of Engelsche haven; onder deze zullen er verscheidene zijn, die voor den verderen duur van den oorlog geen dienst meer kunnen doen en dus tijdens dezen oorlog als verloren moeten-worden beschouwd. Eerst wanneer men hieromtrent nauwkeurige inlichtingen kon verkrijgen, zou het mogelijk zijn, precies te berekenen, hoe veel elke vloot verzwakt is geworden door den slag bij het Skagerrak. Slechts in n opzicht kan men nu reeds met vrij groote zekerheid zeggen, dat het verloop van den slag gunstig is geweest voor de Duitschers. Het js hurr gelukt, aan een gedeelte van de Engelsche vloot een flinken klap toe te brengen, voordat de groote slagschepen kwamen opdagen; op den terug tocht, zullen, vermoedelijk de Duitschers de meeste verliezen geleden hebben. Maar dat zij den eersten klap hebben kunnen geven, pleit voor de voortreffelijkheid van hun inlichtingen-dienst; vermoedelijk zijn het de verkenningen van de Zeppelins geweest, die de mogelijkheid aan den dag hebben ge bracht om het kruiser-eskader van admiraal Beatty aan te vallen, voordat het hulp kon krijgen van de rest van de vloot. De Duitschers hebben niet alleen den eersten klap ku'nnen geven, 'maar ook het eerste bericht over den slag in de wereld kunnen sturen, omdat hunne vloot het dichtst bij honk was. Van deze voor hen gunstige omstandigheid hebben zij rijkelijk gebruik gemaakt, terwijl van Engelsche zijde de gelegenheid verzuimd is om zoo spoedig mogelijk alles bekend te maken, waardoor de indruk, door het Duitsche bericht ge maakt, gedeeltelijk kon worden uitgewischt. Zoodra men in Duitschland bekomen is van den overwinningsroes, zal men intusschen bemerken, dat de 31ste Mei nog niet is geweest der Tag", de lang gehoopte dag, waarop de Duitsche vloot af zou rekenen" met de Engelsche. Afgerekend is er nog niet door den slag bij het Skagerrak. De Duitsche vloot heeft bewezen, dat zij van elke gelegenheid, waarbij een gedeelte van de Engelsche zee macht zich bloptgeeft, gebruik weet te maken, en dat elke fout in de taktiek, die de tegenstander maakt, hem duur kan komen te staan. Maar met de volle macht van dien tegenstander heeft zij zich nog niet ge meten, en zij zal wel zoo wijs zijn dit ook in het vervolg te vermijden. Zelfs al zou het waar zijn maar ik houd het niet voor waarschijnlijk dat de Duitsche vloot, zooals hare Admiraliteit bericht, van den beginne af slag heeft geleverd tegen het aanzienlijk sterkere grootste deel" van de Engelsche vloot, dan nog heeft zij de wijk moeten nemen, toen de rest van die vloot kwam opdagen. Zee heeft zij niet kunnen houden; den bezem in den mast heeft zij niet kunnen voeren; schoongeveegd is de Noordzee nog niet. Wanneer Leenlje de Haas, die indertijd voor meester Pennewip dat mooie vers op admiraal de Ruyter maakte, nog eens den slag bij het Skagerrak kon bezingen, zou zij misschien ook van het Duitsche volk schrijven: Toen is hij op zee gekommen n werd met roem bezaaid". Maar zelfs het Duitsche volk kan van roem alleen niet leven en het is juist de moge lijkheid om van meer materieele dingen te leven, die voor den Duitscher dreigt ver loren te gaan, als Engeland de heerschappij houdt ter zee. Aan wat wij de vorige week schreven over Onze Doopsgezinde neven in Rusland" nebben wij nog iets toe te voegen. Mejuffrouw Dr. F. Szper bericht aan de redactie van dit weekblad: het gaat hier niet uitsluitend om boeren uit de buurt van Odessa, maar om deMennonieten-gemeenten henen, over de bergen en over de zeeën naar de groote stad. In een nederige woning vond de Idee den dichter. Hij droomde uit het venster naar den zons-ondergang. Het viel de Idee op dat hij een vermoeiden indruk maakte. Doch zoodra de Idee in zijn hersens was gedrongen, vingen zijn oogen aan te lichten. O, Alice, Alicel" riep hij, en hij keerde zich naar zijn vrouw, die aan de tafel zat te naaien. Zij keek op. Wat is er ?" zeide ze. Hij vertelde haar van de Idee. Haar gelaat betrok. Is dat alles?" zeide ze. Het komt me als volstrekt bespottelijk voor. De menschen zullen zeggen dat je gevaarlijk wordt. Je schrijft werkelijk te veel van die fantastische dingen. Waarom doe je niet iets waarmee je geld verdient ?" De onrust in den geest des dichters was er na aan toefde Idee naar buiten te bannen. Dien avond hoorde de Idee den dichter met een vriend spreken over het gebrek aan sympathie thuis, geen recht begrip voor zijn werk, en. ook over den strijd om brood. Den volgenden dag begon de dichter de woorden te schrijven voor een muziekdeuntje, waarvan hij wist dat het verkocht zou worden. Dan had er een oproer plaats in des dichters geest. De Idee werd naar buiten gedrongen. De Idee vloog naar den kluizenaar, schier uitgeput. De kluizenaar keek niet verbaasd. in Zuid-Rusland, die in den loop der tijden uit Pruisen daarheen gekomen zijn en daar afzonderlijke privileges hebben gekregen." Dat de Mennonleten, die uit Rusland dreigen verdreven te worden, in Odessa en de om streken daarvan woonden, werd vermeld in de Nieuwe Rotterd. Courant van 27 Mei 1.1. (Avondblad D), in mijn vorig overzicht gaf ik reeds twijfel aan de juistheid van dat bericht te kennen en schreef: misschien is de kolonie in het gouvernement Jekaterinoslaw of die in de buurt van de landengte van Perekop bedoeld".'Uit het schrijven van Mejuffr. Dr. Szper blijkt nu, dat 'werkelijk de Zuid-Russische Mennonieten in het alge meen gevaar loopen, uit huis en hof te worden gezet. Haar schrijven bevat echter een andere en meer belangrijke mededeeling, die ik gaarne ook aan mijne lezers bekend maak, omdat ik er een gepleegd onrecht door kan herstellen. In de N. R. C. stond: om hiertoe te geraken (nl. om hunne Nederlandsche afkomst te kunnen bewijzen) hebben de Russische Mennonieten zich indertijd reeds gewend tot Dr. Kuyper, toen deze te BoedaPest vertoefde. Hij verwees hen naar Danzig, omdat daar een onderzoek in tfet stedelijk archief hen wellicht zou kunnen helpen." Dit deed mij schrijven, dat Dr. Kuyper zich met een Jantje van Leiden van het ver zoek had afgemaakt; immers, de Russische Mennonieten zullen nog wel geweten hebben, dat hunne voorvaderen in de omstreken van Danzig hadden gewoond; een verwijzing" naar het archief van die stad leek mij dus geen dienst, waaraan zij veel hadden. Dr. Kuyper heeft echter heel wat meer gedaan, dan uit het bericht in de N. R. C. viel af te leiden. Immers, mej. Dr. Szper schrijft: Toen de Mennonieten zich tot Dr. A. Kuyper om hulp wendden, is hij, om hunne zaak te behartigen, naar Berlijn ge reisd en toen hij daar het gevraagde niet vinden kon, heeft hij zich voor hen tot het Danziger archief gewend; als bewoners van een vijandelijk land hadden zij zelf natuur lijk zich moeilijk met een Duitsch archief in Verbinding kunnen stellen." Wat zijne dienstvaardigheid voor de Rus sische Mennonieten betreft, is dus Dr. A. Kuyper volkomen in eere hersteld. 7 Juni 1916. G. W. KERNKAMP lltlMMIIlIflIM De Grenzen Bedreigd! (Een oud boek van actueel belang), door SAM TRIP. Veertig jaar geleden, bijna op den dag af, verscheen te Parijs een boek over ons land, getiteld Les frontières menacées. De schrijver, Henry Havard, was een der weinige vreemdelingen, die van ons land iets meer hebben meegenomen dan een schetsboek vol visschers met wijde broeken en havelooze Uilenburgers. Zijn vijfjarig verblijf ten onzent en zijn reizen door ons land waren meer dan waar schijnlijk het gevolg van een wetenschap pelijke opdracht; en even waarschijnlijk is het, dat ook politieke bedoelingen niet ge heel vreemd waren aan de verschijning van dit boek. Ware'dit niet het geval geweest, dan zou de schrijver zeker een minder tendencieuzen titel gekozen hebben, een titel die niet onmiddellijk de aandacht moest trekken van onze oostelijke buren. Het boek zelf bracht ons, Hollanders, natuurlijk niet veel nieuws, maar er zijn twee elementen in, welke het voor ons, zelfs veertig jaren na zijn verschijning, zoo bijzonder aantrek kelijk maken: de praemisse en de conclusie, neergelegd in het eerste en laatste hoofdstuk. Toen ik bezig was zoo vertelt Havard in het eerste hoofdstuk met de tweede uitgave voor te bereiden van mijn Voyage aux villes mortes du Zuyderzée, dreef de nieuwsgierigheid mij er toe alles op te sporen wat er in Duitschland verschenen was omtrent de landen, wier geschiedenis ik beschreven had; onder die werken be vond zich een boek getiteld: Leltfaden für den Unterricht in der Geographie. Ik door bladerde het zonder bijzondere belangstel ling, maar mijn onverschilligheid duurde niet lang. Op twee plaatsen wordt in dit schoolboek over de Nederlanden gesproken. In de eerste paragraaf, handelende over Duitschland, wordt ons landje gerangschikt onder die landen, welke de schrijver de goedheid heeft met den naam van Deutsche AussenIdnder te bestempelen. Deze landen worden beschouwd als een aanhangsel van Duitschland, a omdat zij voor een groot deel gelegen zijn binnen de natuurlijke grenzen van Duitschland; b wijl zij, op weinige uitzonderingen na, behoord hebben tot het vroegere Duitsche Keizer rijk, tot 1866 gedeeltelijk tot den Duitschen Bond. Het toeval wilde dat Henry Havard kennis maakte met een Duitsch geleerde, die evenals hij een studie-reis in ons land Zoo spoedig terug?" zeide hij. Ik dacht dat je langer zou zijn weggebleven." Ik ben bevreesd dat er voor mij geen plaats is in de groote wereld", zei de Idee, terwijl zij vertelde wat er gebeurd was. De kluizenaar luisterde met aandacht, inmiddels het hoofd schuddende. Dichters zijn niet de verantwoordelijke personen", zeide hij. Je mag ze niet verwijten. Zij gevoelen dingen welke de meeste menschen niet opmerken, en ze zijn licht geraakt. Het is een wonder dat zij in staat zijn de wereld zelfs te verdragen. Blijf dezen nacht hier en morgen zal ik iemand bedenken inde wereld, die je wil ontvangen." In den ochtend was de Idee opgefrischt en meer hoopvol. > De kluizenaar was in zijn humeur. Hebt ge iemand bedacht ?" vroeg de Idee vol belangstelling. De kluizenaar knikte toestemmend. Er is een groote leider die in een ver land leeft, Hij vertelt, het volk steeds wat goed voor hen is. Zoodra hij je ziet zal hij begrijpen welke wonderlijke diensten je aan de menschheid kunt bewijzen." De kluizenaar noemde den naam van den grooten leider. Zonderling dat ik nooit aan hem heb gedacht", zei de Idee, de lucht in vliegend. De Idee vond den leider in een volks verzameling. Hij was bezig een toespraak te houden. Van tijd tot tijd hield hij op tot de toejuichingen voorbij waren. De Idee fluisterde tot hem. Dan fluisterde hij terug: Dit is niet de tijd noch de plaats. Ik zal je In Holland In den sneltrein uit het Noorden Zaten rustig en gedwee Ook wat Engelsche Matrozen Van de Timbertown-tournée. Keurig, proper in de plunje, Net gehandschoend en gejast, Gingen ze als tip-top yachtsmen Bij de Hagenaars te gast. 't was weer : Voor een vroolijke performance Voor den grooten watersnood, Die het Timbertown-gezelschap Weer het comitéaanbood. Naast'de Engelsche matrozen Zat een heer uit Amsterdam Die zijn Engelsch eens wou luchten En een praatje ondernam. Maar hij kuchte van verbazing, Want de Sailor-Englishman Zei hem: Dacht you, good old fellow Dat ik soms geen Hollandsch ken ? Jullie taal, al is ie lastig Spreken we reeds als gesmeerd, Want dat hebben ons de vrinden Ginds in Groningen geleerd! Een der goedgezinde jongens Deed op eens 'n lang verhaal Met de leukste uitspraakfouten Onzer lieve Moedertaal. Naast hen zaten ook soldaten Van de Belgische armee, Kern-gezonde Vlaamsche jongens En op weg naar Enschedé. De welwillende matrozen Spraken hen in :t Hollandsch aan, Maar de Belgische soldaten Wilden niets er van verstaan. Zeg, zijn jullie Luikerwalen, Spreken jullie enkel Fransch?" En toen kregen ze ten antwoord Comprenons pas Ie Hollans l' fa ressemble l' Allemand." Mes amis, nous sommes Flamandsf' iMimiiiiiiiMiiiiiHiiiiiiHiimirr maakte. Van dezen vernam hij de volgende bijzonderheden omtrent de bovengenoemde school-uitgave. Het boek werd geschreven. door dr. Daniël, professor aan de Univer siteit te Halle, maar werd later herzien en verbeterd door zijn collega aan dezelfde Universiteit, dr. Kirchhoff, die er in dat jaar,, 1876, reeds den 107en druk van liet ter perse leggen. Deze mededeeling was Henry Havard te machtig, en hij stak zijn verwondering ook niet onder stoelen of banken, zooals blijken kan uit het volgende gesprek, dat hij met zijn Duitschen zegsman over bedoeld onder werp had. In dergelijke verkeerde voorstellingen,, zoo begon Havard, schuilt een werkelijk. gevaar. Wanneer aan dertig millioen ge zonde koppen zulke dingen van jongsaf als waarheid wordt ingeprent, dan wordt het naderhand zeer moeilijk hen te doen erkennen,. dat ze misleid werden. U moest er prijs op stellen zulke bespottelijke en gevaarlijke voorstellingen te logenstraffen." De ander verklaarde daarin niets bespottelijks en verkeerds te vinden: Denemar ken, Zwitserland, de Nederlanden en de andere landen, welke u zooeven noemde,. vormen het natuurlijk complement van het Duitsche Keizerrijk. Hun zeden, hun taal,. hun geschiedenis en hun tradities, alles. verbindt hen aan 't oude Qermanië. Het is niet aan mij, hernam de Fransche schrijver, het voor de andere staten op te nemen. Maar wat Holland betreft, dat is iets anders; ik heb vijf jaar in dit gastvrije land verkeerd en ik durf u te verzekeren,, dat ik het ken ... Ge kent het heel slecht, zoo viel de' Duitscher hem in de rede, u hebt alleen het centrum van het land bezocht, dat wili zeggen alleen die provinciën, die werkelijk: een zeker autochtoon karakter vertoonem. mee naar huis nemen en over je denken."' Dus vond de Idee, volkomen gelukkig, een rustplaats in de hersens van den leider, welke gloeiden van opwinding en edelmoe dige gedachten. Het was lang na middernacht als de leider thuis kwam. Hij at iets, en hij dronk iets, en, terwijl hij in zijn boekerij zat en rookte, ontdekte hij de Idee in zijn herinnering, geheel gereed om toegesproken te worden. Kijk's aan !" zeide hij. De Idee knikte glimlachend. ? Dat was grappig dat je me plotseling inviel gedurende de bijeenkomst." Het was makkelijk bij u binnen te komen", zei de Idee. U verkeerde in zulk een sym pathieken geestes-toestand, zoodat ik hoopte dat u dadelijk van me gebruik zoudt maken". O, maar hoe kon ik je gebruiken, terwijl ik geen tijd gehad had te ervaren wie je was en te ontdekken wat je was ? Ik wist zelfs niet dat je een idee was. Ik dacht, dat je maar een invallende gedachte of een impulsie was." Kon ik maar een impulsie zijn", zei deIdee, een machtige impulsie, die alle men schen ter wereld in beweging zou brengen. Dat is mijn streven." De leider glimlachte, Ik ben bang voor impulsies", zeide hij. Vroeger gaf ik er aan toe, maar nu ik ouder word, ben ik voor zichtiger geworden." O", zei de Idee, teleurgesteld. Vertel me nu wat je over je zelf te zeggen hebt", zei de leider, op een overi gens niet aanmoedigenden toon.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl