Historisch Archief 1877-1940
N», 2034
Zaterdag 17 Juni
A°, 1916
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.65
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. ]., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12'
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentlën van 1?5 regels /l.25, elke regel meer .... ?0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . . 0.30
Reclames, per regel .0.40
INHOUD! Bladz. 1: Ken Jczef, door v. H.
Buitenlandsch Overzicht, door G. W. Eernkamp.
Confetti. 2: Verhouding vtn Z.-Afr. tot het
Britse Btfk, door prof. H. D. J. Bodenbtein.
Bpreekzaal. Erekelzang, door J. H. Speenhoff.
3: Feuilleton: Burgemeester Kop-Af, door Jaak
Boonen. 5: Voor Trouwen, door Elis. M. Bogge.
De Bon Ton" in de Ned. Journalistiek, door Vaz
Diaz. 6: De nieuwe Frans Hals, door W. Martin.
Het Expressionisme. Goedvriend. Van Welie's
Conperns, door Plassehaert. Jau Luyken, door
F. v. E. De Vers, door Noto Soeroto. Htt
hoofdelooze Departement, teekeniag van Jordaan.
De Bontens'-liederen, door H. van Lennep. 7:
Boekbespreking van Henri Borel. Een Kederl.
uitvinding, door L. B. PI. Tooneelkritiek en
Boomsohe Pers, door L. v. d. Broeke. 9: Van
Vlaanderen, door Andréde Ridder. Belgische
aanesatieplannen, teekening v. G. v. Eaemdonok.
Het Koningsplein, door J. H. Rössing. 11: Fin.
en Ec nomie, door J. D. Santühano. 12: Onze
Prijsvraag. Leeker.spiegel. Kantteekeningen
van een Landstormplichtige, door Melis Stoke, met
teekeningen van Henti v. d. Velde. 13: Pink
steren 1916, teekemug van Joh. Braakensiek.
Sohaakrubriek,' red. dr. A. G. Olland.
Damrnbriek. red. E. O. de Jonge.
Btvoepsel: De uitslag der Verkiezingen voor de
Provinciale Staten in Zuid-Holland, teekening van
Johan Braakensiek.
EEN JOZEF!
Al het andere waarover men zou
willen spreken, wordt op dit oogenblik
teruggedrongen door de vraag, die
in de laatste dagen met driftige stem
erkenning is komen vorderen: geregeld,
genoeg en goedkoop aanbod van volks
levensmiddelen.
En toch is het nige, wat hier nog
goedkoop aan is: er over te spreken of
te schrijven.
Maar wat baat het, de pen in senti
ment, of gal of spot te doopen?
Te lachen om een land, dat aard
appels te veel, slachtvee te veel, groen
ten te veel oplevert, maar zijn inwo
ners, aan Tantalus gelijk, de voorraden
hunnen mond voorbij, over de grenzen
laat zien trekken l
Of kruiken vol verontwaardiging uit
te storten tegen een regeering, die nu
eenmaal zich van kritiek toch niets aan
trekt en haar eigen gangetje alevel onver
stoorbaar gaat; zoodat ze zelfs in moei
lijkheden als deze er geen hand voor
verdraait om den minister, die voorop
de bres behoorde te staan, zonder veel
bijzondere voorziening naar den achter
hoek, en de bescheiden oppositie met
een kluitje in het riet te sturen.
Kan er iets worden tot stand ge
bracht, door in oprecht gevoelde en
treffende woorden de zorgen der gezin
nen te bejammeren; door despeeltuigen
eener gerechtvaardigde ontevredenheid te
doen snerpen; of in betoogingen en
manifestatie's verwijten te smeden tegen
de onvoldoende voorzorgen en tegen de
gebrekkige naleving der maatregelen,
welke het tekort en de duurte hadden
kunnen afwenden?
Neen. Het zijn alles slechts te gemakke
lijke gelegenheden, om zulke ernstige
behoeften van den dag geen stap
verder ? te brengen, en toch een vol
daan gevoel te krijgen.
Wij leven ten onzent toch altijd nog
veel te veel in het Kijk der Woorden.
Hoevele gewichtige vraagstukken zijn
niet zelfs in den laatsten tijd tot aller vol
doening afgehandeld" door een goede"
ministerieelespeech.In allerlei klemmende
aangelegenheden kan de Nederlander er
zich blijkbaar'volkomen mede
contenteeren, wanneer daarover maar eens wat
geschreven of gepubliceerd wordt, zonder
er om te malen of er nu ook verder iets
tegen wordt gedaan. En als 't een beetje
wil, bekroont ook thans weer eene interpel
latie met een waardig
regeeringsantwoord, de verontrusting van de laatste
dagen omtrent den levensmiddelennood.
* * *
De kans, .dat ook deze nood en
duurte, worden opgeklotst tot een schuim
taart van woorden en ontboezemingen
zonder meer, is zoo groot, dat wij onzer
zijds daartoe niet zouden willen bijdragen.
Er valt over den toestand nauwelijks
nog iets nieuws te zeggen, leder kan
ervan op de hoogte zijn, en de waarheid,
die beteekenisvol genoeg is, van de over
drijving scheiden. Ieder begrijpt, dat er
door particulieren schromelijk misbruik
is gemaakt of onbezonnen gehandeld. Dat
verzuimd is, door een betere en krach
tiger organisatie te zorgen, dat er meer
in het land bleef. Maar tevens, dat zulk
een organisatie ontzaglijk moeilijk en
veeleischend is, even moeilijk en
veeleischend, als de kritiek op deze fouten
gemakkelijk en vlot.
En ieder wenscht, waar het ten slotte
maar op aankomt, dat nu zoo spoedig
en krachtig mogelijk de verbeteringen
zullen worden gevonden en aangebracht,
die voor 't vervolg meer en billijker ver
krijgbare voorraden, althans van de bin
nenslands voortgebrachte levensmiddelen,
zullen waarborgen. Voor 't gevolg. Want
er moet met een veel langeren duur dezer
B. T. O. gerekend worden dan enkele
maanden.
Het eene noodige is op 't oogenblik
het zakelijke, praktisch economische plan.
Maar ook hier moet men huiverig zijn
voor de woorden die geen gaatjes vullen!
Het is alweer 't minst moeilijke, in enkele
breede trekken zulke plannen uiteen te
zetten. Verscheidene zijn er reeds ont
wikkeld, die gelijk de term luidt,
alleszins de aandacht verdienen.
Doch wat kan dat baten bij eene
regeering, die toch steeds in patriarchaal
zelfvertrouwen uitsluitend op haar eigen
kompas blijft zeilen, en wier eigenaardig
gezalfde positie medebrengt, dat zij zich
toch niets aan de hand laat doen, en
zich van de openbare meening niets
behoeft aan te trekken?
En op de regeering komt het toch aan.
De moeilijkheden zitten in de uitwerking
der onderdeden, in de uitvoering voor
de praktijk, in de toepassing.
Uitvoerbelastingen. Centraal-Exportbureau. Regeling
van den afzet naar de verschillende
buitenlandsche markten (ook zoo noodig
om de oude markten niet te verliezen).
Algeheele regeeringsverkoop van levens
middelen. Inventariseering van den totalen
voorraad. Levensmiddelenkaarten. Maxi
mumprijzen.
Het werd alles genoemd. En er zit in
alles wat in. Er ontbreekt natuurlijk ook
aan alles wat. De producenten kunnen ten
slotte niet gedwongen worden, behoorlijk
te produceeren, als zij er niet door be
hoorlijke inkomsten toe worden bewogen.
Nederland moet blijven uitvoeren, of het
zou stikken in de eene helft der artikelen,
en voor de andere van gebrek verteren.
En dan: ook de overheid kan 't econo
mische verkeer steeds maar gebrekkig
overzien, waar zij tracht te
regulariseeren, stapt zij altijd als de olifant in
de keukenkast. Verwachtingen van het
alvermogen van den staatszorg, moeten
nu eenmaal niet te hoog gespannen.
Men moet zoo sterk wenschen om de
onmogelijke, beschamende toestanden te
verhelpen, en mede te werken aan de
verlichting der zorgen, die vele minder
bedeelden kwellen, dat ook wij gaarne
onzerzijds onze gedachten over de beste
oplossing zouden willen uitwerken. Wij
meenen haar te zien in eene centrale
instelling voor den omzet van binnen
lands geproduceerde volksvoedingsmid
delen; een instelling, gerechtigd tot het
monopolie voor den opkoop, en die den
uitvoer zoowel als de distributie onder
den tusschen- of kleinhandel, beheerschen
kan.
Maar wat kan zulk een betoog alweer
anders worden, dan nog meer woorden ?
Er valt over al die gezichtspunten zoo
veel te beweren, voor en tegen, dat
men den besten dienst bewijst, door er
maar niet veel van te zeggen, behalve
dit eene woord: doen.
** *
Welk plan van regeeringswege wordt
aangegrepen, is van minder belang dan
dat er wordt ingegrepen.
En wat men van haar vragen mag is:
organisatie, en een organisator. Een
leider voor de distributie en den uitvoer
der binnenlands geproduceerde volks
voedingsmiddelen.
Een man, die de directie kan nemen
van wat nu op zoo schromelijke wijze
verdeeld is over tal van bureau's,
commissie's, particuliere instellingen als
mede derzelver vergissingen. Die een
duidelijke vaste lijn weet in te slaan,
en daarvan ook bij 't publiek de over
tuiging wekt. Die door zelfbewuste leiding
het vertrouwen wint en voor de zaak
opkomt, zonder ook zich met politieke
of ministerieele beslommeringen te be
hoeven af te geven of personen te ont
zien.
De taak van zulk eenen
regeeringscommissaris zal niet gemakkelijk zijn.
Hij heeft wel altijd het groote voordeel,
boven b.v. den nieuwen Duitschen chef,
dien men zelfs dictator'' heeft willen
noemen, dat er in Nederland geen te
kort j's, en dus ook geen te kort behoeft
te worden geleden!
Doch het is soms moeilijker, aan den
overvloed de teugels aan te leggen, dan
aan de schaarschte.
Praktische economen en rste-klasse
organisatoren, liggen nergens opgeschept,
en Nederland heeft zich^opjiunne vor
ming nooit in 't bijzonder toegelegd.
Toen er voedselnood dreigde in Egypte,
zag Farao naar eenen verstandigen en
wijzen man, in welken de geest was.
Hij riep Jozef, en zette hem over het
gansche land en bestelde opzieners te
zijnen dienste, zoodat toen er honger
was in al de landen, in gansch
Egypteland te eten was." (Gen. XLI.)
De eisch van het oogenblik is, onzen
Jozef voor de levensmiddelenvoorziening
te vinden. Hij moge dan naar zijn eigen
plan aan 't werk gaan, want er moet wat
gedaan, en fluks en met kracht.
16 VI '16 v. H.
Duitsche officieele waarheid,
De adelborst van de
Ostfriesland. Doopsgezinde predi
kanten, bankiers en ministers
te hulp geroepen voor onze
neven in Rusland.
Eer is teer. Militaire eer gold voor uiterst
teer. En Duitsche militaire eer heette de
allergevoeligste. Daar mocht je niet aan
raken. Toen in het begin van den oorlog
het Duitsche legerbestuur bekend maakte,
dat de officieele berichten over de
krijgsgebeurtenissen de zuivere waarheid zouden
melden, stond ook voor vele niet-Duitschers
voortaan vast, dat je op die berichten kon
vertrouwen. Daar viel niet aan te tornen.
De hoogste Duitsche militaire autoriteiten
logen niet.
Bedrog hult zich vanouds in het kleed der
deugdzaamheid. Mephisto gaf den weg aan:
Ich sing' ihr ein moralisch Lied
Um sie gewisser zu bethören."
En zoo hebben velen zich laten bedotten
door de moraliteit van het Duitsche
legerbestuur, dat immers zelf verklaard had niet
te zullen afwijken van het pad der waarheid.
Misschien heeft ook bij de vereerders van
Duitschland het geloof aan de juistheid der
officieele berichten af en toe wel eens ge
wankeld. Maar het kon een duwtje verdragen.
Of het echter ook op de been zal blijven na
den opdonder, dien het nu heeft gekregen?
Want sinds de vorige week weet de heele
wereld, dat de Duitsche Admiraliteit, als het
noodig is, liegt alsof het gedrukt slaat. Zeelui
hadden op het stuk van betrouwbaarheid altijd
nog een streepje voor boven landrotten; nu
de Admiraliteit haar crediet verspeeld heeft,
is dat van den Generalen Staf heelemaal
bedorven.
Het is klaarblijkelijk noodig geweest om
te verzwijgen, dat in den zeeslag bij Jutland
ook de Lützow en de Rostock verloren gin
gen. Er is gelogen om militaire redenen."
Ja, die hebben een breeden rug. Maar nu de
Admiraliteit, blijkens haar opnieuw spreken,
niet in den eersten leugen gestikt is, mag
men ook twijfelen aan de waarheid van de
reden, waarmede zij haar afwijken van het
pad der deugd verontschuldigt.
In plaats van militaire" zullen het wel
politieke" redenen geweest zijn. Als dat
zoo is, kan men den tweeden leugen zelfs
van het zondenregister der Admiraliteit
schrappen. Redenen, die uit
oorlogsnoodzaak voortkomen, kan je evengoed militaire"
als politieke" noemen. Elke schooljongen
kent tegenwoordig het citaat uit Clausewitz:
Der Krieg ist nur eine Fortsetzung der
Politik mit anderen Mittlen." Het spreken
van waarheid schijnt niet tot die andere
middelen" te behooren.
Wij zullen dus maar zeggen, dat ter wille
van den voor Duitschland gunstigen uitslag
van dezen oorlog de Lützow en de Rostock
aanvankelijk vergeten zijn op de
verliezenlijst. L>e kans op een gunstigen uitslag
wordt verhoogd, als de stemming onder
het volk goed blijft. Bij de eerste belang
rijke ontmoeting tusschen de Duitsche en
de Engelsche vloot moest het succes wor
den uitgebazuind, de geleden verliezen ten
deele verheimelijkt. Het Duitsche volk moest
eerst den roes van een overwinning heb
ben. In de stemming, die op de
dronkenscl-ap volgt, pleegt een mensch onverschillig
te zijn. Het verlies van een paar schepen
meer draagt hij dan met gelatenheid.
Qu'importe Ie flacon, pourvu qu'onait l'ivresse?"
Wat doet het er toe, of hij zich bedronken
heeft aan den jenever vaneen t wij ft lachtige,
dan wel aan den zuiveren wijn van een
zekere overwinning als hij maar dronken
geweest is, als hij maar het gevoel heeft
gehad, dat ook ter zee Duitschland Engeland
de baas is ?
Of de rekening, die na afloop van het
gelag wordt opgemaakt, nu nog meer zal
tegenvallen? Of er behalve de Lützow en
de Rostock nog andere schepen om mili
taire redenen" verzwegen worden?
Wie bij het opbiechten van zijn schul
denregister enkele posten vergeet", pleegt
niet meer te worden geloofd, als hij later
de lijst aanvult en plechfig verzekert, dat
hij nu alles heeft genoemd. Ook de ver
klaring van de Duitsche Admiraliteit, dat
nu alle verliezen zijn opgesomd, moet onder
benen'ce van inventaris worden aanvaard.
Het erkennen van het verlies van de Lützow
en de Rostock zal wel geen vrijwillige,
schoon ietwat laatkomende hulde aan de
waarheid" zijn geweest, maar noodzakelijk
zijn geworden, omdat de tegenstander de
bewijzen er voor in handen had. Bij het
verzwijgen van verliezen is het maar de
kunst om zulke uit te pikken, die men goed
schiks kan blijven verzwijgen. In het geval
van de Lützow en de Rostock heeft men
zich blijkbaar vergist bij het berekenen van'
de kansen, dat het bedrog niet zou uitko
men; maar bij andere schepen kan de fortuin
beter dienen.
Enkele opvarenden van de stoomtreilers
Thor en Barendsz, die opgebracht zijn naar
Cuxhaven, vertelden na hunne terugkomst
te IJmuiden, dat zij te Cuxhaven ook de
Ostfriesland onder de als verloren genoemde
schepen hadden hooren noemen (N. R. Ct.
12 Juni, Avondblad A). De IJmuider corres
pondent van de A^. R. Ct., die met de mannen
van de Thor en de Barendsz sprak, schreef
hier al dadelijk bij: daar zij de Duitsche
taal niet machtig zijn, is de mogelijkheid
niet uitgesloten, dat zij dien naam in eenig
ander verband hebben hooren noemen."
Het geen-Duitsch-verstaan van deze zeelui
is in elk geval een meer plausible reden
om voorloopig aan het verloren gaan van
de Ostfriesland te twijfelen, dan wat de
redactie der N. R. Ct. in een noot bij de
aangehaalde passage schreef: Onze lezers
weten uit een telegram van onzen
Berlijnschen, correspondent, dat het linieschip
Ostfriesland behouden uit den zeeslag is
teruggekeerd."
Inderdaad, in de N. R. Ct. van 9 Juni
(Avondblad D) staat een lang telegram over
dien zeeslag. De Berlijnsche correspondent
van dat blad seint: Vandaag heb ik een
onderhoud gehad met adelborst F., die als
waarnemer in den grooten mast van de
Ostfriesland, het vlaggeschip van het eerste
eskader, den geheelen slag bij het Skagerrak
heeft gadeslagen. De jonge zeeman heeft mij,
streng zakelijk, het volgende over den loop
van den strijd medegedeeld, dien hij zelf
heeft waargenomen" enz.
Het streng zakelijk" verhaal van dezen
jongen zeeman" schenk ik mijn lezers.
Merkwaardig is het overigens wel; het aller
merkwaardigste van het geval is eigenlijk,
dat de jonge zeeman nog iets van den slag
heeft kunnen zien, omdat hij volgens de
eigen bewoordingen van het telegram van
den Berlijnschen correspondent voort
durend zijn oogen vol kruitdamp kreeg."
Het is zeker geen geringe praestatie, om
desondanks een zeeslag zóscherp gade
te slaan," dat je er een uitvoerig, schoon
streng zakelijk" verhaal over kunt doen aan
een correspondent van de N. R. Cf.
Uit dit verhaal nu blijkt, dat als men
den adelborst gelooven mag de Ost
friesland den slag heeft overleefd en zelfs
geen enkele maal door den vijand is ge
raakt Maar zou deze vaderlandslievende
jongeling, die tijdens den zeeslag geen
enkel van de Duitsche schepen heeft zien
zinken", aan een correspondent van een
Nederlandsch blad een ander verhaal ge
daan hebben, wanneer zijn schip in den
grond geboord en hij zelf met moeite gered
was ? Zou deze veel belovende en voor geen
kleintje vervaarde zeeman hij deed zijn
officiersexamen op den tweeden dag na
den zeeslag niet genoeg fantasie en
krantenlectuur gehad hebben, om acht dagen
na den zeeslag een complete beschrijving
daarvan te leveren aan den correspondent
der N. R. C., ook al had zijn schip er in
't geheel geen deel aan genomen ? Kom,
kom; uit wat de mannen van de Thor en
de Barendsz. te Cuxhaven hebben gehoord,
volgt nog niet, dat de Ostfriesland in den
slag bij Jutland verloren is gegaan; maar
uit het verhaal van den adelborst volgt
evenmin, dat het schip behouden en zonder
een enkelen treffer te bekomen uit dien slag
is teruggekeerd.
Overigens zal men er zich in Duitschland
niet over moeten verbazen, dat de
verliezenlijst van de Duitsche vloot na de laatste
mededeeling van de Admiraliteit nog niet
als afgesloten wordt beschouwd. Ook in
Duitschland zelf trouwens zijn er ongeloovige
Thomassen, die weigeren aan te nemen, dat
de Elbing, de Lützow en de Rostock de
eenige aanvankelijk overgeslagen" schepen
zijn. De correspondent te Keulen van De Tijd
betreurde het dezer dagen dat men, tegelijk
met het erkennen van het verlies van de
Lützow en de Rostock, er niet voor uitge
komen was, dat nog een ander, en wel een
van de allergrootste schepen, naar den kelder
was gegaan. Zou het toch niet pluis wezen
met de Ostfriesland ?
Misschien zal het rapport van admiraal
Jellicoe ons vertellen, wat de Engelschen
hiervan meenen. Het is lang in de maak,
dat uitvoerige Engelsche rapport over den
zeeslag bij Jutland; het persbureau van de
Britsche Admiraliteit werkt niet vlug; het
heeft aan de Duitsche berichten over den
zeeslag een voorsprong van 24 uur gegeven
en kwam toen nog voor den dag met een
mededeeling, die een onnoodige verslagen
heid veroorzaakte. Nu men intusschen in
Engeland reeds heeft vernomen, dat de slag
bij Jutland niet zulk een ramp voor de Brit
inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confetti".
Het nieuwe gezelschapsspel:
Rijkskanseliers begraven. Ga naar bed man, hol weg l"
De Avondpost verhaalt van merkwaardige
grens-incidenten:
En 't moet voorgekomen zijn, dat
militairen, Hollandsche en Duitsche,
broederlijk in n lokaal bijeengezeten
hebben zonder dat ook maar n man
zijn vaderland had verlaten.
Wij weten nog sterker: De, Hollanders
aten broodjes met vleesch; de Duitschers
hadden een vleeschloozen dag! En alles
aan n tafel!
*
In de Italiaansche Kamer gaat het tegen
woordig merkwaardig toe; de N. R. Ct.
geeft er weer een staaltje van:
Er ontstond een groot rumoer, dat
verscheidene minuten duurde en waarbij
ook de tribunes een hartig handje
meeschreeuwden.
Het schijnt, dat men ditmaal niet luidkeels
handgemeen geraakte.
* ?
Op 14 Juni hopen onze geliefde ouders
en
hunne 25jarige Echtvereeniging te herdenken.
Hun dankbare kinderen en verloofde^
Dar loopt op polygamie uit!
iMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
sche vloot is geweest, als aanvankelijk moest
worden geloofd, en dat er zelfs heelemaal
geen sprake is van een ramp, schijnt men
zich in de bureaux der Britsche Admiraliteit
den tijd te gunnen om een gedocumenteerd
verhaal van den zeeslag op te stellen. Laat
ons hopen, dat onze kennis van wat er op
31 Mei 1.1. voor de kust van Jutland is ge
beurd, er meer door wordt verrijkt dan door
het verhaal van den adelborst van Ost
friesland l
En nu moet ik nog eens terugkomen op
het geval van de Russische Mennonieten!
Misschien zal menig lezer het wel vreemd
hebben gevonden, dat onze Doopsgezinde
Sociëteit zich heelemaal niet bekommerd
heeft om hare geloofsgenooten in Rusland
en de zorg voor hunne belangen heeft over
gelaten aan dr. A. Kuyper en mej. dr. Szper.
Ik zelf had mij daar ook al over verwon
derd, te meer daar de predikant van de
Danziger Mennonieten-gemeente, de heer
H. G. Mannhardt, mij indertijd had mede
gedeeld, dat zoowel de Danziger als de
Russische Mennonieten nog steeds betrek
kingen onderhielden met de Doopsgezinde
Sociëteit.
Maar ziehier, wat mij nu bericht wordt
door den heer A. K. Kuiper, Doopsgezind
predikant te Amsterdam, en door den heer
K. Vos naar ik meen, ook Doopsgezind
predikant te Middelstum. Reeds een jaar
geleden hebben de Russische Doopsgezin
den, door bemiddeling van dr. Schim van
der Loeff, hervormd predikant te Petrograd,
de hulp van hunne geloofsgenooten in Ne
derland ingeroepen om te voorkomen dat
zij uit Rusland zouden worden gezet. Prof.
Kühler, te Amsterdam, ds. ten Cate, te
Apeldoorn, en de heer Vos, te Middelstum,
hebben zich toen, ook op verzoek van Rus
sische Doopsgezinden, die hier te lande
vertoeven, veel moeite gegeven om bewijzen
aan te brengen voor de Nederlandsche
afckomst der bedoelde Russische gemeenten.
Maar brieven, daarover naar Petrogad ge
schreven, bleven onbeantwoord; en brieven,
door het bestuur der Doopsgezinde
Zendingsvereeniging van de Russische gemeenten
zelve ontvangen, maakten geen gewag meer
van het gevaar van uitzetting.
In De Nieuwe Courant van 8 Maart 11.
schreef de heer Vos reeds een hoofdartikel
over Landverhuizing om des geloofs wille";
in de Doopsgezinde Zondagsbode heeft ds.
ten Cate herhaaldelijk de aandacht geves
tigd op den nood der Russische geloofsge
nooten. De heer Vos meent,, zooals hij reeds
in De Nieuwe Courant uiteenzette, dat hunne
Nederlandsche afkomst, bij gebreke aan
stamboomen en familleregisters, niet met
wiskundige zekerheid valt te bewijzen.
Maar hij gelooft, dat zij op een andere wijze
kunnen worden geholpen: door de
tusschenkomst in te roepen van onze groote bankin
stellingen, die met de Russische regeering
in relatie staan, onder welke bankiers er ver
schillende Doopsgezinden zijn, en door den
steun te vragen van onze drie Doopsgezinde
ministers (Lely, Ort en Posthuma) om door
hen invloed trachten uit te oefenen op de
Russische regeering"; hij meent trouwens,
dat de Russische gezant te 'sGravenhage
reeds in de zaak gemengd is.
De zaak van de Russische Doopsgezin
den," zoo eindigt het schrijven van den
heer Vos, was allang in Doopsgezinde
Nederlandsche handen, maar... wij zijn
?????Bki^'XS^l