De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 17 juni pagina 1

17 juni 1916 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N», 2034 Zaterdag 17 Juni A°, 1916 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN Abonnement per 3 maanden / 1.65 Voor het Buitenl. en de Koloniën p. ]., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.12' UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentlën van 1?5 regels /l.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . . 0.30 Reclames, per regel .0.40 INHOUD! Bladz. 1: Ken Jczef, door v. H. Buitenlandsch Overzicht, door G. W. Eernkamp. Confetti. 2: Verhouding vtn Z.-Afr. tot het Britse Btfk, door prof. H. D. J. Bodenbtein. Bpreekzaal. Erekelzang, door J. H. Speenhoff. 3: Feuilleton: Burgemeester Kop-Af, door Jaak Boonen. 5: Voor Trouwen, door Elis. M. Bogge. De Bon Ton" in de Ned. Journalistiek, door Vaz Diaz. 6: De nieuwe Frans Hals, door W. Martin. Het Expressionisme. Goedvriend. Van Welie's Conperns, door Plassehaert. Jau Luyken, door F. v. E. De Vers, door Noto Soeroto. Htt hoofdelooze Departement, teekeniag van Jordaan. De Bontens'-liederen, door H. van Lennep. 7: Boekbespreking van Henri Borel. Een Kederl. uitvinding, door L. B. PI. Tooneelkritiek en Boomsohe Pers, door L. v. d. Broeke. 9: Van Vlaanderen, door Andréde Ridder. Belgische aanesatieplannen, teekening v. G. v. Eaemdonok. Het Koningsplein, door J. H. Rössing. 11: Fin. en Ec nomie, door J. D. Santühano. 12: Onze Prijsvraag. Leeker.spiegel. Kantteekeningen van een Landstormplichtige, door Melis Stoke, met teekeningen van Henti v. d. Velde. 13: Pink steren 1916, teekemug van Joh. Braakensiek. Sohaakrubriek,' red. dr. A. G. Olland. Damrnbriek. red. E. O. de Jonge. Btvoepsel: De uitslag der Verkiezingen voor de Provinciale Staten in Zuid-Holland, teekening van Johan Braakensiek. EEN JOZEF! Al het andere waarover men zou willen spreken, wordt op dit oogenblik teruggedrongen door de vraag, die in de laatste dagen met driftige stem erkenning is komen vorderen: geregeld, genoeg en goedkoop aanbod van volks levensmiddelen. En toch is het nige, wat hier nog goedkoop aan is: er over te spreken of te schrijven. Maar wat baat het, de pen in senti ment, of gal of spot te doopen? Te lachen om een land, dat aard appels te veel, slachtvee te veel, groen ten te veel oplevert, maar zijn inwo ners, aan Tantalus gelijk, de voorraden hunnen mond voorbij, over de grenzen laat zien trekken l Of kruiken vol verontwaardiging uit te storten tegen een regeering, die nu eenmaal zich van kritiek toch niets aan trekt en haar eigen gangetje alevel onver stoorbaar gaat; zoodat ze zelfs in moei lijkheden als deze er geen hand voor verdraait om den minister, die voorop de bres behoorde te staan, zonder veel bijzondere voorziening naar den achter hoek, en de bescheiden oppositie met een kluitje in het riet te sturen. Kan er iets worden tot stand ge bracht, door in oprecht gevoelde en treffende woorden de zorgen der gezin nen te bejammeren; door despeeltuigen eener gerechtvaardigde ontevredenheid te doen snerpen; of in betoogingen en manifestatie's verwijten te smeden tegen de onvoldoende voorzorgen en tegen de gebrekkige naleving der maatregelen, welke het tekort en de duurte hadden kunnen afwenden? Neen. Het zijn alles slechts te gemakke lijke gelegenheden, om zulke ernstige behoeften van den dag geen stap verder ? te brengen, en toch een vol daan gevoel te krijgen. Wij leven ten onzent toch altijd nog veel te veel in het Kijk der Woorden. Hoevele gewichtige vraagstukken zijn niet zelfs in den laatsten tijd tot aller vol doening afgehandeld" door een goede" ministerieelespeech.In allerlei klemmende aangelegenheden kan de Nederlander er zich blijkbaar'volkomen mede contenteeren, wanneer daarover maar eens wat geschreven of gepubliceerd wordt, zonder er om te malen of er nu ook verder iets tegen wordt gedaan. En als 't een beetje wil, bekroont ook thans weer eene interpel latie met een waardig regeeringsantwoord, de verontrusting van de laatste dagen omtrent den levensmiddelennood. * * * De kans, .dat ook deze nood en duurte, worden opgeklotst tot een schuim taart van woorden en ontboezemingen zonder meer, is zoo groot, dat wij onzer zijds daartoe niet zouden willen bijdragen. Er valt over den toestand nauwelijks nog iets nieuws te zeggen, leder kan ervan op de hoogte zijn, en de waarheid, die beteekenisvol genoeg is, van de over drijving scheiden. Ieder begrijpt, dat er door particulieren schromelijk misbruik is gemaakt of onbezonnen gehandeld. Dat verzuimd is, door een betere en krach tiger organisatie te zorgen, dat er meer in het land bleef. Maar tevens, dat zulk een organisatie ontzaglijk moeilijk en veeleischend is, even moeilijk en veeleischend, als de kritiek op deze fouten gemakkelijk en vlot. En ieder wenscht, waar het ten slotte maar op aankomt, dat nu zoo spoedig en krachtig mogelijk de verbeteringen zullen worden gevonden en aangebracht, die voor 't vervolg meer en billijker ver krijgbare voorraden, althans van de bin nenslands voortgebrachte levensmiddelen, zullen waarborgen. Voor 't gevolg. Want er moet met een veel langeren duur dezer B. T. O. gerekend worden dan enkele maanden. Het eene noodige is op 't oogenblik het zakelijke, praktisch economische plan. Maar ook hier moet men huiverig zijn voor de woorden die geen gaatjes vullen! Het is alweer 't minst moeilijke, in enkele breede trekken zulke plannen uiteen te zetten. Verscheidene zijn er reeds ont wikkeld, die gelijk de term luidt, alleszins de aandacht verdienen. Doch wat kan dat baten bij eene regeering, die toch steeds in patriarchaal zelfvertrouwen uitsluitend op haar eigen kompas blijft zeilen, en wier eigenaardig gezalfde positie medebrengt, dat zij zich toch niets aan de hand laat doen, en zich van de openbare meening niets behoeft aan te trekken? En op de regeering komt het toch aan. De moeilijkheden zitten in de uitwerking der onderdeden, in de uitvoering voor de praktijk, in de toepassing. Uitvoerbelastingen. Centraal-Exportbureau. Regeling van den afzet naar de verschillende buitenlandsche markten (ook zoo noodig om de oude markten niet te verliezen). Algeheele regeeringsverkoop van levens middelen. Inventariseering van den totalen voorraad. Levensmiddelenkaarten. Maxi mumprijzen. Het werd alles genoemd. En er zit in alles wat in. Er ontbreekt natuurlijk ook aan alles wat. De producenten kunnen ten slotte niet gedwongen worden, behoorlijk te produceeren, als zij er niet door be hoorlijke inkomsten toe worden bewogen. Nederland moet blijven uitvoeren, of het zou stikken in de eene helft der artikelen, en voor de andere van gebrek verteren. En dan: ook de overheid kan 't econo mische verkeer steeds maar gebrekkig overzien, waar zij tracht te regulariseeren, stapt zij altijd als de olifant in de keukenkast. Verwachtingen van het alvermogen van den staatszorg, moeten nu eenmaal niet te hoog gespannen. Men moet zoo sterk wenschen om de onmogelijke, beschamende toestanden te verhelpen, en mede te werken aan de verlichting der zorgen, die vele minder bedeelden kwellen, dat ook wij gaarne onzerzijds onze gedachten over de beste oplossing zouden willen uitwerken. Wij meenen haar te zien in eene centrale instelling voor den omzet van binnen lands geproduceerde volksvoedingsmid delen; een instelling, gerechtigd tot het monopolie voor den opkoop, en die den uitvoer zoowel als de distributie onder den tusschen- of kleinhandel, beheerschen kan. Maar wat kan zulk een betoog alweer anders worden, dan nog meer woorden ? Er valt over al die gezichtspunten zoo veel te beweren, voor en tegen, dat men den besten dienst bewijst, door er maar niet veel van te zeggen, behalve dit eene woord: doen. ** * Welk plan van regeeringswege wordt aangegrepen, is van minder belang dan dat er wordt ingegrepen. En wat men van haar vragen mag is: organisatie, en een organisator. Een leider voor de distributie en den uitvoer der binnenlands geproduceerde volks voedingsmiddelen. Een man, die de directie kan nemen van wat nu op zoo schromelijke wijze verdeeld is over tal van bureau's, commissie's, particuliere instellingen als mede derzelver vergissingen. Die een duidelijke vaste lijn weet in te slaan, en daarvan ook bij 't publiek de over tuiging wekt. Die door zelfbewuste leiding het vertrouwen wint en voor de zaak opkomt, zonder ook zich met politieke of ministerieele beslommeringen te be hoeven af te geven of personen te ont zien. De taak van zulk eenen regeeringscommissaris zal niet gemakkelijk zijn. Hij heeft wel altijd het groote voordeel, boven b.v. den nieuwen Duitschen chef, dien men zelfs dictator'' heeft willen noemen, dat er in Nederland geen te kort j's, en dus ook geen te kort behoeft te worden geleden! Doch het is soms moeilijker, aan den overvloed de teugels aan te leggen, dan aan de schaarschte. Praktische economen en rste-klasse organisatoren, liggen nergens opgeschept, en Nederland heeft zich^opjiunne vor ming nooit in 't bijzonder toegelegd. Toen er voedselnood dreigde in Egypte, zag Farao naar eenen verstandigen en wijzen man, in welken de geest was. Hij riep Jozef, en zette hem over het gansche land en bestelde opzieners te zijnen dienste, zoodat toen er honger was in al de landen, in gansch Egypteland te eten was." (Gen. XLI.) De eisch van het oogenblik is, onzen Jozef voor de levensmiddelenvoorziening te vinden. Hij moge dan naar zijn eigen plan aan 't werk gaan, want er moet wat gedaan, en fluks en met kracht. 16 VI '16 v. H. Duitsche officieele waarheid, De adelborst van de Ostfriesland. Doopsgezinde predi kanten, bankiers en ministers te hulp geroepen voor onze neven in Rusland. Eer is teer. Militaire eer gold voor uiterst teer. En Duitsche militaire eer heette de allergevoeligste. Daar mocht je niet aan raken. Toen in het begin van den oorlog het Duitsche legerbestuur bekend maakte, dat de officieele berichten over de krijgsgebeurtenissen de zuivere waarheid zouden melden, stond ook voor vele niet-Duitschers voortaan vast, dat je op die berichten kon vertrouwen. Daar viel niet aan te tornen. De hoogste Duitsche militaire autoriteiten logen niet. Bedrog hult zich vanouds in het kleed der deugdzaamheid. Mephisto gaf den weg aan: Ich sing' ihr ein moralisch Lied Um sie gewisser zu bethören." En zoo hebben velen zich laten bedotten door de moraliteit van het Duitsche legerbestuur, dat immers zelf verklaard had niet te zullen afwijken van het pad der waarheid. Misschien heeft ook bij de vereerders van Duitschland het geloof aan de juistheid der officieele berichten af en toe wel eens ge wankeld. Maar het kon een duwtje verdragen. Of het echter ook op de been zal blijven na den opdonder, dien het nu heeft gekregen? Want sinds de vorige week weet de heele wereld, dat de Duitsche Admiraliteit, als het noodig is, liegt alsof het gedrukt slaat. Zeelui hadden op het stuk van betrouwbaarheid altijd nog een streepje voor boven landrotten; nu de Admiraliteit haar crediet verspeeld heeft, is dat van den Generalen Staf heelemaal bedorven. Het is klaarblijkelijk noodig geweest om te verzwijgen, dat in den zeeslag bij Jutland ook de Lützow en de Rostock verloren gin gen. Er is gelogen om militaire redenen." Ja, die hebben een breeden rug. Maar nu de Admiraliteit, blijkens haar opnieuw spreken, niet in den eersten leugen gestikt is, mag men ook twijfelen aan de waarheid van de reden, waarmede zij haar afwijken van het pad der deugd verontschuldigt. In plaats van militaire" zullen het wel politieke" redenen geweest zijn. Als dat zoo is, kan men den tweeden leugen zelfs van het zondenregister der Admiraliteit schrappen. Redenen, die uit oorlogsnoodzaak voortkomen, kan je evengoed militaire" als politieke" noemen. Elke schooljongen kent tegenwoordig het citaat uit Clausewitz: Der Krieg ist nur eine Fortsetzung der Politik mit anderen Mittlen." Het spreken van waarheid schijnt niet tot die andere middelen" te behooren. Wij zullen dus maar zeggen, dat ter wille van den voor Duitschland gunstigen uitslag van dezen oorlog de Lützow en de Rostock aanvankelijk vergeten zijn op de verliezenlijst. L>e kans op een gunstigen uitslag wordt verhoogd, als de stemming onder het volk goed blijft. Bij de eerste belang rijke ontmoeting tusschen de Duitsche en de Engelsche vloot moest het succes wor den uitgebazuind, de geleden verliezen ten deele verheimelijkt. Het Duitsche volk moest eerst den roes van een overwinning heb ben. In de stemming, die op de dronkenscl-ap volgt, pleegt een mensch onverschillig te zijn. Het verlies van een paar schepen meer draagt hij dan met gelatenheid. Qu'importe Ie flacon, pourvu qu'onait l'ivresse?" Wat doet het er toe, of hij zich bedronken heeft aan den jenever vaneen t wij ft lachtige, dan wel aan den zuiveren wijn van een zekere overwinning als hij maar dronken geweest is, als hij maar het gevoel heeft gehad, dat ook ter zee Duitschland Engeland de baas is ? Of de rekening, die na afloop van het gelag wordt opgemaakt, nu nog meer zal tegenvallen? Of er behalve de Lützow en de Rostock nog andere schepen om mili taire redenen" verzwegen worden? Wie bij het opbiechten van zijn schul denregister enkele posten vergeet", pleegt niet meer te worden geloofd, als hij later de lijst aanvult en plechfig verzekert, dat hij nu alles heeft genoemd. Ook de ver klaring van de Duitsche Admiraliteit, dat nu alle verliezen zijn opgesomd, moet onder benen'ce van inventaris worden aanvaard. Het erkennen van het verlies van de Lützow en de Rostock zal wel geen vrijwillige, schoon ietwat laatkomende hulde aan de waarheid" zijn geweest, maar noodzakelijk zijn geworden, omdat de tegenstander de bewijzen er voor in handen had. Bij het verzwijgen van verliezen is het maar de kunst om zulke uit te pikken, die men goed schiks kan blijven verzwijgen. In het geval van de Lützow en de Rostock heeft men zich blijkbaar vergist bij het berekenen van' de kansen, dat het bedrog niet zou uitko men; maar bij andere schepen kan de fortuin beter dienen. Enkele opvarenden van de stoomtreilers Thor en Barendsz, die opgebracht zijn naar Cuxhaven, vertelden na hunne terugkomst te IJmuiden, dat zij te Cuxhaven ook de Ostfriesland onder de als verloren genoemde schepen hadden hooren noemen (N. R. Ct. 12 Juni, Avondblad A). De IJmuider corres pondent van de A^. R. Ct., die met de mannen van de Thor en de Barendsz sprak, schreef hier al dadelijk bij: daar zij de Duitsche taal niet machtig zijn, is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat zij dien naam in eenig ander verband hebben hooren noemen." Het geen-Duitsch-verstaan van deze zeelui is in elk geval een meer plausible reden om voorloopig aan het verloren gaan van de Ostfriesland te twijfelen, dan wat de redactie der N. R. Ct. in een noot bij de aangehaalde passage schreef: Onze lezers weten uit een telegram van onzen Berlijnschen, correspondent, dat het linieschip Ostfriesland behouden uit den zeeslag is teruggekeerd." Inderdaad, in de N. R. Ct. van 9 Juni (Avondblad D) staat een lang telegram over dien zeeslag. De Berlijnsche correspondent van dat blad seint: Vandaag heb ik een onderhoud gehad met adelborst F., die als waarnemer in den grooten mast van de Ostfriesland, het vlaggeschip van het eerste eskader, den geheelen slag bij het Skagerrak heeft gadeslagen. De jonge zeeman heeft mij, streng zakelijk, het volgende over den loop van den strijd medegedeeld, dien hij zelf heeft waargenomen" enz. Het streng zakelijk" verhaal van dezen jongen zeeman" schenk ik mijn lezers. Merkwaardig is het overigens wel; het aller merkwaardigste van het geval is eigenlijk, dat de jonge zeeman nog iets van den slag heeft kunnen zien, omdat hij volgens de eigen bewoordingen van het telegram van den Berlijnschen correspondent voort durend zijn oogen vol kruitdamp kreeg." Het is zeker geen geringe praestatie, om desondanks een zeeslag zóscherp gade te slaan," dat je er een uitvoerig, schoon streng zakelijk" verhaal over kunt doen aan een correspondent van de N. R. Cf. Uit dit verhaal nu blijkt, dat als men den adelborst gelooven mag de Ost friesland den slag heeft overleefd en zelfs geen enkele maal door den vijand is ge raakt Maar zou deze vaderlandslievende jongeling, die tijdens den zeeslag geen enkel van de Duitsche schepen heeft zien zinken", aan een correspondent van een Nederlandsch blad een ander verhaal ge daan hebben, wanneer zijn schip in den grond geboord en hij zelf met moeite gered was ? Zou deze veel belovende en voor geen kleintje vervaarde zeeman hij deed zijn officiersexamen op den tweeden dag na den zeeslag niet genoeg fantasie en krantenlectuur gehad hebben, om acht dagen na den zeeslag een complete beschrijving daarvan te leveren aan den correspondent der N. R. C., ook al had zijn schip er in 't geheel geen deel aan genomen ? Kom, kom; uit wat de mannen van de Thor en de Barendsz. te Cuxhaven hebben gehoord, volgt nog niet, dat de Ostfriesland in den slag bij Jutland verloren is gegaan; maar uit het verhaal van den adelborst volgt evenmin, dat het schip behouden en zonder een enkelen treffer te bekomen uit dien slag is teruggekeerd. Overigens zal men er zich in Duitschland niet over moeten verbazen, dat de verliezenlijst van de Duitsche vloot na de laatste mededeeling van de Admiraliteit nog niet als afgesloten wordt beschouwd. Ook in Duitschland zelf trouwens zijn er ongeloovige Thomassen, die weigeren aan te nemen, dat de Elbing, de Lützow en de Rostock de eenige aanvankelijk overgeslagen" schepen zijn. De correspondent te Keulen van De Tijd betreurde het dezer dagen dat men, tegelijk met het erkennen van het verlies van de Lützow en de Rostock, er niet voor uitge komen was, dat nog een ander, en wel een van de allergrootste schepen, naar den kelder was gegaan. Zou het toch niet pluis wezen met de Ostfriesland ? Misschien zal het rapport van admiraal Jellicoe ons vertellen, wat de Engelschen hiervan meenen. Het is lang in de maak, dat uitvoerige Engelsche rapport over den zeeslag bij Jutland; het persbureau van de Britsche Admiraliteit werkt niet vlug; het heeft aan de Duitsche berichten over den zeeslag een voorsprong van 24 uur gegeven en kwam toen nog voor den dag met een mededeeling, die een onnoodige verslagen heid veroorzaakte. Nu men intusschen in Engeland reeds heeft vernomen, dat de slag bij Jutland niet zulk een ramp voor de Brit inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confetti". Het nieuwe gezelschapsspel: Rijkskanseliers begraven. Ga naar bed man, hol weg l" De Avondpost verhaalt van merkwaardige grens-incidenten: En 't moet voorgekomen zijn, dat militairen, Hollandsche en Duitsche, broederlijk in n lokaal bijeengezeten hebben zonder dat ook maar n man zijn vaderland had verlaten. Wij weten nog sterker: De, Hollanders aten broodjes met vleesch; de Duitschers hadden een vleeschloozen dag! En alles aan n tafel! * In de Italiaansche Kamer gaat het tegen woordig merkwaardig toe; de N. R. Ct. geeft er weer een staaltje van: Er ontstond een groot rumoer, dat verscheidene minuten duurde en waarbij ook de tribunes een hartig handje meeschreeuwden. Het schijnt, dat men ditmaal niet luidkeels handgemeen geraakte. * ? Op 14 Juni hopen onze geliefde ouders en hunne 25jarige Echtvereeniging te herdenken. Hun dankbare kinderen en verloofde^ Dar loopt op polygamie uit! iMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii sche vloot is geweest, als aanvankelijk moest worden geloofd, en dat er zelfs heelemaal geen sprake is van een ramp, schijnt men zich in de bureaux der Britsche Admiraliteit den tijd te gunnen om een gedocumenteerd verhaal van den zeeslag op te stellen. Laat ons hopen, dat onze kennis van wat er op 31 Mei 1.1. voor de kust van Jutland is ge beurd, er meer door wordt verrijkt dan door het verhaal van den adelborst van Ost friesland l En nu moet ik nog eens terugkomen op het geval van de Russische Mennonieten! Misschien zal menig lezer het wel vreemd hebben gevonden, dat onze Doopsgezinde Sociëteit zich heelemaal niet bekommerd heeft om hare geloofsgenooten in Rusland en de zorg voor hunne belangen heeft over gelaten aan dr. A. Kuyper en mej. dr. Szper. Ik zelf had mij daar ook al over verwon derd, te meer daar de predikant van de Danziger Mennonieten-gemeente, de heer H. G. Mannhardt, mij indertijd had mede gedeeld, dat zoowel de Danziger als de Russische Mennonieten nog steeds betrek kingen onderhielden met de Doopsgezinde Sociëteit. Maar ziehier, wat mij nu bericht wordt door den heer A. K. Kuiper, Doopsgezind predikant te Amsterdam, en door den heer K. Vos naar ik meen, ook Doopsgezind predikant te Middelstum. Reeds een jaar geleden hebben de Russische Doopsgezin den, door bemiddeling van dr. Schim van der Loeff, hervormd predikant te Petrograd, de hulp van hunne geloofsgenooten in Ne derland ingeroepen om te voorkomen dat zij uit Rusland zouden worden gezet. Prof. Kühler, te Amsterdam, ds. ten Cate, te Apeldoorn, en de heer Vos, te Middelstum, hebben zich toen, ook op verzoek van Rus sische Doopsgezinden, die hier te lande vertoeven, veel moeite gegeven om bewijzen aan te brengen voor de Nederlandsche afckomst der bedoelde Russische gemeenten. Maar brieven, daarover naar Petrogad ge schreven, bleven onbeantwoord; en brieven, door het bestuur der Doopsgezinde Zendingsvereeniging van de Russische gemeenten zelve ontvangen, maakten geen gewag meer van het gevaar van uitzetting. In De Nieuwe Courant van 8 Maart 11. schreef de heer Vos reeds een hoofdartikel over Landverhuizing om des geloofs wille"; in de Doopsgezinde Zondagsbode heeft ds. ten Cate herhaaldelijk de aandacht geves tigd op den nood der Russische geloofsge nooten. De heer Vos meent,, zooals hij reeds in De Nieuwe Courant uiteenzette, dat hunne Nederlandsche afkomst, bij gebreke aan stamboomen en familleregisters, niet met wiskundige zekerheid valt te bewijzen. Maar hij gelooft, dat zij op een andere wijze kunnen worden geholpen: door de tusschenkomst in te roepen van onze groote bankin stellingen, die met de Russische regeering in relatie staan, onder welke bankiers er ver schillende Doopsgezinden zijn, en door den steun te vragen van onze drie Doopsgezinde ministers (Lely, Ort en Posthuma) om door hen invloed trachten uit te oefenen op de Russische regeering"; hij meent trouwens, dat de Russische gezant te 'sGravenhage reeds in de zaak gemengd is. De zaak van de Russische Doopsgezin den," zoo eindigt het schrijven van den heer Vos, was allang in Doopsgezinde Nederlandsche handen, maar... wij zijn ?????Bki^'XS^l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl