Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, -WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Juni '16. No. 2034
gewoon wat minder reclame te maken over
wat wij doen dan dr. A. Kuyper."
Zoo blflkt het tien Rnssischen Doopsge
zinden dus niet aan hulp te ontbreken.
Maar het meest zullen zij worden gebaat
door de voorspraak van de Nederlandsche
regeering* Men-mag vertrouwen, dat onze
Minister van Buitenlandsche Zaken reeds
voor hen in de bres is gesprongen. Moge
het spoedig blijken, dat onze Doopsgezinde
neven in Rusland voor.een nieuwe Balling
schap zullen worden gespaard!
14 Juni 1916. G. W. KERNRAMP
; Beschouwingen over den Zeeslag
bij Jutland
Het vermoedelijke Duitsche
doel: Kruisers naar den
Atlantlschen Oceaan?
31 Mei had op de Deensche kust de groote
zeeslag plaats. Beide partijen rekenen zich
"tot nu toe de eer der overwinning toe, en
baseeren dit op meerdere verliezen den vij
and toegebracht. Gaan wij evenwel na, welke
jscfaepen meegevochten hebben en gezonken
zijn, zoo is het wel de vraag of dit thans
het hoofdresultaat is.
De Duitsche hoofdmacht kan bestaan uit
20 dreadnoughts 1), 5 slagschepen type
Braunschweig en 6 slagkruisers, versterkt (f)
met 10 oudere slagschepen 2). Engeland kan
hier een maximum van 40 Dreadnoughts 1)
en 10 slagkruisers tegenoverstellen.
31 Mei bevond zich de Duitsche hoofd
macht met eenige schepen van de
stedenklasse (z.g. commerce-destroyers van ± 5000
ton waterverplaatsing, bewapend met kanons
>yan 10.5 cM.) op de kust van Denemarken.
Volgens Engelsche berichten had schout
bij-nacht Beatty (admiraalschip slagkruiser
Lion") met zijn smaldeel aldaar gekruist
om den vijand naar buiten te lokken. Dit
lijkt ons zeer onwaarschijnlijk. Engeland
had er geen enkel belang bij den blokkade
toestand te wijzigen en zou niets liever
kunnen wenschen, dan dien te behouden
zonder een schot te lossen. Oorlogen van
tournooien met uitdaging zijn uit den tijd,
mochten zij ooit bestaan hebben. Integen
deel wijst het ongunstige uur van den na
middag, waarop het gevecht begon, er op,
dat Engeland het gevecht moest accepteeren
ter voorkoming van een schadelijk Duitsch
doel.
Het waarschijnlijkst lijkt ons, dat de Duit
sche slagvloot hare commerce-destroyers
naar den Oceaan trachtte te convoyeeren om,
het voorbeeld van de Emden, Karlsruhe e.a.
voor oogen, te trachten dezen maandenlang
onveilig te maken. De namen Wiesbaden en
Elbing komen niet voor op de Duitsche
vlootlijst van Januari 1914 en zijn tijdens
den oorlog gereedgekomen. Bij een gevecht
met groote schepen zijn zij niet alleen in
korten tijd vernield, maar met hare kanonnen
van 10,5 cM., die niet verder dan pi. m. 10 K.M.
dragen, kunnen zij op de groote afstanden
van een modern gevecht zelfs geen vijand
raken. Dat zij met de slagvloot mede naar
buiten gingen om aan een uitgelokt gevecht
met de Engelsche Lion-klasse deel te nemen,
Is derhalve ten eenenmale onaannemelijk.
Hunne aanwezigheid en de gevolgde route
Noordwaarts, dicht langs de Deensche kust
wijst er voldoende op, dat het plan bestond,
deze kruisers langs de kust van
Noorwegen4oor de blokkade heen te helpen. Een
der.gelijk Duitsch succes zou Engeland heel
wat mailbooten, vrachtvaarders en lading ge
kost hebben. Bovendien zou een
oceaanjacht op dergelijke kruisers, die hunne voor
raden uit de buit aanvullen en pl.m. 30 mijl
vaart kunnen ontwikkeleu, maandenlang
duren.
_, .De Engelsche vloot moest dit dus coüte
1) Superdreadnoughts zijn hieronder
medegerekend.
2) Zwakkere schepen versterken geen
modern eskader, integendeel zijn zij slechts
tot last en beperken de slagvaardigheid. Dit
geldt ook voor deschepentype Braunschweig.
Zij het ook in mindere mate.
De Verhouding van
Zuid
Afrika tot het Britse Rijk
door prof. dr. H. D. J. BODENSTEIN
Verleden maand heeft Generaal Hertzog
ergens in de Kaap een toespraak gehouden
'over de verhouding van Zuid-Afrika tot het
Britse rijk van Staatsrechtelik en staatkundig
oogpunt.
Het is zeker een dwingende eis, dat elke
Afrikaander een duidelik begrip heeft van
onze verhouding tot het Rijk, of liever tegen
over de Britse regeering te Londen. Wan
begrippen op dit punt hebben het voor 'n
Botha mogelik gemaakt om de weerbar
stige leden van zijn eigen partij tot onder
werping te dwingen, ten aanzien van de door
hem gevolgde koers in zake Duits Zuid-West,
door argumenten als de volgende:
? het verzoek van de Britse regering om
Duits gebied in te vallen stond gelijk met
een bevel, waaraan men niet ongehoorzaam
mocht zijn;
weigering om te voldoen aan het verzoek
zou met zich meebrengen de vernietiging van
onze grondwet door de Britse regering;
van Duits Zuid-West zou een kolonie voor
Indiërs worden gemaakt, wanneer wij de
Duitsers er lieten uitdrijven door de Britse
regering, etc.
Hadden de heren leden van den Volksraad,
die voor een groot deel bestaan uit eenvou
dige Boeren, een helder inzicht gehad in
onze konstitutionele vrijheid en macht, dan
zouden die argumenten naar waarde zijn
geschat. Nu echter hebben zij menige onno
zele hals overtuigd van het wijs beleid van
Botha.
Dat men bij ons alleen vage ideeën heeft
over onze verhouding tot het Britse rijk is
4e wijten aan gebrek aan voorlichting. Het
staatsrecht van Zuid-Afrika is geen voor
werp van studie aan de Universiteiten en
de staatslieden wijzigen hunne inzichten
naar gelang de opportuniteit de ene of de
andere mening voorschrijft. De Boer voelt
zich nog te zeer de overwonnene om
gemakkelik te beseffen, welke mate van
vrijque coüte voorkomen en hiertoe zelfs een
gevecht nabij de vijandelijke havens in den
namiddag accepteeren. Het spreekt vanzelf,
dat eene vloot dit als regel vermijden moet,
teneinde te voorkomen, dat hare vermoeide
bemanningen mogelijk verminkte schepen
in -den "nacht te verdedigen hebben tegen
een groot aantal torpedovaartuigen, welke
bij avond de naburige basis verlaat en waar
van de bemanning overdag rust. In den slag
bij Tschuschima had de Japansche admiraal
Togo reeds dit geniale voorbeeld gegeven,
door zijne torpedojagers niet pp de intacte,
maar op de verminkte Russische vloot los
te laten.
? Hoewel hiervan nog officieel niets bekend
is, zou het niet te verwonderen zijn, indien
de Engelsche slagkruisers Queen Mary",
Indefatigable" en Invincible" in het nacht
gevecht door torpedo's zijn afgemaakt. Op
de. Noordzee kwam hier nog een
artilleristisch voordeel voor de Duitschers bij. De
zon, welke achter de Engelsche vloot in het
Westen daalde, deed de silhouetten der
schepen duidelijk uitkomen/ Ieder die te
Zandvoort of Scheveningen 's avonds over
den boulevard wandelde, heeft iets dergelijks
kunnen opmerken. Voor de Duitsche kanon
niers, beschermd door zonneglazen, kwam
het doel dus mooi uit.
Ondanks bovenbeschreven nadeelige om
standigheden begon schout-bij-nacht Beatty
het gevecht, hetwelk hij met zijn Lions
(Lion, Tiger, Queen Mary en Princess Royal)
van minstens 28 mijl snelheid zeker kon
ontwijken, (indien voorname redenen hem
niet dwongen. Voorts telegrafeerde hij de
hoofddmacht om hulp ter plaatse.
Het Duitsche doel moest voorkomen worden.
De resultaten betreffende gezonken schepen
zijn bekend en zullen niet herhaald worden.
Beide partijen beweren overwonnen te heb
ben. Geen van beide heeft eene nederlaag
geleden. Het woord nederlaag" zou ook
misplaatst zijn. Den kleinen Duitschen
kruisers is het voor, zoover bekend mislukt
om den Oceaan te bereiken. Voor de Duit
schers mo^t het resultaat derhalve eene
teleurstelling zijn.
De Engelsche vloot heeft dit belet en
daarmede succes gehad, zelfs al waren, boven
hare officieele verliezen, de Warspite",
Marlborough" en Princess Royal" in den
grond geboord, zooals het Duitsche bericht
vermeldt. Het woord overwinning zou even
eens niet juist zijn.
Mocht evenwel binnenkort blijken, dat het
een Duitsch kruisertje gelukt is ongemerkt
om de Noord te ontkomen, zoo moeten onze
conclusies voor een groot deel in
omgekeerden zin gewijzigd worden. Tot nu toe
is hiervan nog niets bekend.
De aanwezigheid der Engelsche tweede
klasse kruisers der Minotaur-klasse doet ver
moeden, dat het Duitsche plan goed door
zien was. Zij moesten eene tweede linie
vormen ten einde kleine schepen op te van
gen, die ontsnapten, terwijl de groote elkaar
bezig hielden. Hunne kanons van 23,4 cM.
hebben onvoldoende te beteekenen, zelfs
tegenover de Pom mern(klasse Braunschweig.)
Ten slotte een enkel woord over het ge
heim houden van het verlies van de Elbing,
welk verzwijgen als rationeel beschouwd
mag worden. Al zag de Duitsche vlootvoogd
dezen kruiser niet onder de teruggekeerden,
zoo was toch een stille hoop gewettigd, dat
zij niet in den grond geboord was, doch
hare bestemming, den oceaan, bereikt had.
Het bericht uit IJmuiden maakte aan allen
twijfel een einde.
12 Juni 1916. Oud-Zee-Officier.
999
Uitvoerbelasting op
Landbouwvoortbrengselen
Mogen aan den landbouw
onbeperkte dwangmaat
regelen worden opgelegd?
Naar aanleiding van Prof. Dr. H. Burger's
artikel in de Groene van 20 Mei, zij 't mij
vergund een enkele opmerking te maken.
Met het thans toegepaste stelsel: toestaan
van uitvoer met verplichte beschikbaar stel
ling van bepaalde hoeveelheden voor
binnenlandsch gebruik tegen vastgestelden prijs
kan de toestand beheerscht worden, mits dit
stelsel goed wordt toegepast.
Toestaan van uitvoer zonder verplichte
beschikbaar stelling voor binnenlandsch ver
bruik, alleen onderworpen aan uitvoerrecht,
zou slechts dan baten, wanneer dit recht
automatisch op en neer ging met stijgende
heid ons onder de grondwet is verleend.
Het was daarom een uitstekende gedachte
van Generaal Hertzog om in deze zaak licht
te verschaffen en ze principieel aan de orde
te stellen. Hij kwam op tegen de bewering
van Generaal Botha dat hij was een minister
van het Britse Rijk. Het Britse Rijk (Empire)
was als zoodanig geen staatsrechterlik be
staand lichaam. De dominions stonden naast
het Verenigde Koninkrijk als zelfstandige
staten, even onaf hankelik van het Verenigde
Koninkrijk als dit van hen. De mate van
zelfstandigheid mag eenigszins verschillen
men denke bijv. aan onze buitenlandse be
trekkingen, die vandaag nog staan onder het
beleid van de Foreign Office maar de
zelfstandigheid, waar die ons was verleend,
men denke aan de regeling van onze
binnenlandse zaken is wat haar karakter
betreft een onbeperkte. Theoreties mocht men
met recht beweren, dat een oorlog tussen
Engeland en Duitsland ook
noodzakelikerwijs met zich meebracht een oorlogstoestand
tussen de Unie van Zuid-Afrika en het Duitse
Rijk, over de vraag of de Unie n man of
n penny daaraan zou besteden had alleen
te beslissen de regering van de Unie. Hij
ontkende ten enenmale het bestaan van een
rechtsplicht om gehoor te geven aan wenken,
verzoeken of bevelen van de Britse regering.
Men vraagt zich af met welk recht de
Britse regering ons haar wil zou mogen
opleggen. Over de geldmiddelen van de Unie
mag alleen het Parlement beschikken bij de
wet, en onze weermacht is bij de wet inge
steld en mag alleen volgens de wet worden
gebezigd. De wetgevende macht nu voor en
in de Unie berust volgens onze grondwet
bij het parlement en de koning, zoals
uitdrukkelik vermeld staat in art. 19, terwijl
art. 59 die macht nader omschrijft in die
zin, dat het parlement de bevoegdheid heeft
wetten te maken voor de vrede, orde en
goede regering van de Unie. De uitvoerende
macht echter berust bij de Koning, uitge
oefend door hem persoonlik of door de
Gouverneur Generaal. Bevoegdheden buiten
en boven de wet heeft de Goeverneur niet.
De koning zelf heeft natuurlik zijn histories
Sanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen
erkennen dit schriftelijk.
en dalende marktprijzen. Geschiedt dit niet,
dan dreigt het eene oogenblik te veel over
de grenzen te gaan, het volgende oogenblik
het aanbod op de binnenlandsche markt te
groot te worden, met als gevolg voortdurende
schommelingen en onzekerheid voor alle
partijen.
De zwakheid van prof. Burger's denk
beeld schuilt in de onmogelijkheid om het
uitvoerrecht op Thet juiste oogenblik en in
voldoende mate reguleerend te doen werken.
Vrijlaten kan men dus bij zijn stelsel den
uitvoer evenmin; 't geen hij trouwens gevoelt.
Doch dit houdt in, dat dezelfde bepalingen,
dezelfde organisatie van nu noodig zouden
zijn. En ten slotte zou het eenige, doch
zeer belangrijke verschil dit zijn: nu trekken
voortbrenger en handel de voordeelen van
den uitvoer, dan zou de Staat deze ge
nieten.
Prof. Burger zegt: de Uitvoerbelasting
wordt door het buitenland betaald', doch
zoekt daarmee de beteekenis van de kwestie,
daar waar ze niet liet. Neen, het buitenland
zou voor zijne behoeften denzelfden prijs
betalen als voorheen, doch de winst in
dien prijs begrepen wordt den voort
brenger grootendeels ontnomen en vloeit
als Uitvoerbelasting in de schatkist.
Dit ware hoogst onbillijk. Dat de Staat
zijn deel opeischt van de bijzondere con
junctuurwinsten, is verdedigbaar, maar dan
door een van elk staatsburger te heffen oor
logswinstbelasting, zoo noodig nog hooger
dan thans. (Doch men treffe niet het eene
bedrijf n door Uitvoerbelasting n door
oorlogswinstbelasting en de andere bedrijven
alleen door laatstgenoemde. Gelijke mon
niken, gelijke kappen!)
Ik wil niet verder ingaan op het door
prof. B. geopperde denkbeeld. Het is mij
veeleer te doen om het bestrijden van de
opvatting die bij prof. Burger en zoovele
anderen bestaat (of in dezen tijd is ontstaan)
als waren de bodemvoortbrengselen een
soort gemeen goed, waarover naar willekeur
beschikt mag worden, opvatting die hen
bovendien met twee maten doet meten.
Of is het niet deze gedachtengang, die
Prof. Burger doet uitroepen: van de be
haalde reusachtige 1) winsten kwam nog
zoo goed als niets in de schatkist terecht."
Neen, dat is zoo; de behaalde winsten zullen
straks door de Oorlogswinstbelasting worden
getroffen. Doch waarin onderscheiden zich
in dit opzicht de land- en tuinbouwwinsten
van die welke andere Nederlandsche burgers
behaalden ? Kwam daarvan reeds iets in de
schatkist terecht ? Neen immers ? Welnu,
sprak ik ten onrechte van meten met twee
maten ?
De behaalde winsten mogen dan nog niet
getroffen zijn, die winsten zijn belangrijk
besnoeid door de verschillende
regeeringsmaatregelen. Een voorbeeld: Wanneer iemand
100 KG. erwten in het buitenland zou kunnen
verkoopen voor f 40, doch deze alleen mag
uitvoeren indien hij 100 KG. voor f 16 be
schikbaar stelt voor binnenlandsch gebruik,
wordt de prijs omlaag gedrukt tot f 28 per
100 KG. Is dit winstderving of niet?
Beteekent inbeslagneming van rogge en wol
tegen lagere dan de marktprijzen winstont
neming of niet ?
Niemand kan betwisten dat die
winst1) Over de winsten van het landbouw
bedrijf valt moeilijk te praten met hen die
het bedrijf, zoowel in de tegenwoordige,
als in normale tijden niet kennen. Trouwens,
de grootheid dier winsten doet tot de zaak
zelve niet af.
geworden en erkende prerogatieven, maar
dan niet als koning van het Verenigde
Koninkrijk, maar van Zuid-Afrika. Uitge
sloten is het echter niet, dat de Britse rege
ring pressie uitoefent op de koning- De
Koning moet zijn goedkeuring hechten aan
een wet, door het parlement aangenomen.
Hij kan natuurlijk weigeren, en zou het mis
schien weigeren, wanneer er grote pressie
op hem werd uitgeoefend door de leden
van de geheime raad, waartoe ook Britse
ministers behoren. Langs die weg is
praktiese inmenging van een Brits ministerie
in onze binnenlandse aangelegenheden
mogelik. Van het parlement zelf hangt het
echter af, of het een dergelike inmenging
wil gedogen, daar het in het afstemmen van
de begroting een machtsmiddel heeft, waar
mede veel te bereiken is. Maar evengoed
kunnen leden van de geheime raad uit andere
delen van het rijk pressie uitoefenen op de
koning ten aanzien van wetten door het
Britse parlement gepasseerd, en niemand zal
op grond daarvan willen beweren, dat de
Britse regeering niet zelfstandig is.
Hoe sterk wij staan tegenover de Britse
regering blijkt uit het feit, dat aan ons de
bevoegdheid is verleend onze grondwet te
veranderen en niet aan het parlement te
Westminster. Onze grondwet is een wet van
het Britse parlement, maar feitelik is zij
opgesteld door een nationale konventie, be
staande uit Afrikaanse staatslieden, en droeg
de medewerking van het Britse parlement
meer een formeel, hoewel noodzakelik, karak
ter. Het Britse parlement als zodanig heeft
de bevoegdheid elke wet, die het heeft ge
maakt, weer te herroepen. Volgens die theorie
zou het dus ook onze grondwet mogen ver
nietigen, Maar moeilik is daarmede te rij men
de bevoegdheid aan onze wetgevende macht
verleend zelf de grondwet te veranderen.
Veeleer lijkt het mij, dat we de zaak zo
moeten opvatten, dat het Britse wetgevende
gezag onherroepelik afstand heeft gedaan
van zijn wetgevende macht ten gunste van
het Afrikaanse parlement. Maar zelfs al moge
theoreties de vernietiging van onze grond
wet mogelik zijn, prakties is dit uitgesloten.
derving aan de gemeenschap ten goede is
gekomen; dat dus er moge nog niets in
de schatkist zijn gevloeid de landbouw
reeds, van 't begin van den oorlog af aan
dagelijks belangrijke offers brengt aan zijn
medeburgers, offers zooals feitelijk van geen
enkel' ander bedrijf worden geeischt.
Het ware te wenschen dat meer algemeen
werd ingezien dat deze vrijheidsbeperking
van het landbouwbedrijf slechts in dezen
tijd een noodmiddel en dus van tijdelijken
aard mag zijn, waarvoor grenzen moeten
worden in acht genomen, omdat het aan
tasten van de vrijheid van bedrijf en het
verkorten van de beschikkingsrechten van
een zoo groot deel der staatsburgers, strijdt
met gezonde oeconomische begrippen.
Welke plaats neemt in de gemeenschap
de landbouw in, welke de landbouwer als
zoodanig ?
'De sociale taak van den landbouw is het
zoo hoog mogelijk opvoeren van
hetvoortbrengingsvermogen van den bodem; zijn
beteekenis in de samenleving is de voor
ziening van mensch en dier met voedsel en
van vele industriën met grondstoffen. Even
wel is niet de taak van den landbouw te
zorgen dat iedereen voldoende en tegen
lagen prijs te eten heeft. Dat is een
gemeenschapstaak; evenals niet aan den
kleerenfabrikant opgedragen kan worden te
zorgen, dat ieder behoorlijk gekleed gaat,
of van de eigenaars der kolenmijnen geeischt
kan worden, ieder van voldoende en
goedkoope brandstof te voorzien.
Zoodra de oorlog uitbrak en de langzamer
hand ernstiger wordende ontwrichting van
het handelsverkeer en de toenemende vraag
naar onze bodemvoortbrengselen -door de
oorlogvoerenden, de prijzen omhoog dreef,
begon de begripsverwarring. Het groote
publiek was tot nu toe vrijwel onbekend
met de beteekenis van onzen bodemkultuur
en van den uitvoer zijner voortbrengselen
(vór den oorlog ca. 400 millioen gulden
's jaar). Doch toen de prijzen stegen, werden
de gemoederen verontrust en genoot de land
bouw opeens de zoolang ontbeerde belang
stelling. De uitvoer werd hem als een mis
daad aangerekend en men riep luide om
bescherming. Trouwens, deze onrust was
zeer begrijpelijk.
En de regeering greep in, stelde maximum
prijzen vast, nam in beslag, verbood uitvoer
of eischte daartegenover beschikbaarstelling
tegen lageren prijs voor het binnenland.
Daarmede was het conflict losgebroken. Wat
naar het strikte recht de taak der gemeen
schap is: te zorgen dat niemand gebrek lijdt,
werd aan den landbouw opgelegd.
En welke is nu de houding van de land
bouwers tegenover de regeeringsmaatregelen?
Zooveel bovenmenschelijk gemeenschaps
gevoel kon moeilijk van hen verwacht wor
den, dat zij niet aanvankelijk in opstand
kwamen tegen de beperking van wat elk
rechtgeaard Nederlander 't liefste is: zijn
vrijheid. Doch inziende dat die beperking
noodig was, heeft de landbouw zijn volle
medewerking toegezegd en herhaaldelijk
bewezen de regeering in haar moeilijken
taak te willen steunen.
Waar van verzet uit landbouwkringen
blijkt, is dit niet gericht tegen het beginsel
der maatregelen, doch heeft dit ten doel
oordeelkundiger regeling en vooral betere
tenuitvoerlegging te verkrijgen. De land
bouw wil waarborgen dat hetgeen tegen
verminderde prijzen voor binnenlandsch
gebruik moet worden afgestaan, ook werke
lijk en uitsluitend dien binnenlandsche ver
bruiker ten goede komt, iets wat nu bij
lange na niet het geval is en waardoor
allerlei handige doch gewetenlooze lieden
zich verrijken te hunnen koste.
Een groote grief is, dat de meening en
de medewerking der bestaande landbouw
organisaties zelden gevraagd worden. Com
missies met groote macht toegerust, doch zon
der eenigen wettelijken grondslag of verant
woordelijkheid handelend, groeien als padde
stoelen rond het Ministerie op (niet in het
Ministerie). Bepalingen, besluiten, uitvoer
verboden en -vergunningen verschijnen in
verbijsterende hoeveelheid, vaak onvoldoende
doordacht en zonder logisch verband.
M.i. ware de betere weg: aan de eene
zijde voortdurend overleg met de landbouw
organisaties, (wier medewerking verzekerd
is) aan welke onder behoorlijk toezicht de
beschikbaarstelling voor binnenlandsch ge
bruik worde opgedragen, terwijl zoolang en
De Verenigde Staten van Amerika danken
hun zelfstandigheid aan een veel minder
ernstige inmenging in koloniale aangelegen
heden van de kant van het moederland. Geen
enkele Britse staatsman zal het in zijn hoofd
krijgen te pogen een verandering aan te
brengen in onze grondwet zonder eerst de
mening van het volk van Zuid-Afrika te
hebben gehoord, evengoed als zij werd ge
hoord bij de totstandkoming van de wet.
Zolang onze grondwet echter bestaat, zijn
we absoluut zelfstandig ten aanzien van die
zaken, waarover ons de vrije beschikking is
gegeven. Inmenging van de kant van de
Downingstreet zal niet worden geduld.
Volgens generaal Hertzog was dan ook
de band, die de verschillende dominions
met het moederland verbond niet de onder
worpenheid aan het Britse staatsgezag. Die
band was wat hij noemde de eenheidskroon.
Wij hadden een gemeenschappelike koning,
maar overigens stonden wij naast Groot
Brittanje zelfstandig en onafhankelik. In
omvang moge onze zelfstandigheid geringer
zijn, in haar wezen en hoedanigheid droeg
zij hetzelfde karakter en verleende zij de
zelfde rechten en voorrechten, dezelfde vrij
heid en onafhankelikheid van handeling op
staatsgebied. Z. i. was onze zelfstandigheid
even onherroepbaar en stond zij op even
hechte grondslagen als de vrijheid van het
Britse volk, gewaarborgd in de Magna Charta
van koning Jan. Daarom speet het hem, dat
er in Zuid-Afrika zooveel gedaan was, dat
een blaam wierp op het Britse ministerie.
De Britse ministers waren niet
verantwoordelik voor de veldtochten tegen D. Z. W.
en D. O. Afrika; wel ons eigen ministerie,
want het had volkomen vrijheid van han
delen. De vijanden van Engeland waren de
domme imperialisten, die aan het hoofd van
zaken stonden. Aan ons eigen volk was de
macht gegeven, waarin de waarborg la?,
dat de lasten, die we te dragen zouden
hebben, ons zouden worden opgelegd tot
eigen nut en niet ter bevordering van de
belangen van andeten en dat onze vrijheid
en rechten niet ondergeschikt zouden wor
den gemaakt aan die van andere volken.
ODE AAN EEN BLANK KADETJE
Welkom, liefelijk kadetje
Hoe tevreden zijn we met je
In ons Hollandsche gezin !
O, we hadden zoo n verlangen
Naar uw zachte wangen
Naar uw putjes-kin ;
Naar uw smakelijke kleur
En uw vroege-morgen geur.
Zijt ge waarlijk daar
Welgeschapen, versch en gaar 7
Ach kadetje, blond kadetje,
Lang verwacht verzetje
Na dat kleffe armhuis-brood,
Redt ge ons van hongersnood.
'Blijft ge nog wat schaarsch
Door de voedsel-zwendelaars,
U te zien is reeds een pret
Edele kadet!
En al kan 't niemand schelen
Wat de armoeidzaaier eet
Honden, ratten zijn er vele
voor den zuchtenden proleet.
Holland zal geen honger lijden"
Heeft Minister Treub gezegd
Maar nu hij ons heeft verlaten
Komt er niets meer van terecht.
Treub moest weg, ze werden angstig
Als de dwergen voor den reus:
Posthuma moest hem vervangen
God bescherm' ons, wat een keus.
Welkom, liefelijk kadetje
Hoe tevreden zijn wc nietje
In ons land van rijke akkers
Met zijn welvaart en zijn bloei
Zijn millioenen oorlogswinsten
En zijn smokkelaars geknoei
In ons land van malsche groenten
Boter, vleesch en kaas en spek.
In ons land van honger-lijdcrs
Van ellende en gebrek
U te ruiken is een pret
Edele kadet.
zooverre zij in deze taak niet te kort schie
ten, hun de vrije beschikking ten uitvoer
van het overtollige worde gelaten. Aan de
andere zijde: organisatie der verbruikers door
middel van de gemeentebesturen, wier voort
durende medewerking noodzakelijk is voor
het verkrijgen van juiste opgaven betreffende
het benoodigde en voor behoorlijke ver
deeling daarvan. Zulks ook onder scherp
toezicht, opdat aan den rechtmatigen eisch
der voortbrengers voldaan worde, dat niet
meer dan werkelijk noodig is, aan het vrije
verkeer worde onttrokken.
Worden de regeeringsmaatregelen tot het
strikt noodzakelijke beperkt, dan zal de
regeering steeds op de volle medewerking
der landbouwers kunnen tekenen. Ziet men
slechts in dat de tegenwoordige
taakverdeeling oeconomisch onjuist is, dan kan de
landbouw althans het geruste gevoel hebben
slechts onder tijdelijke dwangmaatregelen
te lijden.
Dat geruste gevoel missen wij voorshands
nog. En het is dan ook met den meesten
ernst dat ik prof. Burger en gelijk denkenden
verzoek om de maatregelen die de regeering
nam en die welke hij thans aanbeveelt, te
toetsen aan de oeconomische begrippen die
ook in normale tijden zeker door hen als
gezond en juist werden gehuldigd. Ik twijfel
niet of zij zullen inzien te ver te gaan in
hunne eischen. S. W. DE CLERCQ,
Bloemendaal Landbouwer
Als een aanval op onze volksvrijheid moesten
wij beschouwen elke poging om ons te no
pen afstand te doen van ons recht om zelf
door ons eigen parlemant te beschikken over
onze volksbelangen.
Hierin lag het gevaar van de houding
door het ministerie Botha aangenomen ten
aanzien van onze verplichting tegenover
Engeland in tijd van oorlog. Men moest
zich alleen laten leiden door het belang varr,
Zuid-Afrika zelf.
Het is dan ook inderdaad van het grootste
belang naar mijn mening, dat duidelik aart
het volk beker d wordt gemaakt de mate
van vrijheid aan ons verleend. Het zal dan
zelf inzien, dat inderdaad de
Zuid-AfrikaWet van 1909 van de kant van de Britse
regering een zeer ernstige poging is geweest
om veel aangedaan onrecht te vergoeden.
Al zijn we niet in alle opzichten bevredigd,
het is een feit, dat aan ons de mogelikheid
van verbetering is toevertrouwd.
Met een enkel woord sprak Generaal
Hertzog ook nog over het plan om voor
het gehele Britse Rijk een Federale Parle
ment in het leven te roepen. Op het oog
heeft het wel iets aantrekkeliks zo'n parle
ment voor het gehele rijk, waar alle
rijksaangelegenheden zouden kunnen worden
behandeld. Het grote gevaar echter, dat
daarin school, was, dat men daardoor zijn
eigen vrijheid van handelen kwijt raakte, in
gewichtige zaken zijn eigen zelfstandigheid
weggaf. M.i. is de uitvoering van een dergelik
plan ook onmogelik. Zelfs al had ieder ge
west evenveel stemmen in het centrale
parlement, toch zou bijv. Zuid-Afrika zich
nooit kunnen neerleggen bij een besluit,
dat bijv. Kanada, Australië en Engeland
zouden kunnen doorzetten, in strijd met de
wensen van het Afrikaanse volk.
Met Generaal Hertzog hoop ik dan ook
van harte, dat er van de zaak niets komt.
Een wettelike band zou dadelik beginnen
te knellen en aanleiding geven tot ernstige
konflikten.
9 9 9