De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 17 juni pagina 2

17 juni 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, -WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 Juni '16. No. 2034 gewoon wat minder reclame te maken over wat wij doen dan dr. A. Kuyper." Zoo blflkt het tien Rnssischen Doopsge zinden dus niet aan hulp te ontbreken. Maar het meest zullen zij worden gebaat door de voorspraak van de Nederlandsche regeering* Men-mag vertrouwen, dat onze Minister van Buitenlandsche Zaken reeds voor hen in de bres is gesprongen. Moge het spoedig blijken, dat onze Doopsgezinde neven in Rusland voor.een nieuwe Balling schap zullen worden gespaard! 14 Juni 1916. G. W. KERNRAMP ; Beschouwingen over den Zeeslag bij Jutland Het vermoedelijke Duitsche doel: Kruisers naar den Atlantlschen Oceaan? 31 Mei had op de Deensche kust de groote zeeslag plaats. Beide partijen rekenen zich "tot nu toe de eer der overwinning toe, en baseeren dit op meerdere verliezen den vij and toegebracht. Gaan wij evenwel na, welke jscfaepen meegevochten hebben en gezonken zijn, zoo is het wel de vraag of dit thans het hoofdresultaat is. De Duitsche hoofdmacht kan bestaan uit 20 dreadnoughts 1), 5 slagschepen type Braunschweig en 6 slagkruisers, versterkt (f) met 10 oudere slagschepen 2). Engeland kan hier een maximum van 40 Dreadnoughts 1) en 10 slagkruisers tegenoverstellen. 31 Mei bevond zich de Duitsche hoofd macht met eenige schepen van de stedenklasse (z.g. commerce-destroyers van ± 5000 ton waterverplaatsing, bewapend met kanons >yan 10.5 cM.) op de kust van Denemarken. Volgens Engelsche berichten had schout bij-nacht Beatty (admiraalschip slagkruiser Lion") met zijn smaldeel aldaar gekruist om den vijand naar buiten te lokken. Dit lijkt ons zeer onwaarschijnlijk. Engeland had er geen enkel belang bij den blokkade toestand te wijzigen en zou niets liever kunnen wenschen, dan dien te behouden zonder een schot te lossen. Oorlogen van tournooien met uitdaging zijn uit den tijd, mochten zij ooit bestaan hebben. Integen deel wijst het ongunstige uur van den na middag, waarop het gevecht begon, er op, dat Engeland het gevecht moest accepteeren ter voorkoming van een schadelijk Duitsch doel. Het waarschijnlijkst lijkt ons, dat de Duit sche slagvloot hare commerce-destroyers naar den Oceaan trachtte te convoyeeren om, het voorbeeld van de Emden, Karlsruhe e.a. voor oogen, te trachten dezen maandenlang onveilig te maken. De namen Wiesbaden en Elbing komen niet voor op de Duitsche vlootlijst van Januari 1914 en zijn tijdens den oorlog gereedgekomen. Bij een gevecht met groote schepen zijn zij niet alleen in korten tijd vernield, maar met hare kanonnen van 10,5 cM., die niet verder dan pi. m. 10 K.M. dragen, kunnen zij op de groote afstanden van een modern gevecht zelfs geen vijand raken. Dat zij met de slagvloot mede naar buiten gingen om aan een uitgelokt gevecht met de Engelsche Lion-klasse deel te nemen, Is derhalve ten eenenmale onaannemelijk. Hunne aanwezigheid en de gevolgde route Noordwaarts, dicht langs de Deensche kust wijst er voldoende op, dat het plan bestond, deze kruisers langs de kust van Noorwegen4oor de blokkade heen te helpen. Een der.gelijk Duitsch succes zou Engeland heel wat mailbooten, vrachtvaarders en lading ge kost hebben. Bovendien zou een oceaanjacht op dergelijke kruisers, die hunne voor raden uit de buit aanvullen en pl.m. 30 mijl vaart kunnen ontwikkeleu, maandenlang duren. _, .De Engelsche vloot moest dit dus coüte 1) Superdreadnoughts zijn hieronder medegerekend. 2) Zwakkere schepen versterken geen modern eskader, integendeel zijn zij slechts tot last en beperken de slagvaardigheid. Dit geldt ook voor deschepentype Braunschweig. Zij het ook in mindere mate. De Verhouding van Zuid Afrika tot het Britse Rijk door prof. dr. H. D. J. BODENSTEIN Verleden maand heeft Generaal Hertzog ergens in de Kaap een toespraak gehouden 'over de verhouding van Zuid-Afrika tot het Britse rijk van Staatsrechtelik en staatkundig oogpunt. Het is zeker een dwingende eis, dat elke Afrikaander een duidelik begrip heeft van onze verhouding tot het Rijk, of liever tegen over de Britse regeering te Londen. Wan begrippen op dit punt hebben het voor 'n Botha mogelik gemaakt om de weerbar stige leden van zijn eigen partij tot onder werping te dwingen, ten aanzien van de door hem gevolgde koers in zake Duits Zuid-West, door argumenten als de volgende: ? het verzoek van de Britse regering om Duits gebied in te vallen stond gelijk met een bevel, waaraan men niet ongehoorzaam mocht zijn; weigering om te voldoen aan het verzoek zou met zich meebrengen de vernietiging van onze grondwet door de Britse regering; van Duits Zuid-West zou een kolonie voor Indiërs worden gemaakt, wanneer wij de Duitsers er lieten uitdrijven door de Britse regering, etc. Hadden de heren leden van den Volksraad, die voor een groot deel bestaan uit eenvou dige Boeren, een helder inzicht gehad in onze konstitutionele vrijheid en macht, dan zouden die argumenten naar waarde zijn geschat. Nu echter hebben zij menige onno zele hals overtuigd van het wijs beleid van Botha. Dat men bij ons alleen vage ideeën heeft over onze verhouding tot het Britse rijk is 4e wijten aan gebrek aan voorlichting. Het staatsrecht van Zuid-Afrika is geen voor werp van studie aan de Universiteiten en de staatslieden wijzigen hunne inzichten naar gelang de opportuniteit de ene of de andere mening voorschrijft. De Boer voelt zich nog te zeer de overwonnene om gemakkelik te beseffen, welke mate van vrijque coüte voorkomen en hiertoe zelfs een gevecht nabij de vijandelijke havens in den namiddag accepteeren. Het spreekt vanzelf, dat eene vloot dit als regel vermijden moet, teneinde te voorkomen, dat hare vermoeide bemanningen mogelijk verminkte schepen in -den "nacht te verdedigen hebben tegen een groot aantal torpedovaartuigen, welke bij avond de naburige basis verlaat en waar van de bemanning overdag rust. In den slag bij Tschuschima had de Japansche admiraal Togo reeds dit geniale voorbeeld gegeven, door zijne torpedojagers niet pp de intacte, maar op de verminkte Russische vloot los te laten. ? Hoewel hiervan nog officieel niets bekend is, zou het niet te verwonderen zijn, indien de Engelsche slagkruisers Queen Mary", Indefatigable" en Invincible" in het nacht gevecht door torpedo's zijn afgemaakt. Op de. Noordzee kwam hier nog een artilleristisch voordeel voor de Duitschers bij. De zon, welke achter de Engelsche vloot in het Westen daalde, deed de silhouetten der schepen duidelijk uitkomen/ Ieder die te Zandvoort of Scheveningen 's avonds over den boulevard wandelde, heeft iets dergelijks kunnen opmerken. Voor de Duitsche kanon niers, beschermd door zonneglazen, kwam het doel dus mooi uit. Ondanks bovenbeschreven nadeelige om standigheden begon schout-bij-nacht Beatty het gevecht, hetwelk hij met zijn Lions (Lion, Tiger, Queen Mary en Princess Royal) van minstens 28 mijl snelheid zeker kon ontwijken, (indien voorname redenen hem niet dwongen. Voorts telegrafeerde hij de hoofddmacht om hulp ter plaatse. Het Duitsche doel moest voorkomen worden. De resultaten betreffende gezonken schepen zijn bekend en zullen niet herhaald worden. Beide partijen beweren overwonnen te heb ben. Geen van beide heeft eene nederlaag geleden. Het woord nederlaag" zou ook misplaatst zijn. Den kleinen Duitschen kruisers is het voor, zoover bekend mislukt om den Oceaan te bereiken. Voor de Duit schers mo^t het resultaat derhalve eene teleurstelling zijn. De Engelsche vloot heeft dit belet en daarmede succes gehad, zelfs al waren, boven hare officieele verliezen, de Warspite", Marlborough" en Princess Royal" in den grond geboord, zooals het Duitsche bericht vermeldt. Het woord overwinning zou even eens niet juist zijn. Mocht evenwel binnenkort blijken, dat het een Duitsch kruisertje gelukt is ongemerkt om de Noord te ontkomen, zoo moeten onze conclusies voor een groot deel in omgekeerden zin gewijzigd worden. Tot nu toe is hiervan nog niets bekend. De aanwezigheid der Engelsche tweede klasse kruisers der Minotaur-klasse doet ver moeden, dat het Duitsche plan goed door zien was. Zij moesten eene tweede linie vormen ten einde kleine schepen op te van gen, die ontsnapten, terwijl de groote elkaar bezig hielden. Hunne kanons van 23,4 cM. hebben onvoldoende te beteekenen, zelfs tegenover de Pom mern(klasse Braunschweig.) Ten slotte een enkel woord over het ge heim houden van het verlies van de Elbing, welk verzwijgen als rationeel beschouwd mag worden. Al zag de Duitsche vlootvoogd dezen kruiser niet onder de teruggekeerden, zoo was toch een stille hoop gewettigd, dat zij niet in den grond geboord was, doch hare bestemming, den oceaan, bereikt had. Het bericht uit IJmuiden maakte aan allen twijfel een einde. 12 Juni 1916. Oud-Zee-Officier. 999 Uitvoerbelasting op Landbouwvoortbrengselen Mogen aan den landbouw onbeperkte dwangmaat regelen worden opgelegd? Naar aanleiding van Prof. Dr. H. Burger's artikel in de Groene van 20 Mei, zij 't mij vergund een enkele opmerking te maken. Met het thans toegepaste stelsel: toestaan van uitvoer met verplichte beschikbaar stel ling van bepaalde hoeveelheden voor binnenlandsch gebruik tegen vastgestelden prijs kan de toestand beheerscht worden, mits dit stelsel goed wordt toegepast. Toestaan van uitvoer zonder verplichte beschikbaar stelling voor binnenlandsch ver bruik, alleen onderworpen aan uitvoerrecht, zou slechts dan baten, wanneer dit recht automatisch op en neer ging met stijgende heid ons onder de grondwet is verleend. Het was daarom een uitstekende gedachte van Generaal Hertzog om in deze zaak licht te verschaffen en ze principieel aan de orde te stellen. Hij kwam op tegen de bewering van Generaal Botha dat hij was een minister van het Britse Rijk. Het Britse Rijk (Empire) was als zoodanig geen staatsrechterlik be staand lichaam. De dominions stonden naast het Verenigde Koninkrijk als zelfstandige staten, even onaf hankelik van het Verenigde Koninkrijk als dit van hen. De mate van zelfstandigheid mag eenigszins verschillen men denke bijv. aan onze buitenlandse be trekkingen, die vandaag nog staan onder het beleid van de Foreign Office maar de zelfstandigheid, waar die ons was verleend, men denke aan de regeling van onze binnenlandse zaken is wat haar karakter betreft een onbeperkte. Theoreties mocht men met recht beweren, dat een oorlog tussen Engeland en Duitsland ook noodzakelikerwijs met zich meebracht een oorlogstoestand tussen de Unie van Zuid-Afrika en het Duitse Rijk, over de vraag of de Unie n man of n penny daaraan zou besteden had alleen te beslissen de regering van de Unie. Hij ontkende ten enenmale het bestaan van een rechtsplicht om gehoor te geven aan wenken, verzoeken of bevelen van de Britse regering. Men vraagt zich af met welk recht de Britse regering ons haar wil zou mogen opleggen. Over de geldmiddelen van de Unie mag alleen het Parlement beschikken bij de wet, en onze weermacht is bij de wet inge steld en mag alleen volgens de wet worden gebezigd. De wetgevende macht nu voor en in de Unie berust volgens onze grondwet bij het parlement en de koning, zoals uitdrukkelik vermeld staat in art. 19, terwijl art. 59 die macht nader omschrijft in die zin, dat het parlement de bevoegdheid heeft wetten te maken voor de vrede, orde en goede regering van de Unie. De uitvoerende macht echter berust bij de Koning, uitge oefend door hem persoonlik of door de Gouverneur Generaal. Bevoegdheden buiten en boven de wet heeft de Goeverneur niet. De koning zelf heeft natuurlik zijn histories Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen erkennen dit schriftelijk. en dalende marktprijzen. Geschiedt dit niet, dan dreigt het eene oogenblik te veel over de grenzen te gaan, het volgende oogenblik het aanbod op de binnenlandsche markt te groot te worden, met als gevolg voortdurende schommelingen en onzekerheid voor alle partijen. De zwakheid van prof. Burger's denk beeld schuilt in de onmogelijkheid om het uitvoerrecht op Thet juiste oogenblik en in voldoende mate reguleerend te doen werken. Vrijlaten kan men dus bij zijn stelsel den uitvoer evenmin; 't geen hij trouwens gevoelt. Doch dit houdt in, dat dezelfde bepalingen, dezelfde organisatie van nu noodig zouden zijn. En ten slotte zou het eenige, doch zeer belangrijke verschil dit zijn: nu trekken voortbrenger en handel de voordeelen van den uitvoer, dan zou de Staat deze ge nieten. Prof. Burger zegt: de Uitvoerbelasting wordt door het buitenland betaald', doch zoekt daarmee de beteekenis van de kwestie, daar waar ze niet liet. Neen, het buitenland zou voor zijne behoeften denzelfden prijs betalen als voorheen, doch de winst in dien prijs begrepen wordt den voort brenger grootendeels ontnomen en vloeit als Uitvoerbelasting in de schatkist. Dit ware hoogst onbillijk. Dat de Staat zijn deel opeischt van de bijzondere con junctuurwinsten, is verdedigbaar, maar dan door een van elk staatsburger te heffen oor logswinstbelasting, zoo noodig nog hooger dan thans. (Doch men treffe niet het eene bedrijf n door Uitvoerbelasting n door oorlogswinstbelasting en de andere bedrijven alleen door laatstgenoemde. Gelijke mon niken, gelijke kappen!) Ik wil niet verder ingaan op het door prof. B. geopperde denkbeeld. Het is mij veeleer te doen om het bestrijden van de opvatting die bij prof. Burger en zoovele anderen bestaat (of in dezen tijd is ontstaan) als waren de bodemvoortbrengselen een soort gemeen goed, waarover naar willekeur beschikt mag worden, opvatting die hen bovendien met twee maten doet meten. Of is het niet deze gedachtengang, die Prof. Burger doet uitroepen: van de be haalde reusachtige 1) winsten kwam nog zoo goed als niets in de schatkist terecht." Neen, dat is zoo; de behaalde winsten zullen straks door de Oorlogswinstbelasting worden getroffen. Doch waarin onderscheiden zich in dit opzicht de land- en tuinbouwwinsten van die welke andere Nederlandsche burgers behaalden ? Kwam daarvan reeds iets in de schatkist terecht ? Neen immers ? Welnu, sprak ik ten onrechte van meten met twee maten ? De behaalde winsten mogen dan nog niet getroffen zijn, die winsten zijn belangrijk besnoeid door de verschillende regeeringsmaatregelen. Een voorbeeld: Wanneer iemand 100 KG. erwten in het buitenland zou kunnen verkoopen voor f 40, doch deze alleen mag uitvoeren indien hij 100 KG. voor f 16 be schikbaar stelt voor binnenlandsch gebruik, wordt de prijs omlaag gedrukt tot f 28 per 100 KG. Is dit winstderving of niet? Beteekent inbeslagneming van rogge en wol tegen lagere dan de marktprijzen winstont neming of niet ? Niemand kan betwisten dat die winst1) Over de winsten van het landbouw bedrijf valt moeilijk te praten met hen die het bedrijf, zoowel in de tegenwoordige, als in normale tijden niet kennen. Trouwens, de grootheid dier winsten doet tot de zaak zelve niet af. geworden en erkende prerogatieven, maar dan niet als koning van het Verenigde Koninkrijk, maar van Zuid-Afrika. Uitge sloten is het echter niet, dat de Britse rege ring pressie uitoefent op de koning- De Koning moet zijn goedkeuring hechten aan een wet, door het parlement aangenomen. Hij kan natuurlijk weigeren, en zou het mis schien weigeren, wanneer er grote pressie op hem werd uitgeoefend door de leden van de geheime raad, waartoe ook Britse ministers behoren. Langs die weg is praktiese inmenging van een Brits ministerie in onze binnenlandse aangelegenheden mogelik. Van het parlement zelf hangt het echter af, of het een dergelike inmenging wil gedogen, daar het in het afstemmen van de begroting een machtsmiddel heeft, waar mede veel te bereiken is. Maar evengoed kunnen leden van de geheime raad uit andere delen van het rijk pressie uitoefenen op de koning ten aanzien van wetten door het Britse parlement gepasseerd, en niemand zal op grond daarvan willen beweren, dat de Britse regeering niet zelfstandig is. Hoe sterk wij staan tegenover de Britse regering blijkt uit het feit, dat aan ons de bevoegdheid is verleend onze grondwet te veranderen en niet aan het parlement te Westminster. Onze grondwet is een wet van het Britse parlement, maar feitelik is zij opgesteld door een nationale konventie, be staande uit Afrikaanse staatslieden, en droeg de medewerking van het Britse parlement meer een formeel, hoewel noodzakelik, karak ter. Het Britse parlement als zodanig heeft de bevoegdheid elke wet, die het heeft ge maakt, weer te herroepen. Volgens die theorie zou het dus ook onze grondwet mogen ver nietigen, Maar moeilik is daarmede te rij men de bevoegdheid aan onze wetgevende macht verleend zelf de grondwet te veranderen. Veeleer lijkt het mij, dat we de zaak zo moeten opvatten, dat het Britse wetgevende gezag onherroepelik afstand heeft gedaan van zijn wetgevende macht ten gunste van het Afrikaanse parlement. Maar zelfs al moge theoreties de vernietiging van onze grond wet mogelik zijn, prakties is dit uitgesloten. derving aan de gemeenschap ten goede is gekomen; dat dus er moge nog niets in de schatkist zijn gevloeid de landbouw reeds, van 't begin van den oorlog af aan dagelijks belangrijke offers brengt aan zijn medeburgers, offers zooals feitelijk van geen enkel' ander bedrijf worden geeischt. Het ware te wenschen dat meer algemeen werd ingezien dat deze vrijheidsbeperking van het landbouwbedrijf slechts in dezen tijd een noodmiddel en dus van tijdelijken aard mag zijn, waarvoor grenzen moeten worden in acht genomen, omdat het aan tasten van de vrijheid van bedrijf en het verkorten van de beschikkingsrechten van een zoo groot deel der staatsburgers, strijdt met gezonde oeconomische begrippen. Welke plaats neemt in de gemeenschap de landbouw in, welke de landbouwer als zoodanig ? 'De sociale taak van den landbouw is het zoo hoog mogelijk opvoeren van hetvoortbrengingsvermogen van den bodem; zijn beteekenis in de samenleving is de voor ziening van mensch en dier met voedsel en van vele industriën met grondstoffen. Even wel is niet de taak van den landbouw te zorgen dat iedereen voldoende en tegen lagen prijs te eten heeft. Dat is een gemeenschapstaak; evenals niet aan den kleerenfabrikant opgedragen kan worden te zorgen, dat ieder behoorlijk gekleed gaat, of van de eigenaars der kolenmijnen geeischt kan worden, ieder van voldoende en goedkoope brandstof te voorzien. Zoodra de oorlog uitbrak en de langzamer hand ernstiger wordende ontwrichting van het handelsverkeer en de toenemende vraag naar onze bodemvoortbrengselen -door de oorlogvoerenden, de prijzen omhoog dreef, begon de begripsverwarring. Het groote publiek was tot nu toe vrijwel onbekend met de beteekenis van onzen bodemkultuur en van den uitvoer zijner voortbrengselen (vór den oorlog ca. 400 millioen gulden 's jaar). Doch toen de prijzen stegen, werden de gemoederen verontrust en genoot de land bouw opeens de zoolang ontbeerde belang stelling. De uitvoer werd hem als een mis daad aangerekend en men riep luide om bescherming. Trouwens, deze onrust was zeer begrijpelijk. En de regeering greep in, stelde maximum prijzen vast, nam in beslag, verbood uitvoer of eischte daartegenover beschikbaarstelling tegen lageren prijs voor het binnenland. Daarmede was het conflict losgebroken. Wat naar het strikte recht de taak der gemeen schap is: te zorgen dat niemand gebrek lijdt, werd aan den landbouw opgelegd. En welke is nu de houding van de land bouwers tegenover de regeeringsmaatregelen? Zooveel bovenmenschelijk gemeenschaps gevoel kon moeilijk van hen verwacht wor den, dat zij niet aanvankelijk in opstand kwamen tegen de beperking van wat elk rechtgeaard Nederlander 't liefste is: zijn vrijheid. Doch inziende dat die beperking noodig was, heeft de landbouw zijn volle medewerking toegezegd en herhaaldelijk bewezen de regeering in haar moeilijken taak te willen steunen. Waar van verzet uit landbouwkringen blijkt, is dit niet gericht tegen het beginsel der maatregelen, doch heeft dit ten doel oordeelkundiger regeling en vooral betere tenuitvoerlegging te verkrijgen. De land bouw wil waarborgen dat hetgeen tegen verminderde prijzen voor binnenlandsch gebruik moet worden afgestaan, ook werke lijk en uitsluitend dien binnenlandsche ver bruiker ten goede komt, iets wat nu bij lange na niet het geval is en waardoor allerlei handige doch gewetenlooze lieden zich verrijken te hunnen koste. Een groote grief is, dat de meening en de medewerking der bestaande landbouw organisaties zelden gevraagd worden. Com missies met groote macht toegerust, doch zon der eenigen wettelijken grondslag of verant woordelijkheid handelend, groeien als padde stoelen rond het Ministerie op (niet in het Ministerie). Bepalingen, besluiten, uitvoer verboden en -vergunningen verschijnen in verbijsterende hoeveelheid, vaak onvoldoende doordacht en zonder logisch verband. M.i. ware de betere weg: aan de eene zijde voortdurend overleg met de landbouw organisaties, (wier medewerking verzekerd is) aan welke onder behoorlijk toezicht de beschikbaarstelling voor binnenlandsch ge bruik worde opgedragen, terwijl zoolang en De Verenigde Staten van Amerika danken hun zelfstandigheid aan een veel minder ernstige inmenging in koloniale aangelegen heden van de kant van het moederland. Geen enkele Britse staatsman zal het in zijn hoofd krijgen te pogen een verandering aan te brengen in onze grondwet zonder eerst de mening van het volk van Zuid-Afrika te hebben gehoord, evengoed als zij werd ge hoord bij de totstandkoming van de wet. Zolang onze grondwet echter bestaat, zijn we absoluut zelfstandig ten aanzien van die zaken, waarover ons de vrije beschikking is gegeven. Inmenging van de kant van de Downingstreet zal niet worden geduld. Volgens generaal Hertzog was dan ook de band, die de verschillende dominions met het moederland verbond niet de onder worpenheid aan het Britse staatsgezag. Die band was wat hij noemde de eenheidskroon. Wij hadden een gemeenschappelike koning, maar overigens stonden wij naast Groot Brittanje zelfstandig en onafhankelik. In omvang moge onze zelfstandigheid geringer zijn, in haar wezen en hoedanigheid droeg zij hetzelfde karakter en verleende zij de zelfde rechten en voorrechten, dezelfde vrij heid en onafhankelikheid van handeling op staatsgebied. Z. i. was onze zelfstandigheid even onherroepbaar en stond zij op even hechte grondslagen als de vrijheid van het Britse volk, gewaarborgd in de Magna Charta van koning Jan. Daarom speet het hem, dat er in Zuid-Afrika zooveel gedaan was, dat een blaam wierp op het Britse ministerie. De Britse ministers waren niet verantwoordelik voor de veldtochten tegen D. Z. W. en D. O. Afrika; wel ons eigen ministerie, want het had volkomen vrijheid van han delen. De vijanden van Engeland waren de domme imperialisten, die aan het hoofd van zaken stonden. Aan ons eigen volk was de macht gegeven, waarin de waarborg la?, dat de lasten, die we te dragen zouden hebben, ons zouden worden opgelegd tot eigen nut en niet ter bevordering van de belangen van andeten en dat onze vrijheid en rechten niet ondergeschikt zouden wor den gemaakt aan die van andere volken. ODE AAN EEN BLANK KADETJE Welkom, liefelijk kadetje Hoe tevreden zijn we met je In ons Hollandsche gezin ! O, we hadden zoo n verlangen Naar uw zachte wangen Naar uw putjes-kin ; Naar uw smakelijke kleur En uw vroege-morgen geur. Zijt ge waarlijk daar Welgeschapen, versch en gaar 7 Ach kadetje, blond kadetje, Lang verwacht verzetje Na dat kleffe armhuis-brood, Redt ge ons van hongersnood. 'Blijft ge nog wat schaarsch Door de voedsel-zwendelaars, U te zien is reeds een pret Edele kadet! En al kan 't niemand schelen Wat de armoeidzaaier eet Honden, ratten zijn er vele voor den zuchtenden proleet. Holland zal geen honger lijden" Heeft Minister Treub gezegd Maar nu hij ons heeft verlaten Komt er niets meer van terecht. Treub moest weg, ze werden angstig Als de dwergen voor den reus: Posthuma moest hem vervangen God bescherm' ons, wat een keus. Welkom, liefelijk kadetje Hoe tevreden zijn wc nietje In ons land van rijke akkers Met zijn welvaart en zijn bloei Zijn millioenen oorlogswinsten En zijn smokkelaars geknoei In ons land van malsche groenten Boter, vleesch en kaas en spek. In ons land van honger-lijdcrs Van ellende en gebrek U te ruiken is een pret Edele kadet. zooverre zij in deze taak niet te kort schie ten, hun de vrije beschikking ten uitvoer van het overtollige worde gelaten. Aan de andere zijde: organisatie der verbruikers door middel van de gemeentebesturen, wier voort durende medewerking noodzakelijk is voor het verkrijgen van juiste opgaven betreffende het benoodigde en voor behoorlijke ver deeling daarvan. Zulks ook onder scherp toezicht, opdat aan den rechtmatigen eisch der voortbrengers voldaan worde, dat niet meer dan werkelijk noodig is, aan het vrije verkeer worde onttrokken. Worden de regeeringsmaatregelen tot het strikt noodzakelijke beperkt, dan zal de regeering steeds op de volle medewerking der landbouwers kunnen tekenen. Ziet men slechts in dat de tegenwoordige taakverdeeling oeconomisch onjuist is, dan kan de landbouw althans het geruste gevoel hebben slechts onder tijdelijke dwangmaatregelen te lijden. Dat geruste gevoel missen wij voorshands nog. En het is dan ook met den meesten ernst dat ik prof. Burger en gelijk denkenden verzoek om de maatregelen die de regeering nam en die welke hij thans aanbeveelt, te toetsen aan de oeconomische begrippen die ook in normale tijden zeker door hen als gezond en juist werden gehuldigd. Ik twijfel niet of zij zullen inzien te ver te gaan in hunne eischen. S. W. DE CLERCQ, Bloemendaal Landbouwer Als een aanval op onze volksvrijheid moesten wij beschouwen elke poging om ons te no pen afstand te doen van ons recht om zelf door ons eigen parlemant te beschikken over onze volksbelangen. Hierin lag het gevaar van de houding door het ministerie Botha aangenomen ten aanzien van onze verplichting tegenover Engeland in tijd van oorlog. Men moest zich alleen laten leiden door het belang varr, Zuid-Afrika zelf. Het is dan ook inderdaad van het grootste belang naar mijn mening, dat duidelik aart het volk beker d wordt gemaakt de mate van vrijheid aan ons verleend. Het zal dan zelf inzien, dat inderdaad de Zuid-AfrikaWet van 1909 van de kant van de Britse regering een zeer ernstige poging is geweest om veel aangedaan onrecht te vergoeden. Al zijn we niet in alle opzichten bevredigd, het is een feit, dat aan ons de mogelikheid van verbetering is toevertrouwd. Met een enkel woord sprak Generaal Hertzog ook nog over het plan om voor het gehele Britse Rijk een Federale Parle ment in het leven te roepen. Op het oog heeft het wel iets aantrekkeliks zo'n parle ment voor het gehele rijk, waar alle rijksaangelegenheden zouden kunnen worden behandeld. Het grote gevaar echter, dat daarin school, was, dat men daardoor zijn eigen vrijheid van handelen kwijt raakte, in gewichtige zaken zijn eigen zelfstandigheid weggaf. M.i. is de uitvoering van een dergelik plan ook onmogelik. Zelfs al had ieder ge west evenveel stemmen in het centrale parlement, toch zou bijv. Zuid-Afrika zich nooit kunnen neerleggen bij een besluit, dat bijv. Kanada, Australië en Engeland zouden kunnen doorzetten, in strijd met de wensen van het Afrikaanse volk. Met Generaal Hertzog hoop ik dan ook van harte, dat er van de zaak niets komt. Een wettelike band zou dadelik beginnen te knellen en aanleiding geven tot ernstige konflikten. 9 9 9

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl