De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 17 juni pagina 5

17 juni 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

17 Juni '16. -j No. 2034 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Een Haagsche Vrouwenclub Zooals 't soms gaat met de plant, die pogenschijnlijk niet groeit, maar plots de jonge loten ten alle kanten de hoogte Instuwt, zoo is 't gegaan met het denkbeeld vrouwenclub, een gedachte, die in vele gemoederen zich bagon te ontwikkelen, maar schijnbaar niet groeide. Totdat wij opeens hoorden van een Amsterdamsche Vrouwenclub, die zich Nederlandsche club wil noemen. Terzelfder tijd werd in Den Haag de bodem klaar gemaakt, om ook daar 't nieuwe denkbeeld te ontvangen, zoodra het in de hoofden der vrouwen voldoende tot rijpheid zou zijn gekomen. Toen nam Mevrouw van der Mandele het initiatief en schreef er het allereerst over in een der Haagsche bladen. Om te zien of werkelijk de Haagsche vrouwen iets voelden voor dit denkbeeld, vroeg ze den lezeressen, die met haar instemden, een kaartje te zenden, en het gevolg was: een lade vol adhesiebetuigingen. Toen is ze aan 't werk ge gaan, heeft zich de hulp van. enkele anderen verzekerd, en nu had begin Juni de eerste propaganda-vergadering plaats, alwaar zij haar denkbeeld in het openbaar heeft toegelicht. Het voorloopig comité, bestaande uit een tiental dames, waaronder wij namen vinden als mevrouw Kapteyn-Muysken, mevrouw Kehrer-Stuart, mevrouw van Overveldt-Biekart, mevrouw Dr. Buttingha Wichers-van Voorst Vader enz., wil stichten een Vrouwenclub op democratischen, coöpe ratieven grondslag, waar de beschaafde vrouw van alle standen, van alle godsdiensten en levensrichtingen, in 't algemeen, maar de alleenstaande vrouw in het bizonder alles zal vinden, wat kan bijbrengen tot veraangenaming van haar leven. Men wenscht de club te maken tot centrum van het vereenigingsleven der vrouw, en het voorloopig comitéhoopt, dat het clubhuis er toe zal meewerken om den onderlingen band der vrouwen te versterken. Of de club op groote of kleine schaal zal beginnen, hangt geheel af van de medewerking der Haagsche vrouwen zelf. Men hoopt dat het Damesleesmuseum zich als lichaam zal aansluiten, te meer, wijl het comitéwaarschijnlijk een huis zal kunnen krijgen, waarin het Leesmuseum, ook bij veel grootere bloei, geen gebrek aan ruimte zal hebben. Er was een voorloopige begrooting opge maakt, gebaseerd op het allerongunstigste geval, dat de club het eerste jaar zou moeten beginnen met niet meer dan 100 leden. Dit honderdtal trad reeds den eersten avond toe, terwijl er voor bijna ? 1500 staande de ver gadering als aandeelen werd ingeschreven, zoodat de tot standkomlng der vrouwenclub is verzekerd. Heeren kunnen ten allen tijde de club als introducés bezoeken, zij kun nen echter geen lid worden. Ook het restau rant staat voor hen open. De oprichtersleden zijn zij, welke reeds als lid toefraden vór en op de eerste leden vergadering. Hunne verbintenis is eene van twee jaar. De volgende leden zijn voor drie jaar lidmaatschap der coöperatie, doch men kan van deze verplichting ontslagen worden, ter beoordeeling aan het bestuur. Wij gelooven dat den Haag, een stad waar zoovele werkende en alleenstaande vrouwen wonen, waar een levendig en dapper vereenigingsleven der vrouwen bloeit, wel degelijk een stad is, waar een Vrouwenclub niet alleen reden van bestaan heeft, maar ' waar zij de Haagsche vrouwen in menig opzicht van groot nut, ja van grooten zegen kan zijn. Wij wenschen het comitéveel succes in haar pogen en hopen, dat alle Haagsche vrouwen de jonge vereeniging zullen steunen zooveel in haar vermogen is. MARY S. 1II1IIIIIMII1IIIIIIII De Bon Ton" in de Nederlandsche Journalistiek De Revue de Hollande onbillijk behandeld Het dispuut Gazette de Hollande*Revue de Hollande heeft, evenals verschillende uit latingen van Nederlandsche en Belgische dagbladschrijvers naar aanleiding van de zoogenaamde Belgische annexatieplannen, in de laatste weken geweldige beroering gewekt. De houding door sommige Neder landsche journalisten in deze aangenomen, geeft mij aanleiding tot het schrijven van de volgende regelen die, ik erken het gaarne, neergeschreven zijn onder den indruk van een artikel van den heer Charles Bernard in de Echo Beige", dat men niet kan lezen, zonder het bloed van schaamte naar het hoofd te voelen stijgen. Toch verwijt de heer Bernard ons niets. Maar uit zijne woorden spreekt zulk een moedeloosheid, zulk een twijfel aan het ooit kunnen wegnemen van misverstanden die opzettelijk worden ge ëxploiteerd, zulk een berusten tevens in de wetenschap, toch nooit in staat te zijn iets te kunnen veranderen in de houding van kwade trouw, waarin verschillende voor aanstaande Nederlandsche bladen blijven volharden, dat men zich wel ergeren moét, wel gedwongen is zich verontwaardigd te toonen over die journalisten, die in hunne laatdunkendheid meenen het journalistiek fatsoen hoog te houden, wanneer zij het te grabbelen werpen. Immers, wat vooral opvalt in de bespre kingen van bovengenoemde kwesties in bladen als de Nieuwe Courant", het Vaderland" en het Algemeen Handelsblad", is, dat deze organen er zulk een groot genoegen in hebben gevonden insinuaties van obscure Belgische publicisten of van in hunne be langen aangetaste dagbladdirecteuren aan het adres van de hier in Nederland verblijf houdende Belgische journalisten, met gretig. heid te herhalen; ze zelfs nog aan te dikken. Men vraagt zich af wat wel het oogmerk mag zijn van als ernstig bekend staande journalisten, door zich op zulk een onkiesche wijze in deze geschillen te mengen; maar is het niet dikwerf een van de grootste ge noegens van sommige Nederlandsche jour nalisten geweest, ? met een vies gezicht in L interne kranten-aangelegenheden te roeren ? Hét Biedt ook zulk eerie prachtige gelegenheid den lezer te overtuigen van het journalistiek Zal de top worden bereikt? Teekening voor De Amsterdammer" van Jo Doemen :H^ -VMMT:p.D'H' JtANGC : z AG&N: z y: n &T. : v is i O&N ; :?SDMMVGfi'N :T.'J D; ANDfcjReNr : w.ee Loei C: BeReiKCN: WAARVAN:ZU : Hfc'i : A us : ee i* : Btoe M 5u WG&R ?' v?e,R BO.NO: t VROUWEN-: : G6Noe,G&w ;?: OM : Her :-: (Ingezonden) Waarde Heer Centurio! In de eerste plaats: vergeef mij dat ik niet geachte schrijf. Ik houd van oprecht heid. Ik weet niet of ik u achten moet, want ik ken u niet, maar ge zijt me wat waard, daarom schrijf ik waarde. Wat de onzin in de titulatuur betreft; ge zijt een man naar mijn hart maar.,. 't spijt me vrouwen zijn gewoonlijk radicaler dan mannen, wanneer ze eens van wal steken uw middel is niet afdoende. Dat moet alles de wereld uit. Titulatuur is een onding, alleen In de wereld gebracht, om kruiperige menschen een gelegenheid te geven de ijdel heid te streelen van hen, die eenige sporten hooger staan op de maatschappelijke ladder. Men schijnt nu eenmaal een onovertroffen levenskunstenaar (lees acrobaat) te zijn, wan neer men zich weet staande te houden op de bovenste sport. De prijzen die men daar fatsoen] van den schrijver, en het staat zoo mooi te poseeren voor iemand die boven zulk gedoe verheven is. Of hierbij de goede naam van hoogstaande personen in het slijk wordt gehaald, is bijzaak ; wanneer men het niet bij het rechte eind heeft, dan is dat niet eigen schuld: men liegt slechts in commissie. Men herhaalt slechts de insinua ties ; men voegt er geen nieuwe aan toe, doch lascht slecht hier en daar een commentaartje in, en'... haalt zijn neus op. De pose is er: als een apotheose rijst voor 's lezers geestesoog het beeld van den schrijver, rein, puur, onbevlekt, uit het slijk van de vuilnis belt, zooeven door hem in levendige kleuren afgebeeld. Zoo worden thans in eenige Nederlandsche bladen de beide boven aangehaalde kwesties uitgebuit; en ik zou er mij wel voor ge wacht hebben mij er in te mengen, indien niet tevens de eer en goede naam werd aangerand van schrijvers, wier goede trouw boven allen twijfel verheven is, en die niet in staat zijn zichzelve te verweren omdat zij zich niet op vernederende wijze willen hooren toevoegen: dat op zulk een wijze een gast niet tot zijn gastheeren spreekt. Ik bedoel de hier in Nederland vertoevende Belgische journalisten. Ik wil thans niet dieper ingaan op de kwesties zelve, hoewel het mij niet moeilijk zou vallen de ongegrondheid van de be weringen van Jhr. Beresteijn in zake de Revue de Hollande aan te toonen. Trouwens het ingezonden stuk, eenige dagen geleden in de bladen door de Nederlandsche mede werkers van deze Revue geplaatst, neemt dienaangaande allen twijfel weg. Toch werd deze zaak als een tweede Toekomst"schandaal uitgekreten, hoewel deze kwestie in de eerste plaats eene aangelegenheid betreft, die ons als Hollanders niet aangaat (n.l. of de heer de Solpray-Sonnenfeld al of niet gequalificeerd is aan het hoofd van een Fransche Revue te staan), wat met de Toekomst" wel het geval is. Evenmin zou het mij moeite kosten te bewijzen dat men hier te lande een overdreven waarde hecht aan uitlatingen van eenige Belgen die er annexionistische theorieën op nahouden; en dat, wil men zich er mede bezig houden, het daarom nog niet noodig is zich op insinuaties te werpen, en die uit te buiten, komende van lieden die door alle ernstige Belgen {en dat is toch de hoofdzaak indien men eenige waarde daaraan zou willen behalen kan, zijn versthillend; de een be geert een lintje, de tweede geld, de derde een titel, maar 't schijnt dat de duizeling wekkende hoogte waartoe die levensacro baten (pardon-kunstenaars) zijn gestegen men zegt dat zoo'n ladder tot in de wolken reikt, ik weet 't niet, ik blijf veiligheids halve beneden ze wat verblindt, ze kunnen niet goed meer onderscheiden en zien nu veel uiterlijk moois voor echt aan, wat onecht is; 't lijkt prachtig buitenop, binnenin is 't van een armelijke leegheid. Maar dat hindert niet. Voorde wereld lijkt't toch alsof... Kunt gij Centurio, met Baron van der Feltz, die in de Haagsche Post in der tijd dit onderwerp entameerde, naar me iemand schreef, er geen beweging tegen op touw zetten? En dat met centaurenkracht! Me dunkt de tijden zijn er rijp voor. Op mijn daadwerkelijke hulp kunt ge rekenen. Mijn adres is bij de redactie bekend. E. C. v. D. M. hechten) worden gedesavoueerd of als ver raders worden gebrandmerkt. Even zou ik echter in de quaestie van de Revue de Hollande de onwaardige houding ter sprake willen brengen, die de Hollandsche bladen ten opzichte van den heer Pi rard hebben ingenomen. Zij hebben zich toch zonder eenig nader onderzoek tot tolk ge maakt van aantijgingen tegen iemand, aan wien wij Hollanders in de eerste plaats dank verschuldigd zouden zijn. Piérard was toch geen onbekende in' ons land. Hetgeen hij deed om onzen volksaard en onze kunst in den vreemde meer bekend te maken en te doen waardeeren, weten zijne aanvallers immers ook we!. Waarom dan zoo grif ge loof gehecht aan al deze aanvallen op zijn goeden naam ? Heeft hij niet, lang reeds voor deze oorlog hem hier, als zoovele anderen, heeft doen stranden, van zijne be wondering, ik mag wel haast zeggen liefde, voor ons land blijk gegeven ? Zijne sympa thieën voor Nederland, voor zijne kunst en zijne kunstenaren, dateeren toch Werkelijk niet van gisteren. Hoe dikwijls niet zeide hij mij in Brussel, lang, lang geleden, toen men in België nog het geluk kende van het zorgelooze leven, en geen Belgen in Nederland den bitteren nasmaak van de Hollandsche gastvrijheid behoefden te proeven, hoe dik werf sprak >hij mij toen niet van zijne plan nen, deze vacantie of die feestdagen in Hol land te willen doorbrengen, om te dwalen langs onze bollenvelden, of te droomen voor onze Halsen en Vincent van Goghs ? Wan neer hij dan terugkeerde sprak hij vol geest drift over het brokje Hollandsen landschap, het stukje Hollandsche atmospheer, de schep pingen van "onze Hollandsche kunstenaren, waarin hij gedwaald en geademd, voor welke hij gedroomd had. Dan verschenen in de Soir" fijnzinnig geschreven artikelen, waarin, o, Hollanders die hem nu zoo graag besmeunen, geen enkele hatelijkheid tegen ons land voorkwam, maar die een geest ademden van liefde en waardeering. Dan publiceerde hij in Belgische en Fransche revues studies over onze kunst, die tot de beste behooren welke in het buitenland daarover zijn verschenen. Dat was Piérard voor den oor log. Is het dan te verwonderen dat deze warmvoelende Waal, die slechts eerlijk en spontaan kan zijn, reeds spoedig, toen hij na de overweldiging van zijn land ge dwongen was hier zijne tenten op te slaan, met plannen rondliep tot verwezenlijking Over boeken Wij hebben weder twee afleveringen ont vangen van het Encyclopaedisch handboek: de Vrouw, de Vrouwenbeweging, en het Vrou wenvraagstuk. (Uitgave Uitgs. Maatschappij ElseWer). Afl. XVII geeft het vervolg van de groote af deeling: déVrouwenbeweging in Nederland. Hoofdstuk V behandelt daarin de organisatie der vrouwenbeweging". Mevr. H. van Biema-Hymans spreekt over het be langrijkste organiseerende lichaam in ons land, n.l. de Nationale Vrouwenraad van Nederland. Hoofdstuk VI geeft in twee para grafen verslag van de mijlpalenin de Vrouwen beweging : n.l. de tentoonstelling van vrou wenarbeid in 1898, en de tentoonstelling de Vrouw 1813?1913. Daarmede wordt deze afdeeling gesloten. De volgende behandelt in afl. XVIII de Vrouw en de cultuur". Hoofdstuk I schetst de vrouw en haar presta ties in de beeldende kunst. De vrouw in de Nederlandsche literatuur" wordt ons in een zeer belangrijk, lezenswaardig stuk geteekend door Annie Salomons. Welke plaats Herman Robbers de vrouw in de literatuur toekent, zal men kunnen vernemen in de volgende aflevering, waarin de in afl. XVIII begonnen verhandeling daarover zal worden voortgezet. Een kort verslag van mevr. E. R. Menko Jacobson bevat enkele Mededeelingen,omtTent de werkzaamheden der Sub-Commissie voor den geneeskundigen dienst van het Alge meen Steun-Comitéte Amsterdam gedurende het tijdvak Augustus 1915-31 Maart 1916. Voor hen die zich het bestaan van deze Commissie niet bewust waren, diepe, dat deze is ontstaan uit het Vrouwen-Comitétot hulp betoon tijdens oorlogsgevaar," en op initiatief van Dr. Wortman, Directeur van den Ge meentelijke Geneeskundigen Dienst werd gevormd, om steun te verleenen aan herstel lende patiënten, die uit het Ziekenhuis ont slagen nog dringend versterking behoeven en deze tehuis gekomen, ten eenenmale moeten ontberen, vooral in gezinnen der gemobiliseerden, die het meest door den huidigen oorlogstoestand lijden. De Commissie doet daarom een beroep op de hulp der Amsterdamsche vrouwen. Zij vraagt geen vaste jaar of maandcontributie, slechts hulp om in die gezinnen versterkende middelen te verschaffen, waar het aankoopen van n flesch melk dikwijls reeds onmogelijk is. Toezeggingen worden gaarne ontvangen door Mej. H. Chr. van Hoorn, Heerengracht 529, Amsterdam. + * * Van alles wat Op de jaarvergadering van het Comit der Koninklijke Nederlandsche Kantwerkschool te 's-Gravenhage werd het plan op gevat, een prijsvraag uit te schrijven tot het verkrijgen van nieuwe modellen voor het maken van kantwerken, welke een oor spronkelijk, speciaal J^Jederlandsch karakter dragen, en de soepele en teere eigenschap pen der oude kanten met nieuwe motieven vereenigen. Wij juichen dit besluit zeer toe. In ons land zijn thans vele vrouwen die kantklossen en in staat zullen zijn zich in te spannen om mede te dingen naar den -prijs. Mogen de pogingen om zoodoende een Nederlandsch kantindustrie te scheppen goede resultaten opleveren. Meer en meer raakt men in onzen tijd doordrongen van het nut van vakonderwijs voor meisjes. Wij willen daarom de aan dacht vestigen op de jaarlijksche expositie van het werk der leerlingen der Kunst ambacht- en Dagteekenschool voor meisjes, dat 17, 18 en 19 Juni van 10?5 uur zal geëxposeerd zijn in de school Gabriël Metsustraat 16 Amsterdam. Het tentoonge stelde geeft een juist beeld van de opleiding die in verschillende vakken op de school kan worden verkregen. In Canada, zoo lezen wij, kan iedere land bouwer kosteloos stukken grond van de Regeering bekomen, die later definitief op zijn naam worden ingeschreven, indien hij van zijn oud denkbeeld: de Hollandsche kunst in Frankrijk, de Fransche in Holland meer bekend te maken, meer te doen waar deeren? En dat vergelijkt de hoefijzer-correspon dent van het Handelsblad dan met Toe komst" praktijken ! Naar aanleiding van de z.g.n. onthullingen van Jhr. Beresteijn durft hij te schrijven onder den titel: Alweer een reukvat?" (Hol.-v. 3 Juni): het pro-duitsche vat van De Toekomst geurt nog steeds onaangenaam zoo vaak prof. Van Hamel den deksel ervan even oplicht, er is een Belgische propaganda in ons land die, voor een deel van haar organen, ook al eens naar den zakdoek doet grijpen En daar komt nu onze collega Van Beresteijn ... rondroeren in de Revue de Hollande, zó, dat wij ons den neus dichtknijpen." Hij zegt het niet, maar hij laat in zijne geheele inleiding doorschemeren : De Toe komst, de Revue de Hollande, de Belgische bladen die hier verschijnen: alles een pot nat. Dit is wel het meeste laffe in zijn com mentaar. Want de Belgische bladen die in ons land verschijnen zijn opgericht om de balling schap van de talrijke, naar Nederland ge vluchte, Belgen eenigermate dragelijk te maken, door ze nieuws te brengen van hun arm bezet land, en zoo de illusie bij hen te wekken, ver van hunne haardsteden, hun vaderland in hun blad terug te kunnen vinden; door den moed bij hen er in te houden. Zij wenden zich allerminst tot de Hollanders; het zijn uitsluitend Belgische bladen, en het getuigt van kwade trouw ze als Belgische propaganda" bladen te brand merken. Dit is een grievend onbillijke be schuldiging. Wie toch geregeld bladen als de Echo Beige", Vrij België" enz. leest, zal het zijn opgevallen hoe angstvallig de redacteuren van deze bladen vermijden, alles wat maar eenigszins naar interne Hollandsche aangelegenheden zweemt, te bespreken. Zij beschouwen zich hier als gasten en achten het onkiesch, van de gast vrijheid, hun hier geboden, misbruik te maken, door met hunne gastheeren in pole miek te treden, zelfs indien hunne gevoelens worden gegriefd. Vooral de hoofdartikelen schrijver van de Echo Beige, de klare stylist Charles Bernard, heeft zich steeds stipt aan dit richtsnoer gehouden, en het schrijnt diep voldoet aan de voorwaarden, die o.a. eisenen, dat telken jare een deel behoorlijk in cultuur wordt gebracht. Nu is onlangs in de provincie Saskatchewaii eene wet aangenomen, die bepaalt dat een homesteader (dat is een man, die op de boyenaan gegeven wijze zijn grond verdiend heeft) dien grond niet mag verkoopen of met hypotheek bezwaren, tenzij zijne vrouw schriftelijk verklaart, daarmede accoord te gaan. Bovendien moet de ambte naar, die de acte passeert, de vrouw buiten tegenwoordigheid van den man afvragen, of zij weet, wat zij geteekend heeft, en of zij teekende uit vrijen wil zonder dwang van den man. De ambtenaar geeft daarvan eene schriftelijke verklaring af. Is de man ongetrouwd, dan moet hij dit uitdrukkelijk schriftelijk verklaren en beëedigen. De Zweedsche Vrouwenkiesrechtvereeniging, die onlangs haar jaarvergadering hield te Huskvarna, (een stadje, schilder achtig gelegen aan het Vattermeer, deelt mede, dat de leden der afdeeling te Husk varna, voor het grootste deel bestaande uit voor haar brood werkende vrouwen, door pnverflauwde ijver en groote geestdrift er in slaagden een eigen vrouwenkiesrechttehuis te grondvesten. Met gevoelens van dankbaarheid en moed betraden hoofdbestuur en afgevaardigde dit eerste en eenige tehuis. Vroolijk wapperden de internationale en Zweedsche kiesrechtvlaggen en het gevoel dat men althans hier heer en meester was (eigenaardige tegenstelling) verleende een bijzondere attractie aan de bijeenkomst, die in alle opzichten slaagde. Wie geen vermoge het, het geen aanzien; wie geen gehoorsame vrouw het, het geen rus; wie geen bloedverwante het, het geen steun; maar wie niks van dit alles het, het geen sorge. Op die oog 'n baje slim ge segde; in die grond beteken dit tog niks, want die mens wat geen sorge het nie, be tekent self niks. Die Brandwag * * Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. 1841 14 Juni 1916 H. MEYERT KONINGSPLEIN = AMSTERDAM. REISARTIKELEN: VOOR DAMES: Reiskousen. Waschzakken. Nachtzakken. Schoenenzakken. Pyjama's. Lingeries. k'apmantels. Blou<es. Rokken. VOOR HEEREN: Overhemden. Boorden. Manchetten. Pyjama's. Reissokken. Tennispantalons. Sportda.sen. Bretels. Fant. artikelen. D VOOR BEIDEN: Zwem pakken. Baclmu'sen. Badzeepen. Badzouten. Eau de Cologne. ? wanneer men de Haagsche medewerker van het Alg. Handelsblad voor zulk een man zijn neus ziet dichtknijpen. Gij hebt wel ge makkelijk dit grootsche gebaar gevonden, mijnheer de hoefijzer-correspondent, maar dunkt U niet dat het een Nederlandsen journalist onwaardig is? Doch niet alleen deze journalist heeft op zoo duidelijke wijze van zijn minachting blijk gegeven. Vele andere vooraanstaande" journalisten in ons land hebben zijn voet sporen gedrukt. Nu het dan ook schijnt dat een Hollandsen journalist zulk een houding moet aannemen, wil hij als degelijk en hoogst fatsoenlijk worden beschouwd, stel ik er prijs op hier openlijk te verklaren, dat ik het optreden van deze Hollanders als on-journalistiek, als on-waardig en als on-fatsoenlijk be schouw; dat ik mij schaam door mannen als Bernard, Hoste, Piérard, Cauwelaert, tot de Nederlandsche journalisten te worden gerekend, wanneer vooraanstaande Neder landsche journalisten het met hun eer overeen kunnen brengen om lasterpraatjes te helpen verspreiden, gasten te beleedigen, en het hun onmogelijk maken zich te verweren; wanneer zij aanleiding kunnen geven dat een vreemde journalist die hier gastvrijheid geniet, zómoet schrijven als Bernard deed in zijn blad van 7 Juni 1.1., waarin hij in de volgende woorden zijn vriend Piérard den raad geeft, zich van verder verweer te onthouden: qu'on oppose si volontiers u notre pn frivole et friande de scaodale, depublieravec des titres atfriolants cies romans chez la roneierge a dormir debout, libre a eux. Bornons-nous ;'i noter la chose comme un trait de moeurs. Mais nous pouvuns nous attrister de voir que ces journaux n'hésitent pas a mettre ainsi en cause des tiers, et cela gratuitement, faisant bon marchéde lïionneur et de la considération des personriea.... Kt c'est cependant paree que tu es ainsi injustement et, je dirai, aussi inutilement attaque, que j'éprouve Ie besoin de me muler a un debat oii je sens bien que notre honneur ;'i tous est engngéSi nous ne pouvons gagner 1'amitiéet la t-onfiance de nos hötes qu'en abdiquant notre fierténationale et en subordonnant comme d'aucuns parmi nous n'ont pas eu honte de Ie faire les interets de notre pays a ceux d'un pays tjtranger. souvenons-nous pourtant que nous sommes les" hètes de ce pays et abstenons-nousde nousdéfendre mO.me contre la suspicion et la calomnie". Zoo is het journalistiek fatsoen der gasten. Stelt daar nu eens tegenover dat der gastheeren. ARNOLD V AS DIAS Amsterdam, Juni 1916

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl