Historisch Archief 1877-1940
17 Juni '16. -j No. 2034
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Een Haagsche Vrouwenclub
Zooals 't soms gaat met de plant, die
pogenschijnlijk niet groeit, maar plots de
jonge loten ten alle kanten de hoogte Instuwt,
zoo is 't gegaan met het denkbeeld
vrouwenclub, een gedachte, die in vele gemoederen
zich bagon te ontwikkelen, maar schijnbaar
niet groeide. Totdat wij opeens hoorden van
een Amsterdamsche Vrouwenclub, die zich
Nederlandsche club wil noemen. Terzelfder
tijd werd in Den Haag de bodem klaar
gemaakt, om ook daar 't nieuwe denkbeeld
te ontvangen, zoodra het in de hoofden der
vrouwen voldoende tot rijpheid zou zijn
gekomen.
Toen nam Mevrouw van der Mandele het
initiatief en schreef er het allereerst over in
een der Haagsche bladen. Om te zien of
werkelijk de Haagsche vrouwen iets voelden
voor dit denkbeeld, vroeg ze den lezeressen,
die met haar instemden, een kaartje te zenden,
en het gevolg was: een lade vol
adhesiebetuigingen. Toen is ze aan 't werk ge
gaan, heeft zich de hulp van. enkele
anderen verzekerd, en nu had begin Juni de
eerste propaganda-vergadering plaats, alwaar
zij haar denkbeeld in het openbaar heeft
toegelicht. Het voorloopig comité, bestaande
uit een tiental dames, waaronder wij namen
vinden als mevrouw Kapteyn-Muysken,
mevrouw Kehrer-Stuart, mevrouw van
Overveldt-Biekart, mevrouw Dr. Buttingha
Wichers-van Voorst Vader enz., wil stichten
een Vrouwenclub op democratischen, coöpe
ratieven grondslag, waar de beschaafde
vrouw van alle standen, van alle godsdiensten
en levensrichtingen, in 't algemeen, maar
de alleenstaande vrouw in het bizonder alles
zal vinden, wat kan bijbrengen tot
veraangenaming van haar leven. Men wenscht de
club te maken tot centrum van het
vereenigingsleven der vrouw, en het voorloopig
comitéhoopt, dat het clubhuis er toe zal
meewerken om den onderlingen band der
vrouwen te versterken. Of de club op groote
of kleine schaal zal beginnen, hangt geheel
af van de medewerking der Haagsche vrouwen
zelf. Men hoopt dat het Damesleesmuseum
zich als lichaam zal aansluiten, te meer, wijl
het comitéwaarschijnlijk een huis zal
kunnen krijgen, waarin het Leesmuseum, ook
bij veel grootere bloei, geen gebrek aan
ruimte zal hebben.
Er was een voorloopige begrooting opge
maakt, gebaseerd op het allerongunstigste
geval, dat de club het eerste jaar zou moeten
beginnen met niet meer dan 100 leden. Dit
honderdtal trad reeds den eersten avond toe,
terwijl er voor bijna ? 1500 staande de ver
gadering als aandeelen werd ingeschreven,
zoodat de tot standkomlng der
vrouwenclub is verzekerd. Heeren kunnen ten allen
tijde de club als introducés bezoeken, zij kun
nen echter geen lid worden. Ook het restau
rant staat voor hen open.
De oprichtersleden zijn zij, welke reeds
als lid toefraden vór en op de eerste leden
vergadering. Hunne verbintenis is eene van
twee jaar. De volgende leden zijn voor
drie jaar lidmaatschap der coöperatie, doch
men kan van deze verplichting ontslagen
worden, ter beoordeeling aan het bestuur.
Wij gelooven dat den Haag, een stad waar
zoovele werkende en alleenstaande vrouwen
wonen, waar een levendig en dapper
vereenigingsleven der vrouwen bloeit, wel
degelijk een stad is, waar een Vrouwenclub
niet alleen reden van bestaan heeft, maar
' waar zij de Haagsche vrouwen in menig
opzicht van groot nut, ja van grooten zegen
kan zijn.
Wij wenschen het comitéveel succes in
haar pogen en hopen, dat alle Haagsche
vrouwen de jonge vereeniging zullen steunen
zooveel in haar vermogen is.
MARY S.
1II1IIIIIMII1IIIIIIII
De Bon Ton" in de Nederlandsche
Journalistiek
De Revue de Hollande onbillijk
behandeld
Het dispuut Gazette de Hollande*Revue
de Hollande heeft, evenals verschillende uit
latingen van Nederlandsche en Belgische
dagbladschrijvers naar aanleiding van de
zoogenaamde Belgische annexatieplannen,
in de laatste weken geweldige beroering
gewekt. De houding door sommige Neder
landsche journalisten in deze aangenomen,
geeft mij aanleiding tot het schrijven van
de volgende regelen die, ik erken het gaarne,
neergeschreven zijn onder den indruk van
een artikel van den heer Charles Bernard
in de Echo Beige", dat men niet kan lezen,
zonder het bloed van schaamte naar het
hoofd te voelen stijgen. Toch verwijt de heer
Bernard ons niets. Maar uit zijne woorden
spreekt zulk een moedeloosheid, zulk een
twijfel aan het ooit kunnen wegnemen van
misverstanden die opzettelijk worden ge
ëxploiteerd, zulk een berusten tevens in de
wetenschap, toch nooit in staat te zijn iets
te kunnen veranderen in de houding van
kwade trouw, waarin verschillende voor
aanstaande Nederlandsche bladen blijven
volharden, dat men zich wel ergeren moét,
wel gedwongen is zich verontwaardigd te
toonen over die journalisten, die in hunne
laatdunkendheid meenen het journalistiek
fatsoen hoog te houden, wanneer zij het te
grabbelen werpen.
Immers, wat vooral opvalt in de bespre
kingen van bovengenoemde kwesties in bladen
als de Nieuwe Courant", het Vaderland"
en het Algemeen Handelsblad", is, dat deze
organen er zulk een groot genoegen in
hebben gevonden insinuaties van obscure
Belgische publicisten of van in hunne be
langen aangetaste dagbladdirecteuren aan
het adres van de hier in Nederland verblijf
houdende Belgische journalisten, met
gretig. heid te herhalen; ze zelfs nog aan te dikken.
Men vraagt zich af wat wel het oogmerk
mag zijn van als ernstig bekend staande
journalisten, door zich op zulk een onkiesche
wijze in deze geschillen te mengen; maar
is het niet dikwerf een van de grootste ge
noegens van sommige Nederlandsche jour
nalisten geweest, ? met een vies gezicht in
L interne kranten-aangelegenheden te roeren ?
Hét Biedt ook zulk eerie prachtige gelegenheid
den lezer te overtuigen van het journalistiek
Zal de top worden bereikt?
Teekening voor De Amsterdammer" van Jo Doemen
:H^
-VMMT:p.D'H'
JtANGC
: z AG&N: z y: n &T. : v is i O&N ;
:?SDMMVGfi'N :T.'J D; ANDfcjReNr : w.ee Loei
C: BeReiKCN: WAARVAN:ZU : Hfc'i
: A us : ee i* : Btoe M 5u WG&R ?' v?e,R BO.NO:
t VROUWEN-:
: G6Noe,G&w ;?: OM : Her :-:
(Ingezonden)
Waarde Heer Centurio!
In de eerste plaats: vergeef mij dat ik
niet geachte schrijf. Ik houd van oprecht
heid. Ik weet niet of ik u achten moet,
want ik ken u niet, maar ge zijt me wat
waard, daarom schrijf ik waarde. Wat de
onzin in de titulatuur betreft; ge zijt een
man naar mijn hart maar.,. 't spijt me
vrouwen zijn gewoonlijk radicaler dan
mannen, wanneer ze eens van wal steken
uw middel is niet afdoende. Dat moet alles
de wereld uit. Titulatuur is een onding,
alleen In de wereld gebracht, om kruiperige
menschen een gelegenheid te geven de ijdel
heid te streelen van hen, die eenige sporten
hooger staan op de maatschappelijke ladder.
Men schijnt nu eenmaal een onovertroffen
levenskunstenaar (lees acrobaat) te zijn, wan
neer men zich weet staande te houden op
de bovenste sport. De prijzen die men daar
fatsoen] van den schrijver, en het staat zoo
mooi te poseeren voor iemand die boven
zulk gedoe verheven is. Of hierbij de goede
naam van hoogstaande personen in het slijk
wordt gehaald, is bijzaak ; wanneer men het
niet bij het rechte eind heeft, dan is dat
niet eigen schuld: men liegt slechts in
commissie. Men herhaalt slechts de insinua
ties ; men voegt er geen nieuwe aan toe,
doch lascht slecht hier en daar een
commentaartje in, en'... haalt zijn neus op. De pose
is er: als een apotheose rijst voor 's lezers
geestesoog het beeld van den schrijver, rein,
puur, onbevlekt, uit het slijk van de vuilnis
belt, zooeven door hem in levendige kleuren
afgebeeld.
Zoo worden thans in eenige Nederlandsche
bladen de beide boven aangehaalde kwesties
uitgebuit; en ik zou er mij wel voor ge
wacht hebben mij er in te mengen, indien
niet tevens de eer en goede naam werd
aangerand van schrijvers, wier goede trouw
boven allen twijfel verheven is, en die niet
in staat zijn zichzelve te verweren omdat
zij zich niet op vernederende wijze willen
hooren toevoegen: dat op zulk een wijze
een gast niet tot zijn gastheeren spreekt.
Ik bedoel de hier in Nederland vertoevende
Belgische journalisten.
Ik wil thans niet dieper ingaan op de
kwesties zelve, hoewel het mij niet moeilijk
zou vallen de ongegrondheid van de be
weringen van Jhr. Beresteijn in zake de
Revue de Hollande aan te toonen. Trouwens
het ingezonden stuk, eenige dagen geleden
in de bladen door de Nederlandsche mede
werkers van deze Revue geplaatst, neemt
dienaangaande allen twijfel weg. Toch werd
deze zaak als een tweede
Toekomst"schandaal uitgekreten, hoewel deze kwestie
in de eerste plaats eene aangelegenheid
betreft, die ons als Hollanders niet aangaat
(n.l. of de heer de Solpray-Sonnenfeld al of
niet gequalificeerd is aan het hoofd van een
Fransche Revue te staan), wat met de
Toekomst" wel het geval is. Evenmin zou
het mij moeite kosten te bewijzen dat men
hier te lande een overdreven waarde hecht
aan uitlatingen van eenige Belgen die er
annexionistische theorieën op nahouden; en
dat, wil men zich er mede bezig houden,
het daarom nog niet noodig is zich op
insinuaties te werpen, en die uit te buiten,
komende van lieden die door alle ernstige
Belgen {en dat is toch de hoofdzaak indien
men eenige waarde daaraan zou willen
behalen kan, zijn versthillend; de een be
geert een lintje, de tweede geld, de derde
een titel, maar 't schijnt dat de duizeling
wekkende hoogte waartoe die levensacro
baten (pardon-kunstenaars) zijn gestegen
men zegt dat zoo'n ladder tot in de wolken
reikt, ik weet 't niet, ik blijf veiligheids
halve beneden ze wat verblindt, ze
kunnen niet goed meer onderscheiden en
zien nu veel uiterlijk moois voor echt aan,
wat onecht is; 't lijkt prachtig buitenop,
binnenin is 't van een armelijke leegheid.
Maar dat hindert niet. Voorde wereld lijkt't
toch alsof... Kunt gij Centurio, met Baron
van der Feltz, die in de Haagsche Post in
der tijd dit onderwerp entameerde, naar me
iemand schreef, er geen beweging tegen op
touw zetten? En dat met centaurenkracht!
Me dunkt de tijden zijn er rijp voor.
Op mijn daadwerkelijke hulp kunt ge
rekenen. Mijn adres is bij de redactie bekend.
E. C. v. D. M.
hechten) worden gedesavoueerd of als ver
raders worden gebrandmerkt.
Even zou ik echter in de quaestie van de
Revue de Hollande de onwaardige houding
ter sprake willen brengen, die de
Hollandsche bladen ten opzichte van den heer Pi
rard hebben ingenomen. Zij hebben zich toch
zonder eenig nader onderzoek tot tolk ge
maakt van aantijgingen tegen iemand, aan
wien wij Hollanders in de eerste plaats dank
verschuldigd zouden zijn. Piérard was toch
geen onbekende in' ons land. Hetgeen hij
deed om onzen volksaard en onze kunst
in den vreemde meer bekend te maken en
te doen waardeeren, weten zijne aanvallers
immers ook we!. Waarom dan zoo grif ge
loof gehecht aan al deze aanvallen op zijn
goeden naam ? Heeft hij niet, lang reeds
voor deze oorlog hem hier, als zoovele
anderen, heeft doen stranden, van zijne be
wondering, ik mag wel haast zeggen liefde,
voor ons land blijk gegeven ? Zijne sympa
thieën voor Nederland, voor zijne kunst en
zijne kunstenaren, dateeren toch Werkelijk
niet van gisteren. Hoe dikwijls niet zeide hij
mij in Brussel, lang, lang geleden, toen men
in België nog het geluk kende van het
zorgelooze leven, en geen Belgen in Nederland
den bitteren nasmaak van de Hollandsche
gastvrijheid behoefden te proeven, hoe dik
werf sprak >hij mij toen niet van zijne plan
nen, deze vacantie of die feestdagen in Hol
land te willen doorbrengen, om te dwalen
langs onze bollenvelden, of te droomen voor
onze Halsen en Vincent van Goghs ? Wan
neer hij dan terugkeerde sprak hij vol geest
drift over het brokje Hollandsen landschap,
het stukje Hollandsche atmospheer, de schep
pingen van "onze Hollandsche kunstenaren,
waarin hij gedwaald en geademd, voor welke
hij gedroomd had. Dan verschenen in de
Soir" fijnzinnig geschreven artikelen, waarin,
o, Hollanders die hem nu zoo graag
besmeunen, geen enkele hatelijkheid tegen ons land
voorkwam, maar die een geest ademden van
liefde en waardeering. Dan publiceerde hij
in Belgische en Fransche revues studies
over onze kunst, die tot de beste behooren
welke in het buitenland daarover zijn
verschenen. Dat was Piérard voor den oor
log. Is het dan te verwonderen dat deze
warmvoelende Waal, die slechts eerlijk en
spontaan kan zijn, reeds spoedig, toen hij
na de overweldiging van zijn land ge
dwongen was hier zijne tenten op te slaan,
met plannen rondliep tot verwezenlijking
Over boeken
Wij hebben weder twee afleveringen ont
vangen van het Encyclopaedisch handboek:
de Vrouw, de Vrouwenbeweging, en het Vrou
wenvraagstuk. (Uitgave Uitgs. Maatschappij
ElseWer). Afl. XVII geeft het vervolg van
de groote af deeling: déVrouwenbeweging
in Nederland. Hoofdstuk V behandelt daarin
de organisatie der vrouwenbeweging". Mevr.
H. van Biema-Hymans spreekt over het be
langrijkste organiseerende lichaam in ons
land, n.l. de Nationale Vrouwenraad van
Nederland. Hoofdstuk VI geeft in twee para
grafen verslag van de mijlpalenin de Vrouwen
beweging : n.l. de tentoonstelling van vrou
wenarbeid in 1898, en de tentoonstelling de
Vrouw 1813?1913. Daarmede wordt deze
afdeeling gesloten. De volgende behandelt
in afl. XVIII de Vrouw en de cultuur".
Hoofdstuk I schetst de vrouw en haar presta
ties in de beeldende kunst. De vrouw in de
Nederlandsche literatuur" wordt ons in een
zeer belangrijk, lezenswaardig stuk geteekend
door Annie Salomons. Welke plaats Herman
Robbers de vrouw in de literatuur toekent,
zal men kunnen vernemen in de volgende
aflevering, waarin de in afl. XVIII begonnen
verhandeling daarover zal worden voortgezet.
Een kort verslag van mevr. E. R. Menko
Jacobson bevat enkele Mededeelingen,omtTent
de werkzaamheden der Sub-Commissie voor
den geneeskundigen dienst van het Alge
meen Steun-Comitéte Amsterdam gedurende
het tijdvak Augustus 1915-31 Maart 1916.
Voor hen die zich het bestaan van deze
Commissie niet bewust waren, diepe, dat deze
is ontstaan uit het Vrouwen-Comitétot hulp
betoon tijdens oorlogsgevaar," en op initiatief
van Dr. Wortman, Directeur van den Ge
meentelijke Geneeskundigen Dienst werd
gevormd, om steun te verleenen aan herstel
lende patiënten, die uit het Ziekenhuis ont
slagen nog dringend versterking behoeven
en deze tehuis gekomen, ten eenenmale
moeten ontberen, vooral in gezinnen der
gemobiliseerden, die het meest door den
huidigen oorlogstoestand lijden.
De Commissie doet daarom een beroep op
de hulp der Amsterdamsche vrouwen. Zij
vraagt geen vaste jaar of maandcontributie,
slechts hulp om in die gezinnen versterkende
middelen te verschaffen, waar het aankoopen
van n flesch melk dikwijls reeds onmogelijk
is. Toezeggingen worden gaarne ontvangen
door Mej. H. Chr. van Hoorn, Heerengracht
529, Amsterdam.
+
* *
Van alles wat
Op de jaarvergadering van het Comit
der Koninklijke Nederlandsche
Kantwerkschool te 's-Gravenhage werd het plan op
gevat, een prijsvraag uit te schrijven tot
het verkrijgen van nieuwe modellen voor
het maken van kantwerken, welke een oor
spronkelijk, speciaal J^Jederlandsch karakter
dragen, en de soepele en teere eigenschap
pen der oude kanten met nieuwe motieven
vereenigen.
Wij juichen dit besluit zeer toe. In ons
land zijn thans vele vrouwen die
kantklossen en in staat zullen zijn zich in te spannen
om mede te dingen naar den -prijs. Mogen
de pogingen om zoodoende een Nederlandsch
kantindustrie te scheppen goede resultaten
opleveren.
Meer en meer raakt men in onzen tijd
doordrongen van het nut van vakonderwijs
voor meisjes. Wij willen daarom de aan
dacht vestigen op de jaarlijksche expositie
van het werk der leerlingen der Kunst
ambacht- en Dagteekenschool voor meisjes,
dat 17, 18 en 19 Juni van 10?5 uur zal
geëxposeerd zijn in de school Gabriël
Metsustraat 16 Amsterdam. Het tentoonge
stelde geeft een juist beeld van de opleiding
die in verschillende vakken op de school
kan worden verkregen.
In Canada, zoo lezen wij, kan iedere land
bouwer kosteloos stukken grond van de
Regeering bekomen, die later definitief op
zijn naam worden ingeschreven, indien hij
van zijn oud denkbeeld: de Hollandsche
kunst in Frankrijk, de Fransche in Holland
meer bekend te maken, meer te doen waar
deeren?
En dat vergelijkt de hoefijzer-correspon
dent van het Handelsblad dan met Toe
komst" praktijken ! Naar aanleiding van de
z.g.n. onthullingen van Jhr. Beresteijn durft
hij te schrijven onder den titel: Alweer
een reukvat?" (Hol.-v. 3 Juni):
het pro-duitsche vat van De
Toekomst geurt nog steeds onaangenaam zoo
vaak prof. Van Hamel den deksel ervan
even oplicht, er is een Belgische
propaganda in ons land die, voor een deel van
haar organen, ook al eens naar den
zakdoek doet grijpen
En daar komt nu onze collega Van
Beresteijn ... rondroeren in de Revue de
Hollande, zó, dat wij ons den neus
dichtknijpen."
Hij zegt het niet, maar hij laat in zijne
geheele inleiding doorschemeren : De Toe
komst, de Revue de Hollande, de Belgische
bladen die hier verschijnen: alles een pot nat.
Dit is wel het meeste laffe in zijn com
mentaar.
Want de Belgische bladen die in ons land
verschijnen zijn opgericht om de balling
schap van de talrijke, naar Nederland ge
vluchte, Belgen eenigermate dragelijk te
maken, door ze nieuws te brengen van hun
arm bezet land, en zoo de illusie bij hen te
wekken, ver van hunne haardsteden, hun
vaderland in hun blad terug te kunnen
vinden; door den moed bij hen er in te
houden. Zij wenden zich allerminst tot de
Hollanders; het zijn uitsluitend Belgische
bladen, en het getuigt van kwade trouw ze
als Belgische propaganda" bladen te brand
merken. Dit is een grievend onbillijke be
schuldiging. Wie toch geregeld bladen als
de Echo Beige", Vrij België" enz. leest,
zal het zijn opgevallen hoe angstvallig de
redacteuren van deze bladen vermijden,
alles wat maar eenigszins naar interne
Hollandsche aangelegenheden zweemt, te
bespreken. Zij beschouwen zich hier als
gasten en achten het onkiesch, van de gast
vrijheid, hun hier geboden, misbruik te
maken, door met hunne gastheeren in pole
miek te treden, zelfs indien hunne gevoelens
worden gegriefd. Vooral de hoofdartikelen
schrijver van de Echo Beige, de klare stylist
Charles Bernard, heeft zich steeds stipt aan
dit richtsnoer gehouden, en het schrijnt diep
voldoet aan de voorwaarden, die o.a. eisenen,
dat telken jare een deel behoorlijk in cultuur
wordt gebracht.
Nu is onlangs in de provincie
Saskatchewaii eene wet aangenomen, die
bepaalt dat een homesteader (dat is een
man, die op de boyenaan gegeven wijze zijn
grond verdiend heeft) dien grond niet mag
verkoopen of met hypotheek bezwaren, tenzij
zijne vrouw schriftelijk verklaart, daarmede
accoord te gaan. Bovendien moet de ambte
naar, die de acte passeert, de vrouw buiten
tegenwoordigheid van den man afvragen,
of zij weet, wat zij geteekend heeft, en of
zij teekende uit vrijen wil zonder dwang van
den man. De ambtenaar geeft daarvan eene
schriftelijke verklaring af.
Is de man ongetrouwd, dan moet hij dit
uitdrukkelijk schriftelijk verklaren en
beëedigen.
De Zweedsche
Vrouwenkiesrechtvereeniging, die onlangs haar jaarvergadering
hield te Huskvarna, (een stadje, schilder
achtig gelegen aan het Vattermeer, deelt
mede, dat de leden der afdeeling te Husk
varna, voor het grootste deel bestaande uit
voor haar brood werkende vrouwen, door
pnverflauwde ijver en groote geestdrift er
in slaagden een eigen
vrouwenkiesrechttehuis te grondvesten.
Met gevoelens van dankbaarheid en moed
betraden hoofdbestuur en afgevaardigde dit
eerste en eenige tehuis. Vroolijk wapperden
de internationale en Zweedsche
kiesrechtvlaggen en het gevoel dat men althans
hier heer en meester was (eigenaardige
tegenstelling) verleende een bijzondere
attractie aan de bijeenkomst, die in alle
opzichten slaagde.
Wie geen vermoge het, het geen aanzien;
wie geen gehoorsame vrouw het, het geen
rus; wie geen bloedverwante het, het geen
steun; maar wie niks van dit alles het, het
geen sorge. Op die oog 'n baje slim ge
segde; in die grond beteken dit tog niks,
want die mens wat geen sorge het nie, be
tekent self niks.
Die Brandwag
* *
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
1841 14 Juni 1916
H. MEYERT
KONINGSPLEIN = AMSTERDAM.
REISARTIKELEN:
VOOR DAMES:
Reiskousen.
Waschzakken.
Nachtzakken.
Schoenenzakken.
Pyjama's.
Lingeries.
k'apmantels.
Blou<es.
Rokken.
VOOR HEEREN:
Overhemden.
Boorden.
Manchetten.
Pyjama's.
Reissokken.
Tennispantalons.
Sportda.sen.
Bretels.
Fant. artikelen.
D
VOOR BEIDEN:
Zwem pakken.
Baclmu'sen.
Badzeepen.
Badzouten.
Eau de Cologne.
?
wanneer men de Haagsche medewerker van
het Alg. Handelsblad voor zulk een man zijn
neus ziet dichtknijpen. Gij hebt wel ge
makkelijk dit grootsche gebaar gevonden,
mijnheer de hoefijzer-correspondent, maar
dunkt U niet dat het een Nederlandsen
journalist onwaardig is?
Doch niet alleen deze journalist heeft op
zoo duidelijke wijze van zijn minachting
blijk gegeven. Vele andere vooraanstaande"
journalisten in ons land hebben zijn voet
sporen gedrukt.
Nu het dan ook schijnt dat een Hollandsen
journalist zulk een houding moet aannemen,
wil hij als degelijk en hoogst fatsoenlijk
worden beschouwd, stel ik er prijs op hier
openlijk te verklaren, dat ik het optreden
van deze Hollanders als on-journalistiek,
als on-waardig en als on-fatsoenlijk be
schouw; dat ik mij schaam door mannen
als Bernard, Hoste, Piérard, Cauwelaert, tot
de Nederlandsche journalisten te worden
gerekend, wanneer vooraanstaande Neder
landsche journalisten het met hun eer overeen
kunnen brengen om lasterpraatjes te helpen
verspreiden, gasten te beleedigen, en het
hun onmogelijk maken zich te verweren;
wanneer zij aanleiding kunnen geven dat
een vreemde journalist die hier gastvrijheid
geniet, zómoet schrijven als Bernard deed
in zijn blad van 7 Juni 1.1., waarin hij in
de volgende woorden zijn vriend Piérard
den raad geeft, zich van verder verweer te
onthouden:
qu'on oppose si volontiers u notre pn
frivole et friande de scaodale, depublieravec des titres
atfriolants cies romans chez la roneierge a dormir debout,
libre a eux. Bornons-nous ;'i noter la chose comme un
trait de moeurs. Mais nous pouvuns nous attrister de
voir que ces journaux n'hésitent pas a mettre ainsi
en cause des tiers, et cela gratuitement, faisant bon
marchéde lïionneur et de la considération des
personriea.... Kt c'est cependant paree que tu es ainsi
injustement et, je dirai, aussi inutilement attaque, que
j'éprouve Ie besoin de me muler a un debat oii je
sens bien que notre honneur ;'i tous est engngéSi
nous ne pouvons gagner 1'amitiéet la t-onfiance de nos
hötes qu'en abdiquant notre fierténationale et en
subordonnant comme d'aucuns parmi nous n'ont pas eu
honte de Ie faire les interets de notre pays a ceux d'un
pays tjtranger. souvenons-nous pourtant que nous sommes
les" hètes de ce pays et abstenons-nousde nousdéfendre
mO.me contre la suspicion et la calomnie".
Zoo is het journalistiek fatsoen der gasten.
Stelt daar nu eens tegenover dat der
gastheeren.
ARNOLD V AS DIAS
Amsterdam, Juni 1916