De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 17 juni pagina 7

17 juni 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

17 Juni '16. No. 2034 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND E5PRQKING Wat Wij ZulJen Leeren" .door C. JlNARAJADASA (Amsterdam, Theosofische Uitgevers Mij.) Eenige weken geleden las Ik inde bladen verslagen van een bijeenkomst van de meest bekende nederlandsche Godgeleerden." Het was verbazend geleerd" maar niét al te . .goddelijk." Ik proefde er de onvruchtbaar heid uit van het intellect dat met verstan delijke middelen het wezen Oods zich vermeet te doorgronden, en heb ook even moeten ... glimlachen over hét idee, dat er hier in 't Westen een term Godgeleerdheid" bestaat. /De schoone woorden van den chineeschen filosoof Lao Tsz' fluisterden hierbij in mij 7 op: .Zij, die Tao kennen zijn niet geleerd, zij die geleerd zijn kennen Tao niet." Vtak daarop kwam mij het boekje Wat wij zulten leeren" van Jinarajadasa in han den, dat in zijn dichterlijken eenvoud'en zijn devoot sentiment meer Godgeleerd heid'' in den goeden zin hier even bevat, dan al het geleerde geredeneer der heeren officieele theologen." Hier geen spitsvondige redeneeringen en orthodox-verharde-dogmatiek, hier geen his torische bronnenputterij en gedebatteer over intellectueele begrippen, maar hier het zui vere, onmiddellijk uit ziel en hart gewelde Woord, niet van een doceerenden geleerde, maar van een lief hebbenden Vriend, een .Öoeroe," en geestelijken Vader. Dit Woprd, over en langs het intellect heer*, spreekt direct tot ziel en hart, en, zonder zoeken, vindt het God door den ioover van zijn eigen trilling. Toch zal het voor zeer veel Westerlingen, opgevoed in de traditioneele begrippen om trent geest en stof," natuur en mensen" en dergelijke, totaal onbegrijpelijk zijn, en ook ? door velen voor polythei'sme" of zooiets ' worden uitgemaakt. Wanneer zij in dit boekje lezen, hoe Jinarajadasa God zoekt, en vindt ook, in de draaiing der electronen in het atoom, in de x driehoeken en kwadraten en vijfhoeken van kristallen en vuursteenen, in palmen en varens, in klimplant en struik en boom, en in den zonsopgang boven de zee; wanreer Jinarajadasa de bergen Zijn schildwachten noemt, die Hem groeten, en hij Zijn glim lach ziet lichten over veld en woud en heide en stroom, dan schudt zeker menig God geleerde" bedenkelijk het hoofd, en als hij al niet den schrijver hiervan voor een polytheist of een heiden houdt, houdt hij hem toch hoogstens maar voor een dichter. Dat God de grootste aller denkbare Dichters is, wiens dichterlijke gedachte het Heelal tot aanzijn schiep, komt niet in den God geleerde" op. En dat Jinarajadasa hem den Minnaar" noemt zal den theoloog vermoe delijk wel eenigszins profaan toeschijnen. Hoeveel eenvoudiger en begrijpelijker dan folio's godgeleerde" theoriën van docenten die, gelijk de officieele term, meen ik, luidt colleges geven over de leer aangaande God" is het hoofdstukje in dit bescheiden, pretentielooze boekje, getiteld Immanentie en Transcendentie. Het staat er zoo sim pel, zooals het in schooner, paëtischervorm ook in de Upanighads staat: Hij is alles wat wij zien en hooren en ruiken en proeven en tasten, denken en voelen; tojch is Hij tegelijkertijd geen van deze dingen. Dit is het mysterie van Zijnen aard. Hq is het heelal en toch is hij anders dan het heelal. Als Transcendentie is Hij macht boven gedachte, zaligheid boven droomen, een verblindend Licht dat geen schaduw en geen middelpunt heeft. Toch is dat Licht vreugde onbeschrijfbaar, ver? limillllllilliimm minimum immiiimimmmmmmmmi Tooneelcritiek en Roomsche Pers Kort geleden hebben een drietal Katflolieke dagbladen (Residentiebode, Maasbode en Tijd) tamelijk onverwacht aangekondigd, te zullen overgaan tot het geregeld bespreken van toonee!stukken. Tijd' en Centrum" hadden reeds sinds eenigen tijd nu en dan van premières een bespreking opgenomen. Het besluit werd bekend kort vór de groote vasten gedurende welke geen tooneelverslagen werden gegeven. En in den korten tijd, die tusschen Paschen en de nu inge treden vacantie op tooneelgebied verstreek, is nog weinig kunhen blijken van deze ge heel nieuwe werkzaamheid der Katholieke dagbladpers. Intusschen hebben wij dan toch het feit, dat de Katholieke dagbladen zich gaan bezig houden met een belangrijken beschavingsfactor (ten goede en ten kwade) gelijk het tooneel eene is. In de Roomsche pers was al voor een tiental jaren een poging gewaagd tot dekking van dit tekort aan tooneelbemoeiing der Katholieke journalistiek, die helaas nog veel achterstand heeft in te halen, denk alleen maar aan 't gemis eener behoorlijke kunstrubriek, waarvoor wel de krachten maar niet de omstandigheden aanwezig zijn! De, als Roomsche Groene" bedoelde en breed opgezette Stemmen onzer Eeuw" onder hoofdredactie van den tegenwoordigen Tijd-hoofdredacteur den heer Alphons Laudy ondergeteekende was aan beide bladen verbonden als redacteur begon niet een tooneelrubriek. Na een te kort bestaan verdween het weekblad. En wijl de couranten zijn taak niet overnamen, bleef de Roomsche tooneelcritiek weer een der vrome wenschen Verscheidene Katholieke journalisten zelf betreurden het gemis. Maar er was zoo veel te doen voor een opbloei van de Roomsche pers, dat men alsnog aan geen tooneelrubiek toe was. De eer, de quaestie der tooneelcriliek tot een concrete oplossing te hebben gebracht, moet gegeven aan het bestuur der vereeniging Voor Eer n Deugd" te Rolduc. Dit bestuur, welks ? oud-voorzitter de huidige bisschop van Roermond is, zag zeer juist in, dat er leiding moest komen. En zoo kwam het weekblaadje Tooneel en Bios coop" tot stand, dat allén wil geven moreele voorlichting (geen kunstzinnige tevens) Zeer geslaagd naar inhoud was dit blaadje niet, *- kon het ook moeilijk zijn, wijl het een eerste poging gold op onbekend ter rein _ maar het was een daad! Een daad die de belangstelling te krachtiger wakker riep naarmate beseft werd, dat niét van een voering niet te uiten; en de ziel die het nmaal heeft aangeraakt, zal, al vergat zij al het andere, dat toch nimmer vergeten. Want dat Licht aan te raken is niet langer van leven te droomen, maar waarlijk te even." Het is het dood-eenvoudige, heelemaal niet geleerd of gewichtig doende, waar het toch >ver de meest mysterieuze onderwerpen spreekt, dat in dit beekje zoo weldadig aandoet. Dat komt omdat Jinarajadasa zoo als dat in Indië heet zijn toon gevonden leeft", zijn grondtoon", en die toon klinkt n alles wat hij schrijft. Die vormt hetgeen men in Europa noemt den stijl" van een schrijver, dat wat hem van alle andere schrijvers onderscheidt, een niet direct te definieeren trilling, een accent, dat door zijn geheele werk heenklinkt, en die het zelfs schoon doen blijven al zijn er veel litera're onzuiverheden en onjuistheden in. En daarom klinkt het zoo als iets volcornen beyattelijks en vertrouwelijks waar hij zegt: 'Deze Transcendentie sluiert zich en wordt de Immanentie, en een heelal verschijnt, en daaruit komen kracht en stof, leven en vorm, bewustzijn en' ontplooiing voort en al de myiaden vormen die wij leven noemen. Toch is de eene Minnaar niet beperkt binlen Zijn schepping, niet begrensd door Zijn Begrenzing; want hoewel Hij als immanent n alle dingen, het woud en de berg, de waterval en de brand, de zuigeling en de oude man, de zondaar en de heilige is, steeds strevende naar het ontvouwen van Zijn plan met leven en dood als zijn die naren, genot en smart als Zijn rechter- en inkerhand, toch is Hij terechtertijd vreug devolle Liefde, die haar geliefde mint, machtige Wijsheid met kalme blijmoedig heid dienende, en stralende Macht, die slechts n doel heeft van dienst. Terwijl Hij is Dit, de schepping, is hij tevens Dat, iet ongeschapene; want de Immanentie is de Schaduw, terwijl de Transcendentie is het Licht." x Dit alles is ook te vinden in de Upanishads, en reeds in de oude Veda's, maar boekjes, klein en binnen ieders bereik, als dit van Jinarajadasa, hebben de directe ver dienste, de groote menigte te bereiken, die er niet zoo licht toe komt, de boeken der oude Wijsheid van Indië ter hand te nemen, die in gewone bibliotheken niet te krijgen zijn. Het is dezelfde Wijsheid, die ook in de chineesche filosofie, vooral die der Yih King" en der Tao Teh King is te vinden. De kern van Jinarajadasa's leer ligt daar, waar' hij schrijft: Zoolang de eene Minnaar leeft als Imma nentie, zoolang volbrengt Hij een offer. Want immanent te zijn in een schepping, al heeft Hij daarvoor het plan gemaakt, is alsof Hij een sluier plaatst tusschen Zichzelf en zijn Geliefde. Toch schept hij inderdaad een cosmos, daar de zielen Hem niet kunnen kennen zóals Hij is, vór dat zij Hem gekend hebben zoo als Hij niet is. En zoo Is de gansche schepping een voortdurend offer, dat de Eene Minnaar brengt aan zijn Geliefde, wordende wat Hij niet is, opdat wij zullen leeren te kennen wat Hij wel is." Dat de Minnaar en ZijnGaliefde tenslotte n en Dezelfde zijn is het schoone, heer lijke geheim, dat Jinarajadasa in dit boekje ontsluiert, k, dat ieder mensch, gij en ik, hij en zij, een der mijmeringen is van den grooten, nen Dichter-Denker, die dit Heelal uit-dacht en dichtte, en dat Hij droomt door alle menschen heen, zoowel door hem, die wondt als door hem, die heelt. Ook in den tegenwoordigen, verschrikkelijken tijd van oorlog is het goed te lezen, en er steeds bewust van te zijn, dat Hij de Vernietiger is, maar ook de Vernietigde vorm, dat Hij slechts afbreekt om weder op te bouwen in nog schooner vormen, en dat Hij schijnt te haten om nog heerlijker lief te hebben door eiken volgenden vorm. Zelfzucht en strijd, wreedheid en oorlog, zijn niet anders immuun.iiiiilllilitmiiiii iiiiiiiiimiimiimmiiiiiimmiiiiiiii weekblad, maar van een dagblad, hetwelk de dingen van den dag bijhoudt, de eigenlijke oplossing moest worden verwacht. Een principieel betoog over het stand punt der Katholieken ten opzichte van het tooneel te hquden is in dit verband, en in het land van den Roomschen Vondel, natuurlijk overbodig. Maar al was er geen principieel bezwaar Tooneel en Bios coop" heeft zelfs de sanctie van het Nederl. Episcopaat ontelbare practische bezwaren tegen tooneelcritiek in een dag blad rezen toch wel, en waren geenszins te onderschatten. Evenwel: wat het zwaarst was moest het zwaarst wegen! Wie eenigs zins met schouwburgbezoek op de hoogte is weet hoeveel Katholieken gebruik van den schouwburg maken. Het ware struis vogelpolitiek dit niet te willen zien. Tot heden hadden zij van de eigen Roomsche pers geen leiding. Was nu die pers, die juist hoogere beteekenis wil hebben dan van nieuwsblad allén, naar geweten ver antwoord Gods water maar over Gods akker te laten stroomen en aan het blinde toeval over te laten, waar de menschen bij hun schouwburgbezoek verdoolden ? Een week blad gaf in deze de gewenschte oplossing niet. Afgezien nog van de overweging, dat de menschen geen f 5 extra betalen voor hetgeen zij met recht en billijkheid van hun katholieke courant mogen eischen, kan bovendien een weekblad niet naar wensch de taak van snelle voorlichting vervullen? Daags na de première publiceert het dag blad een recensie, een weekblad pas veel later, zoodat 't kon gebeuren, dat zoo'n stuk al van het repertoire verdwenen was vór de recensie verscheen t De R. K. dagbladen hebben nu hun taak zelf ingezien en ook het bezwaar niet erkend, dat het beoordeeten van tooneelstukken niet in een dagbladkolom thuis behoort. Waarom zou wel over het moreel en kunstzinnig gehalte van een boek in boekrecensies kun nen geoordeeld worden en niet over tooneel stukken in een tooneelrubriek? Alles hangt af van de wijze waarop". Evenmin als bij een immoreel boek de recensent zoo dom zal zijn een exposee te geven van het slechte, evenmin zal een tooneelrecensent zoo iets ondernemen. Onbillijk is het echter de eisch te stellen, gelijk reeds in enkele geschriften gedaan werd, dat de tooneelrecensenten snel afwisselen, daar na eenigen tijd het juiste onderscheidingsver mogen bij hen zou zijn afgestomd. Dit is een beleedigend vermoeden. Het is immers niet aan te nemen, dat een per soon, die aangezocht wordt m als re censent op te treden, van zoodanig gevoor den indischen denker en begrijper, dan studiën in Zijn liefdesopenbaring. Leest deze eenvoudige woorden, en ge voelt er den grondtoon van den leeraar in klinken: ., Hij veroorzaakt spanning in den aether, maakt middelpunten van kracht, groepeert die tot atomen en moleculen, en onderusschen bemint Hij. Nu eens trekt Hij aan, dan weder stoot Hij af, maar aantrekking en afstooting; belde zijn de vormen Zijner iefde." HENRI BOREL iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiHiiiiiiimimiiiimiimiiiiiiiiiiiiimiiiiimmiiiiii Een Nederlandsche Uitvinding De Valschijf van den kapitein C. IA. A. Quack Wanneer de roode yaantjes wapperden over de Larensche heide, en de lucht vervuld was van het zweepige knallen der schoten en het suizelend zwieren van kogels, wanneer onder de houten overkapping der Zeeburgsche schietloods de knallen daver den, dan heb ik wel eens mijne oogen gesloten, en ik heb mij trachten te verbeel den, dat het oorlog was. Ik trachtte mij te verbeelden, dat de vijf tallen kogels uit onze geweren andere doelen zochten dan linnen, papier en verf; maar de ? rustige blauwe profielen op de schij ven, en het wimpeltje aan denaanwijs-stok gaven zelfs bij de fraaiste treffers geen andere sensatie, dan die van een-goed cijfer". En zoo blijft op de meeste schietbanen de oefening een schoolsche.en mijlen ver verwijderd van het bedrijf, dat er de werkelijkheid van is. Waar nu tegen woordig een belang rijk percentage van onze jongelingschap in het soldaten-bedrijf zoo -snel mogelijk ge oefend wordt, is het wenschelijk, dat deze oefening zooveel mo gelijk de werkelijk heid na-komt. Bij de schietopleiding op oorlogsdoe len en bij het individueel en gezamenlijk ge vechtsschieten, komt daarvoor in de eerste plaats de valschijf in aanmerking. * * Valschijven toch tuimelen, dus verdwijnen uit het landschap, zoodra zij door een pro jectiel getroffen worden, en geven dus den schutter de practische ^eiisliie ^geraakt" te hebben. .'? * Nu hebben zich bij de bestaande, en in verschillende legers gebruikte valschijven eigenaardige bezwaren voorgedaan; als materiaal is men nl. aangewezen op hout, daar staalplaten te duur en te zwaar zijn, en tevens, door versplintering van het prcjectiel, gevaar opleveren voor de omgeving. Het projectiel geeft den houten valschijf een betrekkelijk lichten schok, die geringer is dan een matigen winddruk. Daardoor zullen, bij winderig weer, de schijven vallen, zonder door projectielen getroffen te zijn. Kapt. Quack iiiiiiiiiiiiiiililillliiimmiiiiilimilllii illiimiiiiiiliiiiiinii halte is om na luttele jaren als onbekwaam te moeten gelden. Een man op jaren bij voorbeeld, vader van groote kinders, nu bij uitstek bekwaam voor zijn werk, zou dan over enkele jaren het onderscheidings vermogen hebben verloren l Och arme l En waarom datzelfde niet verondersteld van den politieken redacteur, die zooveel heeft te doorworstelen, van den boekenkeurder die zooveel immoreels in handen krijgt, van den Roomschen journalist in 't alge meen, aan wiens onderscheidingsvermogen iederen dag eischen worden gesteld. Hoe zal nu de Roomsche tooneelcritiek dienen uitgevoerd en aanvaard ? Het zou weinig inzichtelijk zijn om reeds programmatisch te willen aangeven hoe iets zich volgroeien zal in de praktijk. Maar enkele algemeene denkbeelden mogen hier toch wel aangestipt. De Katholieke tooneelcritiek moet hoe dan ook uitgevoerd er op uit zijn het ver f rouwen te winnen van lezers en tooneelleiders. De Roomsche critiek zal met groot beleid dienen op te treden. Breed van Inzicht en denken moet zij nauw lettend en onverzettelijk op het stuk van principes er angstvallig voor waken niet in scrupules te vervallen. Zoodra de ont wikkelde lezer, vooral de jeugdige, bemerkt, dat een door zijn Roomsch blad afgekeurd tooneelwerk te kras is beoordeeld en hij tot de uitroep komt: is dat nu alles", dan is voor goed bij zoo iemand het vertrouwen geschokt en bestaat er alle kans, dat hij voortaan rijp en groen gaat zien. Van den anderen kant moet de Kath. tooneelcritiek niet alleen zich afvragen wat er nu precies nog mee door kan, maar moet zij den Sensus Catholicus laten spreken. Wij erkennen het tooneel te zeer als van krachtige zedelijke werking, dan dat wij onze menschen die wij in het dagelijksche leven niet in een milieu van moreele in zinking, echtbreuk, moord, leugen en bedrog, misdaad en menschelijke verwording willen brengen, er mede zouden laten kennis maken op het tooneel. Het vo/uft Roomsen-Katholiek zijn moet als van heel de Kath. journalistiek ook het stempel der tooneelcritiek zijn. Zoo moet naar alle zijden de zekerheid gewekt, dat de Roomsche tooneelcritiek, door de hoogste motieven geleid, mei groote rechtschapenheid, onbevangenheid, onpartijdigheid, on-voorlngenomenheid, mei kunstzinnig inzicht niet het minst, zal oordeelen. Tooneeldirecties en tooneelkunstenaars zullen haar met vertrouwen moeten tegemoet kunnen treden als een tijdsuiting die zich niet stelt tegenover hen, maar met hen eenzelfde doel nastreeft: verheffing [Het Marga-toestel Vervolgerjs is het bij de bestaande valschijven een bezwaar, dat zij door bedienings personeel telkens weer opgericht moeten worden. Bij de valschijf, die door den kapitein van het N.-I. leger C. M. A. Quack uitgevonden, en gepatenteerd is, zijn deze beide euvelen ondervangen. De schutter kan met een touw, of langs electrischen weg, zijn schijf, of een aantal op n as gemonteerde schijven op lederen afstand opheffen. Daardoor ontstaat de mogelijkheid tot snelle en gevaarlooze schietoefeningen, die der werkelijkheid zeer nabij komen. Het snelle waarnemen van zijn resultaat zal bij den schutter de ambitie doen stijgen, terwijl het, bij gevechtsschieten, mogelijk is ia allerlei punten van het voorterrein te werken met snel rijzende en weer verdwijnende schijven of reeksen van schijven. Practische voordeelen zijn tevens: het ver vallen van bedienings- en waarnemingspersoneel, en daardoor de volstrekte veiligheid van schietbanen, waarop foutieve aanwijzing van schoten uitgesloten is. In de practijk geldt het: raak of met-raak; nuances daartusschen mogen goed zijn bij de allereerste schietoefeningen, doch ver vallen bij het voortgezet onderwijs; daarbij kan een handig gebruik van kop- romp- en borstschijven eenige verrassende afwisseling brengen in de schijven-reeksen. In Harskamp zijn op het oogenblik valschijven van het oude systeem in gebruik; op de bestaande schietbanen zal de nieuwe vinding minder ruimte-roovend, en goedkooper blijken te zijn dan de nu toegepaste Veldman schietinrichtingen. In het klein is de valschijf-inrichting-Quack reeds in gebruik bij verschillende korpsen, n.l. voor het schieten op korten afstand (met marga-patronen.) Bij het groote aantal recruten, dat tegen woordig afgericht wordt, doen zich de voor deelen : tijdsbesparing en ruimtewtnst reeds degelijk gevoelen. Ook aan boord van oor logsschepen is het toestel, dat nauwelijks een nieter breed is, en vijf kleine borstschijfjes bevat, zér bruikbaar. Ten slotte opent zich voor de toepassing een wijd perspectief, omvattende al wat er schiet in de burgermaatschappij, als in vereenigingen, tuinen en tenten. * * * En nu wilt ge iets vernemen omtrent het mechanisme van den schijf? De kapitein Quack fronst bedenkelijk het voorhoofd, en verwijst naar débijgaande afbeeldingen. Wat de geheimzinnige faktor is, die een schijf gevoelig maakt voor de schok van een projectiel, en immuun voor den winddruk.... dat blijft zijn uitvindersgeheim. En tevens wat de eenvoudige samenstelling is der pallen, die de schijven, elk voor zich, of bij geheele linies tegelijk, doen rijzen, of voorovervalleri op eene borstDemontable rompschijfjes op het''; marga-toestel wering. Intusschen wordt er geen militair geheim verraden met de mededeeling, dat onderhandelingen omtrent algemeene aan schaffing met het legerbestuur gevoerd worden. Resumeerende vinden wij, dat de va'schijfQuack heeten mag een geriefelijk en absoluut gevaarloos oefen-werktuig, dat de harde werkelijkheid ten nauwste nadert. L. S. PL. Een reeksi op n as gemonteerde valschijven van onze vaderlandsche toóneelkunst. De Katholieken stellen geen overdreven eischen. Men behoeft niet beducht te zijn dat zij nu ineens het tooneel willen ver-Roomschen. Het is hun niet te doen zelfs om Katholieke" stukken opgevoerd te krijgen: bedroevend arm als wij zijn aan wat maar op een Roomsch goed tooneelwerk lijkt.! Doel der Katholieke tooneelcritiek is aller eerst leiding te geven aan eigen lezerskring en tweedens aldus invloed zoo mogelijk uit te oefenen ten goede op ons tooneel. Van zelf is hiermede aangegeven, dat voldoet de Roomsche tooneelcritiek ten volle aan haar roeping zij niet volstaan kan met de taak van hekjeswachter op moreel gebied. Kunst en moraal moeten n zijn. Er dient meer gedaan dan de menschen alleen af te houden van slechte stukken, er moet getracht worden het tooneel als beschavings factor te benutten. Een bespreking die niet op kunst let heeft dit inconvient: dat ze bij voorbaat het vertrouwen mist van vele kunstzinnige lezers. Wat heeft men er aan te weten of een stuk nog zoo braaf is, als het bijwonen geen enkele schoonheidsontroerlng u rijker maakt. De Roomsche traditie is te nauw met kunst saamgegroeid, om de kunst te mogen verwaarloozen. Behoeft er, na het bovenstaande, nog uit voerig ingegaan op het onzalige denkbeeld om de Roomsche journalistiek te verarmen" met schablonenwerk door n tooneelcriticus voor alle bladen aan te stellen: een journalastiek wangedrochtelijk iets? De bedoe ling was tot pp zekere hoogte te respec teeren: men wilde het publiek hoeden voor elkander tegensprekende beoordeelingen op moreel gebied. Maar de bedoeling ware nim mer tot haar recht te brengen. Op dit denk beeld is dan ook niet door de R. K. bladen ingegaan. Ten slotte moge echter nog even terug gekomen op iets waartoe het begin van dit artikel aanleiding geeft. Daar werd mede gedeeld, hoe tijdens de groote vasten geen tooneelrecensies werden gegeven. In Holland bestaat onder de Katholieken de m. i. prijzenswaardige gewoonte zich te onthouden van alle openbare vermakelijk heden in den z. g. besloten tijd. Let wel: een kerkelijk voorschrift is dit niet: op geen enkel voorschrift maakt de Katholiek in breuk als hij in den vastentijd naar den schouwburg gaat. Onder geen enkel opzicht mag zijn katholiciteit ook maar eenigszins in verdenking worden gebracht indien hij zich niet aan de eerbiedwaardige gewoonte houdt. Maar het is te begrijpen dat dit vaderlandsch gebruik om geheel in den geest van versterving ,den vastentijd door te brengen zér wordt bevorderd. Ik persoonlijk, die steeds voor handhaving van oude ge bruiken, vooral als zij een diepere en gods dienstige beteekenis hebben, ijver, zou het zér betreuren wanneer de bovenbedoelde gewoonte verdween. Intusschen lijkt het mij toch niet gewettigd om het welslagen van een zóernstig Katholiek belang als de Roomsche tooneelcritiek is, afhankelijk te stellen van louter een eerbiedwaardige ge woonte. Men kan van meening verschjllen over de noodzakelijkheid van tooneelcritiek in een Kath. dagblad, maar erkent men een maal die noodzakelijkheid, dan dient ook gezorgd dat het tweeledig doel: voorlichting en invloed uitoefenen ten goede, ten volle tot zija recht komt. En hoe kan dat, wan neer midden in het drukst van het tooneelseizoen gedurende zólange perioden, als advent en groote vasten zijn, de tooneel critiek wordt stop gezet? Is het ernst met Roomsche tooneelcritiek, dan zal ze ook ge durende advent en groote vasten haar ar beid dienen voort te zetten, hetgeen, zooals reeds door de Residentiebode werd opge merkt, nog geen breken met de oude ge woonte door de Katholieke lezers behoeft te beteekenen. Gezaghebbende Katholieke bla den in het buitenland gaan dan ook onaf gebroken met hun rencensies voort. Zelfs het officieuze Pauselijke orgaan, de Osservatore Romano, het blad door het Vaticaan voor vele officieele en officieuze berichten gebruikt, is ook dit jaar met theaterrecenties van allerlei aard gedurende de groote vasten voortgegaan. Trouwens, het met bisschoppelijke sanctie verschenen weekblad Tooneel en Bios coop" bleef ook in deze vasten verschijnen. Al leek het om tactische overwegingen gewenscht niet dit jaar onmiddellijk over te gaan tot een maatregel die zou uitgelegd kunnen worden als een breken met een eerbiedwaardige vaderlandsche gewoonte, in de toekomst zal 't kath. dagblad toch k m. i. in den z.g. besloten" tijd tooneelcritiek moeten geven. Moge dan de poging, door de Roorusche bladen ondernomen, een deugdelijke'blijken, ook in 't belang van een bloeiende Nederl. tooneefkunst. Moge de tooneelcritiek niet overgelaten worden aan de oogenbliksbevliegingen van op 'n zeker moment, zij het terecht, verontwaardigde Roomsche publi cisten, maar moge ze worden een richtingzekere beschavingsfactor. LEONARDUS VAN DEN BROEKE * ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl