Historisch Archief 1877-1940
DE AMStÈRDAMMËR, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Juni '16. No. 2035
PC Schilder-mysticus de Winter
vergeete niet dat kunst en
knnstwaardeering een ondoorgrondelijk mysterie
'is en blijft, en nooit door onze woordfor-'
mules voldoende wordt benaderd, Wij wee
ten niet wat mij doen, als wij,lachen
nog veel minder weeten wij het, als wij
kunst scheppen of bewonderen. En het baat
niet, er met veel woorden oover te redeneeren.
Ik stond onlangs voor het landschap van
Calame in het steedelijk museum, en ver
wonderde mij diep oover het feit, dat naar
verstandelijken maatstaf hier perfectie is, die
toi^h volkoomen koud laat. Ziet hier een
pifdrtig natuur-tafreel met het grootste tech
nische meesterschap weer-gegeeven, en toch..."
het egt niets, het is zielloos, en brengt ons
niets van de ontroering die het
natuurtafrtel zelve welligt brengen zou. Terwijl
een paar oude schoenen, geschilderd door
Vincent, een tinnen kannetje, geschilderd
door Verster, ons de tranen in de oogen
kunnen brengen.
De menschheid weet het,
hetgrosisdaaroover ingelicht al is de bewondering voor
de Calame-kunst nog niet uitgestorven, toch
wijzen de geldprijzen op de groote veilingen,
(fat de meenigte zich laat leiden in andere
rigting: Matthys Maris, Vincent van Qogh,
Césanne klinken als groote namen, hoe wei
nig de massa ook nog instaatishuneedele
ta?l te verstaan.
De natuur-weetenschap kan ons leeren
welke oovereenkomst er is tusschen muziek
en schilderkunst. Geluid en kleur hangen
beiden af van trillings beweeging in meer
of minder snelheid en samengesteldheid.
ieder weet dat muzikale expressie technisch
njet anders behoeft dan trillende lucht, en
ook dat bij kleuren de trillingen veele
millioenen malen sneller gaan dan bij geluid.
Het is dus verstandelijk volkoomen te be
grijpen, dat de harmonieën en ritmen in kleur
veel fijner, gecompliceerder en expressiever
kunnen zijn dan in geluid. Maar wat wij in
de muziek sints lang gewend zijn, het
Spreeken en verstaan door
geluids-harmonieën en ritmen alleen, dat is ons in schil
derkunst nog vreemd. Een schilderstuk dat
enkel kleur-harmonie wil zijn, en dat alleen
daardoor tot ons wil spreeken, dat
bevreedigt ons niet. Wij willen er een onderwerp
bij, juist datgeen wat de echte
muziekvrienden, als progamma-muziek, als verla
ging van hun zuivere kunst, verwerpen.
Theoretisch kunnen wij dus niets aanvoe
ren teegen het maken en bewonderen van
schilderijen, die enkel willen zijn:
kleurenmuziek. Niemand kan beweeren dat een
schilderij allijd een of ander bekend ding
of weezen uit de natuur moet voorstellen,
om schoonheids-ontroering te geeven.
Eevenmin kan men volhouden, dat zulk
onderwerploos schilderwerk noodwendig tot ziellooze
decoratie moet verdorren.
Maar eevenals men bij muziek van elke
noot verwacht en eischt dat ze iets zeggen"
zal, dat haar werking zal bijdragen tot de
compleete schoonheids-ontroering van het
geheel zoo mag men ook van elk schil
derij vergen dat alle kleuren en vormen
binnen de lijst op het vlakke doek gebracht,
noodwendig zijn voor n gesamenlijke aan
doening. En of die aandoening er is dat
kan niet worden beweezen of beredeneerd,
dat kan alleen worden gevoeld.
Nu is het werk van de Winter niet enkel
kleuren-muziek, maar in sommige van zijn
uitingen nadert het er zeer digt-bij. Daar
is dan geen bepaald onderwerp op te
zien, en men kan ook niet altijd onder
scheiden wat booven of onder is. Het is
een samenstel van vormen en kleuren die
een bepaalden totaal-indruk moeten teweeg
brengen.
Men kan de Winter's werk in vier rubrieken
onderscheiden:
Ie duidelijke natuurtafreelen.
2e vegetaties, plant- en diervormen.
3e gedachte-vormen.
4e kleur-aandoening sensations
coloristiques opgewekt door een bepaald
persoon.
De natuurtafreelen hebben volstrekt niet
altijd volleedige gelijkenis met onze
aardsche landschappen. Er zijn er slechts enkelen
Tannhauser
?vin de Wagnervereenigmg
In-de veelbesproken brochure Juist omdat
ik Dtiiitscher ben" schrijft Hermann Fernau:
Zeer lang en treurig is de lijst van
Duitsche dichters, denkers, patriotten, (ik tel
Heirie. nog niet eens mee) die smaad en
schande, gevangenis en verbanning hebben
moeten dulden, alleen, omdat zij
democratisch-republikeinsche ideeën hadden en uit
spraken."
Hij noemt dan de namen: Börne, Laube,
Herwegh, Freiligrath enz. Richard Wagner,
die met Laube en Herwegh bevriend is
geweest, wordt niet met name genoemd.
Hoe het met zijne medeplichtigheid aan de
revolutionaire dagen van '48 te Dresden
staat, lezen we op bladz. 457 en vlg. band
I zijner autobiographie. De slechte ontvangst
van Tannhauser, zoowel bij publiek als pers,
met, als gevolg, de onvermijdelijke verbit
tering tegen den gebleken conservatieven
geest, is zeker mede oorzaak geweest, dat
W. een daadwerkelijk aandeel nam aan
meergenoemde beweging.
Of zijne staatsgevaarlijkheid werkelijk zoo
groot is geweest, dat zijne verbanning ge
wettigd was, is zeer twijfelachtig. Genoeg
is het hier te weten, dat de verdere lotge
vallen van Tannhauser de eerste jaren even
avontuurlijk waren als die van den kunste
naar zelve, die te Parijs o. a. door het
arrangeeren van thans reeds ten grave ge
daalde opera's, als Donizetti's Favorite en
KRAAIEN-VLEESCH
. ' ' '- (Teekeningen voor de Arastérdqmmef" v'tui fyorge van Raemdonck)
\. De dood: In elk geval zullen zij de mijne niet hebben".
2. De toestand is beter dan ooit, het volk heeft vleesch in
overvloed." (De Rijkskanselier). 3. Een wenk aan
uitvoerlustigen. 4. Smakelijk eten!
MniNmMnninniiinimmnmmimtiittmmiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiuiimiiiiiuimiiiumiiiiiiHumiiiHtimmiiiiiim iiitiiiuiiitimiiimiuiiiiiiiiiiiiimimiiimiiiiiiimiiiiiiimimiiiittiiiiimiiiiiiimimiiiiiu
die men als een aardsch tafreel herkennen
zou en waarop dan ook voorwerpen als
scheepen en huizen voorkoomen. Bij de
meesten zijn de vormen en kleuren onaardsch,
de heeinel is groen, de zee bloedrood, of |
hetzelfde landschap wordt nu eens geheel
in blaauw of wel in groen uitgebeeld.
Wat men bij allen te zoeken heeft is de
stemming" die er door wordt uitgedrukt.
De schilder maakt gebruik, voor zijn be
doelen, van kleuren en vormen, die ook in
de aardsche natuur voorkoomen, maar hij
is er niet aan gebonden. Toch zijn ze nooit
geheel onlogisch. Als men er booven" en
onder" aan onderscheidt, dan moet ook het
geheel beantwoorden aan een zeekere
graviteitswet.
Ze zijn dus ook niet wat men fantastisch"
noemt. Ze zijn gezien, waargenoomen. De
schilder verzeekert ons dit en er is geen
reeden om aan zijn woord te twijfelen. Ze
zijn echter waargenoomen op eenbizondere
en zeldsame wijze, die voor de meesten
onzer onbegrijpelijk is. Daarvoor moet men
de veelheid van waerelden, waarin wij als
geestelijke weezens kunnen waarr,e;men, als
echte waarheid beseffen.
Als nu de Winter een zijner
natuurtafereelen een Jupiter-landschap" noemt dan
wil dat nog niet zeggen dat hij, met zijn
aardsche oogen, den planeet Jupiter, zooals
wij die door astronomische waarneeming
kennen, heeft beschouwd en afgebeeld. Want
die planeet Jupiter maakt nog altijd deel uit
van onze aardsche waereld die wij stoffe
lijk" noemen.
Zijn waarneemingen geschieden in een
andere sfeer" dat wil zeggen in een waereld
die ook is waar wij zijn, maar waarop ook
onze zintuigen niet zijn ingesteld. Men
spreekt dan wel van de astrale" sfeer, maar
dat woord is misleidend en zelfs onstoffe
lijke" sfeer is niet juist.
Ons woord-vermoogen is niet toereikend
om oover deeze, voor ons Westerlingen zoo
ongewoone zaken, in den breede te spreeken.
Wij moeten volstaan met deeze formulee
ring : dat de schilder waarneemingen, voor
onze zintuigen verborgen, maar niettemin
volkoomen echt en reëel, vertaalt in de ons
De minister van Landbouw 'in Duitschland
verzond in begin Mei aan de
Regeeringspresidenten een circulaire, waarin aanbevolen
werd de kraaien voor volksvoeding te bestem
men^ de eigenaars van bosschen, waarin zich
kraaienkolonies bevonden, werden aangeschre
ven de vogels -te schieten. Thans wordt aan
de Jagerzeitung gemeld, dat de
kraaienzendingen, die een vorige week aankwamen op de
Berlijnsche markt, wat de hoeveelheden betrof,
beneden de verwachtingen zijn gebleven. De
'Berlijners vochten om zoo te zeggen om de
kraaien, die vlot met 70 tot 80 Pfenning betaald
werden." (Dagbladbericht).
Halévy's Raine Chypre, in zijn onderhoud
moest voorzien.
We stippen hier slechts even de gebeur
tenissen bij de Parijsche opvoering aan,
waar de club der Jockey's de inlassching
van een ballet eischte, liefst op de plaats,
waar het den heeren conveniëerde, als ze,
verzadigd van alle materiëele geneugten
eener weivoorziene tafel, met volle lichamen
en leege hersenen zich in de zachte zetels
der Muzentempelmoeitevol hadden neergezet.
Gelukkig, dat men nog tevreden gesteld was
door 's meesters concessie, die het aanzien
gaf aan het feitelijk onuitvoerbare
Venusbergbacchanaal.
Kon het anders bij een publiek, dat op
het gebied der groote opera niets anders
kende dan sensatie te ondergaan door grof
conventioneel tooneelgedoe?
Kon men het symbool van het werk, den
strijd der zinnelijke en hoogere, reire liefde,
in die dagen wel omvatten, waar het om
een geheel anderen strijd ging, ook wel
ideaal, maar dan toch zuiver politiek.
Dat de dramatische kunst een hooger doel
heeft dan ontspanning te geven, beseft zelfs
nu nog maar een klein deel van het
menschdom, getuige de programma's onzer schouw
burgen. En we leven toch zoo snel, dat er,
sinds de laatste helft der vorige eeuw reed s
heel wat kunstwerken absoluut verouderd zijn.
Denken we nu eens aan de ontwikkeling
van Wagner's kunst. Een feitelijke strijdvraag
daaromtrent bestaat niet meer. Het
hyperWagnerisme heeft misschien nog zijne aan
hangers, maar de tegenstanders zijn van
heftige antagonisten onverschilligen gewor
den. Het epigonendom is verdwenen, omdat
men is gaan beseffen, dat W. zijn werk
absoluut heeft voltooid en in Tristan de
uiterste consequentie van zijne kunst heeft
neergelegd.
Een lange weg is er noodig geweest, om
ons van af de bloedige tooneelen op het
forum Romanum (Rienzi) over de
vrienbekende trillingen van kleur, en in voor ons
waarneembaren vorm.
De tweede soort van de Winter's werken
omvat vegetaties, plant en dier-vormen, die
eeveneens eenige oovereenkomst hebben met
de ons bekende leevende weezens, maar er
toch weeder aanmerkelijk van verschillen.
Die weezens bestaan, volgens den schil
der, hij neemt ze waar, zoowel bloemen als
dieren, of wel lusschenvormen, en hij beeldt
ze af, zoodat ze voor ons zichtbaar worden.
En hoe vreemd ze ons ook voorkoomen,
men ziet toch hun gelijkenis op sommige
aardsche leevende weezens, en men begrijpt
niet alleen de logica van hun bouw, maar
ook hun aard. Men gevoelt hun karakter,
als boosaardig of onschadelijk, of valsch, en
ze hebben somtijds ook
schoonheids-kwaliteit.
Het zijn deeze weezens die men demo
nisch" kan noemen en waarvan de Winter
ons tot nog toe vooral de lageren heeft
gebeeld. Men ziet dat ze leeven in donkere,
droevige sfeer, en ook de vegetaties, de
opeenhooping van wonderlijke groeisels, heb
ben meestal iets luguubers en sombers,
eevenals sommigen zijner landschappen.
Maar onze verwachting ziet naar hooger
en waar zoo zeldzaam
waarneemingsvermoogen samengaat met zoo vaardig kunnen
en zoo ernstig streeven daar schijnt die
verwachting niet ongegrond.
In de beide laatste rubrieken, de
gedachtevormen en de kleur-beelden, daar zou men
kunnen zeggen dat de aestethische kwaliteit
meer en meer oovergaat in een
weetenschappelijke.
Voor ons Westerlingen ligt hier een diepe
kloove, voor den Oosterling is kunst en
weetenschap altijd onafscheidelijk geweest.
Bij de Winter ontstond, uit natuurlijken
drang, een werk dat men eevengoed psy
chische weetenschap als koloristische kunst
kan noemen.
De Winter neemt geestelijke waarden op
niet-zintuigelijke wijze waar, en vertaalt die
waarneeming in aardsche vorm en kleur.
Hij ziet, op niet nader te verklaren wijze,
de kleur en de vorm van een zaak die ons
zuiver geestelijk voorkomt, een gedachte of
delijke landouwen van het Thüringer heu
velland te brengen naar de geheel verin
nerlijkte menschelijke tragedie, die zich
binnen de muren van het vervallen Kareol
afspeelt. Een leven van ontzaglijke emotie,
ontbering, liefdestrijd, en wat niet meer, is
heengegaan vór het kwam tot den slechts
den dood bégeerenden Tristan, om eerst
dan het vereenigd opgaan in hoogste, reine
en zinnelijke liefde te kunnen smaken.
De stof, belichaamd in het oude, naïve
sprookje der Tannhausersage, moest een jong
gemoed, waarin alles nog Sturm und Drang
was, onwillekeurig aantrekken. Zoo moest het
werk een belangrijke mijlpaal worden op den
weg, zooeven aangeduid. Al staat menig deel
in den vorm nog onder den invloed der oude
romantische opera, zoo gevoelen we reeds
den komenden nieuwen geest door de logische
verbinding der verschillende tooneelen. Het
Leitmotiv" krijgt reeds grooten invloed;
vooral de tooneelen tusschen Venus en
Tannhauser berusten er op, evenals het verhaal
der boetedoening, het merkwaardigste deel
van het geheele werk.
Veel moge ons hier en daar verouderd
klinken, er blijft genoeg over, wat zoo on
sterfelijk geniaal is gewrocht, dat eene bijna
volmaakte opvoering nog in onzen tijd een
daad van gebeurtenis mag worden geacht.
Moge het prachtige finale van het eerste
bedrijf in vorm wat ouderwetsch aandoen,
wat een dramatische kracht en stijging, on
gemeen rijke polyphonie naast bekorende
frischheid van klank verneemt daarentegen
ons oor hier steeds, evenals in den geheelen
wedstrijd in het volgend bedrijf.
Het finale van het tweede bedrijf geeft dan
wederom een nog sterker indruk. Wat nog
te zeggen over een stuk als de inleiding
van het laatste bedrijf, een geheel van zoo
ontroerende schoonheid, dat ons de verdere
ontwikkeling van het drama als bij intuïtie
doet gevoelen met de krachtige plastiek
van den kruipenden boeteling, zijne
smeeeen zielstoestand: woede, hartstocht, haat,
afgunst, liefde, devotie, en hij is in staat
zijn sensatie voor ons af te beelden, zoo
danig dat wij zijn expressie, na eenige aan
dacht en studie, gaan begrijpen en doorvoelen.
Elk beeld, dat de Winter ons geeft, is
daardoor niet enkel bron van aestethisch
genot, maar ook van zielkundig weeten.
Als hij een mensen ontmoet dan is hij in
staat, onder gunstige omstandigheéHen, van
het zielsleeven van dien mensch een kleur
beeld te ontwerpen. Niet door langduurigen
omgang en studie, maar door onmiddelijke
intuïtie. En dat kleurenbeeld, hoe zonderling
het ons ook op 't eerste gezicht mooge
schijnen, heeft expressief vermoogen. Het
drukt ook voor den wild-vreemden toe
schouwer uit, hoe ongeveer de aard is van
de persoon die den schilder de oorspronke
lijke sensatie gaf. Wij gevoelen sympathie
of afkeer, bewondering of weerzin, alleen
door het zien van het kleurenbeeld dat de
schilder ontwierp.
De theosoofen hebben ons reeds vaak
gezegd, dat elk mensch kleur uitstraalde van
bepaalde aard en schoonheid, al naar de
eigenschappen van zijn geestelijk weezen.
Deeze kleuren-aura is zichtbaar voor zeer
gevoelige persoonen. De Winter nu ziet niet
alleen deeze kleuren, maar is in staat ze af
te beelden. Toch is zijn kleur-beeld iets
anders dan de aura der theosoofen, omdat
het gansch op zichzelf staat en niet, als de
aura, het lichaamsbeeld omstraalt.
Ook zijn de kleur-beelden van een zelfde
persoon niet altijd gelijk, ze wisselen, al naar
de persoon in verschillende gemoedstoestand
verkeert. Wel hebben de kleuren allen een
vaste beteekenis en waarde. Iets wat de
Aziaten altijd hebben begreepen en nooit
verwaarloosd. Zoo is rood: hartstocht,
blaauw : devotie, geel: wijsheid, terwijl het
violet de eedelste en hoogste kleur is. Waar
den die bij verschillende mystische groepen,
b.v. bij de Katholieken en bij de Chineezen,
vrijwel oovereenkomen.
Dit mooge volstaan om duidelijk te maken
dat de Winters's werk aandachtige studie
verdient, en dat we reeden hebben om in
zijn talent, dat zeeker nog niet tot volle
kingen, de daarmee contrasteerende rots
vaste overtuiging van een streng geloovig
element, belichaamd in den kerkelijken
kpraaitoon, den aetherischen naklank, door
vier violen consordino aangeheven, als een
vaag visioen voor den vertwijfelenden,
gefolterden mensch.
Zulk eene kunst kan nooit berwundener
Standpunkt" worden, evenmin als eene
symphonie of kwartet van Beethoven, een Passion
van Bach of een lied van Schubert zal blijken
gestorven te zijn.
Dat wij deze meening hier neer schrijven,
is voor een niet gering deel op rekening te
stellen van de buitengewoon verzorgde en
daardoorzoo schitterend geslaagde uit voering.
De groote kracht, die er van bizpndere
voorstellingen in 't algemeen en die der
Wagnervereeniging wel in zeer hooge mate
uitgaat, ligt in het feit, dat men hier nooit
te doen heeft met den onvermijdelijken
sleurgang van repertoire-opera's, die weinig
of niet meer gerepeteerd worden, door welk
euvel zelfs in de allereerste buitenlandsche
theaters een aan hooge eisenen beantwoor
dende Tannhauser- of Lohengrinvoorstelling
tot de zeldzaamheden behoort..
Dank zij de groote bekwaamheden van
den regisseur Fuchs, kon ook ons oog zich
steeds verlustigen aan een voortreffelijk
geleide regie zonder storende malligheden.
In den Venusberg" ging het over't alge
meen wel wat al te ordentelijk" toe. Ik stel
mij voor, dat, ook al is bezwaarlijk uit te
beelden, wat de muziek hier vereischt, er
toch wel eene oplossing te vinden is, die
breekt met het decoratieve gedraai van een
corps de ballet" der Meijerbeersche opera
periode. Voor het overige slechts woorden
van grooten lof.
Het gaat niet aan, allen te noemen, die
hun deel hebben bijgedragen. Wel mogen
we even aanstippen de buitengewone
wedergave der Elisabeth door mevr. Larsen-Todsen
en de superieure wijze, waarop Urlus zijn
verseMllende modellen
direct leverbaar
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat.26
' TELEFOON ZUID 3507
rijpheid is gekoomen, een hoogst merkwaar
dige oopenbaring van nieuw artistiek leeven
te begroeten.
FREDERIK VAN EEDEN
* *
Credimus
Aan H. P.
Laat ons dan samen 't hooger pad betreden
en moedig streven tot der schoonheid beemd.
Hun grijze wijsheid hoone diep beneden
de geestdrift, die ons steeds van hen
ver' vreemdt.
Want daar is niets, wat ons nog kan verbinden
aan hen, die daadloos toeven in den tijd:
hun schaduwen vervagen, in de winden
versterft hun poover woord in roerloosheid.
Wij echter willen tasten uit hun duister,
gelopven aan een verre heerlijkheid
en biddend buigen voor den wond'ren luister,
wanneer ons 't rijzend licht de zinnen wijdt.
Laat ons dan samen 't hooger pad betreden,
dat moeizaam voert tot aller eeuwig doel.
Zij zoeken heil en luide kundigheden,
ons wordt het stil bewust in 't diepst gevoel.
J. W. VAN ClTTERT
verhaal heeft voorgedragen.
Het orkest vervulde zijn taak, zijne reputatie
waardig en pok de koren hebben op enkele
min gelukkige momenten na, frisch en
klankvol gezongen.
Zoo blijft deze opvoering, onder de meer
piëteitvolle dan sterk emotioneerende leiding
van Viptta, gelukkig wars van
Effecthascherei", bij ons in zeer aangename herinnering.
HERMAN v. LEEUWEN
fXTRAAAHBOD'l
lOOlAHG t* *?*»«»? 3T*ltrrl\
JAPAN.
.KflTOEMEn CREPE
IO VER5CH.
30
>
MDEN SHAVJL _
JitoE BIJENKORF"