Historisch Archief 1877-1940
l Juli '16. No. 2036
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
eSblnntr. - ZSïeenestr. - 38 Hoofteg
Td. 9449 Tel. 4105 Tel. 2686
BOUWT
TE NUNSPEET
MOOIE BOSCHRIJKE TERREINEN
SPOOR, TRAM, ELECTRISCH
LICHT, TELEPHOON
INLICHTINGEN MJJ. DE VELUWE"
TRA DB
UARJt
Le Cognac Martel!
est garant! comme tant Ie
produit naturel des vins
récoltés et distillés dans la
région de COGNAC.
Agents:
KOOPMANS ei BRMER,
AMSTERDAM.
llllltlllllliilliiiiiliiiiiiiiiiiiiiiliiiillllllllllllitttiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiniiiiiiiii
De Soesoehoenan is voornemens op dezen
weg voort te gaan en ook aan de jongste
kinderen eene degelijke, moderne opleiding
te doen geven.
B. R. M. Hirawan had gaarne in de Taai
en Letterkunde van den Indischen archipel
willen studeeren op het voetspoor van den
regentszoon uit Sérang, die zulk een schit
terend figuur maakte in deze voor Javanen
zoo geëigende studie. Vader had echter liever
dat hij in de. rechten zou stndeeren. In de
tegenwoordige omstandigheden achtte hij
het meer noodig over een goed onderlegd
jurist te kunnen beschikken.
De studie in de rechten aan de
Nederlandsche hoogeschool is echter afgesloten
voor dezen Javaanschen vorstenzoon, bezitter
van het einddiploma der H. B. S. met 5-j. c.
Zelfs mag hij de academische examens in
zijn eigen taal niet afleggen. Eerst moet hij
nog eenige van de beste werkjaren uit zijn
leven besteden om het surrogaat eener
Westersch-classieke vóropleiding te er
langen in den vorm van het staatsexamen
in Latijn en Grieksch.
Het was een genot om met den
sympathieniet meer kon volhouden, al had ze er te
voren niet over geklaagd. De neef van den
notaris wist een goede betrekking voor haar
in een groote modezaak Ie Amsterdam. Daar
lag haar toekomst. Zij zou moeder dikwijls
schrijven en trouw ondersteunen. Heel kort
vroeg ze vergiffenis voor haar heimelijk
vertrek, dat noodig was, daar moeder haar
nooit zou toegestaan hebben het geluk op
haar wijze te zoeken. Als ze eenmaal terug
keerde zou het zijn, om de familie in haar
vroegeren staat en stand te herstellen.
De beide vrouwen lazen den brief, maar
spraken er geen woord over. Dina's naam
werd sedert dien dag in de kleine woning
niet meer genoemd. De kleinigheden, die
haar hadden toebehoord, werden opgeborgen.
Ook zonder het gepraat van de menschen,
die Dina en den student in Amsterdam
gezien hadden, zouden de moeder en de
zuster alles hebben begrepen. Zij wisten en
hielden zich slechts tegenover vreemden,
alsof zij aan de betrekking in de modezaak
geloofden.
De moeder was na den dag, dat haar
jongste dochter vertrokken was, plotseling
een oude vrouw geworden. Nu ze haar ge
zelschap in het voorkamertje miste, kon ze
bijna niet meer werken. Haar vingers beef
den en dikwijls was het, alsof een grijs
vlies' haar oogen verduisterde.
Bij Trijntje ging het anders. Het lag niet
in haar aard zich neer te laten drukken.
Niemand echter zag haar ooit meer lachen.
De diepe rimpel, die zich bij haar als kind
reeds op het voorhoofd vertoonde, wanneer
ze boos werd, bleef nu voortdurend,
onuitwischbaar, rechtstandig tusschen de zware
wenkbrauwen gegroefd.
Zij kon in dien tijd goede betrekkingen
krijgen, doch moeder mocht niet alleen
blijven met haar verdriet. Daarom zocht
Trijn werkhuizen, wat anders gewoonlijk
slechts de arme weduwen van het dorp deden.
Ieder had haar gaarne niettegenstaande
haar ontevreden, stuursch uitzicht. Zij ploe
terde een gansenen dag onvermoeibaar door,
haar werk was goed en zij verbabbelde den
tijd niet.
Soms kwam er wat geld van Dina met
een kort briefje, dat de vrouwen zwijgend
lazen. Het geld werd opgeborgen, maar
later, toen de nood dwong, langzamerhand
verbruikt. Terugschrijven deden ze niet en
eindelijk bleef alle bericht van de verlorene uit.
De (oude vrouw werd steeds zwakker en
na een zenuwtoeval bleef ze grootendeels
verlamd .en het verstand was verduisterd.
Toen werd de strijd voor haar oudste
dochZontwaterbad (Solbad) EHEINFELDEN bij Basel, Zwitserland.
Sterkste Solbad van het Centinent.
Koolxuurzoutwaterbaden. Nauheimerknur.
GRAND HOTEL Deftig, rustig familiehotel, in het midden van een groot, eigen park
DES SALINES, gelegen. Vraagt prospectus, gr. Int. Verkeersbur. Raadhuisstr. 2, Amst.
MEDDENS
S.B.
gereed en
naar maat vanaf
r «s.-.
Coupeur-reiziger
te ontbieden.
DEHUC nu
Voor de Vacantie!
THE OXFORD CHAIR"
HEERL/JK LUIE STOEL
BEKLEEDMET PRIMA CRETONNE
PRIJS VAN AF f 15.
Vraagt Stalen!
miimiliimnmiiiiiHiiiiii
ken jongen man te redeneeren. Rustig, een
voudig, ernstig sprak hij over de eisenen van
den nieuwen tijd voor het oude rijk; over
de merkwaardige vermenging van oud en
nieuw, van Oostersche en Westersche be
grippen. Men kreeg met hem sprekend zoo
den indruk dat het proces der modernisee
ring vaa de Vorstenlandsche toestanden
rustig en geleidelijk kan verloopen als goede
wil, nuchterheid, kennis van land en volk
op den voorgrond staan.
Men leerde gelooven aan de mogelijkheid
van kamaraadschap tusschen de Oostersche
en Westersche beschaving; men begon in
te zien hoeveel goeds uit die
kamaraadschappelijke verhouding kan voortkomen.
Wij willen Javanen blijven, doch gaarne
leeren van de Hollanders", dat was de
grondtoon der ontwikkelde gedachten. Wij
kunnen en wij willen geen Westerlingen
worden, zoo min van ras als van denkwijze,
zeden en gewoonten. Maar wij kunnen en
willen van onze Westersche Sociïoverne
men alles wat onze eigen beschaving, die
dreigde te versteenen en te verarmen, met
nieuwe levenskracht kan bezielen. Geen
assimilatie, wel associatie.
IIIIIII11IIIIM1IIHIIIIIII1III
ter te zwaar. Ze moesten hun nette woning
verlaten en betrokken een kamer van de
armvoogdij in een donkere steeg. Eiken
Maandagavond moest Trijn naar de verga
dering van de voogden om het weinigje
onderstand te halen, dat haar moeder was
toegestaan. En alle dagen moest ze van
's morgens vroeg tot 's avonds laat zwoegen
om het ontbrekende aan te vullen. Zij had
geen tijd aan zichzelf en haar uiterlijk te
denken en werd zoo het ongure schepsel,
dat de jongens naroepen:
Zwarte Trijn, vuile Trijn."
De oude vrouw zat dag aan dag in een
vermolmden leuningstoel voor het venster,
dat uitzag op de morsige, donkere steeg.
In de trillende handen hield ze een brei
werk, waaraan ze nooit een steek meer
deed. Maar als ze het miste, begon ze als
een kind te huilen. Zoo was het ook met
den Bijbel op de vensterbank, waarin ze
niet kon lezen, en de kwijnende geranium,
waaraan slechts een enkeliblaadje nog groende.
Meestal zat ze den ganschen dag stil, maar
toch was de grootste zorg van Trijn bij haar
werk de vrees, dat moeder haar noodig zou
hebben. Die kon haar zoo plotseling aan
grijpen, dat ze het werk eenige
oogenblikken in den steek liet en dravend op klotsende
klompen naar de Armensteeg ijlde.
Nu is dat uit, moeder is dood. Voor haar
behoeft Trijn niet haastig meer te zijn. Toch
klikklakken de muilen steeds sneller over
de keien.
Zwarte Trijn, vuile Trijn."
Zij hoort het niet. Straks heeft men haar
verteld, dat in het logement een rijtuig is
aangekomen, waaruit een voorname dame
is gestapt. Deze heeft naar haar gevraagd
en is thans in haar huisje. Daarom is zij
zoo haastig.
Wie kan dat zijn? Zij herinnert zich, dat
haar vader gesproken heeft van een deftige
familie, die hem nog geld schuldig was,
maar zonder betalen stil vertrokken is. Zou
het mogelijk zijn, dat die schuld nog werd
afgedaan ?
Of?
Neen, dat kan niet.
Zij is in de Armensteeg.
Zwarte Trijn, vuile Trijn,
Wat een zwijn,"
klinkt het nog eens.
Bij de deur van haar woning blijft ze
even staan en klemt de armen tegen de
borst, waarbinnen het hart bonzend slaat.
Dan gaat ze binnen, het nauwe portaaltje
door, en opent de kamerdeur.
Een benauwende lucht dampt haar uit
MEUBILEERINGMAATSCHAPPIJ
- HOLLAND
MEUBELT ARTISTIEI Dl IOOIBÜIS OF VILLA VOOR:
f 500.
'650.
775.
875.
HOO.EN HOOGER
STOFFEERT ARTISTIEK UI IOOIHUIS OF VILLA VOOR:
f 250
290
425.
550
675.EN HOOGER
- AMSTERDAM
N. Z. VOORBURGWAL 274
o. h. Nieuws v. d. Dag Int. Tel. 5974
VRAAGT PRIJSCOURANTEN
TAMINIAÜ'S
- JAM
n
i*
De
lm
Financieel Nieuwsblad
Singel 342, A'dam
- TELEFOON N. 6925
bevat steeds actneele arti
kelen, betrouwbare cor
respondentie, uitlotingen
van premieleeningen,
producties, koerslijst enz.
Abonnement slechts |so| ets.
per kwartaal.
Vraagt gratis Proefnummers
Van de vier jongeren, thans bij de familie
Linck gehuisvest, zijn Bendoro Raden Mas
Rohkialoen (Louis) en B. R. M. Soebèkfi
(Willem) elk 14 jaar en leerlingen van het
tweede studiejaar der H. B. S. te Leiden.
Tevoren hadden zij de Europeesche school
te Semarang afgeloopen en waren zij tot de
H. B. S. aldaar toegelaten. Bij hun vertrek
uit Indië zaten zij in de 2de klasse.
Rohkialoen moet de landbouwkundige
van het Solosche rijk worden en hoopt dus
op de Rijks Hoogere Landbouwschool te
komen. Soebèkti, aldus vaders droom, zal
de financie-man zijn en aan de
HandelsHoogeschool te Rotterdam worden opgeleid.
Een jaar jonger is B. R. M. Soedjono
(John). Hij bezocht te Semarang de school
voor M. U. L. O. en slaagde te Leiden voor
de Ie klasse der H. B. S. De vader denkt
zich zijn toekomst als Indisch officier en
zijne bestemming als reorganisator van de
antieke Kraton-troepen.
De vierde, Raden Mas Kaharkoesman
(Karel), is geen zoon, doch een broeders
zoon van den Soesoehoenan en thans 16 jaar
oud. Ook hij heeft de Europeesche school
miiiiimiiiMiii
de halfduistere ruimte tegemoet, nog don
kerder dan gewoonlijk door de witte lakens,
die voor de ramen gespeld zijn. In het
midden staat de armeluis-doodkist. Het
boveneind van het deksel is opengeschoven,
en spookachtig glanst op het witte kussen
het gele hoofd van de doode in het grauwe
schemerlicht. Het gezicht is klein onder de
witte muts, ineengeschrompeld, maar rustig
gestreken door de koude hand van den dood.
In het hoekje bij het venster staat nog
de oude leuningstoel. Het vuile, vettige
breiwerk ligt op het glimmende, gescheurde,
platgezeten kussen. Op de vensterbank
staat de geranium, nu geheel dood, en ligt
de bijbel, onder stof begraven.
Naast de kist, neergevallen op een stoel,
zit een vrouw, een dame, mooi in lichte
kleeren. Op een anderen stoel ligt een
zotnermanteltje en een hoed met witte
veeren. Er naast staat een parasol, schit
terend en bont gekleurd.
Van het hoofd, neergezonken op de zwarte
planken, is niets te zien dan het weelderig
opgemaakte blonde haar. Het teere lichaam
van de vrouw schokt van de snikken, die
! ze tracht te smoren ,in het witte zakdoekje,
dat tot een bal is saamgeknepen in de fijne
handen.
Zoodra Trijn de deur heeft geopend en
op den drempel blijft staan, heft de weenende
vrouw het hoofd op, en de oudere zuster
ziet een fijn en mooi maar bleek en ver
vallen gezicht.
O God, moeder!"
Haar stem klinkt als een noodgil.
Moeder! Trijntje!"
Dina strekt de armen uit, maar Trijn
blijft onbewegelijk als een steenen beeld.
De zusters staan tegenover elkaar, de
kist met de doode moeder tusschen haar in.
De eene groot en forsch, maar vuil en ver
slonsd door een leven van zwoegen en
strijden, zonder licht of geluk.
De andere, opgesierd, tenger, met zachte,
blanke handen, nog altijd mooi, al is het
gezicht nu vertrokken door angst en ver
driet. Zij zien elkander aan. Een
oogenblik trilt in het hart van Trijntje een groote
blijdschap, nu zij het lieve gezicht van de
jongere zuster weer vór zich ziet. Even
flikkert de nooit geheel verdoofde liefde
op. Maar uit de zwarte kist Schijnt een
geest op te rijzen, die zich tusschen haar
en de verloren zuster stelt. Zij wendt het
oog van de levende af en ziet naar het ge
zicht van de doode. Heet stijgt het bloed
haar naar het hoofd.
Plotseling ziet ze alles vór zich, wat er
ceiLLU5TReeRDe OPRUIM INCSCATAIOGUS FRANCO
BGLANGRUKe
PRIJSVERLAGING
B6LANGRIJKe
PRIJ5V6RLAGIMG
BCGINT
MAANDAG
l
M6TZ&CO AMSTCRDAM sGRAVeMHACe
Abonneert U op
Groot-Nederland,
Letterkundig Maandschrift voor
den Nederlandschen stam, onder
Redactie van CYRIEL BUYSSE,
FRANS COENEN en LOUIS
COUPERUS.
Prijs per jaargang f 12.50
Proefnummers zenden gratis de
Uitgevers VAN HOLKEMA &
WARENDORF, Amsterdam.
te .Semarang afgeloopen en is nu leerling
van de Ie klasse der Leidsche H. B. S. Hij
wil later in technische richting studeeren en
den Waterstaatsdienst in het Solosche rijk
leiden.
Het bevalt den jongelui blijkbaar in Neder
land goed, ondanks het geweldige verschil
van levenswijze als vorstenzoon in den
Soloschen kraten en als pupillen van eene
Europeesche familie in de Oegstgeester
woning. Zij hebben zelfs geen enkelen
bediende of volgeling bij zich. Zij worden
niet anders behandeld dan elke Hollandsche
jongen uit den beschaafden stand.
Zij vinden het wat goed bij Oom en Tante,
zooals zij hun vriendelijke en gemoedelijke
verzorgers noemen. Deze trouwens, door en
door in de Vorstenlanden bekend, en van
liefde voor Java vervuld, kunnen met hen
over de oude omgeving spreken en de her
innering aan het heerlijke vaderland levendig
houden.
En zouden zij, in Solo aan het zoo
ceremonieele hof teruggekeerd, zich weer op
hun gemak kunnen gevoelen ? vroegen wij
den heer Linck Geen twijfel aan", was het
antwoord als ze weer een dag terug zijn,
gebeurd is, sinds Dina haar moeder ver
laten heeft. Haar eigen zwoegen, strijden
tegen het zwarte ongeluk, haar eigen dul
den in stilte, ziet ze echter niet. Maar wel
haar onophoudelijk verdriet om het lijden
van haar moeder, dat ze verlengen doch
niet verzachten kon. En dan ziet ze weer
naar die opgesmukte vrouw tegenover haar;
haar zuster, die teruggekomen is, nu moeder
de eeuwige rust gevonden heeft na een
leven van leed.
De tranen in die biddende oogen, die
gevouwen handen, dat teedere lichaam, al
die teekenen van smart en berouw ziet ze
niet. Zij zal niet weten, dat Dina terug
gekomen is in de hoop alles voor moeder
en zuster goed te kunnen maken, moeder
en zuster, die ze had verwaarloosd, omdat
ze nooit antwoord op haar brieven ontving,
maar die ze nog in haar nette woning dacht
te vinden.
In haar luchtig schandeleven had ze het
berekenend verstand niet verloren en ge
zorgd een kapitaal bijeen te krijgen, waar
voor ze nu een modezaak heeft gekocht.
Zij was nu gekomen om de oude vrouw en
Trijntje bij zich te halen, moeder om rustig
te leven, de zuster om aan 't hoofd der
huishouding te staan.
Als een vage, nijpende angst gevoelt Dina
de bedreiging, die er ligt in de houding van
de morsige vrouw tegenover haar.
Het is haar duidelijk, dat ze te laat is
gekomen. Zij is hier niet op haar plaats en
wordt bang voor de armoede en ellende om
haar heen. Haastig trekt ze haar manteltje
aan en zet den hoed op. Dan steekt ze voor
het laatst haar zuster de hand toe.
Maar nu komt er leven in Trijn. Al het
leed van jaren na jaren barst los in de ruwe
woorden, die ze haar zuster in 't gezicht
smijt, terwijl de zwarte oogen glinsteren met
een vuur, waarvoor Dina ineenkrimpt.
Jij. jij bent het. Jij durft hier komen om
te zien, wat je van ons hebt gemaakt! Jij
durft hier pronken met je schande bij de
doodkist van mijn moeder.
Ik zeg je, dat je vervloekt bent, want je
hebt haar ziel vermoord lang vór ze dood
ging. Vervloekt! Weg, jij hoort hier niet."
Met haar forsche handen grijpt ze de
zwakke zuster bij de schouders en duwt
haar de deur uit. Daar wordt ze opgevangen
door een joelende menigte, die zich in de
steeg heeft verzameld. Maar zóaangrijpend
is haar uiterlijk door bovenmatige zwakte
en leed, dat een paar medelijdende vrouwen
haar steunen en naar het logement brengen,
vanwaar haar rijtuig spoedig vertrekt.
EEEÜKERIJ
H. J. LOOR,
Lijnmarkt 2,?Utrecht/
Nieuwe Engelsche Stoffen,
PKIfflA CÖFE. /..
Costumes van f40 tot f 70
Coupeur-reiziger te ontbieden
zijn ze weer thuis in de oude omgeving.
Trouwens, die omgeving wijzigt en moder
niseert zich k. En dit proces zal te sneller
gaan naarmate er meerderen in den Kraton
komen die in modernen zin zijn opgeleid.
Ware de Soesoehoenan zelf niet vooruit
strevend en verlicht, dan zou hij immers
niet al zijn zoons in deze richting laten
opvoeden.
Hirawan, de oudste, gold op de H. B. S.
als een modelleering, niet alleen wegens zijn
vlijt, maar ook om de aanhankelijkheid en
goedheid van zijn karakter. Leeraren en
leerlingen waren evenzeer met hem inge
nomen. En het glunder lachende viertal dat
thans op de H. B. S. is, zal het er stellig
ook best uithouden, voorzooverdeverhouding
tot de leeraren en medeleerlingen aangaat.
Ze houden van sport, vooral van ten
nissen. Het voetballen vonden ze eerst te
ruw, doch nu doen ze ook daaraan mee.
Hun verblijf hier te lande draagt het
karakter van natuurlijkheid en gewoonheid;
het draagt schoone beloften in zich voor de
toekomstige verhouding tusschen Moeder
land en Dochterland.
C. LEKKERKERKER
Trijn is haar kamertje weer binnengegaan.
Haar droge oogen zien wanhopig in het
rond. De gewelddaad tegenover haar zuster
heeft haar nog geen verlichting kunnen
brengen. Zij heeft behoefte meer te doen.
Door een scheur in het vensterkleed valt
een lichtstraal schuin naar binnen, juist op
de parasol, die Dina heeft vergeten.
Hel flikkeren de bonte kleuren en de me
taal-glanzingen in het vale verblijf van vuil
heid, armoede en dood. De oogen van Trijn
richten zich onafwendbaar naar het schitte
rende ding, waarvan het gezicht haar pijn
doet en waarvoor ze bang is.
Dat, dat, wat moet dat hier nog van haar ?"
De lichtstraal raakt schampend het gelaat
van de doode, dat nu vuil-geel glanst in
de grijze schemering. Een waanzinnige
woede grijpt de dochter aan. Zij werpt zich
op de vlammende parasol en breekt het
broze weeldeding voor de knie. Dan knakt
en trekt en rukt en scheurt zij het uit elkaar
met bloedende vingers, tot er niets van
overblijft dan een bont, verward kluwen,
dat ze vertrapt en dan wegschopt in den
modder van de Armensteeg.
Ze doet den grendel op de voordeur,
want ze wil geheel alleen zijn met haar
moeder, die ze verzorgd heeft in haar on
geluk en nu eindelijk ook gewroken. Ze is
voldaan, als iemand die een beslissend werk
heeft volbracht, een verlossende daad. Plot
seling heeft ze zich opgericht uit haar zelf
vernedering, in haar herleeft de persoonlijk
heid, waarmee ze zich in haar vuilheid en
verworpenheid steeds verbonden heeft ge
voeld, die zij móest verdedigen tegen spot
en smaad, die zij voortaan zelf weer zal zijn.
Maar thans ademt ze snel en zwaar, alsof
het vernielen van de teere parasol een moeilijk
werk was geweest. Zij is zwak geworden
en zinkt neer op den stoel, waarop straks
haar zuster zat.
En dan begint de ruwe Trijn te schreien,
lang, zeer lang, zij, die sedert den dood van
haar vader geen traan heeft gelaten.
Den volgenden dag komt een kleine, zwarte
stoet uit de Armensteeg. De dragers sjokken
onverschillig onder de baar met de kist,
waarover het bruin-verkleurde armeluiskleed
.ligt. Daar achter volgt een predikant met
eenige mannen in zwarte kleeren en enkele
vrouwen, als spoken gehuld in lange doeken,
die ze over 't hoofd geslagen hebben.
Kleine meisjes in de steeg kijken de be
grafenis even na, maar hebben het dan weer
druk. 7\\ tooien hun schamele poppen met
de bonte lappen van de verscheurde parasol.