Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 8 Juli
A°; 1916
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden ?190
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 11 50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERS6RACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels/ 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finanfieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel ".
. . ?0.25
. . 0.30
. . . 0.40
IHHOCDs Blad». 1: Noodlot of Eigen Schuld?
door v. H. Lamprecht orer België, door
H. Brugman*. OonfetU. 2: Het Peil van
ons Rechtswezen, door dr. Felix Ortt. Uit de
Antrïttilitaratische Beweging, teekening van Martin
Konnickendam. , Krekelzangen, door J. H.
Speenhoff. Feuilleton: De Droom ran Sigaretje, I, door
G Baal. -8: Spreekzaal: Een brief nit
Duitsehland. De SohUder-Mysticus de Winter, door C.
Wiohmann. 5: Toor Vrouwen, door Elis. M.
Bpgge. Uit de Natuur, door Jao. P. Th. 6:
Lustrum Utreohtsche Studenten Corpa, door A. B.
van Tienhoven. Dram. Kroniek, door Tog Naeff,
met teekeningen yan Ia. van Mons. 7: In de
werkplaats Tan Unole Bam, doodkistenmaker en
lykbidder, teekening yan George ran Baemdonok.
Militaire Bportfeeaten te Amsterdam, door Friso, met
teekeningen yan G. H. Grauss. Verzen yan R. ter
Laan. -- Giza Ritsell. Boekbespreking, door
P. B. 9: De Kus van Moeder, door Karel y. d.
Oever. 12: Fin. en Ec nomie, door J. D.
Santilhano. Uit het Kladeohrift yan Jantje.
Een yleugje Haagsphe wind, door Ari. Aan
Jantje. Leekenspiegel. 13: Liebknecht opge
borgen, teekening yan Joh. Braakenaiek. Onze
Pnzzle. Bohaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland.
Damrnbriek, red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: De Doorgang wordt nauwer dan
ooit, teekenJDg van Johan Braakenaiek.
iiiniiiiiiiniiiiiiMiHiiiiliinii
iiiiiiniiiiniiiiiiitiiiiNii
NOODLOT, OF EIGEN
SCHULD?
Het is natuurlijk mogelijk, te beschikken
over eene diergelijke mate van zelfge
noegzaam optimisme, dat niets ter wereld
dit aan het wankelen brengen kan.
Maar het moet dan toch al een ver
bazend groote dosis zijn, indien de
voormannen der vrijzinnige partijen, en
indien de leiders der tegenwoordige
regeeringspolitiek, de jongste Provinciale ver
kiezingen langs zich heen kunnen laten
gaan zonder, vol zorg voor wat er van
hunne richting worden moet, de hand
in eigen boezem te steken.
Inderdaad schijnt dit onverstoorbaar
laconieke zelfvertrouwen bij sommigen
aan den vrijzinnigen kant aanwezig.
Het ministerie geeft het voorbeeld. Of
is het een zekere onverschilligheid, eene
matte berusting voor wat de toekomst
als een noodlot brengen zal?
Zoo ja, dan is 't waarlijk dubbel noo
dig vast te stellen, dat het verloop van
zaken hier niet in de handen van het
fatum, maar in de eigen macht
gelégen is.
De Statenverkiezingen hebben aan de
vrijzinnige partijen een bedenkelijke bood
schap gebracht omtrent hunne aantrek
kingskracht op de natie.
Schenen betere aanbevelingsbrieven
denkbaar? Een vrijzinnig kabinet, als
redder des vaderlands beschouwd, en
welks plannen met deze verkiezingen
ten nauwste verbonden zijn. Een con
centratie-program, dat nog steeds ver
ondersteld wordt, groote bekoring op de
massa uit te oefenen. Eene kerkelijke
tegenpartij, die door hare onverholen
oppositie in de Eerste Kamer, bij de
Statenverkiezingen eene als vanzelfspre
kende bestrijding wakker riep. Aan den
anderen vleugel eene, in den grond niet
eens vijandig gezinde, sociaal-democratie,
wier aanhang zeer geslonken heette, n
door de kwestie der ministerportefeuille's
in 1913, n door het veranderde figuur
der sociaal-democratie gedurende den
wereldoorlog.
Zoo ooit, dan zouden de
verkiezingsdagen aan de vrijzinnige partijen een
belangrijke winst aan zetels en aan pres
tige hebben moeten toonen.
Maar in stede hiervan: verlies. Verlies
aan vertegenwoordigers. Verlies aan
winnende kracht.
Niet dit toch is het belangrijkste:
dat ten slotte de rechterzijde met een
4-tal zetels is gedaald, en dus de linker
zijde evenveel gestegen. Ook niet: dat
in eene provincie als Zuid-Holland de
rechtsche statenmeerderheid aanmerkelijk
is geslonken, o.f in Overijssel de meer
derheid zoo zoo is omgegaan. Noch, dat
dérechterzijde over het geheel genomen
evenmin reden tot juichen heeft, en de
sociaal-democraten op den belangrijken
aanwas roemen kunnen.
Neen, het bedenkelijke teeken is: dat
de vrijzinnige concentratie, ondanks de
aanspraken die zij op een belangrijken
aanwas meende te kunnen maken, er
niét op vooruit is weten te gaan l
Terwijl de boven opgesomde feiten
hadden doen denken, dat het schip der
\ vrijzinnige richting met vollen, gunstige
wmd in de zeilen er voorspoediger
vór zou komen te liggen, ziet het de
rechtsche en de sociaal-democratische
oppositie onverbiddelijker dan ooit op
zijnen weg verrijzen.
** *
Nu kan men van noodlot gaan spreken.
En er zijn er, die dit gretig doen. Er
is slechts weinig goeden wil noodig,
om zich hiermede te paaien, op hoop
van een ander jaar beter.
Pech heet het, dat deze verkiezingen
moesten worden gehouden tijdens de
ontevredenheid over de onvermijdelijke
levensmiddelenschaarste en duurte, waar
van de massa niet zoo snel begrijpt, dat
ze uit de oorlogstoestanden vanzelf voort
komen moeten".
Pech ook, dat het tegenwoordige be
wind nu eenmaal als een bewind van
hevige belastingverzwaring optreden moet.
Anderen zien het noodlot nog dieper.
Zij spreken van een onvermijdelijk ver
dunnen der vrijzinnige middenpartijen,
een afbrokkelen, f naar de conservatieve
kerkelijke groepen, of naar de radicale,
roode richting.
? En zoo zou zich dan met deze ver
kiezingen weer een stukje hebben vol
trokken van de godenschemering van 't
liberalisme, dat, nog vol schoone plannen
en bedoelingen, onbemind ter aarde zinkt.
Het is beide zeer gemakkelijk. Toe
val. Tijdsomstandigheid. Noodlot.
Zij besparen u steeds de moeite en
bitterheid der zelfkritiek.
Maar zijn zij veel anders dan zelf
bedrog ?
Neen, de magere uitslag voor den
vrijzinnigen kant mag wel degelijk ook
aan eigen schuld worden toegeschreven.
Het hapert daar bij alle schoone zaken
blijkbaar aan winnende, boeiende en
overtuigende kracht.
Bezit men die, dan zouden immers
ook onvermijdelijke tijdsomstandigheden
het publiek vertrouwen niet aan 't aar
zelen brengen, 't Is juist het teeken van
eene waarlijk levenskrachtige partij, dat
zij 't vertrouwen behoudt, tegen grieven
en bezwaren in l
In de vrijzinnige grondgedachten nu
zit de leemte niet. En evenmin in hunne
roeping.
Zij zit in de praktijk, in de organi
satie, in de leiding; waarvoor zoowel
het ministerie als de partijen zelve aan
sprakelijk zijn.
Onder groote kringen, ook vrijzinnige,
met name onder de jongere en
nietofficieele, heerscht deswege onvoldaan
heid.
Men gevoelt aan den eenen kant nog
een halfslachtige neiging naar con
servatisme ; een gebrek aan moed om
de gezonde democratie te aanvaarden
en met haar aansluiting te zoeken.
Men gevoelt wijders een groote klove
tusschen politiek en natie, tusschen
regeering en volksleven. Men mist elke
aanraking.elke waarachtige wisselwerking
tusschen Den. Haag en het land. Men
proeft eenen geest, die meer autoritair en
eigengerechtigd is geworden, dan lang
te voren. Gemaakte fouten ziet men niet
guiweg erkennen; misgrepen kloek her
stellen ; behoeften met forschen slag
organiseeren.
Er hangt een sfeer van halfheid, van
inschikkelijkheid, van kleingeestigheid.
De frissche kracht die elke regeering,
elke volksvertegenwoordiging en elke
partij kunnen putten uit de voortdurende,
levendige aanraking met publieke opinie
en met de kritiek wordt versmaad.
De tijden zijn zeker moeilijk. Zij eischen
geduld en zelfbeheersching. Doch deze
zouden ook wel worden erkend, de fouten
en tegenslagen aanvaard, mits zich achter
dat alles dan tevens de rondborstige
kracht openbaarde, bij wier: het moet
nu eenmaal zoo, ieder zich gewillig
nederlegt.
Noodwendig moet de verantwoorde
lijkheid voor deze algemeene indrukken
op de vrijzinnige partijen en hare regee
ring, terugslaan.
Trouwens: zal men ooit een zoo sterk
vertrouwen kunnen wekken, en de voor
eene politieke richting onmisbare middel
puntzoekende kracht uitoefenen, wan
neer men niet eens eene volle eenheid
weet te vormen, doch een los samensh l
blijft van drie, op hun eigen naam
pratgaande partijen, met nog bovendien een
ministerie, dat gaarne extra wordt ge
noemd ?
* *
*
Neen, wanneer de vrijzinnige richting
haar taak wil blijven vervullen, en in
de komende jaren niet zienderoogen
achteruit worden gehaald, dan moet
zij zich van dit alles rekenschap geven.
Dan moet men niet spreken van pech
en noodlot, maar van eigen macht en
eigen herziening.
En hoe spoediger hoe beter moet daar
aan de hand worden geslagen.
Het gaat hierbij waarlijk niet om 't
behoud van vrijzinnige fractie's" als
zoodanig, om de eerzucht van bepaalde
groepen, besturen, leiders of bewinds
lieden. Niet om een naam of een woord.
Het gaat hierom: de vrijzinnige richting
in staat te houden voor de taak, waartoe
men haar geroepen achten mag.
Reeds op het oogenblik blijft het op
den weg der vooruitstrevende vrijzinnige
richting, het land te bewaren voor twee
spalt en voor uitersten; voor de mis
rekeningen eener zich in illusies ver
liezende democratie, en voor den con
servatieven, schismatieken geest aan den
anderen kant.
Maar meer dan ooit zal ook ons land,
in de toekomst behoefte hebben aan de
drijvende kracht der vier v's: vrijheid,
verantwoordelijkheid, volksgeest
enjvooruitgang.
Het wordt geen tijd van uitersten.
Bedriegen onze berekeningen niet, dan
klopt in de komende tientallen van jaren
een sterke reactie aan de deur.
Reactionarisme en conservatisme zullen veel
machtiger zijn dan ze voor den oorlog
waren gebleven. Zoo sterk, dat de uiterste
democratie en het uiterste radicalisme,
met al hunne tot dusverre succesvolle
machtsmiddelen er nog maar weinig tegen
zullen vermogen.
Zal uit die nieuwe en scherpe conflic
ten de vooruitgang gered worden van
de teleurstelling, en de orde van de revo
lutie, zoo is deze redding alleen te vin
den bij eene breede vooruitstrevende en
vrijzinnige beweging. Zij immers kan bij
uitstek zijn een kracht Van ontwikkeling
en toenadering, van vrij oordeel, energie
en realiteit.
Maar dan is het ook reeds thans noodig,
daartoe de krachten te verzamelen en
de stappen te doen.
Dat deze zullen te vinden zijn in eene
veel democratischer houding van regeering
en volksvertegenwoordiging, meer ver
trouwen wekkend tegenover de natie,
minder exclusief en politiek;
in het streven naar eene groote en
imponeerende partij-énheid van de
vooruitstrevend vrijzinnigen, waartoe zich
naar alle waarschijnlijkheid ook vleugels
van andere partijen zullen aangetrokken
gevoelen en waar in elk geval velen in
den lande mee mede kunnen gaan,
is uit het gezegde reeds duidelijk.
Dat de partijleiders daartoe het initiatief
kunnen nemen; maar dat ook de regeering
dit streven kan steunen en reeds door
reformatie van het kabinet eenen stoot
geven, werd al vroeger gezegd.
Of zou inderdaad het noodlot der
vrijzinnige richting dit zijn, dat op 't
oogenblik het vermogen ontbreekt om
de eigen schuld te overwinnen, en de
eigen onvolmaaktheid te verbeteren?
Dan inderdaad laat de zaak zich
voorloopig treurig aanzien.
Maar toch ook slechts voorloopig.
Want ook dan nog zal men van eene
volgende generatie mogen verwachten,
wat de tegenwoordige verzuimt.
v. H.
Lamprecht over België
Men weet, dat de bekende geschiedschrij
ver Karl Lamprecht niet zoo heel lang voor
zijn dood België heeft bezocht om indrukken
op te doen van den geestelijken en
stoffelijken toestand van het land, dat feitelijk in
? Duitsch bezit was en voor welks toekomst
; men zich in breede kringen daarginds
levenj dig interesseerde. Hij heeft daarna den 4
Maart van het vorig jaar in de aula van de
universiteit van Leipzig een voordracht ge
houden onder den titel: Belgien. Nach
ge| schichtlichen und persönlichen Erfahrungen.
: Deze rede is thans met een andere, terzelf
der plaatse eenige maanden vroeger
gehou1 den toespraak over Duitschlands toekomst,
11 uitgegeven in een bundeltje: Aus den
nachgelassenen Schriften (Gotha, F. A. Perthes)
uitgegeven.
, Wat Lamprecht heeft te zeggen, is altijd
de moeite van het aanhooren waard. Hij
! weet steeds aan ieder historisch feit van
i beteekenis een achtergrond te geven. De
! geschiedenis is voor hem inderdaad levende
realiteit, die doorloopt en doorleeft tot op
dezen dag. Hij weet de groote lijnen der
ontwikkeling te zien en ze met breed ge
baar te schetsen. Hij beschikt over de fabel
achtige kennis van een onnoemelijk aantal
bijzonderheden uit de geschiedenis van alle
i
eeuwen en weet deze losse feiten tot spre
kende factoren der historische ontwikkeling
te stempelen. Hij werkt in grooten stijl en
spreekt in aantrekkelijken, hoewel hier en
daar wat gezwollen vorm. Maar men zet
zich gewillig tot luisteren en blijft met ge
noegen luisteren, ook al prikkelt de over
tuigde, maar ook handige redenaar meer
dan eens tot tegenspraak.
Zoo gaat het ook met Lamprechts rede
over België. In een kort bestek gaat hij de
Belgische, in het bijzondere de Vlaansche
geschiedenis door. In vogelvlucht, daardoor
ook vluchtig: vogels en ook vliegeniers
kunnen onmogelijk scherp waarnemen, wat
beneden hen gebeurt. Lamprecht haalt de
dingen diep op; hij begint met
hettraditioneele begin van onze geschiedenis, de
verhuizing van een deel der Chatten van
den boven- naar den beneden-Rijn, wat wij
noemen de komst der Batavieren in ons land.
Met een sprong Chatten en Batavieren
worden met de Franken geïdentificeerd
komt hij dan op deze laatsten en beschrijft
de verovering van België en Noord-Frankrijk
door de Franken. Zoo is België dus volgens
Lamprecht Frankisch geworden; dat de Bel
gen ethnologisch eerder Kelten dan Ger
manen zijn en dat een groot deel van het
land wat tegenwoordig bezuiden de
taaigrens ligt buiten den Qermaanschen
invloed is gebleven, zijn van die kleinig
heden, die buiten Lamprechts groote lijn
vallen. Hij weet dat alles natuurlijk zeer
goed hij noemt elders de Walen zelfs
veel zuiverder Kelten dan de Franken ;
maar zijn hoofddoel was dan ook zich bezig
te houden met de Vlamingen en met hun
verwantschap met de Duitschers. Dat de Vla
mingen goeddeels van Germaanschen bloede
zijn, kan natuurlijk evenmin worden ont
kend als dat zij een Germaansche taal
spreken. Maar evenzoo staat vast, dat zij
van oudsher niets met Duitschland te maken
hebben en in den modernen tijd ook met
Duitschland zoo goed als geen betrekkingen
hebben onderhouden. .
Lamprecht tracht het eerste feit te
bemantelen door het voor te stellen, alsof maar
een klein gedeelte van Vlaanderen Fransch
leen was; maar de feiten zijn te bekend om
er verder lang bij stil te staan: behalve een
klein stukje aan de Schelde, het zoogenaamde
Rijksvlaanderen, was geheel Vlaanderen tot
de dagen van Karel V een leen der Fransche
kroon. Maar waar het Lamprecht te doen is
om betrekkingen tusschen Vlaanderen en
Duitschland, ziet hij niet zoo nauw. L>er
Dom von Doornick gehort dem rheimschen
Stil an", alsof niet de romaansche stijl eerder
in België en Noord-Frankrijk dan aan den
Rijn opkwam en alsof men in Doornik de
modellen van den Rijn had nagevolgd. Al
verder is Merrilinc eigenlijk geen Vlaamsch,
maar een Duitsch meester, ein deutscher
Maler". Trouwens volgens Lamprecht is de
geheele Vlaamsche kunst niet Vlaamsch,
maar Duitsch. Denn es ist nicht richtig,
wenn man hier schon von einen besonderen
national-vlamischen Entwicklung spricht.
Deutsch ist, was hier geschah. Die
Fortsetzung aller dieser Dinge in der Musik wie.
in der Malerei und teilweise sogar in der
Architektur hat in Deutschland
stattgefunden."
Dat zijn ten slotte opvattingen. Maar ook
met de feiten ligt Lamprecht overhoop. De
periode na 1815 is voor hem die van het
overwicht van Engeland over Europa. Wij
hadden ook wel eens van Metternich en van
de Heilige Alliantie gehoord, maar zoo nauw
moet men het ook niet nemen. Laat ons
dan aannemen, dat Engeland de leiding had.
Hoe openbaart zich die leiding? Dies
Uebergewicht wird f r Europa am deutlichsten
durch die Neutralisierung von Belgien und
Holland (sic), die damals auf langere Zeit
einen Staat bildeten. Diese Neutralisierung
davon braucht heute ja kaum noch
geredet zu werden ist nur eine Redensart
für die Tatsache, dasz England diese beiden
Lander als den Briickenkopf seines
festlandischen Einflusses benutzen wollte. Daher
kommt ach die groszartige Besorgtheit
Englands für die Neutralitat Belgiens. Belgien
ist zwar kein englisches Land es liegt jedoch
sehr aber (valt Lamprecht zijn eigen in
sinuatie handig in de rede) hier darf ich
eigentlich nicht fortfahren, das ist durch
das Generalkommando verboten."
Het generaal-kommando had wel eerder
mogen interrumpeeren: want het gemak,
waarmede Lamprecht hier al den over België
uitgestrooiden laster herhaalt, is zeer stui
tend. Maar nog stuitender is de voor een
historicus van zijn beteekenis
allerbedenkelijkste vergissing, dat het koninkrijk der
Nederlanden in 1815 neutraal zou zijn
verInzendlngen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: ,Confettf'.
Het gelukte de politie slechts door
dreggen een Hjkje op te halen."
Hadde de politie niet gedregd, geen lijkje
ware alsdan opgehaald.
*
Wij hebben drie dagen geleden onze
op den rechteroever van den Tigris
staande troepen een weinig terugge
trokken. De vijand bemerkte dit eerst
na drie dagen." (Turksch bericht)
Dit is betrekkelijk toch nog gauw. Als
die troepen een weinig meer waren terug
getrokken, waarschijnlijk hadden de
Engelschen het een weinig eerder bemerkt.
Verkiezingsmotieven
In een rechts blad (de Rotterdammer)
worden de kiezers opgewekt vooral geen
mannen van links te kiezen. En vermanend
klinkt de stem:
Denkt aan de regeling van het Kies
recht en het pogen om alle onderscheid
tusschen man en vrouw uit te wlsschen."
Gelukkig dat links niet gewonnen heeft!
*
Uit 'n provinciaal blad knippen we 't vol
gende :
Zooals de lezers misschien weten is
Baltimore een zeehaven in de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika en
ligt meer bepaald in den staat Maryland."
Als de lezers het nu niet bepaald weten,
waar ze Baltimore moeten zoeken, ligt het
toch bepaald niet aan de redactie.
*
Op een stationsdeur:
De sleutel te verkrijgen bij' de stations
chef, s.v.p. gesloten terugbrengen."
Niet alleen schijnt dit "station een vrou
welijke chef te hebben, maar ook beschikt
men er blijkbaar over afsluitbare sleutels."
iiiiiiiuiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii
klaard ten bate van Engeland, dat van dat
koninkrijk een bruggenhoofd op het vaste
land wilde maken.
Hoe is het mogelijk, dat Lamprecht zoo
slecht is ingelicht over historische feiten
van zoo groote beteekenis en vooral Van
zoo algemeene bekendheid? Hij gaat dan
stilzwijgend van de onderstelling uit, dat
Duitschland België voor langen tijd althans
zal behouden. Daarom, doet hij een
welmeenende poging om de verhouding zoo
goed mogelijk te maken. Die poging pleit
voor zijn goedheid en zijn gezond verstand.
Maar zij zal in zijn vaderland niet veel
weerklank vinden; want zij is geheel in
strijd met de tot dusverre door Duitschland
of liever door Pruisen gevolgde methoden
in België. Daarvan zegt Lamprecht uitne
mende dingen, die ons uit het hart zijn ge
grepen. Es liegt hier so, wie an vielen
Stellen in der Welt: wir glauben, in
auswartigen Dingen sei es mit bloszer
Machtpolitik getan. Das ist ein ganz grober
Fehler, den ein Historiker dreimal und
stark ankreuzen musz. Es ist ein ganzliches
Miszverstehen alles dessen, was geschichtlich
bisher gesehen ist. Die Geschichte ist die
Entwicklung der menschlichen Seele zu h
heren Formen. Das hat berhaupt nichts
mit Machtpolitik zu tun. Man gewinntkein
Volk durch Machtpolitik. Men gewinnt es
auch nicht nur durch Wirtschaftspolitik.
Ja, auf zehn Jahre vielleicht, dann merken
die Leute wohl, wer in den
wirtschaftlichen Beziehungen gewinnt und wer
verliert. Wo man nicht die Beziehungen des
Herzens sprechen lassen kann, da darf man
auf keinen dauernden Gewinn rechnen. Wir
aben haben bisher in unserer auszeren Politik
hierfür nicht das nötige Verstandniss gehabt,
unsere Politik war zu einseitig... Es ist
auch nicht mit der sogenannten Ordnung
und Zucht getan. Jawohl, Belgien braucht
Ordnung und Zucht, das ist keine Frage;
da musz durchgegriffen werden, aber aus
einem Herzen voller Liebe, die sich auf
dem Gebiet der Erziehung In maszvoller
strenge auszert. Wenn ich wahre Liebe habe
halte ich mich für berechtigt aus dieser
Liebe heraus Ordnung zu schaffen."
Het citaat is wat lang, maar is het niet
karakteristiek? Zeker, ook het systeem van
Lamprecht is nog hardhandig genoeg. Maar
het zou toch een zegen zijn, zoo de Duitsche
machthebbers in België wat meer waren
doordrongen geweest van Lamprechts vader
lijke, liefdevolle strengheid.
H. BRUQMANS