Historisch Archief 1877-1940
JACOBA MOSSEL Prof. dr. J. VAN REES HENRIETTE ROLAND HOLST
welke voor hunne onderteekening en verspreiding van het bekende dienstweigerings-manifest, door de Arrondissements-Rechtbank te Arasterdam veroordeeld zijn, ieder tot
?50.?boete of 10 dagen hechtenis
llllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIttlllllllllllUlltllllllllllllllllllllllllllllUlllllllltlllllllltlllttllllllllllllllllllltlttUllllllllllllllllllllttllllltUlllllltltll
iitiiiiiiiitiiiiiiiiuitiiiiiitutiiiiiiiitttitiiiiiiiiiiiitiuiiiiiiiittituiiiiiiiitiiiiiiiittiiiiiiiitittiiiiittiiiiiiiuiiiiiiiiiiituiiiitiuniiii wmiiiiiiiimiiitiimiiiiuiimiiiimmiii
Het Peil van ons Rechtswezen
door FELIX ORTT
Wij Nederlanders beroemen ons gaarne
op het hooge peil van ons rechtswezen.
Maar die roem berust gewoonlijk op
algemeene indrukken. Bepaalde tastbare, objec
tieve argumenten zijn zelden te geven.
Thans doet zich het buitengewone geval
voor, dat voor een oordeel omtrent het peil
van ns rechtswezen een objectieven maat
staf aanbiedt. Namelijk de behandeling van
de onderteekenaars van het z.g. Dienst
weigeraarsmanifest.
Hier is een feit, dat als misdrijf is be
schouwd tegen den Staat, aan welk misdrijf
zich honderden in alle oorden van het land
hebben schuldig gemaakt. Tal van rechts
colleges hebben dus over een zelfde geval
uitspraak moeten doen, ten aanzien van de
eisenen gesteld door tal van ambtenaren
van het Openbaar Ministerie. Gegevens dus
te over om een besluit te trekken aan
gaande de al of niet onafhankelijkheid van
de Rechterlijke Macht ten opzichte van den
Staat, de meerdere of mindere overeenstem
ming der verschillende vonnissen (rechts
zekerheid) en de mate van aanpassing van
het-formeele Recht aan het rechtsbewustzijn
van het volk: het peil van ons Rechtswezen.
Nu de Hooge Raad het vonnis van het
Hof te Amsterdam t. a. v. dr. Huizinga heeft
bevestigd en de cassatie heeft verworpen,
schijnt het oogenblik gekomen om aan deze
zaak het peil van ons rechtswezen te toetsen.
Vooreerst de feiten:
Het Manifest werd opgesteld en verspreid
in 5 achtereenvolgende oplagen, respec
tievelijk met 178, 336, 529,577 en 912 onder
teekenaars, terwijl thans het aantal dergenen
die verklaard hebben het te onderteekenen;
tot ongeveer 1200 gestegen is.
De inhoud kan als bekend verondersteld
worden. ,
Het manifest is o. a. tot stand gekomen
als reactie op de bekende actie der
tweeeri-twintig tot uitbreiding van dienstplicht
en Tandstormplicht. Het Is als 't ware de
terugwerking fan een religieusen,
humanitairen, anti-nationalistischen en
anti-militaristischen tegenstroom op de
sterk-patriottische strooming welke door de tijdsom
standigheden ontstaan was.
De groote pers staat beslist op nationa
listisch standpunt. Ingezonden stukken of
manifesten in de richting van het Dienst
weigeraars-manifest hadden geen kans
geplaatst te worden en het volk te bereiken.
Daarom zagen degenen die zich gedrongen
voelden tot het uiten van hun getuigenis,
dat het meedoen, in welken vorm ook, aan
oorlog of voorbereiding tot oorlog, zelfs tot
een zuiveren verdedigingsoorlog, zonde is,
geen anderen weg dan buiten de dagblad
pers om het Dienstweigeraars-manifest in
kolossale oplaag te verspreiden, zoodat het
evenveel menschen zou bereiken als de cou
ranten die gewillig soortgelijken dienst be
wezen aan de patriottisch-gezinde strooming.
Tegenover het eene getuigenis het andere.
Alleen de middelen ter verspreiding moesten,
om gelijk doel te bereiken, verschillend zijn.
Nu is het niet te ontkennen dat het ge
tuigenis van het Dienstweigeraars-manifest
rechtstreeks tegen den Staat met zijn wetten,
zijn. leger en zijn opvatting van het lands
belang ingaat. Het manifest kon dus terecht
van Staatszijde als staatsgevaarlijk worden
opgevat. Maar wat staatsgevaarlijk is, is
daarom nog niet altijd strafbaar. Dit wordt
het eerst, krachtens het wezen van ons Recht,
als tegen bepaalde artikelen van het Wet
boek v. Strafrecht wordt gehandeld.
Het ligt dus voor de hand, dat de ver
tegenwoordiger van den Staat, in dezen de
Minister van Justitie, aan zijn ambtenaren
van het O. M. last gaf een vervolging in te
stellen, opdat kon worden uitgemaakt of de
staatsgevaarlijke manifestanten inderdaad
een strafbaar feit (opruiing) hadden gepleegd,
en zoo ja, hun misdrijf met geweld kon
worden gekeerd.
Het ongewone geval deed zich in deze
zaak bij tal van rechtscolleges voor, dat de
beklaagden, in tegenstelling met hetgeen
gewoonlijk bij rechtszittingen het geval is,
niet probeerden hun daden te bemantelen
en te vergoelijken, maar dat zij allen precies
erkenden wat zij gedaan hadden, en eerlijk
en open op alle vragen antwoord gaven.
Zij erkennen dat zij de bedoeling hadden
hun getuigenis zooveel mogelijk bekend te
maken iets wat vanzelf spreekt en wat
ook ieder courantenschrijyer bedoelt. Voorts,
dat het hun verheugen zou indien velen in
deze zaak hun gevoelen deelden en daarnaar
handelden wat evenzeer voor de hand
ligt. Maar daartegenover ontkenden zij allen,
dat zij opgeruid hadden of dat opruiing
hun bedoeling was geweest.
Opruiing toch beduidt: een menigte aan
sporen of aanhitsen, op grond van beloften
of voorspiegelingen, tot een slechte daad.
Men ruit" niet op tot een edele daad. De
dominees ruien" van den kansel niet op
om God lief te hebben en den naaste als
zich zelven; de onderwijzers ruien de kin
deren niet op tot Christelijke en maatschap
pelijke deugden. Een getuigenis, dat men
persoonlijk niet bereid is iets tegen zijn
geweten te doen, en dat men liever straf
beloopt of het leven verliest dan datgene
te doen wat men zonde acht, heeft niets
van een ophitsing met voorspiegeling van
voordeel, en valt voor het normale
taatgevoel geenszins binnen het begrip van
opruiing."
De beklaagden verklaarden ook dat, hoe
gaarne zij ook zouden zien dat de dienst
plichtigen hun standpunt deelden, zij niemand
zouden aansporen om dienst te weigeren,
indien de persoon in kwestie niet reeds
zelf de eigen heilige overtuiging bezat dat
weigering zijn plicht was.
Men stond hier voor een nieuw geval.
Niemand in den lande kon weten of de
onderteekening inderdaad strafbaar was of
niet. Dit kon men pas weten nadat de zaak
in hoogste instantie door den Hoogen Raad
zou zijn uitgemaakt. Tot zoolang berustte
iiiinhïiliiiiiiii
DE DROOM VAN SIGARETJE
DOOR
G. RAAL
Ge moet Sigaretje gekend dan toch wel
eens gezien hebben.
Aan den wissel van de stoomtram, tegen
het Wijneghemsche fort, wiekte hij als een
molen om-en-omme en draaide zijn lichaam
zoo vlug het onderst-boven dat men in het
zotte gedoe geen spoor meer zag van zijn
vuilen snuit noch van zijn nog vuilere
bloote voeten.
En plots stond hij dan voor u met zijn
brutaal gezicht en zijn half toegenepen
oogen en stak zijn gore, van de rappe
wieling nog sidderende zweethanden, naar u
uit terwijl zijn schor stemmetje tanerig zeurde:
'n Cens, menheer!
Dan moet ge wel dat kleine ventje in u
hebben opgenomen zooals men een typisch,
buitengewoon afwijkend wezen naar de
IIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllMIIIIIIIIIIMIItllll
cellen der hersens voelt glijden en onwille
keurig hebt ge dan gedacht aan Boefje met
zijn verkorven tronie of wel aan Gavroche,
het abnormaal jongetje uit Les Misérables".
Misschien wel aan beiden!
Sigaretje was mager en teer voor zijn
zestien jaar en scheen in zijn scheut veel
te hebben gemist of verloren gespeeld.
Ondeugd, ontbering, gebrek aan liefdevolle
koestering die andere kinderen aandikt,
verwarmt en onderstaat tot een sterk leven
hadden zijn lichaampje verschaald,
verschameld en verschrompeld.
Er liep een vuur in hem dat zijn magere
beentjes en 't gansche knokige lijf verteerde
in bijna onmerkbaar beven.
De mond lag als een breed mes tusschen
de dunne lippen, de oogen stonden misselijk
ongezond en misten kinderklaarte, oprecht
heid. Alleen in groote oogenblikken, wanneer
't harte bonsde onder hevige ophitsing, en
het bloed in de keel, van grooten durf, klopte,
gaapten de steeds half dichtgeknepen
scheeltjes rond en wijd open en lieten dan
buitenwaarts een stekende vlam zien.
Vlam van nijd, van wreedheid, van list
en overmoed.
Zijn stekelige, ongekamde, harde haren
lagen van 't stof en zonnevuur te dweersen,
links en rechts en bedekten ten deele zijn
groote ooren.
elk vonnis op een subjectief oordeel der
rechters. Niet alleen het leeken-publiek kon
er verschillend over denken, maar de be
voegde rechtsgeleerden deden dit ook.
leder weet dat, wanneer hij steelt of
moordt, hij strafbaar is. De vraag is dan
alleen in hoever er verzachtende omstandig
heden zijn om de mate van straf te ver
minderen.
Maar hier wist niemand der beklaagden
dat hij strafbaar was. Er bestond dus absolute
onzekerheid. Nu verlangt het rechts bewust
zijn van het volk, dat ingeval van rechts
onzekerheid allereerst rechtszekerheid ge
schapen wordt; dat het recht dus niet een
dobbelspel wordt, waarvan de uitkomst af
hangt van de toevallige meening, gods
dienstige of politieke overtuiging van de
rechters, die in het college zitting hebben.
En voorts verlangt het rechtsbewustzijn van
het volk, dat bij onzekerheid en twijfel de
beslissing valt ten gunste van dengeen, die
onwetend misdeed.
Het rechtsbewustzijn van het volk zou
verlangd hebben dat de ambtenaars van het
O. M., om de kwestie van de al dan niet
schuldigheid principieel uit te maken, den
laagst mogelijken eisch gesteld hadden
50 cents boete of n dag hechtenis. In den
geest als bij voorbeeld ook geschied is bij
het eerste geval van lijkverbranding hier te
lande, toen ook niemand wist aan te geven
of het hier inderdaad een strafbare over
treding gold of niet.
Maar neen hoe in werkelijkheid de rechts
zekerheid verliep in een kansspel, blijkt
wel uit de verschillende vonnissen die we
gens de gelijke daad van onderteekening
geveld werden alleen werd de mate
van straf in sommige gevallen nog beïn
vloed door het secundaire misdrijf der ver
spreiding.
Rechtbank te Assen:
Ds! Huge'nholtz } vrijgesproken.
Rechtbank te Leeuwarden:
Ds Sevenster l
de Baan > ? 75, subs. ;30 dagen hechtenis.
van Dobben j
Rechtbank te Heerenveen:
Ds. Leendertz, eerst rechtsingang geweigerd, daarna
l maand voorw. gevangenissfr, f.
Hof te Leeuwarden:
Dr. Bahler, nog hangende, eisch 3 mnd. gev.
Us. Hugenholtz, vrijgesproken.
B Sevenster. ?100.?subs. 35 dagen hechtenis.
de Daan ]
van Dobben [? ? 70.?subs. 30 dag. hechtenis.
Leendertz J
Rechtbank te Zutphen:
Ds. van Wijhe, 3 mnd. voorw. gevangenisstraf.
Huf te Arnhem:
Ds. van Wij hè, ;i mnd. gevangenisstraf.
Rechtbank te rtreclit:
U»3' Lod^v.' Mier,,], } a mnd' voonv- gevaiigenisstr.
Rechtbank te Amsterdam:
Prof. van Rees
Mej. Mossel
Mevr. lioland Hulst
Elbrink.
Rechtbank te Alkmaar:
5 Predikanten uit N.-Holland, vrijgesproken.
Hof te Amsterdam:
Ds. Si'hermerhorn, ?75.?subs. 15 dagen hechten.
Bolke, 10.?5 >,
Terlet, 10,- j 5 ,
? 50.?boete sub?.
10 dag. hecht.
lltnmilMiimiMJiiiiiuiii
Sigaretje draaide zijn lijfje en werkte zich
in snelheid tegen de tram op. Wanneer zij
stilhield stond het manneke al gereed. Hij
trippelde van den eenen voet op den ande
ren, altijd maar omziend of hij nog bijtijds
uit de hand van den reiziger het koperen
muntstuk kon snappen, voor de schreeuwende,
roetige bende die al meulekens" draaiend
kwam aangestoven, er bij stond om hem 't
karige geld te betwisten.
Want Sigaretje was de vlugste onder hen
allen en altijd de eerste bij den halt. Daar
waren de anderen nijdig op en jaloersch.
Er waren er die in halven draai bleven
steken, met het hoofd slingerend en
knikkebollend op de straatsteenen terecht kwamen
en dan grove woorden uitstietten, die zij
wellicht nooit uit moedersmond hadden ver
nomen maar leenden uit het ruwe alaam
der straatschool.
Toen het troepje zag dat Sigaretje hen
weer voor was en reeds een paar centen
tusschen zijn dunne lippen gekneld hield
stoof het gram uit en 't zij om ook iets te
bemeesteren, 't zij om Sigaretje te treiteren,
begonnen zij allen te roepen:
Menheerke, gooi ze te grabbelen, dan
hemmen we ook iets!
Onder dat aandringen van den een en
de lawaaierigheid der anderen, alsook in
't vooruitzicht dat klompje jongens
scharreBoenders, vrijgesproken.
Rechtbank te Roermond:
Ds. de Jong. 2 maanden voorw. gevangenisstraf.
Rechtbank te Rotterdam:
Honnef l
Knka \ ?10. subs. 10 dagen hechtenis. ^
Raas )
Hof te 's Hertogenbosch :
Ds. de Jong, ? 100.?subs. 4 weken hechtenis.
Rechtbank te M astricht:
Ds. v. d. Pot, hangende.
Hooge Raad:
Ds. Huizinga, C»ssatie-beroep verworpen.
Een tweede punt wat dit rechtsbewustzijn
geweldig schokken moest, is het feit dat
van de velen honderden onderteekenaars
maar enkelen, die te recht of ten onrechte,
met of zonder voldoenden grond, als bel
hamels werden beschouwd, vervolgd zijn.
Wanneer het inderdaad zulk een ernstig
misdrijf was als de Officieren van Justitie
meenden te moeten doen voorkomen, z
dat zij genoopt waren er maanden gevan
genisstraf tegen te eisenen dan is het
een ongehoorde willekeur dat men honder
den die zich aan hetzelfde misdrijf schuldig
maakten, stil liet loopen. Als er een dui
zend-tal dieven bekend zijn, vervolgt men
er niet tien of twintig en ziet de andere
diefstallen door de vingers. Waarom hier
dan wel?
Het antwoord moet zijn: uit politieke of
tactische overwegingen. Men kan de rechts
colleges en de gevangenissen niet met een
duizendtal beklaagden en veroordeelden
belasten ! Wel mogelijk maar dan mist
de Justitie wat haar hoogste deugd moest
zijn: strikte rechtvaardigheid. Gelijke mon
niken, gelijke kappen.
Uit de ' zoo ongelijke vonnissen, schom
melend tusschen vrijspraak en drie maanden
gevangenisstraf is eenerzijds wel de rechts
onzekerheid gebleken, doch als keerzijde
van de zaak blijkt hier ter eere van onze
rechtspraak ook uit: de onafhankelijkheid
der rechterlijke macht van rechtstreekschen
regeeringsinvloed. Dit dient zeker in het
licht gesteld. Maar de rechtspraak blijkt
hiertegenover in 't algemeen niet vrij van
den onbewusten invloed van het Staatsbe
lang. Anders ware het moeilijk denkbaar
geweest dat de meeste rechtscolleges het
begrip opruiïng" zoo anders hadden kun
nen opvatten dan het gewone taalgebruik
meebrengt.
Een tweede punt dat vór het gehalte van
onze rechtspraak pleit, is dat van
klassejustitie, in den zin van bevoorrechting der
eigen klasse-genooten, geen sprake is. De
slachtoffers die uit de dichte rijen der on
derteekenaars zijn uitgepikt, zijn voor het
overgroote deel van dezelfde maatschappe
lijke klasse als de rechters en ambtenaren
van het O. M.
De arbeidersklasse, het prolelariaat, is
niet vervolgd.
Wat betreft de wijze waarop in de ver
schillende rechtscolleges beklaagden en
publiek behandeld zijn, is de grootste ver
scheidenheid te constateeren.
Als tegenstellingen kunnen we o. a. be
lend te zien dooreenkluwen, wierp er een
of ander een paar centjes de baan op.
Maar door zijn spleetoogjes had Sigaretje
de valsche armbeweging des gevers gezien.
Als een eekhoorn bonsde hij achteruit, te
midden der vechtende, grabbelende jongens,
zijn lenig lijf schuivend tusschen de beenen,
onder de lichamen en klauwend tot hij het
leeuwenaandeel te zijner zakkewaarts had
gebracht.
Smerig Sigaretje! Smerig Sigaretje!
huilden de teieurgestelden.
Maar de jongen stoorde zich niet aan het
machtelooze gejouw.
Toen de tram vertrok, wierp hij zijn lijf
weerom in kenterende, wentelende buigingen
voorover, draaide als een tol en deed het
sierlijk en gracieus ten teeken van dank of
als een djentige straatvlegels-begroeting.
Daarop ging hij de centjes op den boord
van de gracht tellen, knoopte zijn welver
diend loon in een vuilen zakdoek, haalde een
papiertje uit den zak, draaide er iets als
tabak in, liet als een pierke zij n rood tongetje
over het sigaretje gaan en rookte.
Hij rookte als kenner, als iemand die het
jaren lang en gaarne deed en toen de jongens
genaderd waren, stroomde, in breede effen
lijnen, twee blauwe dampen uit zijn neusgaten.
Dat kunt ge mij eens nadoen zonder
proesten! riep hij zijnkameraadjesgemelijktoe.
Bestrafte Kuischheid
Sjoerd, een brave Friesche jongen,
Werd geroepen als soldaat,
Even als zijn kameraden
Moest hij voor den Keuringsraad.
Bevend stapte hij naar binneji,
Hevig werd hij aangedaan:
Toen hij daar zijn eigen makkers
Zoo maar moedernaakt zag staan.
Blozend, als een schuchter meisje,
Kwam hij daarop aan de beurt.
Kom, ontkleed je", zei de dokter, _
Jongeman, je wordt gekeurd!"
Hij ontdeed zich van zijn jasje,
Van zijn vest en boezeroen;
Angstig vroeg hij aan den dokter:
Ang.
Of l
hij alles uit moest doen.
fa, natuurlijk, jonge juffer",
Weg dat hempje en die broek /"
Als dat uit moet!" riep de jonkman
Weiger ik het onderzoek !'
Hoe ze hem ook overtuigden,
Sjoerd vertikte 't te doen.
Naakt kon hij zich niet vertoonen,
Voor zijn kuischheid en fatsoen.
Sjoerd, ga dan maar naar je moeste",
Zei een slechte korporaal.
Voor je zware overtreding
Krijg je een proces-verbaal."
Voor de Rechtbank te Leeuwarden,
Heeft hij toen terecht gestaan.
Kuische, brave jongelingen,
Neemt er toch een voorbeeld aan.
Als men net als Sjoerd wil wezen,
Als men even eerbaar is.
Krijgt men veertig gulden boete
of
Veertig dagen hechtenis.
schouwen de rechtbank te Utrecht, waarde
behandeling in vele opzichten onbeschoft
was, en die te Amsterdam, waar alles vol
komen beleefd en correct geschiedde.
De manier waarop in Utrecht opgetreden
werd, is zeker niet dienstig om ons volk
eerbied of waardeering voor de rechtspraak
bij te brengen. Vooreerst al het feit dat de
beklaagden gedagvaard werden te 12 uur,
een uur waarop de rechtbank steeds gewoon
is te pauzeeren.
Op dat uur zich aanmeldend, werd den
beklaagden door den portier op hondsche
wijze beduid dat zij maar om half 2 hadden
terug te komen; dat zij zich zoolang maar
buiten het gebouw hadden op te houden en
om half 2 maar op de publieke tribune
konden gaan staan om af te wachten tot
hun zaak voorkwam.
Ook in de wijze waarop de president op
honenden toon tegen een getuige sprak over
haar beginselen, was niet wat men van een
onpartijdigen voorzitter vnn een rechtscol
lege mag verlangen.
Hemelsbreed verschillend ook de
beleedigende wijze waarop zich de Officier van
Justitie te Assen tegen den beklaagde dr.
Bahler uitliet en de hoogst onwelwillende
toon waarop de adv.-gen. voor het Hof te
Leeuwarden zijn twijfel aan dr. Bahler's waar
heidsliefde uitsprak, met de
buitengewoonverschillende modellen
direct leverbaar
Garage NEFKENS
Jacob Obrechtstraat 26
TELEFOON ZUID 2507
imiituiiiimiimiimiimiiiiiiitiiiiiii
Sigaretje rookte als al de verloren kinderen
der straat, hij rookte zelf buitensporig en
was niet kieskeurig wat hij om te verrooken
in den mond kreeg. Hij rookte om zijn honger
te verdrijven, uit verveling, uit passie, uit
ik-weet-niet-wat. Maar rooken moest hij.
Bij gemis aan opgeraapte stpmpeltjes sigaar
of aan tabak, rookte hij riet of balein uit
een ouden regenscherm tot zijn tong pikte
en blaarde en zijn keel door een vieselijkeni
smaak bevliesd werd.
De toppen van zijn twear-voorste vingers
zagen geel, want daar hij meestentijds hier
en daar wat centjes loskreeg, rookte hij
doorgaans sigaretten, vandaar de bijnaam
Sigaretje.
Monkelend kwamen He jongens zich naast
hem in het gras neervielen en begonnen
elkander met de vuistjes te beknoffelen.
Aan Sigaretje dierf geen enkel de hand'
uit te steken. Hij kon zelf het teeken tot
aanval geven, wanneer hij er toe behumeurd
was, anders beet hij van zich af wie, te
ongepasten tijde, aan zijn lijf kwam of raakte.
Want 't ventje was danig krikkelig, loens
en valsch.
Maar hij kreeg ook oogenblikken dat de
dichte nevels in zijn zieken kop openwaaiden
en het er prachtig blauw in werd en zonnig,
't Waren dan zijn goede oogenblikken die
hem tam maakten als een bekneedbaar, deftig