De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 8 juli pagina 2

8 juli 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

JACOBA MOSSEL Prof. dr. J. VAN REES HENRIETTE ROLAND HOLST welke voor hunne onderteekening en verspreiding van het bekende dienstweigerings-manifest, door de Arrondissements-Rechtbank te Arasterdam veroordeeld zijn, ieder tot ?50.?boete of 10 dagen hechtenis llllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIttlllllllllllUlltllllllllllllllllllllllllllllUlllllllltlllllllltlllttllllllllllllllllllltlttUllllllllllllllllllllttllllltUlllllltltll iitiiiiiiiitiiiiiiiiuitiiiiiitutiiiiiiiitttitiiiiiiiiiiiitiuiiiiiiiittituiiiiiiiitiiiiiiiittiiiiiiiitittiiiiittiiiiiiiuiiiiiiiiiiituiiiitiuniiii wmiiiiiiiimiiitiimiiiiuiimiiiimmiii Het Peil van ons Rechtswezen door FELIX ORTT Wij Nederlanders beroemen ons gaarne op het hooge peil van ons rechtswezen. Maar die roem berust gewoonlijk op algemeene indrukken. Bepaalde tastbare, objec tieve argumenten zijn zelden te geven. Thans doet zich het buitengewone geval voor, dat voor een oordeel omtrent het peil van ns rechtswezen een objectieven maat staf aanbiedt. Namelijk de behandeling van de onderteekenaars van het z.g. Dienst weigeraarsmanifest. Hier is een feit, dat als misdrijf is be schouwd tegen den Staat, aan welk misdrijf zich honderden in alle oorden van het land hebben schuldig gemaakt. Tal van rechts colleges hebben dus over een zelfde geval uitspraak moeten doen, ten aanzien van de eisenen gesteld door tal van ambtenaren van het Openbaar Ministerie. Gegevens dus te over om een besluit te trekken aan gaande de al of niet onafhankelijkheid van de Rechterlijke Macht ten opzichte van den Staat, de meerdere of mindere overeenstem ming der verschillende vonnissen (rechts zekerheid) en de mate van aanpassing van het-formeele Recht aan het rechtsbewustzijn van het volk: het peil van ons Rechtswezen. Nu de Hooge Raad het vonnis van het Hof te Amsterdam t. a. v. dr. Huizinga heeft bevestigd en de cassatie heeft verworpen, schijnt het oogenblik gekomen om aan deze zaak het peil van ons rechtswezen te toetsen. Vooreerst de feiten: Het Manifest werd opgesteld en verspreid in 5 achtereenvolgende oplagen, respec tievelijk met 178, 336, 529,577 en 912 onder teekenaars, terwijl thans het aantal dergenen die verklaard hebben het te onderteekenen; tot ongeveer 1200 gestegen is. De inhoud kan als bekend verondersteld worden. , Het manifest is o. a. tot stand gekomen als reactie op de bekende actie der tweeeri-twintig tot uitbreiding van dienstplicht en Tandstormplicht. Het Is als 't ware de terugwerking fan een religieusen, humanitairen, anti-nationalistischen en anti-militaristischen tegenstroom op de sterk-patriottische strooming welke door de tijdsom standigheden ontstaan was. De groote pers staat beslist op nationa listisch standpunt. Ingezonden stukken of manifesten in de richting van het Dienst weigeraars-manifest hadden geen kans geplaatst te worden en het volk te bereiken. Daarom zagen degenen die zich gedrongen voelden tot het uiten van hun getuigenis, dat het meedoen, in welken vorm ook, aan oorlog of voorbereiding tot oorlog, zelfs tot een zuiveren verdedigingsoorlog, zonde is, geen anderen weg dan buiten de dagblad pers om het Dienstweigeraars-manifest in kolossale oplaag te verspreiden, zoodat het evenveel menschen zou bereiken als de cou ranten die gewillig soortgelijken dienst be wezen aan de patriottisch-gezinde strooming. Tegenover het eene getuigenis het andere. Alleen de middelen ter verspreiding moesten, om gelijk doel te bereiken, verschillend zijn. Nu is het niet te ontkennen dat het ge tuigenis van het Dienstweigeraars-manifest rechtstreeks tegen den Staat met zijn wetten, zijn. leger en zijn opvatting van het lands belang ingaat. Het manifest kon dus terecht van Staatszijde als staatsgevaarlijk worden opgevat. Maar wat staatsgevaarlijk is, is daarom nog niet altijd strafbaar. Dit wordt het eerst, krachtens het wezen van ons Recht, als tegen bepaalde artikelen van het Wet boek v. Strafrecht wordt gehandeld. Het ligt dus voor de hand, dat de ver tegenwoordiger van den Staat, in dezen de Minister van Justitie, aan zijn ambtenaren van het O. M. last gaf een vervolging in te stellen, opdat kon worden uitgemaakt of de staatsgevaarlijke manifestanten inderdaad een strafbaar feit (opruiing) hadden gepleegd, en zoo ja, hun misdrijf met geweld kon worden gekeerd. Het ongewone geval deed zich in deze zaak bij tal van rechtscolleges voor, dat de beklaagden, in tegenstelling met hetgeen gewoonlijk bij rechtszittingen het geval is, niet probeerden hun daden te bemantelen en te vergoelijken, maar dat zij allen precies erkenden wat zij gedaan hadden, en eerlijk en open op alle vragen antwoord gaven. Zij erkennen dat zij de bedoeling hadden hun getuigenis zooveel mogelijk bekend te maken iets wat vanzelf spreekt en wat ook ieder courantenschrijyer bedoelt. Voorts, dat het hun verheugen zou indien velen in deze zaak hun gevoelen deelden en daarnaar handelden wat evenzeer voor de hand ligt. Maar daartegenover ontkenden zij allen, dat zij opgeruid hadden of dat opruiing hun bedoeling was geweest. Opruiing toch beduidt: een menigte aan sporen of aanhitsen, op grond van beloften of voorspiegelingen, tot een slechte daad. Men ruit" niet op tot een edele daad. De dominees ruien" van den kansel niet op om God lief te hebben en den naaste als zich zelven; de onderwijzers ruien de kin deren niet op tot Christelijke en maatschap pelijke deugden. Een getuigenis, dat men persoonlijk niet bereid is iets tegen zijn geweten te doen, en dat men liever straf beloopt of het leven verliest dan datgene te doen wat men zonde acht, heeft niets van een ophitsing met voorspiegeling van voordeel, en valt voor het normale taatgevoel geenszins binnen het begrip van opruiing." De beklaagden verklaarden ook dat, hoe gaarne zij ook zouden zien dat de dienst plichtigen hun standpunt deelden, zij niemand zouden aansporen om dienst te weigeren, indien de persoon in kwestie niet reeds zelf de eigen heilige overtuiging bezat dat weigering zijn plicht was. Men stond hier voor een nieuw geval. Niemand in den lande kon weten of de onderteekening inderdaad strafbaar was of niet. Dit kon men pas weten nadat de zaak in hoogste instantie door den Hoogen Raad zou zijn uitgemaakt. Tot zoolang berustte iiiinhïiliiiiiiii DE DROOM VAN SIGARETJE DOOR G. RAAL Ge moet Sigaretje gekend dan toch wel eens gezien hebben. Aan den wissel van de stoomtram, tegen het Wijneghemsche fort, wiekte hij als een molen om-en-omme en draaide zijn lichaam zoo vlug het onderst-boven dat men in het zotte gedoe geen spoor meer zag van zijn vuilen snuit noch van zijn nog vuilere bloote voeten. En plots stond hij dan voor u met zijn brutaal gezicht en zijn half toegenepen oogen en stak zijn gore, van de rappe wieling nog sidderende zweethanden, naar u uit terwijl zijn schor stemmetje tanerig zeurde: 'n Cens, menheer! Dan moet ge wel dat kleine ventje in u hebben opgenomen zooals men een typisch, buitengewoon afwijkend wezen naar de IIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllMIIIIIIIIIIMIItllll cellen der hersens voelt glijden en onwille keurig hebt ge dan gedacht aan Boefje met zijn verkorven tronie of wel aan Gavroche, het abnormaal jongetje uit Les Misérables". Misschien wel aan beiden! Sigaretje was mager en teer voor zijn zestien jaar en scheen in zijn scheut veel te hebben gemist of verloren gespeeld. Ondeugd, ontbering, gebrek aan liefdevolle koestering die andere kinderen aandikt, verwarmt en onderstaat tot een sterk leven hadden zijn lichaampje verschaald, verschameld en verschrompeld. Er liep een vuur in hem dat zijn magere beentjes en 't gansche knokige lijf verteerde in bijna onmerkbaar beven. De mond lag als een breed mes tusschen de dunne lippen, de oogen stonden misselijk ongezond en misten kinderklaarte, oprecht heid. Alleen in groote oogenblikken, wanneer 't harte bonsde onder hevige ophitsing, en het bloed in de keel, van grooten durf, klopte, gaapten de steeds half dichtgeknepen scheeltjes rond en wijd open en lieten dan buitenwaarts een stekende vlam zien. Vlam van nijd, van wreedheid, van list en overmoed. Zijn stekelige, ongekamde, harde haren lagen van 't stof en zonnevuur te dweersen, links en rechts en bedekten ten deele zijn groote ooren. elk vonnis op een subjectief oordeel der rechters. Niet alleen het leeken-publiek kon er verschillend over denken, maar de be voegde rechtsgeleerden deden dit ook. leder weet dat, wanneer hij steelt of moordt, hij strafbaar is. De vraag is dan alleen in hoever er verzachtende omstandig heden zijn om de mate van straf te ver minderen. Maar hier wist niemand der beklaagden dat hij strafbaar was. Er bestond dus absolute onzekerheid. Nu verlangt het rechts bewust zijn van het volk, dat ingeval van rechts onzekerheid allereerst rechtszekerheid ge schapen wordt; dat het recht dus niet een dobbelspel wordt, waarvan de uitkomst af hangt van de toevallige meening, gods dienstige of politieke overtuiging van de rechters, die in het college zitting hebben. En voorts verlangt het rechtsbewustzijn van het volk, dat bij onzekerheid en twijfel de beslissing valt ten gunste van dengeen, die onwetend misdeed. Het rechtsbewustzijn van het volk zou verlangd hebben dat de ambtenaars van het O. M., om de kwestie van de al dan niet schuldigheid principieel uit te maken, den laagst mogelijken eisch gesteld hadden 50 cents boete of n dag hechtenis. In den geest als bij voorbeeld ook geschied is bij het eerste geval van lijkverbranding hier te lande, toen ook niemand wist aan te geven of het hier inderdaad een strafbare over treding gold of niet. Maar neen hoe in werkelijkheid de rechts zekerheid verliep in een kansspel, blijkt wel uit de verschillende vonnissen die we gens de gelijke daad van onderteekening geveld werden alleen werd de mate van straf in sommige gevallen nog beïn vloed door het secundaire misdrijf der ver spreiding. Rechtbank te Assen: Ds! Huge'nholtz } vrijgesproken. Rechtbank te Leeuwarden: Ds Sevenster l de Baan > ? 75, subs. ;30 dagen hechtenis. van Dobben j Rechtbank te Heerenveen: Ds. Leendertz, eerst rechtsingang geweigerd, daarna l maand voorw. gevangenissfr, f. Hof te Leeuwarden: Dr. Bahler, nog hangende, eisch 3 mnd. gev. Us. Hugenholtz, vrijgesproken. B Sevenster. ?100.?subs. 35 dagen hechtenis. de Daan ] van Dobben [? ? 70.?subs. 30 dag. hechtenis. Leendertz J Rechtbank te Zutphen: Ds. van Wijhe, 3 mnd. voorw. gevangenisstraf. Huf te Arnhem: Ds. van Wij hè, ;i mnd. gevangenisstraf. Rechtbank te rtreclit: U»3' Lod^v.' Mier,,], } a mnd' voonv- gevaiigenisstr. Rechtbank te Amsterdam: Prof. van Rees Mej. Mossel Mevr. lioland Hulst Elbrink. Rechtbank te Alkmaar: 5 Predikanten uit N.-Holland, vrijgesproken. Hof te Amsterdam: Ds. Si'hermerhorn, ?75.?subs. 15 dagen hechten. Bolke, 10.?5 >, Terlet, 10,- j 5 , ? 50.?boete sub?. 10 dag. hecht. lltnmilMiimiMJiiiiiuiii Sigaretje draaide zijn lijfje en werkte zich in snelheid tegen de tram op. Wanneer zij stilhield stond het manneke al gereed. Hij trippelde van den eenen voet op den ande ren, altijd maar omziend of hij nog bijtijds uit de hand van den reiziger het koperen muntstuk kon snappen, voor de schreeuwende, roetige bende die al meulekens" draaiend kwam aangestoven, er bij stond om hem 't karige geld te betwisten. Want Sigaretje was de vlugste onder hen allen en altijd de eerste bij den halt. Daar waren de anderen nijdig op en jaloersch. Er waren er die in halven draai bleven steken, met het hoofd slingerend en knikkebollend op de straatsteenen terecht kwamen en dan grove woorden uitstietten, die zij wellicht nooit uit moedersmond hadden ver nomen maar leenden uit het ruwe alaam der straatschool. Toen het troepje zag dat Sigaretje hen weer voor was en reeds een paar centen tusschen zijn dunne lippen gekneld hield stoof het gram uit en 't zij om ook iets te bemeesteren, 't zij om Sigaretje te treiteren, begonnen zij allen te roepen: Menheerke, gooi ze te grabbelen, dan hemmen we ook iets! Onder dat aandringen van den een en de lawaaierigheid der anderen, alsook in 't vooruitzicht dat klompje jongens scharreBoenders, vrijgesproken. Rechtbank te Roermond: Ds. de Jong. 2 maanden voorw. gevangenisstraf. Rechtbank te Rotterdam: Honnef l Knka \ ?10. subs. 10 dagen hechtenis. ^ Raas ) Hof te 's Hertogenbosch : Ds. de Jong, ? 100.?subs. 4 weken hechtenis. Rechtbank te M astricht: Ds. v. d. Pot, hangende. Hooge Raad: Ds. Huizinga, C»ssatie-beroep verworpen. Een tweede punt wat dit rechtsbewustzijn geweldig schokken moest, is het feit dat van de velen honderden onderteekenaars maar enkelen, die te recht of ten onrechte, met of zonder voldoenden grond, als bel hamels werden beschouwd, vervolgd zijn. Wanneer het inderdaad zulk een ernstig misdrijf was als de Officieren van Justitie meenden te moeten doen voorkomen, z dat zij genoopt waren er maanden gevan genisstraf tegen te eisenen dan is het een ongehoorde willekeur dat men honder den die zich aan hetzelfde misdrijf schuldig maakten, stil liet loopen. Als er een dui zend-tal dieven bekend zijn, vervolgt men er niet tien of twintig en ziet de andere diefstallen door de vingers. Waarom hier dan wel? Het antwoord moet zijn: uit politieke of tactische overwegingen. Men kan de rechts colleges en de gevangenissen niet met een duizendtal beklaagden en veroordeelden belasten ! Wel mogelijk maar dan mist de Justitie wat haar hoogste deugd moest zijn: strikte rechtvaardigheid. Gelijke mon niken, gelijke kappen. Uit de ' zoo ongelijke vonnissen, schom melend tusschen vrijspraak en drie maanden gevangenisstraf is eenerzijds wel de rechts onzekerheid gebleken, doch als keerzijde van de zaak blijkt hier ter eere van onze rechtspraak ook uit: de onafhankelijkheid der rechterlijke macht van rechtstreekschen regeeringsinvloed. Dit dient zeker in het licht gesteld. Maar de rechtspraak blijkt hiertegenover in 't algemeen niet vrij van den onbewusten invloed van het Staatsbe lang. Anders ware het moeilijk denkbaar geweest dat de meeste rechtscolleges het begrip opruiïng" zoo anders hadden kun nen opvatten dan het gewone taalgebruik meebrengt. Een tweede punt dat vór het gehalte van onze rechtspraak pleit, is dat van klassejustitie, in den zin van bevoorrechting der eigen klasse-genooten, geen sprake is. De slachtoffers die uit de dichte rijen der on derteekenaars zijn uitgepikt, zijn voor het overgroote deel van dezelfde maatschappe lijke klasse als de rechters en ambtenaren van het O. M. De arbeidersklasse, het prolelariaat, is niet vervolgd. Wat betreft de wijze waarop in de ver schillende rechtscolleges beklaagden en publiek behandeld zijn, is de grootste ver scheidenheid te constateeren. Als tegenstellingen kunnen we o. a. be lend te zien dooreenkluwen, wierp er een of ander een paar centjes de baan op. Maar door zijn spleetoogjes had Sigaretje de valsche armbeweging des gevers gezien. Als een eekhoorn bonsde hij achteruit, te midden der vechtende, grabbelende jongens, zijn lenig lijf schuivend tusschen de beenen, onder de lichamen en klauwend tot hij het leeuwenaandeel te zijner zakkewaarts had gebracht. Smerig Sigaretje! Smerig Sigaretje! huilden de teieurgestelden. Maar de jongen stoorde zich niet aan het machtelooze gejouw. Toen de tram vertrok, wierp hij zijn lijf weerom in kenterende, wentelende buigingen voorover, draaide als een tol en deed het sierlijk en gracieus ten teeken van dank of als een djentige straatvlegels-begroeting. Daarop ging hij de centjes op den boord van de gracht tellen, knoopte zijn welver diend loon in een vuilen zakdoek, haalde een papiertje uit den zak, draaide er iets als tabak in, liet als een pierke zij n rood tongetje over het sigaretje gaan en rookte. Hij rookte als kenner, als iemand die het jaren lang en gaarne deed en toen de jongens genaderd waren, stroomde, in breede effen lijnen, twee blauwe dampen uit zijn neusgaten. Dat kunt ge mij eens nadoen zonder proesten! riep hij zijnkameraadjesgemelijktoe. Bestrafte Kuischheid Sjoerd, een brave Friesche jongen, Werd geroepen als soldaat, Even als zijn kameraden Moest hij voor den Keuringsraad. Bevend stapte hij naar binneji, Hevig werd hij aangedaan: Toen hij daar zijn eigen makkers Zoo maar moedernaakt zag staan. Blozend, als een schuchter meisje, Kwam hij daarop aan de beurt. Kom, ontkleed je", zei de dokter, _ Jongeman, je wordt gekeurd!" Hij ontdeed zich van zijn jasje, Van zijn vest en boezeroen; Angstig vroeg hij aan den dokter: Ang. Of l hij alles uit moest doen. fa, natuurlijk, jonge juffer", Weg dat hempje en die broek /" Als dat uit moet!" riep de jonkman Weiger ik het onderzoek !' Hoe ze hem ook overtuigden, Sjoerd vertikte 't te doen. Naakt kon hij zich niet vertoonen, Voor zijn kuischheid en fatsoen. Sjoerd, ga dan maar naar je moeste", Zei een slechte korporaal. Voor je zware overtreding Krijg je een proces-verbaal." Voor de Rechtbank te Leeuwarden, Heeft hij toen terecht gestaan. Kuische, brave jongelingen, Neemt er toch een voorbeeld aan. Als men net als Sjoerd wil wezen, Als men even eerbaar is. Krijgt men veertig gulden boete of Veertig dagen hechtenis. schouwen de rechtbank te Utrecht, waarde behandeling in vele opzichten onbeschoft was, en die te Amsterdam, waar alles vol komen beleefd en correct geschiedde. De manier waarop in Utrecht opgetreden werd, is zeker niet dienstig om ons volk eerbied of waardeering voor de rechtspraak bij te brengen. Vooreerst al het feit dat de beklaagden gedagvaard werden te 12 uur, een uur waarop de rechtbank steeds gewoon is te pauzeeren. Op dat uur zich aanmeldend, werd den beklaagden door den portier op hondsche wijze beduid dat zij maar om half 2 hadden terug te komen; dat zij zich zoolang maar buiten het gebouw hadden op te houden en om half 2 maar op de publieke tribune konden gaan staan om af te wachten tot hun zaak voorkwam. Ook in de wijze waarop de president op honenden toon tegen een getuige sprak over haar beginselen, was niet wat men van een onpartijdigen voorzitter vnn een rechtscol lege mag verlangen. Hemelsbreed verschillend ook de beleedigende wijze waarop zich de Officier van Justitie te Assen tegen den beklaagde dr. Bahler uitliet en de hoogst onwelwillende toon waarop de adv.-gen. voor het Hof te Leeuwarden zijn twijfel aan dr. Bahler's waar heidsliefde uitsprak, met de buitengewoonverschillende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 imiituiiiimiimiimiimiiiiiiitiiiiiii Sigaretje rookte als al de verloren kinderen der straat, hij rookte zelf buitensporig en was niet kieskeurig wat hij om te verrooken in den mond kreeg. Hij rookte om zijn honger te verdrijven, uit verveling, uit passie, uit ik-weet-niet-wat. Maar rooken moest hij. Bij gemis aan opgeraapte stpmpeltjes sigaar of aan tabak, rookte hij riet of balein uit een ouden regenscherm tot zijn tong pikte en blaarde en zijn keel door een vieselijkeni smaak bevliesd werd. De toppen van zijn twear-voorste vingers zagen geel, want daar hij meestentijds hier en daar wat centjes loskreeg, rookte hij doorgaans sigaretten, vandaar de bijnaam Sigaretje. Monkelend kwamen He jongens zich naast hem in het gras neervielen en begonnen elkander met de vuistjes te beknoffelen. Aan Sigaretje dierf geen enkel de hand' uit te steken. Hij kon zelf het teeken tot aanval geven, wanneer hij er toe behumeurd was, anders beet hij van zich af wie, te ongepasten tijde, aan zijn lijf kwam of raakte. Want 't ventje was danig krikkelig, loens en valsch. Maar hij kreeg ook oogenblikken dat de dichte nevels in zijn zieken kop openwaaiden en het er prachtig blauw in werd en zonnig, 't Waren dan zijn goede oogenblikken die hem tam maakten als een bekneedbaar, deftig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl