Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE C A S T R O Jr. en Dr. F R E D E R I K VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.90
Voor het Buiten!, en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 11 50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar p.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
AdvertentiCn van 1?5 regels/1.25, elke regetmeer '. . . . ?0.25
Advertentiën op de flnantieele- en kunstpagina, per regel ... &30
Reclames, per regel . ... * . . . . . . . . . . . . (,0,40
1: Ifc'WBUnsohap-'Veroveraïr,
d(Mr v. H. ?'. «- Baitenlkndioh Overzicht, door
Q. W. Kmdunnp. Confetti. 3: Ds. A. .8.
Téltöt,"abor mr. Th. Hfemekerk. O. A. den
Ï8i f. «W** *? B. A. Jonckbeer. Kreketauig,
* K- 8Me»boff. Feutlleto», door Am.
Vronwen, door HIU.lt Bogge.
BoekcgprungCT. Jrt * Ben BchOderQ TM Oornelts
Steen. De^fiddeleetnren, van prof. H.
Brtigmuts, , door dr. O. Breeo. Onze Pontonniers,
doorO.Ooll6tte,iBetteekeBiiig«nvanJoanOo]lette.
Oag«*g. te 'l Hwtogeabosch, teekening van I», v.
Mett. T: Bik Wouters f.
Sampioen-Tennift*^**rjja*n. door ,Base-Lta«". - In een
DroogfCflute Polder. 9: Van Vlaanderen: De Trein,
OMT prol f. de Kook, Aan alles komt een eind,
^toakVniDg T« Oeorge van Bttemdonok. 10: Uit
.bet KladsohrUt v»n Jantje. Een Vleugje
Haagefcr Tfhld, door Ari, mét teekeningen van Is. van
Heus. Da ladende Boerenstand, teekeoing van
JOdaan. Leekenspiegel. 11: Fin. en Econ-.mie,
door SïD. Santübano. 12; Het 10e Hoofddeksel,
teekeniog van Joan Ooi Ie t te. Woningbouw te
'sdrav«nhage, door L. Zwietg. 13: Het
LompenbedrQf van de Gemeente Amsterdam, teekening
van Joh. Braakenmiek. Sehaakrnbriek, red. dr.
A. 0. Ottnd. Damrubriek, red. K. O. de Jonge.
Bttveegsel: Het verminkte beeld der Overwinning,
toéfcautog van Johan Braakensiek.
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, hare
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor bet Weekblad meest geschikten om
vang. Te, lange artikelen leveren
verschttlende bezwaren ? op, zijn ook voor
de legers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1600 woorden, en die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreden bijdragen
kan de* redactie geen kennis nemen ; even
min wat die bijdragen waarvan hét papier
aan beide zijden is beschreven. Zoo
moge1ijk> gelieven de inzenders getypte copy
in te zenden.
- Alle inzendingen moeten geadresseerd
wotdên: Aan het Secretariaat der Re
dactie van De Amsterdammer", Week
blad-voor Nederland, Keizersgracht 333,
Amsterdam* zonder vermelding van per
soonsnamen^ ' .
Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstippen van plaatsing
e. d. eveneens en uitsluitend te richten
Secretariaat
iiitMRnimimimiiUHinwmiimmmmtiimmmiiiiiiiiimmummmi
DE WETENSCHAP-VEROVERAAR
De sterkste veroveraars zijn de Geest
en de Gedachte. Hun rustig en bloedloos
.harnas opent hun wegen, die voor de
wapenen gesloten, en harten, die voor
het krijgsgeschreeuw weerbarstig blijven.
Waar wijsheid, kennis en overtuiging
worden uitgedeeld, vormen zich ge
willig de scharen der volgelingen, die
voor geen geweld zouden zijn meegegaan,
en die uit vrees zich nimmer zoo over
geven, als zij uit bewondering of leer
gierigheid doen.
Een ieder zou déze veroveringen met
onverdeelde vreugde moeten begroeten,
wanneer zij steeds zózuiver, hoog
en belangloos bleven, als in 't vaandel
pleegt geschreven te staan.
Doch de werkelijkheid is ook hier
onvolmaakter en vordert scherper inzicht
dan de naïeve verzekering, dat in den
geest alle menschen broeders worden.
Al te vaak worden wetenschap en
philosophie gewoonweg ingelijfd in den
dienst voor aardscbe belangen en
heerschzuchtige menschelijke oogmerken.
Hef is een kindelijke waan, of een
valsche leer, dat de veroverende macht
van den geest en de gedachte, steeds als
een ideaal moet worden begroet.
Achter diezelfde wetenschap toch mar
cheert vaak de overheerscher en gebruikt
haar als een lokaas, om zijne overwin
ningen handig voor te bereiden.
Zij laat zich bijwijlen gebruiken als
een Voorhoede voor den machtigen Staat,
tn zijn meest veroveringslustige tijd
perken; en den zwakken, den kleinen
staat moet dit tot waarschuwing strekken.
Groote veroveraars hebben steeds ook
den stoet van wetenschap en geestelijk
leven weten te mobiliseeren.
Hoe wist een Napoléon daarvan ge
bruik te maken! Hoe heeft hif met de
Fransche beschaving en het Fransche
denken de wereld geboeid,;?van Egypte
af,: tpt Holland toe.
Ook reeds vroeger kon ons land daar
van meespreken. Aan den staatkundigen
greep, dien tegen 't einde van de 18e
eeuw Frankrijk op ons vaderland geslagen'
heeft, waren tientallen van jaren vooraf-.
gegaan, waarin de Fransche schrijvers en
denkers op de gemoederen ten onzent
vat hadden gekregen, en hun land eenen
geestdriftigen aanhang verwierven.
Steeds ziet men 't zelfde weer. De
Vlamingen begeeren een Vlaamsche
Hoogeschool, een eigen wetenschappelijk
leven, omdat zij in 't Fransche milieu
hunner Géntsche Universiteit een middel
zien van Fransche macht.
Zuid-Af rika dingt naar zijn
AfrikaanschHollandsche Universiteit; en had dan
ook. reeds jaren lang ervaren, wat het
beteékende, wetenschap, studieboeken en
leerkrachten hoofdzakelijk uit Engeland
te ontvangen, waar Nederland te weinig
tegenover bood.
Het is alles zeer natuurlijk.
Wie de school heeft, heeft het volk.
Maar wie 't wetenschappelijke leven aan
zich weet te binden, bindt daarmede
vooral de leidende klassen.
***
Geen land heeft in den lateren tijd
de wetenschappelijke expansie zoozeer
ontwikkeld als Duitschland.
De ontzagwekkende productiviteit in
zake studieboeken, theorieën,
wetenschappelijken arbeid, laboratoriumwerk,
tijdschriften, docenten, professoren, onder
zoekers en privaatgeleërden, heeft ook
op dit gebied de geweldige en om zich
heen grijpende levenskracht getoond, die
in het Duitsche volk gevaren is. Zij
hebben over de geheele wereld hun post
ingenomen, en de wereld heeft er onge
twijfeld van geprofiteerd. Wij zullen ons
niet begeven in eene afweging van de
wetenschappelijke ontwikkeling in de ver
schillende landen. Elk heeft zijn eigen
beteekenis, en geen moet worden
overnoch onderschat.
Een ding. is evenwel zeker: dat de
groote Duitsche verspreiding nog niet
per se een bewijs is van de Duitsche
suprioriteit. Een groote rol hebben hier
ook gespeeld de Duitsche organisatie
en propaganda. Terwijl de andere landen
vaak schromelijk onverschillig gebleven
zijn voor de verbreiding hunner weten
schap, hebben de Duitschers door hunnen
boekhandel, hun gave in 't samenstellen
van handboeken en tijdschriften, hunnen
ijver met congressen en vereenigingen,
hun geheele wetenschappelijke reclame
en propaganda, men zou bijna zeggen
een internationale wetenschappelijke
overmacht weten te vestigen.
Dit is niet alleen hun recht, maar het
is ook eene merkwaardige praestatie.
Doch het recht der anderen blijft,
eventueele eenzijdigheid of overstrooming af
te wenden.
Een feit toch is ook, dat juist voor
Duitschland de wetenschappelijke expan
sie een deel van het staatkundig program
is geweest, om de macht van het Rijk
uit te breiden. Hoevele professoren heb
ben zich als de grootste imperialisten
ontpopt!
Alleropmerkelijkst is, wat daarmede
in Turkije reeds voor den oorlog was
bereikt; hoe daar 't moderne denken
geheel van Duitschen geest en van aan
hankelijkheid voor de Duitsche zaak was
doortrokken geworden. Met 't bekende
resultaat.
Ook zijnen aanhang in de Vereenigde
Staten, met name in 't Midden-Westen,
heeft Duitschland voor een goed deel
verworven door stelselmatigen invloed
op de Universiteiten.
Eenige jaren voor den wereldoorlog
reisde b.v. de Duitsche diplomaat
Bernstorff een groot aantal Universiteiten
in de Vereenigde Staten af, en wist op
allerlei plaatsen tot doctor honoris causa
te worden benoemd. Toen hem iemand
vroeg, of het verzamelen van deze di
ploma's voor hem een nieuwe sport was
geworden, was 'tgeresigneerde antwoord
dat zijn taak vooral lag in het vormen
van sympathieën voor Duitschland onder
de eenige kringen, die daarvoor-nog
open waren: de geleerden.
In verschillende andere landen' kon
men 'tzelfde proces waarnemen, al is
het niet immer tot rijpheid gekomen.
Daar was Argentinië, Spanje; daar was
't zelfde streven in Servië, Japan.
* *
En Nederland?
Ook het wetenschappelijke leven in
Nederland heeft over het geheel genomen
zeker zijne onafhankelijkheid en zijn eigen
aard gelukkig zeer wel weten te bewaren.
Doch dit neemt niet weg, dat déin
dringing zeer sterk, en soms overstelpend
is geweest.
Het tegendeel zou ook een wonder zijn.
Toen Bismarck zijne fameuse woorden
sprak: Holland zal zich wel zelf
annexeeren", heeft de groote .staatsman daar
mede zeer zeker ook gedacht aan den
grooten invloed, dien de zoo voortreffe
lijk georganiseerde Duitsche wetenschap,
in Nederland zou uitoefenen.
In de praktijk heeft de uitwerking
zich reeds eveneens doen gevoelen.
Verschillende onzer wetten, zelfs geheele
wetboeken, ademen geheel eenzijdig
Duitsche theoriën. 't Heeft weinig ge
scheeld, of onze geheele arbeidersver
zekering ware, onder den invloed van
eenzijdige kennis der Duitsche syste
men, naar Duitsch snit georganiseerd
geworden. Op de levensbeschouwing
hier te lande heeft het Duitsche mate
rialisme en rationalisme eenen overwe
genden invloed geoefend. Onze sociaal
democratie had haar wetenschappelijk
arsenaal goeddeels aan de Duitsche ont
leend, die soms zelfs als groote broer"
scheen te worden aangezien.
OnzemiHtair-academische opleiding schijnt in
een zeer belangrijke mate op duitschen
grondslag te zijn gebaseerd.
De kennis van internationale politiek
"ten onzent is sterk door Duitsche bronnen
beïnvloed, en de toestanden als in
OostAzië en het Japansche gevaar" worden
voor een goed deel bezien door de
bril der Duitsche litteratuur.
Bij de vorming van onze academi
sche geslachten, hebben Duitsche studie
boeken hier en daar een overwegende
rol gespeeld.
Zelf s bij benoemingen van hóogleeraren,
die toch niet alleen leeraren voor stu
denten, maar toch ook vormers van een
opkomend geslacht der Nederlandsche
burgerij moeten zijn, schijnt soms de
Duitsche invloed te gemakkelijk toege
laten te zijn.
De gevaarlijke pro-Duitsche neigingen
en theoriën onder sommige kringen ten
onzent, worden door Duitsche geleerd
heid gevoed.
En in ieder geval moet men er op
voorbereid zijn, dat na den oorlog de
wetenschappelijke expansiebeweging van
uit Duitschland zich met vernieuwde
kracht zal doen gevoelen.
Het is daarom een heugelijk feit,
dat naar onlangs verluidde, een aantal
Nederlandsche professoren zich hebben
vereenigd tot een comité, om deze be
langen nauwkeurig en volledig onderde
oogen te zien. Het staat aan het wel
overwogen oordeel van de gezamenlijke
deskundigen in de verschillende vakken,
uit te maken of hier met een wezenlijk
gevaar gerekend moet worden, en wat
er dan tegen valt te doen.
De wetenschap en 't gedachtenleven in
Nederland zoo Nederlandsch mogelijk,
is een gewichtige leuze. Ook voor het
wetenschappelijk leven is nationaliteit
geen onverschillige zaak. In déze opvat
tingen eene ententegezindheid te be
speuren, is een geheel onjuist denkbeeld,
dat men alleen verwachten kan van
die Duitsch-gezinden, die elke, ook de
meest eenzijdige, aanraking tusschen
Nederland en Duitschland, begeerlijk
achten.
Wie onafhankelijk Nederlandsch wil
denken, moet beseffen dat het een onware
voorstelling is, de wetenschap alleen te
zien als den on- en alzijdigen heilbrenger,
boven staatkundige passie's en intriges
verheven.
Zij is nu eenmaal ook een veroveraar,
en een klein land als het onze moet
daarmede rekening houden.
Niet door sluiting der grenzen of door
bekrompenheid!
Nederland is in elk geval te klein, om
zich op 't gebied van geestelijk en weten
schappelijk leven in zich zelf te mogen
opsluiten.
Maar: Nederland is k te klein, om
ongestraft de eenzijdige invloeden van
een naburigen kolos te kunnen aan
vaarden.
De eigen genie van kunst en weten
schap, veel of weinig, die ons geschonken
werd, behooren wij, gelijk ons staat
kundig bestaan, autonomisch te ontwik
kelen," schreef reeds in 1837 Thorbecke
over Onze betrekking tot Duitschland.
Daarom moet het parool ten onzent
zijn: krachtige EIGEN ontwikkeling, en
VEELZIJDIGE, evenwichtige aanrakingen
naar buiten. Wat dit laatste betreft,
mag men ook wel een verwijt richten
tot de andere groote landen, die zich,
bijvoorbeeld in de uitzending van boeken
en tijdschriften, in 't zoeken van weten
schappelijke aanrakingen met Nederland,
veel onverschilliger en lakscher toonen,
dan onze Oostelijke naburen.
Men zal aan laatstgenoemden gaarne
aflè' respect geven voor hunne
praestatie's en hunnen ijver in't wetenschappe
lijke leven. Maar ook hier geldt, gelijk
zoo vaak wanneer van Duitsche zijde
wordt gevraagd: weten wij dan niet veel
bewonderenswaardigs tot stand te bren
gen?", dit antwoord: zeker, maar men
moet nu eenmaal vaak 't meeste op z'n
hoede zijn, tegen wat 't meeste bewon
dering vraagt .,
v. H.
Htiiiiiiuiiniiitmiiiiiiiiiiiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiittiiiiiiiuiiiiii
Het Naderen van de Crisis
Of Rudyard Kipling tegenwoordig. nog
veel gelezen wordt in Nederland, is mij
onbekend; maar een jaar of twintig geleden
was hij en vogue. Prederik van Eeden heeft
indertijd in De Nieuwe Gids de aandacht
gevestigd op den auteur van The light
that failed"rvoor mij is dat toen een aan
leiding geweest om te gaan Kiplingen en
mij zat te lezen aan de Plain tales from
the hills", Soldiers three" etc.
Van zijne latere werken ken ik er zoo
goed als geen; Kipling is zoodoende voor
mij de schrijver gebleven, wiens naam mij
Britsch-Indië voor den geest roept; aan hem
dank ik de notie, die ik heb van de
BritschIndische maatschappij, van het leven, dat
een ambtenaar daar leidt op een verlaten
post, maar vooral van het leven van den
Engelschen koloniaal". De drie
soldatentypen, door hem geschetst, Mulvaney,
Learoyd en Ortheris, een Londenaar, een Schot
en een Ier, hebben mij, beter dan eenige
wetenschappelijke verhandeling, begrip ge
geven van de psyche van den Engeischen
soldaat in Britsch-Indië, waar altijd een of
andere grensoorlog gevoerd wordt, waar
telkens expedities moeten worden onder
nomen, vol avonturen en gevaren. Zoo ben
ik immuun geworden voor het vergif van
Bernard Shaw, die in de voorrede van John's
Buil other island," behalve de autoriteit van
andere gevestigde theorieën, ook het crediet
van Kipling als proever van hart en nieren
van den Engelschen koloniaal aantast en
kal ra p j es beweert, dat Kipling's soldaten
even weinig op den wezenlijken Tommy.
Atkins gelijken als het hedendaagsche studen
tenleven, zooals de auteurs van De fluitende
pelikaan" dit ten tooneele hebben gebracht,
op dat van de werkelijkheid; maar ik geloof,
dat Shaw eigenlijk een ander beeld gebruikt.
Ik wou maar zeggen, dat Kipling mij
ooggetuige heeft doen zijn van de inneming
bij verrassing van ik weet niet meer welke
plaats door een moedernaakte compagnie
Engelsche soldaten, welke compagnie hare
overtollige uitrustingstukken had achterge
laten aan den oever van een rivier, laat ons
maar zeggen den Ganges, dien zij in den
nacht was overgezwommen om voorzegde
verrassing van stapel te laten loopen; dat
ik met hem en met de wapenbroeders van
Mulvaney ben opgeklommen tegen de steile
wanden van een Afghaansche bergvesting,
die wij tot onsterfelijken roem van onze
compagnie hebben veroverd; dat ik ten slotte
Kipling ben gaan houden voor iemand, die
alle door hem beschreven wapenfeiten ook
wel zelf had kunnen verrichten en misschien
op nog glorieuser wijze totdat hij mij uit
de koets heeft laten vallen door een vertel
ling, in den bundel Many inventions".
Hij vertelt daar, hoe klein hij zich voelde,
hoe hij zich bijna schaamde, toen hij een paar
piepjonge Engelsche officieren ontmoette,
zooeven uit Britsch-Indië teruggekomen en
bezig hun verlof in Londen te vieren, aan
wie hij de beroemde auteur van verhalen
uit de Britsch-Indische krijgsgeschiedenis,
voor wien de jongelui aanvankelijk een beetje
schuw waren bij stukjes en beetjes het
onopgesmukte relaas wist te ontlokken van
een expeditie, die zij ergens in Birma hadden
meegemaakt, waar zij zelf het bevel hadden
gevoerd, zelfs de verantwoordelijkheid had
den gedragen. Hoe hij, wiens fantasie nog
veel stouter stukjes had aangedurfd, hij, die
toen al een man op leeftijd was, zich als
een kind voelde tegenover de jongens, die
wat zij vertelden niet alleen zelf hadden
beleefd, maar ook zelf hadden gedaan, en
die het ten slotte ook veel pakkender wisten
te vertellen, dan de auteur Kipling het ooit
na zou kunnen vertellen.
Het is een oude waarheid, dat de men
schen van de daad als je ze maar aan
het praten of schrijven kunt krijgen dik
wijls betere vertellers en beschrijvers zijn
dan de menschen van de pen; Tollen's
Overwintering op Nova Zembla" legt het
volmaakt af tegen het .Verhaal van drie
seylagiën, ter wereld nooit zoo vreemd ge
hoord" van Gerrit de Veer, die zelf den
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
, te adreneeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .ConftUT.
Het schijnt, dat de vereeniglng Ons Leger"
speculaties in grond gaat beginnen. Het
orgaan schrijft:
Toen een onzer medewerkers onlangs
in onze Scheveningsche Duinen wan
delde."
Toch wel aardig, zoo'n onder-onsje.
Tot een der allereerste eischen welke
aan een wereldstad gesteld worden, be
hoort deze, dat men er zich te voet,
per rijtuig of per tram, gemakkelijk en
aangenaam bewegen kan.
Uit de N. R. Ct.
Dus b.v. de Middachter allee?
*
En toen men zijn werk niet langer
onmogelijk kon maken, heeft men 't
weer ongedaan gemaakt"
Pater Hermans (Msbd.)
Hetgeen evenwel op hetzelfde neerkomt.
Voorbij de kolommen een vierkant
met voor en achter een halfrond op 't
midden der zijden. In 't midden een
langwerpig perk, in de halfronden dito
kleinere. Aan weerszijden een lange
strook, en rondom een breede band."
Dit is geen planimetrische opgave, doch
het verslag eener bloemententoonstelling uit
de N. R. Ct.
Een leuke verschijning.:
Mobilisatie-herinneringen van een
Landweerman, verschenen bij Becht te
Amsterdam" Panorama
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllll
tweeden en den derden tocht om den Noord
meemaakte.
Maar ook Kipling's gevoel van kleinheid
tegenover menschen, die zelf de geschiedenis
maken en in het wezen van de zaak is
dat het gevoel van kleinheid tegenover de
daad zelf, tegenover het gebeuren, dat zich
volstrekt zonder dat wij zelf er deel aan
hebben is een gevoel, dat vooral wij,
Nederlanders, in deze dagen mee kunnen
gevoelen.
Sans comparaison tusscnen Kipling en
schrijver deze»maar nu ik, gezeten in de
Guurtjeslaan te Bergen, waar ik alleen aan
den oorlog herinnerd word door de hoorn
signalen van de Nederlandsche soldaten, die
de geïnterneerde Duitschers/hebben te be
waken, de pen opneem om over de gebeur
tenissen van dezen tijd te gaan schrijven,
bekruipt mij de voor een
buitenlandschoverzicht-schrij ver heelemaal niet gewenschte
twijfel, of het ttjch maar voor een Neder
lander niet het voegzaamst is, dezen bangen
tijd stilzwijgend over zich heen te laten gaan
en den ernst der gebeurtenissen niet te ont
wijden door de opmerkingen van een bui
tenstaander.
Vooral in deze dagen, nu het er hoe langer
hoe meer op begint te gelijken, dat de crisis
van den oorlog gaat aanbreken.
Toen in het begin van Juni het Russische
offensief kwam- opzetten en straks de groote
successen in Volhynië en de Boekowina
werden bevochten, was er nog grond voor
de meening, dat deze gebeurtenissen, hoe
belangrijk ook, toch niet de beslissing in
dezen oorlog zouden brengen; niet in het
Oosten, zoo is in den treure verkondigd
door alle kamer-strategen, maar in het Westen
moeten de groote slagen vallen. Ook was
men er niet zeker van, of het offensief na
eenige weken niet weder zou verslappen,
zooals reeds eenige malen gebeurde.
Dien twijfel kan men nu laten .varen. Niet
over het geheele oostelijke front heeft het
offensief zich nog uitgestrekt; aan de noor
delijke helfr ervan is de groote aanval op
het leger van Hindenburg nog uitgebleven;
maar ten Z. van de moerassen der Pripet
is de kracht van den aanval niet verzwakt.
Niet elke volgende week bracht voor de
Russen even groote successen als in den
beginne; aan de Styr hielden deDuitschers
hen geruimen tijd tegen; van het door de
Russen ten W. van Lucz heroverde gebied
moest een gedeelte weder worden ontruimd.
Maar al werd het offensief soms gestuit,
gestaakt is het niet; in de laatste weken
maakten de Russen weder aanmerkelijken
vooruitgang; de centralen moesten van de
Styr terugtrekken op de Stochodlinie; ook
iti Volhynië verloren zij weder terrein.
Een tijdlang scheen het, alsof de groote
krachtsinspanning van de Russen tegen de
legers der centrale mogendheden hun oorlog
tegen de Turken deed verslappen. In Ar
menië begonnen deze laatsten weer op te
dringen; zij heroverden Mamahatoen en
vorderden daardoor in de richting van
Erzeroem; in het kustgebied ten W. van
Trebizonde hielden de Russen slechts met
moeite stand. Maar de laatste weken brachten
ook hier verandering; Mamahatoen is weder
in het bezit der Russen; Baiburt, een be
langrijke plaats &n den weg van Trebizonde
s?.l
.