Historisch Archief 1877-1940
Eigen zorg voor eigen
n «en der laatste afleveringen van De
Lerende Natuur" vertelt Thysse van een
?egeltje in zijn tuin en maakt daarbij als
terloops een opmerking, waaruit blijkt, dat
a nog attfld bijen houdt. Het is ook
waarniet te verwonderen, dat, als men een
maal met dat werk begonnen is, men ermee
doorgaat; bet moet wel blijvend boeien en
heeft daarbQ het voordeel, dat handigheid
eis succes er sneller bij toenemen dan bij
haait lederen anderen arbeid.
Er is dezer dagen een klein boekje ver
schenen, waarin ik nu aanleiding vind, nog
«en»4e wijzen, op het bijenbedrijf in 't klein,
dflövrouwen beoefend, dat wezenlijk groote
voldoening kan geven en een rijkdom vart
indcukken en emoties brengt naast veel be
weging en verblijf in de heerlijke, gezonde
buitenlucht. Het-boekje, dat ik bedoel, is
BBenteeit op beperkte ruimte" door Remlof
met twaalf afbeeldingen. Baars, J. F. van
de Ven. De prijs is maar zestig cent, want
het .1»een nonmer van de Practische
Bibliotheek», waarna bij den uitgever reeds
meer den zestig deeltjes verschenen van
den meest uiteehloopënden aard. Het schijnt
geen,geheim te zijn, dat zich achter den
psendoniem de heer Tiddo Folmer
verscBtrllt, bibliothecaris van het Rotterdamsch
LeesfeaUnet. Als een aanloopje voor het
begüen met de btfencuïtuur kan dit be
knopte boekje uitstekend dienen. Het geeft
een beetje geschiedenis, een beetje
natuurlijkt, historie, een beetje
materiaalbeschrijvihg en is verder gewijd aan deze drie
hoofdtaken in het bfjenleven en het
bijenhouden, het,zwemen, den honig- en
wasoogsf en de ziekten eis vijanden, die ook
vaak een ijverig volk niet bespaard blijven.
Een enthousiaste bijenhouder is er niet
aan het woord, zooals in Chr. Raad's mooi
en ook niet duur boekje .Imkeren"; ook
niet iemand, die geestdriftig en vol bewon
dering het bijenleven beschouwt en er zijn
fantaste mee" laat spelen als Maeterlinck;
maar voor zakelijke mededeelingen zijt ge
h'ier aan een goed kantoor.
Nog niet zoolang geleden hoorde ik in een
vergadering! van de afdeeling Amsterdam
van de Natuurhistorische Vereeniging een
lezing met»lichtbeelden van den heer Van
?Qiersbergen, die zooveel propaganda maakt
TOOT de bijencultuur en flvertg arbeidt in
?den wijngaard van de Vereeniging voor dat
mooie bedrijf. Daar was iemand aan het
woord, die de (ns en outs van het
bijenliottdea op zijn duimpje kent en o, het was
Qravenhorster boogkorf met losse raampjes.
Illustratie uit Bijenteelt in beperkte
ruimte"
zulk een groot genot, zijn liefde en bewon
dering voor het bijenleven waar te nemen
en door hem geleid te worden door de
bijenwoning, waar zich zooveel interessants
afspeelt.
Eén opmerking, waarmee hij begon, wil ik
u overbrieven; zij is zoo bijzonder juist en
als men haar goed in het oog houdt, wordt
men voor veel teleurstelling behoed. Het is
de herinnering aan bet feit, dat wie, na
veel te hebben gelezen of gehoord over de
merkwaardige verschijnselen in het leven
van de bijen, eens een bezoek brengt aan
een bijenstand, zoo dikwijls ontnuchterden
teleurgesteld terugkeert, omdat hij of zij
eigenlijk in 't geheel geen diepe indrukken
heeft opgedaan. Men krijgt maar niet zoo
a bout portant zijn belangwekkende kijkjes
in het bijenleven. Die zijn nog veel moei
lijker te krijgen dan de blikken in het
vogelleven, als men zich trouw met voede
ring in den tuin en met observatie buiten
bezighoudt.
En dat is het dan ook eigenlijk, wat ik
u hier vooral op het hart wou drukken,
tracht, vór ge u kasten of korven aanschaft,
inderdaad inzicht te krijgen in het bijen
leven en in de manier, waarop de mensch
met die ijverige werkstertjes heeft leeren
omgaan. Rust niet, vór ge toegang hebt
gekregen tot een bijenpark of tot een
bijenhouderij in 't klein, waar men u alles wil
laten zien. Lees er intusschen veel over en
maak u daardoor vertrouwd met wat ge te
zien zult krijgen, dan gaan er werelden van
vreugde voor u open. Hoe goed weet ik
nog al die momenten, nu al bijna twintig
jaar achter mij liggend, van die eerste
kennismakingen juist in den zwermtijd met
de volken van een kleinen bijenhouder, een
particulier, die er veel van zijn tijd aan
gaf? Het zien uitkomen van een jonge bij
maakt u even verrukt van geluksgevoel en
verrassing als het zien uitkomen van een
,1
*
,'k
Honingraat bedekt met bijen in alle stadiën van ontwikkeling.
Verklaring van enkele letters: a de Koningin, b twee darren, daaromheen werkbijen,
Ar, l, m, 'n, verschillende bijcellen, o, p, q, r, koninginnecellen in verschillende stadia.
Illustratie uit Bijenteelt in beperkte ruimte"
IIIIIIIIUIIIIIIflIlHII
IIIlIMHIIIIIIIfHilllllllflIlHIIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIJII
Een Oorlogsdocument *)
Alweer een l zal de van oorlogs-literatuur
verzadigde lezer allicht sceptisch en lusteloos
Uitroepen. En zijn belangstelling zal niet
verhoogen als hij bemerkt, dat dit boek
niet anders bevat, dan een reeks uit het
Italiaansch vertaalde brieven, in te Carrière
della Sera verschenen-, waarvan de jongste
haast anderhalf jaar oud is. De oorlogs
verklaring, de inval in België, de opmarsen
naar Parijs, de slag bij de Marne, de val
van Antwerpen, de eerste gevechten aan den
Y zer ... wat ligt dat alles al ver achter ons
hoe hebben we daarover reeds mér dan
het noodige gehoord; wat belang stellen wij
in de reeds verouderde" impressies en erva
ringen van een Italiaansch journalist ? . . .
Maar wie zich de moeite getroost, n
bladzijde te lezen, laat dit boek niet meer
los. Men merkt alras, dat dit een der leven
digste, pakkendste verhalen is van de eerste
en meest bewogen episodes uit den
reuzenstrijd. Dat de schrijver niet de eerste de
beste is, leeren we reeds uit het voorwoord
van den vertaler: zeven campagnes heeft hij,
in verschillende werelddeelen, als oorlogs
correspondent meegemaakt, en weet dus de
krijgsoperaties met eenige kennis van zaken
te volgen en toe te lichten.
Maar de aantrekkelijkheid van zijn werk
ligt vooral in zijn literaire verdiensten
wanneer men dit woord .in den besten zin
gelieft op te vatten. Want op letterkundige
mooidoenerij lijkt dit allerminst. Zijn ver
haaltrant is eenvoudig, zijn stijl sober, zijne
beschrijvingen kort. Maar hij weet woorden
te vinden die inslaan, beelden die zich pren
ten in het gemoed, en die men niet weer
vergeet; het krijgsalarm galmt door deze
bladzijden, en zindert ons nog in de ooren
als we het boek al lang gesloten hebben.
De streken die hij doortrekt, de steden
, *) LUIGI BARZINI: Scènes de la Grande
Querre. Traduction de Jacques Mesnil. Paris,
Libreirie Payot <& Cie, 1915. Prix: 3 fr. 50.
waar hij vertoeft, de gebeurtenissen die
hij beleeft, hij doorgrondt er de ziel en
de beteekenis van. Zijne tafereelen krijgen
kleur, relief, atmosfeer; wij zien er velden
en wolken baden in zonnelicht, of vervagen
in den mist; wij voelen het striemen van
wind en regen in ons aangezicht; we ademen
den geur van de aarde, van-het kruit, van
de dood. Bij het lezen van menige bladzijde
loopt ons een rilling langs den rug, als had
den wij met eigen oogen gezien...
De helft bijna van het boek is gewijd aan
den doodstrijd van België. Gedurende de drie
laatste maanden van 1914 heeft de schrijver
in het Vlaamsche land vertoefd, te Oostende,
te Gent, te Eekloo, te Blankenberghe, te
Brugge, te leperen, aan den Yzer... Daarom
is hej ook voor de Vlamingen van bijzonder
belang. Deze Italiaan heeft de ziel van ons
volk, het karakter van ons land, de schoon
heid van' onze kunst wonderwel begrepen;
LUIGI BARZINI,
naar een ets van Anselmo Bucci
mooien vlinder uit de pop. Al dadelijk het
gewone leeren onderscheiden van koningen
en darrencellen is zoo interessant, en mis
schien zal het u gaan als mij toen, dat de
heele inrichting, de ligging en aaneenslui
ting van de cellen enz., nieuw en leerrijk
voor u is. Gevaar om dicht in de nabijheid
te komen vanwege het steken? Ja, een
enkelen keer overkomt het u stellig en
zeker; maar dat let niet, als ge wezenlijk
belang in de zaak stelt. De angel wordt
heel gemakkelijk verwijderd; wat ammonia
iiqulda houdt de zwelling tegen; de pijn is
heel gauw over, en ge kunt er uw maat
regelen tegen nemen. Een bijenkap beschut
uitstekend, en handschoenen zijn ook jn 't
begin aan te bevelen. Maar bijen 'zijn con
sequent in hun handelen, dus leert ge al
gauw, wat ge te vermijden hebt, en hoe ge
met de verstandige diertjes hebt om te gaan.
Kalme vastheid zonder brusquerie in uw
optreden, daar houden ze van, en dan, al
sprak ik van consequentie, wind en weer'
uiterlijke omstandigheden, succes of tegen
slag bij hun werk, uw plaats vór of achter
hun woning, dat alles heeft invloed op hun
stemming, en als ge prettig met uw
honigbereidstert jes wilt omgaan, moet gij er een
studie van maken, hoe al deze dingen op
uw arbeidsters reageeren.
Eigen zorg voor uw bjjent Hóe gelukkig
wie daarvoor tijd heeft en er zich aan wijden
kan l De ervaring, door lectuur en obser
vatie elders voorafgegaan, zal het werk u
tot een onverdeeld genoegen maken. Har
telijk hoop ik, dat dan. alles bij u naar
wensen mag gaan, dat de zwermperiode een
tijd zij van druk, maar prettig werk; dat
de zomer overvloed van zonnige, warme
dagen u brengt en heide en thijm uw bijt jes
in den herfst een schat van nectar leveren;
dat het heele seizoen door uw werkstertjes
uit overvolle honigbakjes hun maagjes kun
nen vullen, om 't goudgeel vocht in de lig
gende, zeshoekige vaten van hun raat over
te gieten, tot die vol zijn en verzegeld kun
nen worden met het wassen dekseltje; dat
de stuifmeelhaalstertjes ijverig 't roode, gele,
blauwe of groene stuifmeel aansleepen, 't
welk in de huishouding der bijen Aoodig
is, om met vocht en honig te worden ge
kneed tot bijenbrood, het voedsel voor de
kleinen; dat het met uw volksvermeerdering
naar wensch ga, en dat als hoogste glorie
van deze cultuur, eruit ontsprulte levens
moed ,en een gelukkige, vriendelijke stem
ming voor wie er zich mee bezighoudt.
FREDERIKE J. VAN UILDRIKS
HIIHI IIIIIIHWHIIIIItllllllllllllllllhlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII HUI
Van Vrouwelijk doen en denken
vu *
Verleden week las ik onder den titel
Vacantie" een stukje, dat mij van verwon
dering de handen deed inénstaan, en dat
me de vraag naar de lippen drong: Is het
reeds zoover met ons, huisvrouwen, geko
men ? Of moet het voorste,!, door Una ge
daan, gelden, als een steentje, bijgebracht,
tot de oplossing van riet zoo moeilijke
dienstboden- vraagst«K3fc
osDe schrijfster behoörPwI^teByBiijk, even
als ik, tot die gezegende categorie van
vrouwen die niet met dienstboden sukkelen,
en ik kan daarom juist zoo rustig over
dit onderwerp meepraten, omdat ik er dus
objectief tegenover sta. Maar Una weet'
toch even goed als ik, dat onze dienst
boden" de dagelijksche plaag der mevrou
wen zijn, en dat daarvan de schuld niet
hoofdzakelijk aan de vrouw des huizes ligt.
Dat ik niet sukkel aan de algemeene ellende
schrijf ik toe aan het feit, dat ik toevallig
altijd gehad heb een ouderwetsche" dienst
bode, die van al zulke ,nieuwsighedens van
tegeswoordig" niets hebben moet, die me
dient met püchtgetrouwheid, die een groote
mate van vrijheid bij me geniet, maar die
haar eigen leven leidt. Ik ben de
werkgeefster, zij is de werkneemster. Als 't werk
goed gedaan wordt, bemoei ik er mij zoo
weinig mogelijk mee. Waar dit noodig is,
wijs ik op gemaakte fouten, maar ik geef
nooit standjes"; ik zeg vriendelijk, maar
iffffiiffiiifiiiifffuiMiiim
hij heeft diep gevoeld wat dit volk geleden
heeft; geen Vlaming, geen Nederlander,
geen... mensch zal b.v. lezen, hoe hij de
verwoesting van het eens zoo heerlijke
leperen beschrijft, zonder de ontroering diep
in zijn binnenste te voelen schrijnen.
Wat de waarde van dit werk in niet ge
ringe mate verhoogt, is de boven alle ver
denking verheven goede trouw en onpartij
digheid van den schrijver; niet omdat Italië,
toen het geschreven werd, nog tot de neu
tralen" behoorde, maar omdat de spontaneïtet
en oprechtheid waarmee de indrukken zijn
opgeteekend en weergegeven, luid uit iedere
bladzijde spreken. Dit maakt dit boek tot
een document", een getuigenis" waarvan
de beteekenis, ook voor de toekomst, niet
valt te miskennen.
Dat deze hooge kwaliteiten in de vertaling
zoo goed bewaard bleven, pleit voor het
talent van Jacques Mesnil, den fijngevoeligen
Belgischen kunsthistoricus, die door jaren
lang verblijf in Italië bij uitstek tot deze
moeilijke taak geschikt was.
P.B.
Vom Weltkrieg zum Weltfrieden
door dr. ALFRED H. FRIED
1. Operieren oder behandeln? 2. DerKrieg.
3. Das Ziel. 4. Die Zukunft des
Internationalismus. 5. An die geistigen FUhrer aller
Nationen. 6. Die Lusitania. 7. Zum ersten
[ahrestag van Bertha von Suttner's Tod.
3. Der Jahrestag des Kriegs. 9. Der Makel
der Friedensbereitschaft. 10. Psychologische
Staatskunst. 11. Das alte und das neue
System der Friedenssicherung. 12. Die
Technik des Friedensschlusses. 13. Die
vernachlassigte Waffe. 14. Pan-amerikanische
Entwicklungen. 15. Das Problem in der
Nussschale. 16. Der Pacifismus von Morgen.
17. Die Forderung des Pacifismus. 18.
Hermann Hesse und Die Pacifisten". 19. Die
grosse Not und die Kleine Tugend." 20.
Die sittli<-hen Werke und die
Kulturbedeulung der Cholera.
Deze twintig opstellen, die de bekende
voorman der duitsche pacifisten (voor het
meerendeel) in zijn blad Die
Friedenswarte" schreef tijdens den loop van den
oorlog publiceerde, heeft hij te zamen in
een bundel uitgegeven onder bovenstaanden
titel.
Dr. Fried heeft zich bij den aanvang van
zakelijk waar het op staat en mijn bevelen
kleed ik als een verzoek in. Ik draaf mijn
dienstboden niet achterna of hier wel een
stofje ligt of daar een pluisje. Ik controleer
scherp, maar zoo ongemerkt mogelijk. En
houd mijne dienstboden jaren.
Maar nu de tegenwoordige, laat mij zeg
gen : moderne dienstbode gerecruteerd wordt
uit de allerlaagste standen; het goede
werkmanskind wil liever juffrouw" zijn
en daarenboven de dienstbodenwet haar voor
een groot deel de macht in handen heeft
gegeven tegenover - de mevrouwen, lijkt
het me absoluut verkeerd gezien, om zich
als mevrouw nog te gaan bemoeien met
de vacanties onzer gedienstigen. Onze
dienstboden zijn waarlijk niet te beklagen.
Zij hebben een goed loon (gemiddeld ? 150)
plus voeding en ligging. Dit loon, nog
ongerekend het verval, dat de meeste genieten,
wordt hoofdzakelijk aan kleeding uitgegeven.
Er zijn er, die afstaan aan de ouders, enke
len sparen, maar verreweg de meesten
verkleeden" het. Menige dienstbode ziet er dan
ook soms beter gekleed uit, dan haar
mevrouw. Dit loon vertegenwoordigt plm.
?0.40 per dag, wat met de vacantie eveneens
wordt uitbetaald. Het kostgeld wordt afge
dragen, nemen wij aan. Wat al genoegens
kan een dienstbode zich van ? 0.40 daags
niet verschaffen l Zij kan er een eindweegs
voor trammen, en als zij moede wordt
op haar verdere wandeling er een glaasje
limonade voor koopen. Gaat zij naar een
groote stad, dan kan zij eens taartjes gaan
eten of een museum bezoeken, naar de
bioscoop gaan of naar een theater op den
derden rang.
Het lijkt me een enorm waagstuk om een
vreemde dienstbode van wie we zoo weinig
afweten in huis te halen. Laat ze fatsoenlijk
en eerlijk zijn, ze kan toch de onze opsto
ken, of ze houdt haar van 't werk. Ook kan
't zijn, dat onze dienstbode op het gezel
schap van deze onbekende kameraad, aller
minst gesteld is. Ten minste de mijne zou
me feestelijk bedanken. Moet mevrouw dan
uitgaan met de dienstbode-logee? Quant a
moi, bien merci!
Meisjes van buiten, die in de stad dienen,
verlangen meestal heel erg naar haar ouder
lijk huis, en hebben het er graag voor over,
daar wat werk te doen, als ze maar weer
eens thuis zijn bij vader en moeder. In den
werkmansstand hangen de kinderen nog veel
meer aan hun ouders en aan elkaar dan in
de patriciër families. Daar is veel meer ver
snippering.
Wanneer men een vertrouwde dienstbode
heeft, lijkt het mij veel wenschelijker haar
rustig in huis te laten als wij uit stad gaan,
indien zij geen eigen thuis heeft. Zij is alleen,
dus volkomen vrij, en zoo er gelegenheid
is, kan men haar een logégeven, nichtje of
vriendin, die men kent. Wanneer men de
dienstbode in huis vertrouwt, ook al is men
er zelf niet, zal dit vertrouwen hoogst zel
den beschaamd worden. Maar men moet in
dien vacantietijd het meisje dan ook geen
werk opdragen. En als ge thuis komt
vindt ge niettemin uw huis keurig in orde,
want het was nu toch de eer van uwe
dienstbode te na, om u te laten terugkeeren
in een stoffig, «Jordig huis.
Neen, ik geloof, dat wij niet moeten treden
in het leven onzer dienstboden. Die wereld
ligt mijlen ver van de onze verwijderd, en
het lijkt me voor de onderlinge verstand
houding het best, dat wij eikaars territoir
eerbiedigen en ons op een zekeren afstand
houden.Het loon en het verval biedt voldoende
fonds, om zich daarvan een extra genoegen
te verschaffen, maar het ligt m. i. niet op
den weg der werkgeefster om aan de wijze,
waarop dat genoegen gesmaakt moet wor
den, richting te geven. Wanneer een dienst
bode voldoende vrijheid van uitgaan geniet
inbare betrekking, zal de drang naar frissche
lucht" heusch niet zóhevig zijn, dat zij
zich die niet kan verschaffen op de manier,
die zij zelf kiest.
E. C. v. D. M.
* ? *
den oorlog in Zwitserland gevestigd, terecht
bevreesd, dat zijn arbeid van vurig
vredespropagandist niet geduld meer zou worden
nadat de teerling geworpen was.
Hij wenschte zich niet het zwijgen te
laten opleggen en verplaatste zich dus mét
zijn blad naar neutralen bodem, waar dit
dan ook geregeld is blijven verschijnen tot
den huldigen dag.
Met alle kundigheid en kennis die zijn
helder verstand met jarenlangen arbeid voor
den vrede in woord en geschrift verwierf,
heeft hij in zijn tijdschrift dezen arbeid en
dezen strijd voortgezet alsof geen vreeselijke
strijd op leven en dood de halve
menschheid had aangetast en zijn ideaal van alge
meene vrede minder bereikbaar dan ooit
scheen te maken.
Ook in dit blad verscheen een artikel van
zijn hand, waarin als ik mij niet bedrieg
(in elk geval stamt het van hem) het juiste
woord voorkwam dat deze oorlog niet in
1914 uitbrak, doch reeds tientallen jaren
heerschende was, zij het in latenten vorm,
dat de vrede, die dezen oorlog voorafging
niet anders was dan een onderhuidsche
woekering, die vroeg of laat tot een vreese
lijke uitwendige zweer moest uitbarsten.
Dit woord teekent zijn diep begrip, dat niet
oordeelt naar het onmiddelijk verschijnsel,
doch de fout zoekt in het geheel, waarvan het
verschijnsel slechts een uitvloeisel is.
De bovengenoemde 20 opstellen zullen
door eiken vredesman" met genoegen en
profijt gelezen worden.
Zij zullen wellicht iets bijdragen tot luider
worden van den roep, die alom en in alle
toonaarden begint te klinken om verlossing
en voorgoed van dit ontzettende onheil:
oorlog. B.
* * *
Zuid-Afrikaansche Verzen
OOS-lNDIE
(De Zuid-Afrlkaansche dichter C. L.
Leipoldt heeft ook in Nederlai.dsch-Indiëgereisd,
en daarvan gtdichtj
I
'n Lang laan van kanarie-bome,
En daaragter die kannas.in bloei;
in daarvoor die basaar waar bij daglig die
drome
Met die werklikheid worstel en stoel.
Het Desidèratum der toekomst
Teekentng van Henri van de Velde
-t
?T
Wat -haar nog ontbrak
iiiiiliiiiiiiliitiiiiiimiiiiiHiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiliiiiilii
Ons kookboek
Zuid-Afrikaansche Resepte"
ElER EN PISANG
Druk 2 rijp pisangs baje fijn, deur 'n slf
als dit kan wees; meng met l teelepel
suurlemoensop en l eetlepelfijn versiersuiker.
Klits die wit van 4 eiers baje stijf en klits
die pisang mengsel stadig daarbij. Dit is
heerlik bij 'n koue maizena poeding.
AMANDEL BESKUITJIES
3 pond meel, 2 pond wit suiker, l koppie
fijngestampte amandels, 3 eiers, 2 lepels
sagte vet, l teelepel vlugsout of bakpoeiér.
Maak aan met melk of water. Druk af met
kelkie of kleine vormpies.
EENVOUDIGE BESKUITJIES
Meng l koppie meel, half koppie suiker,
'n knijpie sout, en l hoogvol lepel boter.
Maak aan met die geel van l eier geklits
in 'n beetjie melk. Rol baje dun uit, snij in
die vorm van ruitens, bak in 'n goed warme
oond 5 minute.
Uit Die Brandwag
Het plan bestaat om Ons Kookboek',
later gecombineerd met Vragen van den
Dag" in boekvorm uit te geven. Alle mede
werkers aan deze rubrieken ontvangen dan
een present-exemplaar.
Wij stellen 't dus zeer op prijs een zoo
groot mogelijk aantal lekkerefamilie-recepten,
fraaie schotel versieringen, en beproefde raad
gevingen op huishoudelijk gebied te mogen
ontvangen.
E. M. R.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIItylllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllflIft
Koningsplein
AMSTERDAM
LUIERMANOEN
No. l f 60.
No. 2
90.No. 3 125.
No. 4 175.
, Vraagt grietafflMrb
:?: PrjjswBrant. :?:
IIHlIlllltllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllHIIIIIIII
'n Afgeleefde afgod-oudjie,
En daaragter wolkane wat rook;
En daarvoor 'n melatt i-versierde touwtjie
Om die geeste te paai wat nog spook.
Eergister is nog hier tevrede
Met vandag wat vooruit het gespring,
En wat lewendig is met die lang oorlede,
Wat die dood nie tot slaapte kan bring.
II
Dis mos dieselfde strate
Wat ons in Kaapstad het:
Dieselfde slampe motjies,
Dieselfde kinderpret.
En amper d'eselfde bome,
En wrintig dieselfde see,
En net die berge is anderster,
En anderster die see.
Dit is karbouwe wat .daar wei
Ons het die goed mos nie:
En 'n slamaaierse kloiikie
Die hurk daar op sij knie.
(die Brandwag) C. L. LEIPOLDT'
NASIES VERANDER NIE!
Trek uit die platte velskoene,
Wat raas soos wind in 'n mielie-land.
Verweel broek lijk ook al te sleg.
Glad lelik aan 'n man van stand.
louw baard is tog so ouderwets,
Selfs snorre word nou afgeskeer.
Sit aan 'n boorkie en 'n das,
Haal uit die hoed die volstruis-veer.
Jouw pijp is mos onsaglik groot,
Rook op die straat 'n sigaret.
Die snuifdoos en die pruim-tabak
Word albei mou op sij geset.
Die klossies aan jouw perd se toom,
Trek nou nie meer die nooiens aan.
Ons vrij nou in 'n motor-kar.
Wat gerieflik in die veld blij staan.
Maar al is alles nou.omgedraai,
Ons nasie verander ons tog nooit.
Van binne blij ons wat ons was,
Ons bloed loop net so rooi als ooit.
Dus hou vir altijd bij jouw volk,
Verag ook nie jouw moeder-taal.
Die Afrikaner-hart moet klop
Vir die manne van die ou Transvaal.
(die Brandwag) BOERBOK