De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 22 juli pagina 5

22 juli 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Eigen zorg voor eigen n «en der laatste afleveringen van De Lerende Natuur" vertelt Thysse van een ?egeltje in zijn tuin en maakt daarbij als terloops een opmerking, waaruit blijkt, dat a nog attfld bijen houdt. Het is ook waarniet te verwonderen, dat, als men een maal met dat werk begonnen is, men ermee doorgaat; bet moet wel blijvend boeien en heeft daarbQ het voordeel, dat handigheid eis succes er sneller bij toenemen dan bij haait lederen anderen arbeid. Er is dezer dagen een klein boekje ver schenen, waarin ik nu aanleiding vind, nog «en»4e wijzen, op het bijenbedrijf in 't klein, dflövrouwen beoefend, dat wezenlijk groote voldoening kan geven en een rijkdom vart indcukken en emoties brengt naast veel be weging en verblijf in de heerlijke, gezonde buitenlucht. Het-boekje, dat ik bedoel, is BBenteeit op beperkte ruimte" door Remlof met twaalf afbeeldingen. Baars, J. F. van de Ven. De prijs is maar zestig cent, want het .1»een nonmer van de Practische Bibliotheek», waarna bij den uitgever reeds meer den zestig deeltjes verschenen van den meest uiteehloopënden aard. Het schijnt geen,geheim te zijn, dat zich achter den psendoniem de heer Tiddo Folmer verscBtrllt, bibliothecaris van het Rotterdamsch LeesfeaUnet. Als een aanloopje voor het begüen met de btfencuïtuur kan dit be knopte boekje uitstekend dienen. Het geeft een beetje geschiedenis, een beetje natuurlijkt, historie, een beetje materiaalbeschrijvihg en is verder gewijd aan deze drie hoofdtaken in het bfjenleven en het bijenhouden, het,zwemen, den honig- en wasoogsf en de ziekten eis vijanden, die ook vaak een ijverig volk niet bespaard blijven. Een enthousiaste bijenhouder is er niet aan het woord, zooals in Chr. Raad's mooi en ook niet duur boekje .Imkeren"; ook niet iemand, die geestdriftig en vol bewon dering het bijenleven beschouwt en er zijn fantaste mee" laat spelen als Maeterlinck; maar voor zakelijke mededeelingen zijt ge h'ier aan een goed kantoor. Nog niet zoolang geleden hoorde ik in een vergadering! van de afdeeling Amsterdam van de Natuurhistorische Vereeniging een lezing met»lichtbeelden van den heer Van ?Qiersbergen, die zooveel propaganda maakt TOOT de bijencultuur en flvertg arbeidt in ?den wijngaard van de Vereeniging voor dat mooie bedrijf. Daar was iemand aan het woord, die de (ns en outs van het bijenliottdea op zijn duimpje kent en o, het was Qravenhorster boogkorf met losse raampjes. Illustratie uit Bijenteelt in beperkte ruimte" zulk een groot genot, zijn liefde en bewon dering voor het bijenleven waar te nemen en door hem geleid te worden door de bijenwoning, waar zich zooveel interessants afspeelt. Eén opmerking, waarmee hij begon, wil ik u overbrieven; zij is zoo bijzonder juist en als men haar goed in het oog houdt, wordt men voor veel teleurstelling behoed. Het is de herinnering aan bet feit, dat wie, na veel te hebben gelezen of gehoord over de merkwaardige verschijnselen in het leven van de bijen, eens een bezoek brengt aan een bijenstand, zoo dikwijls ontnuchterden teleurgesteld terugkeert, omdat hij of zij eigenlijk in 't geheel geen diepe indrukken heeft opgedaan. Men krijgt maar niet zoo a bout portant zijn belangwekkende kijkjes in het bijenleven. Die zijn nog veel moei lijker te krijgen dan de blikken in het vogelleven, als men zich trouw met voede ring in den tuin en met observatie buiten bezighoudt. En dat is het dan ook eigenlijk, wat ik u hier vooral op het hart wou drukken, tracht, vór ge u kasten of korven aanschaft, inderdaad inzicht te krijgen in het bijen leven en in de manier, waarop de mensch met die ijverige werkstertjes heeft leeren omgaan. Rust niet, vór ge toegang hebt gekregen tot een bijenpark of tot een bijenhouderij in 't klein, waar men u alles wil laten zien. Lees er intusschen veel over en maak u daardoor vertrouwd met wat ge te zien zult krijgen, dan gaan er werelden van vreugde voor u open. Hoe goed weet ik nog al die momenten, nu al bijna twintig jaar achter mij liggend, van die eerste kennismakingen juist in den zwermtijd met de volken van een kleinen bijenhouder, een particulier, die er veel van zijn tijd aan gaf? Het zien uitkomen van een jonge bij maakt u even verrukt van geluksgevoel en verrassing als het zien uitkomen van een ,1 * ,'k Honingraat bedekt met bijen in alle stadiën van ontwikkeling. Verklaring van enkele letters: a de Koningin, b twee darren, daaromheen werkbijen, Ar, l, m, 'n, verschillende bijcellen, o, p, q, r, koninginnecellen in verschillende stadia. Illustratie uit Bijenteelt in beperkte ruimte" IIIIIIIIUIIIIIIflIlHII IIIlIMHIIIIIIIfHilllllllflIlHIIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIJII Een Oorlogsdocument *) Alweer een l zal de van oorlogs-literatuur verzadigde lezer allicht sceptisch en lusteloos Uitroepen. En zijn belangstelling zal niet verhoogen als hij bemerkt, dat dit boek niet anders bevat, dan een reeks uit het Italiaansch vertaalde brieven, in te Carrière della Sera verschenen-, waarvan de jongste haast anderhalf jaar oud is. De oorlogs verklaring, de inval in België, de opmarsen naar Parijs, de slag bij de Marne, de val van Antwerpen, de eerste gevechten aan den Y zer ... wat ligt dat alles al ver achter ons hoe hebben we daarover reeds mér dan het noodige gehoord; wat belang stellen wij in de reeds verouderde" impressies en erva ringen van een Italiaansch journalist ? . . . Maar wie zich de moeite getroost, n bladzijde te lezen, laat dit boek niet meer los. Men merkt alras, dat dit een der leven digste, pakkendste verhalen is van de eerste en meest bewogen episodes uit den reuzenstrijd. Dat de schrijver niet de eerste de beste is, leeren we reeds uit het voorwoord van den vertaler: zeven campagnes heeft hij, in verschillende werelddeelen, als oorlogs correspondent meegemaakt, en weet dus de krijgsoperaties met eenige kennis van zaken te volgen en toe te lichten. Maar de aantrekkelijkheid van zijn werk ligt vooral in zijn literaire verdiensten wanneer men dit woord .in den besten zin gelieft op te vatten. Want op letterkundige mooidoenerij lijkt dit allerminst. Zijn ver haaltrant is eenvoudig, zijn stijl sober, zijne beschrijvingen kort. Maar hij weet woorden te vinden die inslaan, beelden die zich pren ten in het gemoed, en die men niet weer vergeet; het krijgsalarm galmt door deze bladzijden, en zindert ons nog in de ooren als we het boek al lang gesloten hebben. De streken die hij doortrekt, de steden , *) LUIGI BARZINI: Scènes de la Grande Querre. Traduction de Jacques Mesnil. Paris, Libreirie Payot <& Cie, 1915. Prix: 3 fr. 50. waar hij vertoeft, de gebeurtenissen die hij beleeft, hij doorgrondt er de ziel en de beteekenis van. Zijne tafereelen krijgen kleur, relief, atmosfeer; wij zien er velden en wolken baden in zonnelicht, of vervagen in den mist; wij voelen het striemen van wind en regen in ons aangezicht; we ademen den geur van de aarde, van-het kruit, van de dood. Bij het lezen van menige bladzijde loopt ons een rilling langs den rug, als had den wij met eigen oogen gezien... De helft bijna van het boek is gewijd aan den doodstrijd van België. Gedurende de drie laatste maanden van 1914 heeft de schrijver in het Vlaamsche land vertoefd, te Oostende, te Gent, te Eekloo, te Blankenberghe, te Brugge, te leperen, aan den Yzer... Daarom is hej ook voor de Vlamingen van bijzonder belang. Deze Italiaan heeft de ziel van ons volk, het karakter van ons land, de schoon heid van' onze kunst wonderwel begrepen; LUIGI BARZINI, naar een ets van Anselmo Bucci mooien vlinder uit de pop. Al dadelijk het gewone leeren onderscheiden van koningen en darrencellen is zoo interessant, en mis schien zal het u gaan als mij toen, dat de heele inrichting, de ligging en aaneenslui ting van de cellen enz., nieuw en leerrijk voor u is. Gevaar om dicht in de nabijheid te komen vanwege het steken? Ja, een enkelen keer overkomt het u stellig en zeker; maar dat let niet, als ge wezenlijk belang in de zaak stelt. De angel wordt heel gemakkelijk verwijderd; wat ammonia iiqulda houdt de zwelling tegen; de pijn is heel gauw over, en ge kunt er uw maat regelen tegen nemen. Een bijenkap beschut uitstekend, en handschoenen zijn ook jn 't begin aan te bevelen. Maar bijen 'zijn con sequent in hun handelen, dus leert ge al gauw, wat ge te vermijden hebt, en hoe ge met de verstandige diertjes hebt om te gaan. Kalme vastheid zonder brusquerie in uw optreden, daar houden ze van, en dan, al sprak ik van consequentie, wind en weer' uiterlijke omstandigheden, succes of tegen slag bij hun werk, uw plaats vór of achter hun woning, dat alles heeft invloed op hun stemming, en als ge prettig met uw honigbereidstert jes wilt omgaan, moet gij er een studie van maken, hoe al deze dingen op uw arbeidsters reageeren. Eigen zorg voor uw bjjent Hóe gelukkig wie daarvoor tijd heeft en er zich aan wijden kan l De ervaring, door lectuur en obser vatie elders voorafgegaan, zal het werk u tot een onverdeeld genoegen maken. Har telijk hoop ik, dat dan. alles bij u naar wensen mag gaan, dat de zwermperiode een tijd zij van druk, maar prettig werk; dat de zomer overvloed van zonnige, warme dagen u brengt en heide en thijm uw bijt jes in den herfst een schat van nectar leveren; dat het heele seizoen door uw werkstertjes uit overvolle honigbakjes hun maagjes kun nen vullen, om 't goudgeel vocht in de lig gende, zeshoekige vaten van hun raat over te gieten, tot die vol zijn en verzegeld kun nen worden met het wassen dekseltje; dat de stuifmeelhaalstertjes ijverig 't roode, gele, blauwe of groene stuifmeel aansleepen, 't welk in de huishouding der bijen Aoodig is, om met vocht en honig te worden ge kneed tot bijenbrood, het voedsel voor de kleinen; dat het met uw volksvermeerdering naar wensch ga, en dat als hoogste glorie van deze cultuur, eruit ontsprulte levens moed ,en een gelukkige, vriendelijke stem ming voor wie er zich mee bezighoudt. FREDERIKE J. VAN UILDRIKS HIIHI IIIIIIHWHIIIIItllllllllllllllllhlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII HUI Van Vrouwelijk doen en denken vu * Verleden week las ik onder den titel Vacantie" een stukje, dat mij van verwon dering de handen deed inénstaan, en dat me de vraag naar de lippen drong: Is het reeds zoover met ons, huisvrouwen, geko men ? Of moet het voorste,!, door Una ge daan, gelden, als een steentje, bijgebracht, tot de oplossing van riet zoo moeilijke dienstboden- vraagst«K3fc osDe schrijfster behoörPwI^teByBiijk, even als ik, tot die gezegende categorie van vrouwen die niet met dienstboden sukkelen, en ik kan daarom juist zoo rustig over dit onderwerp meepraten, omdat ik er dus objectief tegenover sta. Maar Una weet' toch even goed als ik, dat onze dienst boden" de dagelijksche plaag der mevrou wen zijn, en dat daarvan de schuld niet hoofdzakelijk aan de vrouw des huizes ligt. Dat ik niet sukkel aan de algemeene ellende schrijf ik toe aan het feit, dat ik toevallig altijd gehad heb een ouderwetsche" dienst bode, die van al zulke ,nieuwsighedens van tegeswoordig" niets hebben moet, die me dient met püchtgetrouwheid, die een groote mate van vrijheid bij me geniet, maar die haar eigen leven leidt. Ik ben de werkgeefster, zij is de werkneemster. Als 't werk goed gedaan wordt, bemoei ik er mij zoo weinig mogelijk mee. Waar dit noodig is, wijs ik op gemaakte fouten, maar ik geef nooit standjes"; ik zeg vriendelijk, maar iffffiiffiiifiiiifffuiMiiim hij heeft diep gevoeld wat dit volk geleden heeft; geen Vlaming, geen Nederlander, geen... mensch zal b.v. lezen, hoe hij de verwoesting van het eens zoo heerlijke leperen beschrijft, zonder de ontroering diep in zijn binnenste te voelen schrijnen. Wat de waarde van dit werk in niet ge ringe mate verhoogt, is de boven alle ver denking verheven goede trouw en onpartij digheid van den schrijver; niet omdat Italië, toen het geschreven werd, nog tot de neu tralen" behoorde, maar omdat de spontaneïtet en oprechtheid waarmee de indrukken zijn opgeteekend en weergegeven, luid uit iedere bladzijde spreken. Dit maakt dit boek tot een document", een getuigenis" waarvan de beteekenis, ook voor de toekomst, niet valt te miskennen. Dat deze hooge kwaliteiten in de vertaling zoo goed bewaard bleven, pleit voor het talent van Jacques Mesnil, den fijngevoeligen Belgischen kunsthistoricus, die door jaren lang verblijf in Italië bij uitstek tot deze moeilijke taak geschikt was. P.B. Vom Weltkrieg zum Weltfrieden door dr. ALFRED H. FRIED 1. Operieren oder behandeln? 2. DerKrieg. 3. Das Ziel. 4. Die Zukunft des Internationalismus. 5. An die geistigen FUhrer aller Nationen. 6. Die Lusitania. 7. Zum ersten [ahrestag van Bertha von Suttner's Tod. 3. Der Jahrestag des Kriegs. 9. Der Makel der Friedensbereitschaft. 10. Psychologische Staatskunst. 11. Das alte und das neue System der Friedenssicherung. 12. Die Technik des Friedensschlusses. 13. Die vernachlassigte Waffe. 14. Pan-amerikanische Entwicklungen. 15. Das Problem in der Nussschale. 16. Der Pacifismus von Morgen. 17. Die Forderung des Pacifismus. 18. Hermann Hesse und Die Pacifisten". 19. Die grosse Not und die Kleine Tugend." 20. Die sittli<-hen Werke und die Kulturbedeulung der Cholera. Deze twintig opstellen, die de bekende voorman der duitsche pacifisten (voor het meerendeel) in zijn blad Die Friedenswarte" schreef tijdens den loop van den oorlog publiceerde, heeft hij te zamen in een bundel uitgegeven onder bovenstaanden titel. Dr. Fried heeft zich bij den aanvang van zakelijk waar het op staat en mijn bevelen kleed ik als een verzoek in. Ik draaf mijn dienstboden niet achterna of hier wel een stofje ligt of daar een pluisje. Ik controleer scherp, maar zoo ongemerkt mogelijk. En houd mijne dienstboden jaren. Maar nu de tegenwoordige, laat mij zeg gen : moderne dienstbode gerecruteerd wordt uit de allerlaagste standen; het goede werkmanskind wil liever juffrouw" zijn en daarenboven de dienstbodenwet haar voor een groot deel de macht in handen heeft gegeven tegenover - de mevrouwen, lijkt het me absoluut verkeerd gezien, om zich als mevrouw nog te gaan bemoeien met de vacanties onzer gedienstigen. Onze dienstboden zijn waarlijk niet te beklagen. Zij hebben een goed loon (gemiddeld ? 150) plus voeding en ligging. Dit loon, nog ongerekend het verval, dat de meeste genieten, wordt hoofdzakelijk aan kleeding uitgegeven. Er zijn er, die afstaan aan de ouders, enke len sparen, maar verreweg de meesten verkleeden" het. Menige dienstbode ziet er dan ook soms beter gekleed uit, dan haar mevrouw. Dit loon vertegenwoordigt plm. ?0.40 per dag, wat met de vacantie eveneens wordt uitbetaald. Het kostgeld wordt afge dragen, nemen wij aan. Wat al genoegens kan een dienstbode zich van ? 0.40 daags niet verschaffen l Zij kan er een eindweegs voor trammen, en als zij moede wordt op haar verdere wandeling er een glaasje limonade voor koopen. Gaat zij naar een groote stad, dan kan zij eens taartjes gaan eten of een museum bezoeken, naar de bioscoop gaan of naar een theater op den derden rang. Het lijkt me een enorm waagstuk om een vreemde dienstbode van wie we zoo weinig afweten in huis te halen. Laat ze fatsoenlijk en eerlijk zijn, ze kan toch de onze opsto ken, of ze houdt haar van 't werk. Ook kan 't zijn, dat onze dienstbode op het gezel schap van deze onbekende kameraad, aller minst gesteld is. Ten minste de mijne zou me feestelijk bedanken. Moet mevrouw dan uitgaan met de dienstbode-logee? Quant a moi, bien merci! Meisjes van buiten, die in de stad dienen, verlangen meestal heel erg naar haar ouder lijk huis, en hebben het er graag voor over, daar wat werk te doen, als ze maar weer eens thuis zijn bij vader en moeder. In den werkmansstand hangen de kinderen nog veel meer aan hun ouders en aan elkaar dan in de patriciër families. Daar is veel meer ver snippering. Wanneer men een vertrouwde dienstbode heeft, lijkt het mij veel wenschelijker haar rustig in huis te laten als wij uit stad gaan, indien zij geen eigen thuis heeft. Zij is alleen, dus volkomen vrij, en zoo er gelegenheid is, kan men haar een logégeven, nichtje of vriendin, die men kent. Wanneer men de dienstbode in huis vertrouwt, ook al is men er zelf niet, zal dit vertrouwen hoogst zel den beschaamd worden. Maar men moet in dien vacantietijd het meisje dan ook geen werk opdragen. En als ge thuis komt vindt ge niettemin uw huis keurig in orde, want het was nu toch de eer van uwe dienstbode te na, om u te laten terugkeeren in een stoffig, «Jordig huis. Neen, ik geloof, dat wij niet moeten treden in het leven onzer dienstboden. Die wereld ligt mijlen ver van de onze verwijderd, en het lijkt me voor de onderlinge verstand houding het best, dat wij eikaars territoir eerbiedigen en ons op een zekeren afstand houden.Het loon en het verval biedt voldoende fonds, om zich daarvan een extra genoegen te verschaffen, maar het ligt m. i. niet op den weg der werkgeefster om aan de wijze, waarop dat genoegen gesmaakt moet wor den, richting te geven. Wanneer een dienst bode voldoende vrijheid van uitgaan geniet inbare betrekking, zal de drang naar frissche lucht" heusch niet zóhevig zijn, dat zij zich die niet kan verschaffen op de manier, die zij zelf kiest. E. C. v. D. M. * ? * den oorlog in Zwitserland gevestigd, terecht bevreesd, dat zijn arbeid van vurig vredespropagandist niet geduld meer zou worden nadat de teerling geworpen was. Hij wenschte zich niet het zwijgen te laten opleggen en verplaatste zich dus mét zijn blad naar neutralen bodem, waar dit dan ook geregeld is blijven verschijnen tot den huldigen dag. Met alle kundigheid en kennis die zijn helder verstand met jarenlangen arbeid voor den vrede in woord en geschrift verwierf, heeft hij in zijn tijdschrift dezen arbeid en dezen strijd voortgezet alsof geen vreeselijke strijd op leven en dood de halve menschheid had aangetast en zijn ideaal van alge meene vrede minder bereikbaar dan ooit scheen te maken. Ook in dit blad verscheen een artikel van zijn hand, waarin als ik mij niet bedrieg (in elk geval stamt het van hem) het juiste woord voorkwam dat deze oorlog niet in 1914 uitbrak, doch reeds tientallen jaren heerschende was, zij het in latenten vorm, dat de vrede, die dezen oorlog voorafging niet anders was dan een onderhuidsche woekering, die vroeg of laat tot een vreese lijke uitwendige zweer moest uitbarsten. Dit woord teekent zijn diep begrip, dat niet oordeelt naar het onmiddelijk verschijnsel, doch de fout zoekt in het geheel, waarvan het verschijnsel slechts een uitvloeisel is. De bovengenoemde 20 opstellen zullen door eiken vredesman" met genoegen en profijt gelezen worden. Zij zullen wellicht iets bijdragen tot luider worden van den roep, die alom en in alle toonaarden begint te klinken om verlossing en voorgoed van dit ontzettende onheil: oorlog. B. * * * Zuid-Afrikaansche Verzen OOS-lNDIE (De Zuid-Afrlkaansche dichter C. L. Leipoldt heeft ook in Nederlai.dsch-Indiëgereisd, en daarvan gtdichtj I 'n Lang laan van kanarie-bome, En daaragter die kannas.in bloei; in daarvoor die basaar waar bij daglig die drome Met die werklikheid worstel en stoel. Het Desidèratum der toekomst Teekentng van Henri van de Velde -t ?T Wat -haar nog ontbrak iiiiiliiiiiiiliitiiiiiimiiiiiHiiiiiiiii iiiiiiiiiiiliiiiilii Ons kookboek Zuid-Afrikaansche Resepte" ElER EN PISANG Druk 2 rijp pisangs baje fijn, deur 'n slf als dit kan wees; meng met l teelepel suurlemoensop en l eetlepelfijn versiersuiker. Klits die wit van 4 eiers baje stijf en klits die pisang mengsel stadig daarbij. Dit is heerlik bij 'n koue maizena poeding. AMANDEL BESKUITJIES 3 pond meel, 2 pond wit suiker, l koppie fijngestampte amandels, 3 eiers, 2 lepels sagte vet, l teelepel vlugsout of bakpoeiér. Maak aan met melk of water. Druk af met kelkie of kleine vormpies. EENVOUDIGE BESKUITJIES Meng l koppie meel, half koppie suiker, 'n knijpie sout, en l hoogvol lepel boter. Maak aan met die geel van l eier geklits in 'n beetjie melk. Rol baje dun uit, snij in die vorm van ruitens, bak in 'n goed warme oond 5 minute. Uit Die Brandwag Het plan bestaat om Ons Kookboek', later gecombineerd met Vragen van den Dag" in boekvorm uit te geven. Alle mede werkers aan deze rubrieken ontvangen dan een present-exemplaar. Wij stellen 't dus zeer op prijs een zoo groot mogelijk aantal lekkerefamilie-recepten, fraaie schotel versieringen, en beproefde raad gevingen op huishoudelijk gebied te mogen ontvangen. E. M. R. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIItylllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllflIft Koningsplein AMSTERDAM LUIERMANOEN No. l f 60. No. 2 90.No. 3 125. No. 4 175. , Vraagt grietafflMrb :?: PrjjswBrant. :?: IIHlIlllltllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllHIIIIIIII 'n Afgeleefde afgod-oudjie, En daaragter wolkane wat rook; En daarvoor 'n melatt i-versierde touwtjie Om die geeste te paai wat nog spook. Eergister is nog hier tevrede Met vandag wat vooruit het gespring, En wat lewendig is met die lang oorlede, Wat die dood nie tot slaapte kan bring. II Dis mos dieselfde strate Wat ons in Kaapstad het: Dieselfde slampe motjies, Dieselfde kinderpret. En amper d'eselfde bome, En wrintig dieselfde see, En net die berge is anderster, En anderster die see. Dit is karbouwe wat .daar wei Ons het die goed mos nie: En 'n slamaaierse kloiikie Die hurk daar op sij knie. (die Brandwag) C. L. LEIPOLDT' NASIES VERANDER NIE! Trek uit die platte velskoene, Wat raas soos wind in 'n mielie-land. Verweel broek lijk ook al te sleg. Glad lelik aan 'n man van stand. louw baard is tog so ouderwets, Selfs snorre word nou afgeskeer. Sit aan 'n boorkie en 'n das, Haal uit die hoed die volstruis-veer. Jouw pijp is mos onsaglik groot, Rook op die straat 'n sigaret. Die snuifdoos en die pruim-tabak Word albei mou op sij geset. Die klossies aan jouw perd se toom, Trek nou nie meer die nooiens aan. Ons vrij nou in 'n motor-kar. Wat gerieflik in die veld blij staan. Maar al is alles nou.omgedraai, Ons nasie verander ons tog nooit. Van binne blij ons wat ons was, Ons bloed loop net so rooi als ooit. Dus hou vir altijd bij jouw volk, Verag ook nie jouw moeder-taal. Die Afrikaner-hart moet klop Vir die manne van die ou Transvaal. (die Brandwag) BOERBOK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl