De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 22 juli pagina 9

22 juli 1916 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

?3 Prof. dr. JOZEF DE COCK is leeraar in de Daitsche taal en letterkunde dan ?de Hoageschool van Leuven. Tevens een ?onzer Bekende katholieke publicisten, voornamelijk gewaardeerd als schrijver Van kleine, eenvoudige en ironische, humoristisch gestemde verhalen, (?Ver loren Uren", +ÜH de Réstesch" enz.) Schreef ook literaire kritiek in Hooger Leven , het Leuvensch, weekblad voor intéllectueele, katholieke Vlamingen. On derstaand schetsje ,Dè\Trein" kenschetst zeer 'goed de gewone, nuchter-guitige, onderhoudende schrijfwijze van dezen Auteur. , De Trein Ik ben een belgische trein. Van den Etat Beige. Ik ben... e... hoe heet dat ook weer? Ik ben... geïnterneerd. Gevangen. ta een Vreemd laad. Hoe ik hier gekomen ben, weet ik zeH niet. Ik ben al lang den Jcop kwijt. Mijn lokomotief is tevens blijven «hangen, ik weet niet waar. Op een goeien ikeer was ze op en weg, zonder iets te .zeggen. Toen kwam er een vreemde trekker en die sleepte me langs onbekende wegen «b door streken die 'k nooit van mijn leven " " had. Eindelijk Heten ze mij hier staan er ijMfe I* 't begin heb ik nogr .... -likook kenriissen zag. Maar levende ziel. Ik had willen uitleg aan mijnen garde-convoi, maar hoe |n OQgen uitkeek: hij was spoorloos Iweqen. Misschien had hij mij ook niet ?veel kunnen vertellen, was hij niet wijzer dan ik, want hij scheen de laatste dagen ook den kop kwijt te zijn, zoo goed als ik. ?«UHHlt'lllHMHIIIIIIUIIIIII Democraten in 't geweer! ?(OPROEP VOOR DE STICHTING EENER . VOLKSPARTIJ) Ons land, bet land van de Posthuma's, «ran pottende kaas?aardappel-, en groente boeren, van vet en buk smokkelende grensbewoners en nog veel sterker smokkelende groothandelaars, .ons Nederland dan beet een democratisch geregeerd land. Lange Jaren her, de man 'leeft nog maar staat niet meer zooals eens aan de spits, sprak een ?bekend staatsman zelfs van d« kroon als een ornament!" n nu, in Ï916, een halve eeuw later, vraagt men, zich wel eens af, waarin dan toeft eigenlijk dat democratische zit in onzen regeerlngsvorm of liever in onze regeeringspersonen. ? Om te beginnen met de ministers met tH, M. de Koningin, de organen der uitvoe rende macht, de uitvoerders van den volkswil. Ik plaats hier geen vraagteeken, maar vraag alleen of de uiting van den voorzitter van onzen ministerraad en in dat rgev»l gaan we toch niet heen" wel heel ?erg aan 't bestaan of liever het erkennen van een volkswil doet denken. En dat de stoelvastheid van den tegen woordigen minister van landbouw - evenals ?van oorlog, getuigt van veel respect voor ?dien volkswil, belichaamd in het instituut wat we 2e Kamer noemen zal zeker nie«aand durven beweren Die 2de , Kamer, gekozen door een zeer .groot. deel der meerderjarige mannelijke federlanders, moest beschouwd kunnen worden als de vertegenwoordipng van het Nederlandsche volk. Doet ze .dat? Wiezou het durven zeggen ? De 2de Kamer bijv. heeft o. a. het recht aan de ministers vragen te stellen over het regeeiingsbeleid en over de maatregelen die :zifnemen. of. genomen hebben. De bedoeling van dat recht is natuurlijk dat die maatregelen. meteen beoordeeld worden. , ? Gebeurt dat? Uit de 2de Kamerverslagen Wijkt daarvan niet veel, 't lijkt meer een *oort vragen- et} antwoordenspel. Bijv. wanneer het lid Schaper vraagt aan Z.E- Cort van der Linden, of de regeering -van plan is, Z.E. den minister van landbouw gedurende zijne ziekte te vervangen, dan bedoelt die -afgevaardigde daarmee dat hij, «n Velen' in den lande zullen het met hem ns zijn, tiie vervanging noodig acht. Op het daarop gegeven antwoord van af de regeeringstafel dut de regeering zulks niet noodig aéht zwijgen alle 100 Kamer leden, de heer Schaper incluis, als moffen. 't Was mij ook een affaire, zulle. Zoo'n geharrewar in de staties en overal. En dan... Zzzzt! Boem l Huh l Ik daver er nog van. Mijn hoofd is in de war... Hoe lang sta ik hier al?».. Ik ben heelemaal den tel kwijt. En een almanak heb ik niet. 't Is nu, geloof ik, al den tweeden zomer. En twee lange, natte, kille winters. Verdorie, wat is dat embêtant! Wreed embêtant 11... Ik voel me niksken wel te pas. Mijn oogen zijn toegegaard van 't vuil. Ze zijn al bijkans zoo mat en zoo zwart ais een statiekap. En mijn ingewand zit vol stof. De kussens vol, de banken vol, de vloeren vol. Alles vol. En mij dunkt somtijds dat ik ktieuwelingen gewoon word. Is dat de mot? Of molm? Of spinnekoppen? En stjjf dat ik word! En ^trarf}'! Mijn ge wrichten zijn beroest, fioor en door beroest Ik kan niet meer bojjjeeren. 't Is waarachtig < waar: ik zou krakea van de pijn, als mijn machien nu kwant en mij wilde doen loopen. Ik heb de rheuntatiek, 't sjatika, en dat is niks als van dost eeuwige, ellendige nat. Is me dat hier een land il Hier regent het nu toch van Godswege alle dagen, 't Is een rariteit als 't 'n Jceer n dag droog weer is. Ik, heb nooitTde* tijd om eens goed droog te worden, 'k Begin amper te verdampen of, lappe katrien t daar begint het weer te smokkelen of te kletsen, al navenant, ze hebben hier regens in soorten, en in een twee-drie sta ik weer begoten, bedropen en doorsiept van onder tot boven. Sakree... als ik nu de machinist was, ik zou gaan vloeken. Maar met dat al is 't schrikkelijk; embêtant. 't Steekt mij tegen gelijk kouwe pap. Als ze me nog eens ver zetten. Maar nee, ze laten me maar staan. Toujours altijd op dezelfde plek. En 't is m* de plek: een beroest zrjspoor, ver buiten de wereld, met gras tusscSen de staven, en paddestoelen, en, schimmel. En d'r isnikste zien: sintels, een hoop oud ijzer, een verzakte petroleumketel, een ziêketierige lap moes tuin, een sloot met rietbossen en een wilge struik, een scheef gewaaid paaltje met «Verboden Toegang, Artikel 4(51," een lange rechte , steenweg met boomen langs, en voorts meerschen, lucht en wolken. Altijd 't^elfdé, altijd eender, altQd»even doodsch en verlaten. Ik ga kapot van verveling. Ik eet rnezelvén op van verdriet. Ja, nu en dan rijdt er eens een trein voorbij. Maar dat is geen troost Integendeel dan beef ik van af gunsteen Vertangen. Waarom spannen ze mij ook niet eens in? Ik kan zoo goed rol len en zoo rap als de treinen van hier. Ik kan 't verdorie rapper, al zeg ik 't zelf. Ja, 't is me 't zoodje, de treinen van hier,. De gardes heeten hier kondukteur... Hahaha, 't is om te lachen... En: klaar, chef l" roepen ze, ihplaats van finil" gelijk bij ons in den Beïgique. En de chef roept: vertrekkél" Hahat Waarom n ie*: numero zeptantecinq, parteie!" Dat klinkt toch anders Och, Heer,e, waar is de goede tifd gebleven l Wannér'zal ik. weer eens tusschen Brussel en Antwerpen rijden? Les voyag'eurs pour Anvefs en voiture!... Allons, messieurs, en voiture... Derde klas! La-bas! Ginder van yeuren. Al la! avanceert een beetjen... de train gaat vertrekke! Watte?,... Comprends pa£... Alla, toe, boer l... Plait-il, madame ? A.yotre service.'' En dan vooruit,krak-krak, rammelderarnmeï, hoehl hoen! een zwarte rookwolk n dan razen, holderdebolder over bruggen en wissels, sissend en blazend en fluitend, met een schoone witte damppluim gelijk een wapperende vlag altijd mee... En 's avonds al 9e lichten aan! Jongens, jongens, dat is, een leven: Als ik daar aan denk... Hoe lang moet ik hier nóg Een respectabele uiting van democratie zeker. Zeker de 2de Kamer telt democraten genoeg, 2 geheele politieke partijen zelfs de S.D.A.P. en de yrijz. Pemocraten, maar 't zijn democraten in naam. En wanneer ik hierboven plaats Demo craten in 't ge weer l" dan geldt deze oproep die meerderjarige Nederlanders, die meenen dat onze 2de Kamen als orgaan van den Volkswil, een geheelandere gedragslijn, dient te volgen dan tot heden De Kamerleden putten hun vernuft uit in het houden van urenlange redevoeringen, en speciaal in het onderbreken van de redevoering van poli tieke tegenstanders met moppen en uitroepen die herhaaldelijk de geheele Kamer, in lachen doen uitbarsten; in plaats van kort en krachtig zaken tédoen. Onze 2de Kamer is verpolitiekt, niet het ^Volksbelang, maar het' partffbelang, geeft hier de leiding. Of dit elders beter is? In 1851 werd inde Engelsche strafkolonie Nieüw-Holland goud gevonden. Door die vondst kwam er een groote stroom nieuwe bewoners die de naakte wilden en de gedeporteerden ver drongen, en na eenige jaren van avontuur lijk gedoe ontstond er een geregelde naar Europeesche begrippen ingerichte land bou wende maatschappij, waar nu bijv. de,50 jaar geleden nog naakt loopende Maori op Nieuw-Zeeland, wekelijks naar het postkan toor trekt om een behoorlijk staatspensioen te innen. En in onze oude, reeds eeuwen geregelde maatschappij is men nu in 1916 gelukkig zoover dat de 2de Kamer met ver bazend veel moeite --ene zoogenaamde ouder domsrente, eigenlijk een paskwil van een flink geregeld staatspensioen, heeft geregeld 'en aangenomen, waarvan men straks mis schien nog zal kunnen beleven dat de 1ste Kamer het verwerpt verwerpt uit partijbelang. In ons land', dat groote overproductie heeft van slachtvee, van melk, boter, en kaas, van groenten, aardappelen, vruchten enz. heerscht daar een zeer eenzijdige uitvoerpolitiek van onze tegenwoordige regeering, meer speciaal van onzen minister van landbouw onder breede 'kringen van onze burgerij, beslist ondervoeding, zooal niet gebrek. En wat deden de democraten in onze 2de Kamer daartegen? Alleen de heer Schaper noodgedrongen, omdat de partij-anders misschien van baar invloed op de menigte veiloor, heeft ook hierover vragen gesteld die door den heer Cort van der Linden werden beantwoord En, hoe beantwoord? Van nood' geen sprake, integendeel er was veel geld ver diend - honger werd er niet geleden, maar er waren lui, die zich er niet in konden schikken eens iets anders te eten dan ze ? gewoon waren. En de replieken op deze ministeriëele verklaringen? ' Waren zoo onbeduidend mogelijk waarop de minister er nog aan toevoegde dat hij juist even te voren veel geleerd had van eene deputatie vrouwen aan wie audienstaan beschimmelen? Wist ik maar hoe lang: dan kon ik de dagen gaan aftellen. Maar ik weet precies niks. Hoe zou 't nu thuis zijn?... Zzzzt! Boem!... Ai... Ik ben een beetje in de war, geloof ik... Mijn geheugen kwijt... Embêtant... A propos, waar zou diévent gebleven zijn, die vroeger ginder van achter den sloot naar mij kwam kijken en tegen mij kwam praten." Hij was toch maar een embrasmaker met zijn hollandsch." Hij beweerde dat hij Vlaming was, maar waarom klapte hij dan geen Vlamsch? C'est ridicule. Als ge Vlaming zijt, moet ge niet afkomen en zeggen: Trein, ouwe kerel, hoe gaat het je?" Dat maakt me nijdig, duivelsch. Ik was in staat hem van kolerie te overrijden. Maar je Tal dans les trous. Ik durf wedden'dat 't ook een van 'die flaminganten is. Daar moet ik niks van hebben. Ik ben een Belg. Ik ben een trein van den Etat Beige. En ik zeg: lis ne doivent pas venir faire de leur nez chez moi met hun zotte komplimenten van flaminganterij... Dat ze Fransch klappen of Vlomsch, dat verstaan ik. Maar dat ze mij gerust laten met hnn' Ollandsch en hun Nederlandsch. Gén vreemde talen, als t u blieft... Op mijn wagens zijn gfbote papieren geplakt met NEUTRAL op. Ook al Nederlandsch, zeker. Gelukkig zijn zéer bijkans af geregend. Ik heb ook een wagen <net een rood kruis op 't raam geschilderd, 't Riekt er naar bloed. Brrrf... Boem!... Ik word zoo suf en duizelig van' dat lange staan. Kwam ik maar weg... Mijn hoofd is stellig in de war... rok-tok-tok, alweer regen... Ach... J. DE COCK ii|liiiiiuill iiiniiiiiiiriiiii iiliiiifiiiiiiiiiiiiiiiil Een Merkwaardig Vers Onder, dagteekening van 27 Juni 1667 schreef Constantijn Huygens het volgende gedicht over de dure tijden, waaruit blijkt, dat, al mogen de omstandigheden nu anders zijn, de menschelijke natuur dezelfde is gebleven. D i er t e « Wat af- en opslagh is van Waeren in haer prijsen Verstaen ick by mijn Bors: maer wacht noch naer de Wijsen, Die my in reden en gerechtigheid doen sien, Hoe af- en opslagh staet aen will van quade Lien 1) Soo noem ick Gierigaerds en Schrobbers 2), die haer haesten Naer 't sondige gewinn ten laste van haer' naesten; En lacchen met dien last 3), en wenschen dat de dagh Die navolght, swaerder als die voorgaet prangen magh. Is Tarff of Boter diep? wie heeft dat soo bevolen ? De schaersheid stelt de wett. Dat heet moetwillens dolen. En sfen geen middagh aen. Is 't reden, dat het pack Van menige gedij tot weinig' haer gemack?4) Sal 's Lands gemeene Scha, die weinige verrijcken $ Die hebben wat daer schort, en blijven sonder wijcken Op trotse prijsen staen, alleen omdat de nood Dat elders niet en is moet soecken in haar' schoot ? De menschen ken ick, en haer onveisaedlickheden. IIIIIHIflIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIII lllïllimiJllllllinilllltllllllllllMIIMIIIIIIII tiéwas verleend. En en ja er zou dit en dat veranderd, maar minister Posthuma was goed genoeg, die bleef, en zoolang die in Ruurloo uitrustte, zou Z.E. Cort van der Linden op dat departement wel een beetje toekijken. Onze Kamerdemocraten? Die, dronken een glas de rest kent ge. Wie wil er meer van zeggen; wie den janboel van onze levensmiddelen-distributie verder aan de kaak stellen? Laten we trachten het volgende jaar een democratische club van werkelijke democra ten in de 2de Kamer te krijgen, die niet alleen in verkiezingstijden met een schoonkllnkend programma den boer opgaan, maar dat willen waar maken in den zittingstijd eene Volkspartij die het welzijn van het geheele volk op het oog heeft. Hoe daaraan te komen? De tijd dringt maar er is tijd genoeg en waar een wil is, is ook een weg. In de eerste plaats dienen we te weten of er meerderen zijn in den lande die even zoo over de zaken oordeelen. Van hen vragen we een teeken van instemming, en komen daarvan voldoende in, dan gaan we verder. Wie mee wil werken zende zijn instemming aan den schrijver T. J. KUIPERS, Gardenierlaan 44, Apeldoorn 999 Amsterdam, Juli 1916 Voorkanten beter dan Genezen Geachte Redactie/ Veroorloof mij enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van het belangwek kend artikel in uw Weekblad van l Juli 1.1. Voorkomen beter dan genezen." In de eerste plaats is m.i. in den passus ondanks het feit, dat de oorspronkelijke haard niet is ontdekt geworden" het woord aanvankelijk" blijkbaar weggevallen. Reeds bij de twee eerste gevallen van pokken, die bekend werden, kon toch worden vastge steld, dat deze waren terug te brengen tot twee, door de twee behandelde geneeskun digen niet herkende, lichte gevallen van pokken, bij twee Israëlieten, afkomstig uit Oostenrijk (Galicie). Overigens ben ik het geheel eens dat men met het isoleeren van de poklijders, van de zoogenaamde contacten, n.l. de nog gezonde huisgenooten, 'en door het toezicht houden op vrienderr en kennissen de pokziekte er betrekkelijk spoedig onder heeft. Zeer ten rechte heeft de Regeering dan ook een Kon. Besluit uitgelokt, waardoor men bij pokken, zelfs tegen zijn zin, tot opname in een inrichting gedwongen kan worden. De moeilijkheid, die hierbij echter blijft bestaan, is de spoedige herkenning van een geval, vooral van het eerste, aangezien, wegens het bij ons betrekkelijk zeldzame voorkomen van pokken, er onder de genees kundigen van den tegenwoordigen tijd maar Aan alles komt eetu eind (Teekening voor^de Amsterdqmmet"^yan George van Raèmdónck) < ,fk DE RIJKSKANSELIER TOT DE PERS :... En wat móet ik nu weer bedenken... ?" IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIinillllllllllllllllllltlllHlIllllllltllllllllllllllltlllllllMllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllll iiiiiiiiiiiiiiiiiitimitiiii Niet dat sy 't plegen dan, maer dat het werdt geleden, 5) Ontstelt mij. Straft de Wet de minste Dieverij, En gaet het vuyl geroof van dwingemerckten vrij? 1) Het verschil in prijzen, wil H zeggen, gevoel ik in mijn beurs, maar dat slechte lieden dat kunnen vaststellen begrijp ik niet. 2) Schrapers. 3) Dien last van duurte. iiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiHiiimiHiiuiiiniiimiiiiMii weinige zijn, die in lichte gevallen van pok ken tot het stellen van de diagnose in staat zijn. Het tweede voorbeeld, met betrekking tot het isoleeren bij rood vonk, is meer aan de theorie dan aan de practijk ontleend. Wanneer we weten, dat er bij roodvonk vele lichte gevallen voorkomen, waarbij f geen geneeskundige geroepen wordt, f waarbij door den geneeskundige een andere diagnose wordt gesteld, f waarbij wel de diagnose gesteld maar het geval z licht geacht wordt, dat het evenmin officieel ter kennis komt, dan is het duidelijk, dat men, daar deze gevallen toch k aanleiding kunnen geven tot nieuwe gevallen van roodvonk, van het isoleeren van andere roodvonklijders voor de bestrijding van een epidemie in het algemeen niet al te veel verwachten mag. Te meer niet, daar men niet als bij pokken de gezonde 'gezinsleden naar het gasthuis kan vervoeren, ofschoon zich daaronder toch ook kiemdragers" kunnen bevinden. Dat dit isoleeren desniettemin in Amsterdam toch op groote schaal is geschied (in het jaar 1912 op de 3285 bekende'gevallen 1363) is eigenlijk mee»gebeurd op grond van sociale dan wel van epidemiologische indicaties. Met de meeste hoogachting, H. G. RINGELING ? ? ft Vreemd Bloed Zeer Geachte Redactie! . Ter staving van den inhoud van het zeer belangrijk hoofdartikel in de Amsterdammer Vreemd Bloed" 't volgende, 't welk naar ik hoop, er iets toe moge bijdragen om onze naturaliseer-maar-raak-politiek op wat min der breed (sic)-opgevatte grondslagen toe gepast te krijgen. 't Geldt hier een genaturaliseerden Heinrich, die zich beslist niet Notgedrungen" met het Nederlandersschap bezwaard" heeft, doch zuiver faute de mieux Hollander ge worden is. De man in questie, voor zoover contro leerbaar, van onbesproken gedrag en levens wandel, heet H. D. en is sedert geruimen tijd in onzen dienst. Bij het uitbreken van den oorlog bleek de man vaderland-loos" te zijn. Hij toch behoorde tot de categorie auswanderer", en vond de Duitsche noch de Hollandsche regeering bereid, hem op zijne aanvrage van een pas te voorzien. Een moeilijk geval, wanneer Holland ook eens in den oorlog betrokken mocht worden. Men raadde den man aan Hollander te worden en zoo geschiedde. Doch wat verklaart deze Heinrich mij nu, toevallig enkele dagen voor ik, als trouw lezer van den ouden Groene" kennis nam van uw hoofdartikel? Dat hij (Heinrich D.) niet graag Hollander (in den zin van ge boren Hollander) zou willen zijn, doch nu tenminste aanspraak kon maken op de 4) Dat velen lijden ten behoeve van enkelen. 5) H, die de menschen kent, begrijpt zeer §oed, dat enkelen van de gelegenheid geruik maken, maar verwondert zich, dat het wordt geleden, dat het door de meerderheid wordt geduld. Dwinge-merckt in de laatste regel is een aardig woord, dat in de tegen woordige tijden wel eens te pas kon komen. Ylst. . F. E. HOLTROP MHiiiimiiiiiitiiiiiiiitiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiimiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiii rechten en bescherming, welke elk geboren Nederlander hier geniet." Verder commentaar overbodig, doch ons land, onder de omstandigheden, gelukwenschen met eene dergelijke familie-uitbreiding, ka»ik beslist niet. Duitschland paste voor dezen volbloed Duitscher, Holland nam hem liefderijk opt ik voor mij, heb de overtuiging, dat menig in Jiolland wonend Duitscher, met eene zekere verachting op dergelijke Hollandsche Heinrichs" neer ziet, doch... nuttig blijven ze altijd!!! Hoogachtend Rotterdam. CAREL G. A. GRIEK Ziekentroost Onlangs bezocht ik een, in het Binnen gasthuis opgenomen, ernstigen zieke. Dergelijk bezoek kan een uiting zijn van belangstelling, een zich zelf opgedrongen plicht in elk geval geldt het den zieke; 't geldt hem- of haar op te vroolijken en moed in te spreken. Honderden personen, 't zij f amilieteden of vrienden van de zieken gaan daarvoor des Zondags naar het Binnen gasthuis; tegen n uur kan men drommen menschen in de nabijheid ontmoeten. Den vorigen Zondag bevond zich onder die velen een jong heertje; hij deelde aan ied<>r bezoeker een traktaatje uit. Ook ik behoorde tot de gelukkigen; ik heb 't geschrifije in mijn zak gestopt en thuis na gelezen. In het tractaatje wordt den lezer op den dood voorbereid. Op den dood zoo staat er volgt het oordeel, het oordeel Gods of de tweede dood, dat wil zeggen dat men naar het woord van God geworpen zal worden in den poel des" vuurs." Enz. Ik weet niet of alle bezoekers het tractaatje mede naar huis hebben genomen. Ik maak mij bezorgd dat er misschien een enkele het geschrifije aan een zieke, zijn zieke heeft toegestopt... Ik acht daarom dat uitdeelen van tractaaljes voor dev poort van 'h ziekenhuis niet onge vaarlijk. Want m. i. heeft zoo'n zieke vór alles gemoedsrust noodig, m.i. moet alle kwelgeesterij ver van hem worden gehouden. Woorden, gelijk in het tractaatje voorkomen, acht ik voor sommige ernstige zieken niet anders dan kwelgeesten; zij kunnen m.i. bij meerdere zieken remmend werken op het herstel. Wil men' ideeën over een dood ni den dood" propageeren het zij zoo Doch laat men dan niet anders dan bij gezonden gaan en laat men- niét, via de gezonden, derge lijke ideeën toegang tot de zieken verschaffen om ze misschien: dubbel ziek te maken. G. S. VL.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl