Historisch Archief 1877-1940
?3
Prof. dr. JOZEF DE COCK is leeraar
in de Daitsche taal en letterkunde dan
?de Hoageschool van Leuven. Tevens een
?onzer Bekende katholieke publicisten,
voornamelijk gewaardeerd als schrijver
Van kleine, eenvoudige en ironische,
humoristisch gestemde verhalen, (?Ver
loren Uren", +ÜH de Réstesch" enz.)
Schreef ook literaire kritiek in Hooger
Leven , het Leuvensch, weekblad voor
intéllectueele, katholieke Vlamingen. On
derstaand schetsje ,Dè\Trein" kenschetst
zeer 'goed de gewone, nuchter-guitige,
onderhoudende schrijfwijze van dezen
Auteur. ,
De Trein
Ik ben een belgische trein. Van den Etat
Beige. Ik ben... e... hoe heet dat ook
weer? Ik ben... geïnterneerd. Gevangen.
ta een Vreemd laad. Hoe ik hier gekomen
ben, weet ik zeH niet. Ik ben al lang den
Jcop kwijt. Mijn lokomotief is tevens blijven
«hangen, ik weet niet waar. Op een goeien
ikeer was ze op en weg, zonder iets te
.zeggen. Toen kwam er een vreemde trekker
en die sleepte me langs onbekende wegen
«b door streken die 'k nooit van mijn leven
" " had. Eindelijk Heten ze mij hier staan
er ijMfe I* 't begin heb ik nogr
.... -likook kenriissen zag. Maar
levende ziel. Ik had willen uitleg
aan mijnen garde-convoi, maar hoe
|n OQgen uitkeek: hij was spoorloos
Iweqen. Misschien had hij mij ook niet
?veel kunnen vertellen, was hij niet wijzer
dan ik, want hij scheen de laatste dagen
ook den kop kwijt te zijn, zoo goed als ik.
?«UHHlt'lllHMHIIIIIIUIIIIII
Democraten in 't geweer!
?(OPROEP VOOR DE STICHTING EENER
. VOLKSPARTIJ)
Ons land, bet land van de Posthuma's,
«ran pottende kaas?aardappel-, en groente
boeren, van vet en buk smokkelende
grensbewoners en nog veel sterker smokkelende
groothandelaars, .ons Nederland dan beet
een democratisch geregeerd land. Lange
Jaren her, de man 'leeft nog maar staat niet
meer zooals eens aan de spits, sprak een
?bekend staatsman zelfs van d« kroon als
een ornament!"
n nu, in Ï916, een halve eeuw later,
vraagt men, zich wel eens af, waarin dan
toeft eigenlijk dat democratische zit in onzen
regeerlngsvorm of liever in onze
regeeringspersonen. ?
Om te beginnen met de ministers met
tH, M. de Koningin, de organen der uitvoe
rende macht, de uitvoerders van den volkswil.
Ik plaats hier geen vraagteeken, maar
vraag alleen of de uiting van den
voorzitter van onzen ministerraad en in dat
rgev»l gaan we toch niet heen" wel heel
?erg aan 't bestaan of liever het erkennen
van een volkswil doet denken.
En dat de stoelvastheid van den tegen
woordigen minister van landbouw - evenals
?van oorlog, getuigt van veel respect voor
?dien volkswil, belichaamd in het instituut
wat we 2e Kamer noemen zal zeker
nie«aand durven beweren
Die 2de , Kamer, gekozen door een zeer
.groot. deel der meerderjarige mannelijke
federlanders, moest beschouwd kunnen
worden als de vertegenwoordipng van het
Nederlandsche volk.
Doet ze .dat? Wiezou het durven zeggen ?
De 2de Kamer bijv. heeft o. a. het recht
aan de ministers vragen te stellen over het
regeeiingsbeleid en over de maatregelen die
:zifnemen. of. genomen hebben.
De bedoeling van dat recht is natuurlijk
dat die maatregelen. meteen beoordeeld
worden. , ?
Gebeurt dat? Uit de 2de Kamerverslagen
Wijkt daarvan niet veel, 't lijkt meer een
*oort vragen- et} antwoordenspel.
Bijv. wanneer het lid Schaper vraagt aan
Z.E- Cort van der Linden, of de regeering
-van plan is, Z.E. den minister van landbouw
gedurende zijne ziekte te vervangen, dan
bedoelt die -afgevaardigde daarmee dat hij,
«n Velen' in den lande zullen het met hem
ns zijn, tiie vervanging noodig acht.
Op het daarop gegeven antwoord van af
de regeeringstafel dut de regeering zulks
niet noodig aéht zwijgen alle 100 Kamer
leden, de heer Schaper incluis, als moffen.
't Was mij ook een affaire, zulle. Zoo'n
geharrewar in de staties en overal. En dan...
Zzzzt! Boem l Huh l Ik daver er nog van. Mijn
hoofd is in de war... Hoe lang sta ik hier
al?».. Ik ben heelemaal den tel kwijt. En
een almanak heb ik niet. 't Is nu, geloof ik,
al den tweeden zomer. En twee lange, natte,
kille winters. Verdorie, wat is dat embêtant!
Wreed embêtant 11... Ik voel me niksken
wel te pas. Mijn oogen zijn toegegaard van
't vuil. Ze zijn al bijkans zoo mat en zoo
zwart ais een statiekap. En mijn ingewand
zit vol stof. De kussens vol, de banken vol,
de vloeren vol. Alles vol. En mij dunkt
somtijds dat ik ktieuwelingen gewoon word.
Is dat de mot? Of molm? Of spinnekoppen?
En stjjf dat ik word! En ^trarf}'! Mijn ge
wrichten zijn beroest, fioor en door beroest
Ik kan niet meer bojjjeeren. 't Is waarachtig <
waar: ik zou krakea van de pijn, als mijn
machien nu kwant en mij wilde doen loopen.
Ik heb de rheuntatiek, 't sjatika, en dat is
niks als van dost eeuwige, ellendige nat. Is
me dat hier een land il Hier regent het nu
toch van Godswege alle dagen, 't Is een
rariteit als 't 'n Jceer n dag droog weer is.
Ik, heb nooitTde* tijd om eens goed droog
te worden, 'k Begin amper te verdampen
of, lappe katrien t daar begint het weer te
smokkelen of te kletsen, al navenant, ze
hebben hier regens in soorten, en in een
twee-drie sta ik weer begoten, bedropen
en doorsiept van onder tot boven.
Sakree... als ik nu de machinist was, ik
zou gaan vloeken. Maar met dat al is 't
schrikkelijk; embêtant. 't Steekt mij tegen
gelijk kouwe pap. Als ze me nog eens ver
zetten. Maar nee, ze laten me maar staan.
Toujours altijd op dezelfde plek. En 't is
m* de plek: een beroest zrjspoor, ver buiten
de wereld, met gras tusscSen de staven, en
paddestoelen, en, schimmel. En d'r isnikste
zien: sintels, een hoop oud ijzer, een verzakte
petroleumketel, een ziêketierige lap moes
tuin, een sloot met rietbossen en een wilge
struik, een scheef gewaaid paaltje met
«Verboden Toegang, Artikel 4(51," een lange
rechte , steenweg met boomen langs, en
voorts meerschen, lucht en wolken. Altijd
't^elfdé, altijd eender, altQd»even doodsch
en verlaten. Ik ga kapot van verveling. Ik
eet rnezelvén op van verdriet. Ja, nu en dan
rijdt er eens een trein voorbij. Maar dat is
geen troost Integendeel dan beef ik van
af gunsteen Vertangen. Waarom spannen ze
mij ook niet eens in? Ik kan zoo goed rol
len en zoo rap als de treinen van hier. Ik
kan 't verdorie rapper, al zeg ik 't zelf. Ja,
't is me 't zoodje, de treinen van hier,. De
gardes heeten hier kondukteur... Hahaha,
't is om te lachen... En: klaar, chef l"
roepen ze, ihplaats van finil" gelijk bij ons
in den Beïgique. En de chef roept:
vertrekkél" Hahat Waarom n ie*: numero
zeptantecinq, parteie!" Dat klinkt toch anders
Och, Heer,e, waar is de goede tifd gebleven l
Wannér'zal ik. weer eens tusschen Brussel
en Antwerpen rijden? Les voyag'eurs pour
Anvefs en voiture!... Allons, messieurs, en
voiture... Derde klas! La-bas! Ginder van
yeuren. Al la! avanceert een beetjen... de
train gaat vertrekke! Watte?,... Comprends
pa£... Alla, toe, boer l... Plait-il, madame ?
A.yotre service.'' En dan vooruit,krak-krak,
rammelderarnmeï, hoehl hoen! een zwarte
rookwolk n dan razen, holderdebolder over
bruggen en wissels, sissend en blazend en
fluitend, met een schoone witte damppluim
gelijk een wapperende vlag altijd mee...
En 's avonds al 9e lichten aan! Jongens,
jongens, dat is, een leven: Als ik daar
aan denk... Hoe lang moet ik hier nóg
Een respectabele uiting van democratie zeker.
Zeker de 2de Kamer telt democraten
genoeg, 2 geheele politieke partijen zelfs
de S.D.A.P. en de yrijz. Pemocraten, maar
't zijn democraten in naam.
En wanneer ik hierboven plaats Demo
craten in 't ge weer l" dan geldt deze oproep
die meerderjarige Nederlanders, die meenen
dat onze 2de Kamen als orgaan van den
Volkswil, een geheelandere gedragslijn, dient
te volgen dan tot heden De Kamerleden
putten hun vernuft uit in het houden van
urenlange redevoeringen, en speciaal in het
onderbreken van de redevoering van poli
tieke tegenstanders met moppen en uitroepen
die herhaaldelijk de geheele Kamer, in lachen
doen uitbarsten; in plaats van kort en
krachtig zaken tédoen.
Onze 2de Kamer is verpolitiekt, niet het
^Volksbelang, maar het' partffbelang, geeft hier
de leiding.
Of dit elders beter is? In 1851 werd inde
Engelsche strafkolonie Nieüw-Holland goud
gevonden. Door die vondst kwam er een
groote stroom nieuwe bewoners die de
naakte wilden en de gedeporteerden ver
drongen, en na eenige jaren van avontuur
lijk gedoe ontstond er een geregelde naar
Europeesche begrippen ingerichte land bou
wende maatschappij, waar nu bijv. de,50
jaar geleden nog naakt loopende Maori op
Nieuw-Zeeland, wekelijks naar het postkan
toor trekt om een behoorlijk staatspensioen
te innen. En in onze oude, reeds eeuwen
geregelde maatschappij is men nu in 1916
gelukkig zoover dat de 2de Kamer met ver
bazend veel moeite --ene zoogenaamde ouder
domsrente, eigenlijk een paskwil van een
flink geregeld staatspensioen, heeft geregeld
'en aangenomen, waarvan men straks mis
schien nog zal kunnen beleven dat de 1ste
Kamer het verwerpt verwerpt uit
partijbelang.
In ons land', dat groote overproductie heeft
van slachtvee, van melk, boter, en kaas, van
groenten, aardappelen, vruchten enz. heerscht
daar een zeer eenzijdige uitvoerpolitiek van
onze tegenwoordige regeering, meer speciaal
van onzen minister van landbouw onder
breede 'kringen van onze burgerij, beslist
ondervoeding, zooal niet gebrek.
En wat deden de democraten in onze 2de
Kamer daartegen?
Alleen de heer Schaper noodgedrongen,
omdat de partij-anders misschien van baar
invloed op de menigte veiloor, heeft ook
hierover vragen gesteld die door den heer
Cort van der Linden werden beantwoord
En, hoe beantwoord? Van nood' geen
sprake, integendeel er was veel geld ver
diend - honger werd er niet geleden, maar
er waren lui, die zich er niet in konden
schikken eens iets anders te eten dan ze
? gewoon waren.
En de replieken op deze ministeriëele
verklaringen? '
Waren zoo onbeduidend mogelijk
waarop de minister er nog aan toevoegde
dat hij juist even te voren veel geleerd had
van eene deputatie vrouwen aan wie
audienstaan beschimmelen? Wist ik maar hoe
lang: dan kon ik de dagen gaan aftellen.
Maar ik weet precies niks. Hoe zou 't nu
thuis zijn?... Zzzzt! Boem!... Ai... Ik
ben een beetje in de war, geloof ik... Mijn
geheugen kwijt... Embêtant... A propos,
waar zou diévent gebleven zijn, die vroeger
ginder van achter den sloot naar mij kwam
kijken en tegen mij kwam praten." Hij was
toch maar een embrasmaker met zijn
hollandsch." Hij beweerde dat hij Vlaming was,
maar waarom klapte hij dan geen Vlamsch?
C'est ridicule. Als ge Vlaming zijt, moet
ge niet afkomen en zeggen: Trein, ouwe
kerel, hoe gaat het je?" Dat maakt me
nijdig, duivelsch. Ik was in staat hem van
kolerie te overrijden. Maar je Tal dans les
trous. Ik durf wedden'dat 't ook een van
'die flaminganten is. Daar moet ik niks van
hebben. Ik ben een Belg. Ik ben een trein
van den Etat Beige. En ik zeg: lis ne doivent
pas venir faire de leur nez chez moi met
hun zotte komplimenten van flaminganterij...
Dat ze Fransch klappen of Vlomsch, dat
verstaan ik. Maar dat ze mij gerust laten
met hnn' Ollandsch en hun Nederlandsch.
Gén vreemde talen, als t u blieft... Op
mijn wagens zijn gfbote papieren geplakt
met NEUTRAL op. Ook al Nederlandsch,
zeker. Gelukkig zijn zéer bijkans af geregend.
Ik heb ook een wagen <net een rood kruis
op 't raam geschilderd, 't Riekt er naar bloed.
Brrrf... Boem!... Ik word zoo suf en
duizelig van' dat lange staan. Kwam ik maar
weg... Mijn hoofd is stellig in de war...
rok-tok-tok, alweer regen... Ach...
J. DE COCK
ii|liiiiiuill iiiniiiiiiiriiiii
iiliiiifiiiiiiiiiiiiiiiil
Een Merkwaardig Vers
Onder, dagteekening van 27 Juni 1667
schreef Constantijn Huygens het volgende
gedicht over de dure tijden, waaruit blijkt,
dat, al mogen de omstandigheden nu anders
zijn, de menschelijke natuur dezelfde is
gebleven.
D i er t e
«
Wat af- en opslagh is van Waeren in haer
prijsen
Verstaen ick by mijn Bors: maer wacht noch
naer de Wijsen,
Die my in reden en gerechtigheid doen sien,
Hoe af- en opslagh staet aen will van quade
Lien 1)
Soo noem ick Gierigaerds en Schrobbers 2),
die haer haesten
Naer 't sondige gewinn ten laste van haer'
naesten;
En lacchen met dien last 3), en wenschen
dat de dagh
Die navolght, swaerder als die voorgaet
prangen magh.
Is Tarff of Boter diep? wie heeft dat soo
bevolen ?
De schaersheid stelt de wett. Dat heet
moetwillens dolen.
En sfen geen middagh aen. Is 't reden, dat
het pack
Van menige gedij tot weinig' haer gemack?4)
Sal 's Lands gemeene Scha, die weinige
verrijcken $
Die hebben wat daer schort, en blijven
sonder wijcken
Op trotse prijsen staen, alleen omdat de nood
Dat elders niet en is moet soecken in haar'
schoot ?
De menschen ken ick, en haer
onveisaedlickheden.
IIIIIHIflIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIII
lllïllimiJllllllinilllltllllllllllMIIMIIIIIIII
tiéwas verleend. En en ja er zou dit en
dat veranderd, maar minister Posthuma was
goed genoeg, die bleef, en zoolang die in
Ruurloo uitrustte, zou Z.E. Cort van der
Linden op dat departement wel een beetje
toekijken.
Onze Kamerdemocraten? Die, dronken
een glas de rest kent ge.
Wie wil er meer van zeggen; wie den
janboel van onze levensmiddelen-distributie
verder aan de kaak stellen?
Laten we trachten het volgende jaar een
democratische club van werkelijke democra
ten in de 2de Kamer te krijgen, die niet
alleen in verkiezingstijden met een
schoonkllnkend programma den boer opgaan, maar
dat willen waar maken in den zittingstijd
eene Volkspartij die het welzijn van het
geheele volk op het oog heeft.
Hoe daaraan te komen?
De tijd dringt maar er is tijd genoeg en
waar een wil is, is ook een weg.
In de eerste plaats dienen we te weten
of er meerderen zijn in den lande die even
zoo over de zaken oordeelen. Van hen vragen
we een teeken van instemming, en komen
daarvan voldoende in, dan gaan we verder.
Wie mee wil werken zende zijn instemming
aan den schrijver
T. J. KUIPERS,
Gardenierlaan 44, Apeldoorn
999
Amsterdam, Juli 1916
Voorkanten beter dan Genezen
Geachte Redactie/
Veroorloof mij enkele opmerkingen te
maken naar aanleiding van het belangwek
kend artikel in uw Weekblad van l Juli 1.1.
Voorkomen beter dan genezen."
In de eerste plaats is m.i. in den passus
ondanks het feit, dat de oorspronkelijke
haard niet is ontdekt geworden" het woord
aanvankelijk" blijkbaar weggevallen. Reeds
bij de twee eerste gevallen van pokken, die
bekend werden, kon toch worden vastge
steld, dat deze waren terug te brengen tot
twee, door de twee behandelde geneeskun
digen niet herkende, lichte gevallen van
pokken, bij twee Israëlieten, afkomstig uit
Oostenrijk (Galicie).
Overigens ben ik het geheel eens dat men
met het isoleeren van de poklijders, van de
zoogenaamde contacten, n.l. de nog gezonde
huisgenooten, 'en door het toezicht houden
op vrienderr en kennissen de pokziekte er
betrekkelijk spoedig onder heeft.
Zeer ten rechte heeft de Regeering dan
ook een Kon. Besluit uitgelokt, waardoor
men bij pokken, zelfs tegen zijn zin, tot
opname in een inrichting gedwongen kan
worden.
De moeilijkheid, die hierbij echter blijft
bestaan, is de spoedige herkenning van een
geval, vooral van het eerste, aangezien,
wegens het bij ons betrekkelijk zeldzame
voorkomen van pokken, er onder de genees
kundigen van den tegenwoordigen tijd maar
Aan alles komt eetu eind
(Teekening voor^de Amsterdqmmet"^yan George van Raèmdónck)
<
,fk
DE RIJKSKANSELIER TOT DE PERS :... En wat móet ik nu weer bedenken... ?"
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIinillllllllllllllllllltlllHlIllllllltllllllllllllllltlllllllMllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllll
iiiiiiiiiiiiiiiiiitimitiiii
Niet dat sy 't plegen dan, maer dat het
werdt geleden, 5)
Ontstelt mij. Straft de Wet de minste Dieverij,
En gaet het vuyl geroof van
dwingemerckten vrij?
1) Het verschil in prijzen, wil H zeggen,
gevoel ik in mijn beurs, maar dat slechte
lieden dat kunnen vaststellen begrijp ik niet.
2) Schrapers.
3) Dien last van duurte.
iiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiHiiimiHiiuiiiniiimiiiiMii
weinige zijn, die in lichte gevallen van pok
ken tot het stellen van de diagnose in
staat zijn.
Het tweede voorbeeld, met betrekking tot
het isoleeren bij rood vonk, is meer aan de
theorie dan aan de practijk ontleend.
Wanneer we weten, dat er bij roodvonk
vele lichte gevallen voorkomen, waarbij
f geen geneeskundige geroepen wordt,
f waarbij door den geneeskundige een
andere diagnose wordt gesteld, f waarbij
wel de diagnose gesteld maar het geval z
licht geacht wordt, dat het evenmin officieel
ter kennis komt, dan is het duidelijk, dat
men, daar deze gevallen toch k aanleiding
kunnen geven tot nieuwe gevallen van
roodvonk, van het isoleeren van andere
roodvonklijders voor de bestrijding van een
epidemie in het algemeen niet al te veel
verwachten mag. Te meer niet, daar men
niet als bij pokken de gezonde 'gezinsleden
naar het gasthuis kan vervoeren, ofschoon
zich daaronder toch ook kiemdragers"
kunnen bevinden.
Dat dit isoleeren desniettemin in Amsterdam
toch op groote schaal is geschied (in het jaar
1912 op de 3285 bekende'gevallen 1363) is
eigenlijk mee»gebeurd op grond van sociale
dan wel van epidemiologische indicaties.
Met de meeste hoogachting,
H. G. RINGELING
? ? ft
Vreemd Bloed
Zeer Geachte Redactie!
. Ter staving van den inhoud van het zeer
belangrijk hoofdartikel in de Amsterdammer
Vreemd Bloed" 't volgende, 't welk naar ik
hoop, er iets toe moge bijdragen om onze
naturaliseer-maar-raak-politiek op wat min
der breed (sic)-opgevatte grondslagen toe
gepast te krijgen.
't Geldt hier een genaturaliseerden
Heinrich, die zich beslist niet Notgedrungen"
met het Nederlandersschap bezwaard" heeft,
doch zuiver faute de mieux Hollander ge
worden is.
De man in questie, voor zoover contro
leerbaar, van onbesproken gedrag en levens
wandel, heet H. D. en is sedert geruimen
tijd in onzen dienst. Bij het uitbreken van
den oorlog bleek de man vaderland-loos"
te zijn. Hij toch behoorde tot de categorie
auswanderer", en vond de Duitsche noch
de Hollandsche regeering bereid, hem op
zijne aanvrage van een pas te voorzien.
Een moeilijk geval, wanneer Holland ook
eens in den oorlog betrokken mocht worden.
Men raadde den man aan Hollander te
worden en zoo geschiedde.
Doch wat verklaart deze Heinrich mij nu,
toevallig enkele dagen voor ik, als trouw
lezer van den ouden Groene" kennis nam
van uw hoofdartikel? Dat hij (Heinrich D.)
niet graag Hollander (in den zin van ge
boren Hollander) zou willen zijn, doch nu
tenminste aanspraak kon maken op de
4) Dat velen lijden ten behoeve van
enkelen.
5) H, die de menschen kent, begrijpt zeer
§oed, dat enkelen van de gelegenheid
geruik maken, maar verwondert zich, dat het
wordt geleden, dat het door de meerderheid
wordt geduld. Dwinge-merckt in de laatste
regel is een aardig woord, dat in de tegen
woordige tijden wel eens te pas kon komen.
Ylst. . F. E. HOLTROP
MHiiiimiiiiiitiiiiiiiitiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiimiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiii
rechten en bescherming, welke elk geboren
Nederlander hier geniet."
Verder commentaar overbodig, doch ons
land, onder de omstandigheden,
gelukwenschen met eene dergelijke familie-uitbreiding,
ka»ik beslist niet. Duitschland paste voor
dezen volbloed Duitscher, Holland nam hem
liefderijk opt
ik voor mij, heb de overtuiging, dat
menig in Jiolland wonend Duitscher, met
eene zekere verachting op dergelijke
Hollandsche Heinrichs" neer ziet, doch...
nuttig blijven ze altijd!!!
Hoogachtend
Rotterdam.
CAREL G. A. GRIEK
Ziekentroost
Onlangs bezocht ik een, in het Binnen
gasthuis opgenomen, ernstigen zieke.
Dergelijk bezoek kan een uiting zijn van
belangstelling, een zich zelf opgedrongen
plicht in elk geval geldt het den zieke;
't geldt hem- of haar op te vroolijken
en moed in te spreken. Honderden personen,
't zij f amilieteden of vrienden van de zieken
gaan daarvoor des Zondags naar het Binnen
gasthuis; tegen n uur kan men drommen
menschen in de nabijheid ontmoeten.
Den vorigen Zondag bevond zich onder
die velen een jong heertje; hij deelde aan
ied<>r bezoeker een traktaatje uit. Ook ik
behoorde tot de gelukkigen; ik heb 't
geschrifije in mijn zak gestopt en thuis na
gelezen.
In het tractaatje wordt den lezer op den
dood voorbereid.
Op den dood zoo staat er volgt
het oordeel, het oordeel Gods of de tweede
dood, dat wil zeggen dat men naar het
woord van God geworpen zal worden in
den poel des" vuurs." Enz.
Ik weet niet of alle bezoekers het tractaatje
mede naar huis hebben genomen. Ik maak
mij bezorgd dat er misschien een enkele
het geschrifije aan een zieke, zijn zieke heeft
toegestopt...
Ik acht daarom dat uitdeelen van tractaaljes
voor dev poort van 'h ziekenhuis niet onge
vaarlijk. Want m. i. heeft zoo'n zieke
vór alles gemoedsrust noodig, m.i. moet
alle kwelgeesterij ver van hem worden
gehouden.
Woorden, gelijk in het tractaatje voorkomen,
acht ik voor sommige ernstige zieken niet
anders dan kwelgeesten; zij kunnen m.i. bij
meerdere zieken remmend werken op het
herstel.
Wil men' ideeën over een dood ni den
dood" propageeren het zij zoo Doch laat
men dan niet anders dan bij gezonden gaan
en laat men- niét, via de gezonden, derge
lijke ideeën toegang tot de zieken verschaffen
om ze misschien: dubbel ziek te maken.
G. S. VL.