Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR N£L>ERLAHP
29»juli '16, - No. 2040
er hei Jaar 1915
van 's Rijks-Muhtrrieester
bngif fee publicatie, maar
?eri. van nóg meer beteèkerjls,
van verschHlende omstandig
heden de werkzaamheden aan deze rnsteiilng
ga toegenomen. Terwijl
_1905 door 'a Rijks Munt
ligde munten mint 36 rnrltioen
be«n v*»felff en 191L tot beneden 30
Utoea. daalde..>. het in I9t2 tot. circa
F^nlpisnn 1913 tdt 15?-millioen en
1914 tot 187-nöleen gestege»,
hooMnttk ia verband «** .*> voor de
iverlng in .Indi& gevorderde nieuwe
i|n 1915 vinden wij een., j,clk
van het aantal door de: Munt
nieuwe munten tot 1D5.575-Ö,
voornameltyk te wijten is aan
, .dat de voortdurende
aah. guldens'en zilveren
pasde werkzaamheden van de
dat daardoor de
aan-oiiiaten van onedel metaal
^ moest ^verminderd worden. Voor
, werdlot het laatste ook bijgedragen
bezwaren ondervonden bij
hetver? der noodlge grondstoffen, meer
b;|fc natln^Dftcnoott het aantal
aanf tukken voor 1915 dus
eeoachterMMUOftfit, i»de waarde toegenomen,
Hi miHtoeri zilveren munten tegen
v , JOJITaOOO in.het voorgaande jaar werden
^aangemunt. Verdeeld over de verschillende
vr «uiÉBOoiien werden in 1915 aan zilveren
niHn* Mngèmuirti
14.215.000.?guldens (uitsluitend voor
t-kwartjes.
.-dubbeHjes (hoof dzakelijk voor
Indtó).
Bg het verkrijgen van de grondstof voor
de zilveren punten heeft zich geene enkele
WTjeira^kheid voorgedaan en blijkt uit het
verslag, dat de .gevorderde hoeveelheid tot
-pdbtft.yv«9- 22% tot 23%. peoce per ons
geSocht Is. zoódai de munt zich nog bfjfljds
voorzien heeft, voordat de jongste
belangvan den zilyerprijs
is.fngeZooate gewooèlflk bevat het verslag een
?f .4HWbO-«innd«rhedea over het technische
deer van het bedrijf, waarbij, hoe belangrijk
paBMÉ,-feör de zaakkundigen, bier niet behoef t
?til gestaan te worden, daar zij voor he^
<W>ote pabttek van weinig belang zijn.
; ; yel is jdit het geval met de resultaten
;' <W^ «wijf, die aantoonen, dat,
afge' ?cnerdea van de groote winsten op zilver
waarover later, 'V het bedrijf als
zoodanig tooaewi is. Terwfil toch de
-gezaJ>- MiillHii tokgBMten van het bedrijf f 375.687
.r'; ntdinaaefc -waarvan, f497.658 aan muntloon,
slechts f 310.060,
waarbflna f30.000 rente op het
i verschafte bedrijfskapitaal en
non»^S&OOOr?afschrijving op gebouwen,
- wttfctMgea ene* tat*ade een netto-winst van
^ MM voorgaande jaar was het saldo
f««v407 enInT9i3 f267.474. In het verslag
;-word* «r echter op gewezen, dat. diézeer
MttKgryke wtnstcrjfers -voor het- grootste
gedeelte te danken zijn aan den
buiten? fewooea omvang der muntwerkzaamheden.
Ook Ifl'ket muntbedrijf nemen de onkosten
niet toe in verhouding met den omvang der
werkzaamheden. Hef moet daarom niet
geweucht geoordeeld worden uit de gunstige
resultaten van délaatste drie jaren afteleiden,
dat tot verlaging der- tarieven kan worden
overgegaan.
^ j Voortbouwende Op ramingen- in
.voor' ftaiioe ?Hintverslagea .gegeven, taxeert
VR^ks muntmeester het op l Januari hier
te lande en in Nederlandsch-Indië' in om
loop zijnde bedrag aan zilveren, munt op:
r . Nederland Ned.-Indië
UksdaaHers f29.800.000
dens' . 56.600.000
Halve guldens . 1.640.000
Van de zilveren pasmunt
brons worden in het verslag alleen ramin
gen omtoent -de circulatie in Nederland en
niet van die in Ned. Indië gegeven. Afgaande
echter op het feit, dat alleen in de laatste
vijf jaar meer zilveren pasmunt voor Indië
is aangemunt dan de geHeele beraamde cir
culatie voor Nedemnd bedraagt, mag men
aannemen,-dat ook ten aanzien van deze
muntsoorten een veel grooter bedrag in
Indië 'in circulatie is dan hier te lande. Wat
meer bepaaldelijk den omloop van guldens
in. Nederland betreft, blijkt uit de cijfers,
dat einde Juli 1914 bij het uitbreken van
den oorlog ntet alleen de voorraad bij de
Nederlandsche Bank niet groot genoeg was
om in de meerdere behoeften voor het verkeer
te voorzien, maar dat zelfs de voorraad in
het geheele land niet bijster groot was.
Volgens bovenstaande raming was de
geheele voorraad 'guldens in het land op
l januari 1916 f 56.600.000. Bedenkt men
f237.000.000
. 101 .000.000
, 39.000.000
en nikkel en
echter, dat sedert het uitbreken van den
oorlog ca. f 30 millioen aan guldens is aan
gemunt, dan kan er einde Juni 1914 niet
meer dan f 25 of hoogstens 130 millioen in
Omloop zijn geweest, makende nog nietten
volle f 5 per hoofd der bevolking. Ik wijs
hier nogmaals op, omdat hoe mér men
exact? cijfers onder de oogen krijgt, hoe
duidelijker het blijkt, dat de grqote aandrang
om zHvergeld bij de *ank te bemachtigen
in'de eerste dagen van Augustus 1914 niet
zijne hoofdaanleiding.had in eene redelooze
zucht qm die muntsoort op te potten, maar
in de eerste plaats-een gevolg was van den,
in verhouding tot de plotseling opgekomen
toenemende behoefte, absoluut onvoldoenden
bescbHcbaren voorraad. , '
Omtrent nog een ander punt, waarop ik
eenige weken geleden geschreven heb, werpt
een der statistieken van het muatverslag een"
eigenaardig licht. Ik maakte toen de opmer*
k&ig, dat van de gouden vijf gulden stukken
een ruimer gebruik kon gemaakt worden,
om althans ten deele.grof zilver in de cir
culatie te vervangen. Het blijkt nu dat er
van deze gooden vijfjes veel te weinig aan
gemaakt zijn, om ooit serieus als een
circuteerende muntsoort te kunnen beschouwd
worden. In 1912 werden er een millioen
aangemunt en daarbij is het gebleven. Te
bevreemden is het dus niet, dat dit munt
stuk je allengs als eene zeldzaamheid is"
Ten slotte bevat het verslag uitvoerige
'opgaven van hetgeen boven en behalve de
eigenlijke bedrijfswinst doorhet Rijk verdiend
is aan de groote aanmuntingen der laatste
jaren. Voorrekening van Nederland is in 1915
voor een bedrag' van f 15.490.500 aan nieuwe
?munt afgeleverd. De werkelijke kosten aan
grondstoffen, muntloon enz. hebben slechts
T 6.275.730 bedragen, zoodat er een v
ordeelig saldo van f 9.214.770 overblijf t - of
ongeveer 150 pCt. van den kostprijs.
Voor Nederiandschrlndië is de verhouding
minder voordeelig, maar toch nog altijd
ruim winstgevend.' Voor daar werd nml.
f 3.862.600 aan verschillende muntspeciën
aangemunt tegen een kostprijs van f 2.351.435,
een wjnst van f 1.511.165 of 66 pCt. latende.
Dit aanmerkelijke verschil in winstmarge
tusschen de beide aanmuntingen vindt blijk
baar zrjne verklaring in de omstandigheid,
dat eene partij van ca, f750.000 nieuwe
Indische dubbeltjes aangemunt zijn door
vermunting van ingetrokken specie, die
daarbij aangenomen wordt op ongeveer de
teekenwaarde en niet op den prijs van
baren zilver.
Opmerking verdient nog, dat terwijl verre
weg het grootste deel van -de winst op
zilver-aanmuntingen is gemaakt, 'de winst
op. de kleinere muntsoorten geringer wordt
en op de aanmunting van 2% millioen halve
centen per saldo nog een verlies van f 660.80
is geleden.
Zooals bekend worden de winsten op
deze aanmuntingen sedert 1913 niet meer
als eene inkomst van het Rijk beschouwd, maar
afzonderlijk beheerd, om bij eventueele latere
ontmunting in de eerste plaats te dienen
tot dekking van het daardoor te lijden ver
lies. Deze muntfondsen (het zoogenaamd
zilverpotje) bestonden op l Januari 1916 voor
Nederland uit f 16.378.500 nominaal Inschrij
vingen Grootboek, terwijl nog f 7.976.752
Voor aankoop beschikbaar was. Voor
Nederlaödsch-Indlë bestond het zilverpotje op
. denzelfden datum uit f 14.534.200 nominaal
Inschrijvingen Grootboek, uit f3.000.000
5 pCt. Ned. Indische leening 1915, terwijl nog
f 1.112.985 voor aankoop beschikbaar was.
Deze belangrijke bedragen, gevoegd bij
hetgeen krachtens de begrootjngswet voor
de gewone amortisatie van schuld moet
besteed worden, oefenen natuurlijk invloed
uit op den koers onzer oudere Staatsschul
den en verklaren voor een groot deel de
soms zeer groote fluctuatiën, al naar gelang
zooals de Beurs het uitdrukt de
Agent aan.de markt is of niet.
" J. D. SANTILHANO
llftllllllfltllMflIIIIIJIIIIIIflfflflIllilHIIIIIIIIIUIHriMIHINIIIIIfflIIIIIIIIIIHI
RIJM-KRONYCK
't Wordt mff zoo schrikkelijk benauwd., l
't Wordt mij zoo schrikkelijk benauwd!
'k Heb uren lang mijn pen bekauwd
en 'k weet u niets te zeggen...
Mijn hooge militaire kraag
was nooit zónauw als juist vandaag
nu 'k frissche lucht en ruimte vraag..
Hetgeen ik in mijn ziele draag,
" kan 'k niet in woorden leggen.
Ach, kwame er toch een offensief!
dat ware mij nog wel zoo lief
dan al die telegrammen...
of ware ik vechtend aan het front!
voorwaar dat 'k*i dit schrijven zond:
granaten barsten in het rond,
een strijdkeet welt mij naar den mond,
vaarwel, we gaan ze rammen!"
Of dan het slot-gevecht op zee,
en ik was op zoo'n schiet-schuit mee..
neen., zeeziek zou 'kniet wezen,
ik zond u vast een draad bericht:
de vijand krijgt op z'n gezicht,
de hemel is slechts vuur en licht,
en donderslag en bliksemschicht,
doch ik weet niet van vreezen."
Helaas, 'k ben geen d'Annunzio,
Romain Rolland of Doyle en zoo,
ik mag ze alleen benijden.
ik ben een Nederlandsch soldaat
die wachtend aan den drempel staat
die nimmer heerschers binnen laat
en die zijn wachtpost nooit verlaat
en die zijn tijd moet beiden."
..'t Wordt mij zoo schrikkelijk benauwd!
'k heb nóg eens op mijn pen gekauwd,
hoe langzaam gaan de uren.
Ik weet niet wat 'k u zeggen zaL ?.
%.. er is geen nieuws, geen moord-geval...
... er is^geen bloemkool, dat is al!
vandaar, dat 'k in de zucht verval:
hoe lang zal dat nog duren?"
MELIS STOHE
(Melis moest zich eens bij den dokter
melden wegens eerste verschijnselen van
mobilisitis, die in sommige gevallen in sabel-r
kolder kan overslaan. Remedie: hard loopen
en valeriaan. Corrector)
Doorsnede vatt een Duitsche oorlogs-onderzeeb,oot (naar^de leekening van" Prof. WHly'Stuwer)
iiiiiiiiniiimiiiniiii
Cor Ruys
alslmitateur
Er zijn
menschen, die be
weren, dat
ge
laats-gelijkenissen kunnen
ontstaan, zoo
als bijvoor
beeld bij lieden,
die 25 jaren
lang in een ge
lukkigen echt
vereenigd wa
ren, of bij een
jongmensch,
dat tien jaar samengewoond heeft met een
bulldog, Idien hij indertijd door de
hondenziekte heen geholpen heeft
Andere menschen kleven d
rompstandtheorie" aan, bewerende dat lederen mensch
een zekere, speciale houding van romp en
ledematen eigen is, waarin hij zichzelve is;
eene houding dus, die een ander slechts
nauwkeuriglijk heeft aan te nemen, om te
denken en gevoelen als den feitelijk
rechtmatlgen bezitter dezer houding. Zoo zoude
men dus, eenen schrijver lezende in de
daartoe behoorende houding, plotseling buik
pijn gaan gevoelen bij de passages, waar
deze auteur geplagieerd heeft, dus waar een
geheel andere rompstand noodzakelijk aan
genomen moet. worden.
En ten slotte was het een .bekende truc
van welken-detective-ook-weer, om zich
zoodanig in de omgeving en in de
gedachtengang van zijn slachtoffer te werken,
dat hij daaruit de oorzaken tot diens daden
vermocht af te lelden.
' '"'",- ' * * *
Aan dit alles móst ik denken, toen ik
onlangs, bij een der voorstellingen van
Verkade's klein tooneel", den acteur Cor
Ruys als imitateur zag fungeeren.
Hij' imiteerde achtereenvolgens Willem
Royaards, Louis de Vries, 'August Kiehl,
Jan C" de Vos en Louis Bouwmeester,
of liever, hij imiteerde ze niet, doch liet hen
alle, onder zijne lichamelijke verschijning,
een versje recfteeren.
Allereerst scheen dit zeer vermakelijk; hij
hief de armen hoog, als Royaards, en staarde
uit extatische oogen... doch allengs werd
hij Royaards, langzaam aan, naarmate hij
.er in geraakte, begon hij op hem te ge
lijken ... en het zou mij niet verwonderen,
indien zijn -gedachtengang op dat moment
evenwijdig geweest ware aan die van den
ander.
Kiehl en Jan C. leenen zich uiteraard tot
eene goedmoedige persiffleering; hier ging
het dan ook minder om eene uitbeelding
van hun wezen, dan wel om eene
caricaturisatie hunner kleine hebbelijkheden.
Anders was het met de nabootsing van
Louis Bouwmeester; het komt mij voor, dat
Ruys zich na deze vertooning zeer vermoeid
gevoeld moet hebben. Er was spanning in
de zaal, toen zijn lichaam kleiner scheen te
worden, toen. zijn rechterhand zich in de
bekende krampige tril-beweging profetisch
heffen ging, en de woorden schor en wat
haperig rollend klonken: toen Bouwmeester
vór ons stond. Het is, alsof op zulke
momenten de imitatie boven den ver
tolker uitgaat, en hem beheerschen gaat, hetzij
door rompstands- congruentie of iets anders.
Ontegenzeggelijk is het nabootsen een
gave, doch wie zegt ons, of er niet een
onderbewuste drang is, die den vertolker
op zulke oogenblikken bevangt, enhemntel
mier zichzelve doet zijn?
Temeer lijkt mij dit waarschijnlijk, waar
ik in twee zijner imitaties het parodistische
element spoedig zag wijken voor bijna
lugubere plastiek: te weten, in de imitaties
van Louis de Vries en van Bouwmeester,
twee naturen die, zichzelve vergetend in
hun spel, uitbundiglijk uitvieren het intuïtieve,
dat hen groot doet.zijn, mér dan het be
studeerde.
Cor Ruys heeft mij de gelaatstrekken van
hen beiden vertoond, en natuurlijk ook hun
gebaren. In höeverre*deze bestudeerd waren,
dan wel voor een groot deel noodzakelijk
in verband met de stand in welke zich
hunne rompen plooien durf ik niet ]na
te gaan.
Maar er is wel Jets, dat mijn vermoeden,
dat Cor Ruys zich volkomen uitleeft in zijne
imitaties, bodem geeft, en dat mij doet
gelooven in de waarachtigheid van zijn intuïtie.
Dat ne is: de wijze waar.op hij het
weinige zegt als Cor Ruys, als zichzelve.
Zijn optreden is vrijmoedig, op het
impertinente af, d.w.z. hij gebruikt geringschatting
van het publiek onbewust wellichf als
pantser tegen . . . ja, tegen zijn eigen-ik
natuurlijk, dat hij hen straks geven zal, zónder
reserveren ondanks zichzelve misschien... l
Ik. .weet niet hoe het komt, maar de ge
heele vertooning'herinnerde mij aan eene
séance. die ik eens bijwoonde, en waarbij
een* jong meisje een zwaren tafef ophief,
tot hoog boven haar macht.
Trouwens, wie zal het uitmaken, of
kunstenaars in hunne meest voortreffelijke
uitingen zichzelve zijn, dan wel klankbodems
waarin een onbekende kracht raisonneert...?
. H. S.
iHiiniiiiiii^iiiitniiniiiiiniiiiiiiniiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiitMiiiiiHuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiii
Correspondentie
J. A.F. de Br., te Amsterdam, Hét artikel
was te laat fn ons bezit; plaatsing heef t nu
geen zin meer.
lUIIHIIIIIIHHHIIIIIIMIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIMIIIIll
Een vleugje Haagsché^wind j
DE SLAAPZAAL
VRAGENRUBRIEK
voor
" Algemeene "Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek In te
.zegden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het motto .Leekenspiegel", en onder opgave van
'naam en adres (die als'vertrouwelijk zullen worden
.*bi£chQuwd.)
tV. te H. Voor eenige jaren heeft een
? van Keizer Wilhelm aan den toenmallgen
Ehgelschen minister van marine over de
Engelsche vlootplannen in Engeland heel wat
stof doen opwaaien. Kunt u mij de juiste
toedracht hiervan opgeven ?
Den 6en Maart 1908 bevatte de Times een
mededeeling van'zijn militairen medewerker,
dat de Duitsche Keizer aan lord Tweedmouth,
eerste lord van de Admiraliteit, een brief had
gezonden over de Brltsche en Duitsche
maritieme staatkunde en dat in dien brief
getracht was invloed' uit te oefenen ten bate
van Duitschland op den minister, op wien
de verantwoordelijkheid ruste voor de marine.
Over deze gebeurtenis is dagen lang in
de Engelsche pers en in het Engelsche par
lement een heftigen strijd gevoerd; zelfs nog
nadat door den eersten minister Asquithen
lord Tweedmouth in het Lager- en
Hoogerhuis de ware toedracht was verteld.
Lord Tweedmouth had op 18 Februari
een brief ontvangen van den Duitschen
? Keizer; de brief was echter van zuiver per
soonlijken aard, had geen betrekking op de
begrooting van marine en was vervat in de
meest vriendelijke bewoordingen. Het ant
woord van lord Tweedmouth was eveneens
particulier en niet officieel en noch van dien
brief, noch van het antwoord-was mede
deeling gedaan aan het kabinet.
De heele kwestie was. blijkbaar door de
Times opgeblazen om het- ministerie den'
voet dwars te zetten en tevens aan Duitsch
land onaangenaam te zijn.
De Figaro schreef over deze zaak o. a.:
De brief van den Keizer aan lord Tweed
mouth is zeer begrijpelijk. Het is een par
ticulier schrijven, waarin de Keizer, wiens
voorliefde voor maritieme vraagstukken be
kend is, met een uitnemend vakman over
een op de vloot betrekking hebbend vraag
stuk spreekt. Hij sprak als zeeman tot een
zeeman' en dat wel over een zaak waarin
hij "meer dan eenig ander bevoegd is: over
de Duitsche marine. Heeft men dan als
Keizer niet meer het recht aan zijn vrienden
te schrijven? Het is onbegrijpelijk, dat iets
dergelijks tot zooveel beschouwingen en
twistgeschrijf aanleiding heeft gegeven in
een land dat men toch waarlijk voor wat
minder zenuwachtig zou hebben gehouden."
B. B. te 's-Gr. Na een langjarig verbluf
in Nederlandsch-Indië zou ik, om te weten
bij welke der vrijzinnige partijen ik mij zal
aansluiten, gaarne weten waar en wanneer
men een voorman dier partyen kan gaan
hooren. Zijn er in de steden geen organisaties
van vrijzinnigen, waarin openbare voor
drachten gehouden worden en waar alle
vrljzinn'ge leden geregistreerd zijn, en welke
nieuwe leden zoeken?
? Organisaties als door u bedoeld zijn de
vrijzinnige kiesvereenigingen in de verschil
lende steden. De namen van de in uwe
woonplaats bestaande kiesvereenigingen en
van hare bestuursleden vindt u voorin het
plaatselijk adresboek. De programma's der
verschillende politieke partijen staan vermeld
In het jaarboekje Parlement en Kiezer. Ge
schriften, waarin de verschillende punten
van het partijprogram nader worden uiteen
gezet, zij bij de secretarissen der
vereenigingen te verkrijgen. Bij deze is tevens te
vernemen wanneer vergaderingen plaats
hebben waarin door voormannen de partij
politiek wordt uiteengezet.
(Teekening van Is. v. Mens)
Na een door feestelijke omstandigheden
doorwaakten nacht,kan bij een jongmensch
soms midden op dag een zekere behoefte
aan rust of slaap intreden. In Amsterdam
is het dan het eenvoudigst naar een wille
keurig caféte gaan, aan de leestafel plaats
te nemen, e*n krant open te vouwen en met
je beide handen je hoofd te steunen boven
die krant. In Den Haag is het zoo eenvou
dig niet. De grootere c'afé's als Centraal en
het Zuid-Hollandsch Koffiehuis'hebben een
sterk enerveerend orkest, in de kleinere
vallen je bewegingen of liever het feit, dat
je niet beweegt te veel op.
Onlangs in déze vermoeide omstandig
heden zijnde, bedacht ik me, dat de lees
zaal van de Nieuwe of Litteraire Sociteit
me uitkomst zou kunnen geven. De stoelen
zijn er laag en diep en zacht als bedden.
Er zijn aparte hokjes waar je naar een hoek
toegekeerd, onopgemerkt kunt blijven. Ik
ging er dus heenf nam een willekeurig boek
en vleide me in een stoel in een dier hoekjes.
Naast me nam een oude heer plaats. On
danks zijn grijze haren dwong zijn uiterlijk
eerbied af. Hij was "een gedecoreerd oud
H. B. S. directeur. Met zorg had hij een
paar boekjes en couranten uitgezocht bij het
rek. Nu zette hij zich behaaglijk neer, draaide
een lampje op, stak een sigaar aan, zette
een gouden lorgnet op en sloeg een dag
blad open.
Ongetwijfeld had in het artikel in de cou
rant bij zijn heengaan als directeur gesjaan,
dat hij steeds een waakzaam oog voor de
belangen van de jeugd gehad had.
Ik durfde daarom niet te gaan slapen en
voelde me lichtelijk beschaamd. Ik sloeg het
boekje op dat ik voor de hand weg uit het
rek had genomen. Het was een verhande
ling over de stelling van Fermat in de re
kenkunde, dat de som van twee kwadraten
geen zuiver kwadraat kan opleveren, behalve
bij 3 en 4. Met uiterste wilsinspanning be
keek ik alle woorden van n bladzij. Bij
het omslaan dier bladzij keek ik even op.
Mijn buurman, de oud-directeur van de
H. B. S. sliep. Ik keek schuins achter me
en zag een oud heertje dat sliep. Ik stond
op en keek rond. Ik zag een dozijn gede
coreerde grijsaards die geluidloos sliepen.
Op de eerste tafel bij den ingang een rOode
en een cypersche poes die sliepen. In een
hoek voor het raam een bediende die
knikkebolde.
Toen ging ik naar mijn stoel terug en
sliep. Ik werd echter spoedig wakker gemaakt
door den bediende, omdat ik gesnurkt had.
Alleen geluidloos slapen is er veroorloofd.
Deze maatregel leek me voor de slaapzaal
geheel overbodig en ik heb er dadelijk een
uitvoerige kjacht over irt.het klachtenboek
geschreven. ARI
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIIII
miiiimiiiiifiiiiniHi