Historisch Archief 1877-1940
1 ? "j H -*'*? ? " ' "S;1 '"
AM S T ERDA. MM E R, ,W
: V.Q.Q.R ,N E
-N<?.j2p40
wanneer hfj rustg de conflicten
aar*die het gevolg moeten zgn van een
ide wereJdpoHtiek, Sm krijgt men
eenige voeltafc met de geestes
l van de mindipre goden, ffie
de meerderheid TormeflTWanSeej Ro
te Duitochland het cultuurfand bij
Jiendjieid ziet en op dien grond voor zijn
folk het recht opeocht om overal en over
allen- te heersenen, dan begrijpt men beter
dan tot dusverre de Duitsche beschaving, de
t Dttltsche manieren, den Dultschen geest, de
.DalUcae politUk, H. BRUOMANS
niiiiMiHuitinuiiHiiitiiiiiiiiiF
*
Slr WiWani Ramsay f
'
lam Ratneay, Engelands meest
chelkundige, wiens dood naast
vaderland de geleerden van alle lan
l te betreuren hebben, was eea waar.
pior (Kr wetenschap. Niet omdat -hij ons
.«fdrageade theorieën geschonken of geheel
«ieuwe. banen gewezen heeft, maar omdat
-M tal van verrassende feiten aan het licht
'wist te* brengen, en in een domein der
dat men geheel en al bekend waande,
ingen van het hoogste belang wist
doen.
««a»erfelijk voorbeschikt, om
en scheikundige te worden. Van
-, .?stamde. 4fl utt een geslacht
i tófsen,Jerw$ zfjn grootvader een v
rf tezat, welke reeds vijf generaties tanV
ir een -Ramsay bestuurd werd.- Inden
i ntd,,*nen feet beheer der ververij, later
i^fenriéche fabriek hem Het, hield deze
'--' '
"
. ., , van zijn vader
rflet nr.diu niet te ?verwonderen,
f-ïgn; geboorte een neiging tot de
ledèkreeg, en dat hij, al stond bij
te zuivere wetenschap op derf
vbortoen nooit den praktlschep kant uit
; verloor. Hfj is nooit een stil
teragL- geteerde geworden, die binnen de
ft zon laboratorium bleef: tóThet
kfn teven ja, wellicht toen
- stond hij midden in de
maat. . vraagstukken, en was hij steeds
?bres, afs het gold het belang der
voqf-de maatschappij te
ver
JwaS dus een uitgemaakte zaak, dat
aan de universiteit te Glasgow
chemie studeeren zou. Al
_; bekroop hem echter de lust, buiten
penzen van zijn land zijn kennis te
ver'ffleerderen, en trok hij naar Heidelberg, om
der Bnnsen's leiding te werken. Zijn
verf aldaar was slechts kort van duur; na
maanden t ging hij over naar het
IFHIimiflHIHIIIIIIFIIIIIIIIIIIFIHFIIIIFirillllllllFIIIFIII
iiMiiiifaiitttiii
Het land van den Anti-oor log Raad.
Bij den tweeden verjaardag van den
?' oorlog.
ir»«Dat is-jelui gelooft" zei de Zweedsche
* Koning Karel X Gustaaf tot Nederlandsche
? gezanten, die geloof en politiek door elkaar
' .mengden en de inwilliging van een
poli*4teken wensch hunner regeering bepleitten
'1»et Argumenten, ontleend aan den
gods- d£nst .dat is jelui gelooft" en hij baalde
*ee»rijksdaalder uit zijn vestjeszak n hield
«?ngn^dlen voor.
*.->Wanneer de lezer zich niet. zoo gauw
mocht herinneren,- in welken
tijddeZweed> «ene Koning Karel X Qustaaf eigenlijk
- «geerde, en uit de vermenging van geloof
-<«n?politlek zou willen afleiden, dat het stuk
?«peen'hi onze-dagen, onder het
ministerie?Kuyper of het ministerie-Heemskerk, dan
zal.hij van verdere stappen op dezen weg
<? der dwiding allicht worden weerhouden door
.-bij nader inzien te bedenken, dat tegen
woordig een keizer of koning niet zoo
on'ttifezonten dé-waarheid pleegt te zeggen aan
r/gezanten van vreemde mogendheden.
t, -De waarheid?of wat hij voor de
waarr-fceid houdt. Karel X Gustaaf en hij was
-destijds de eenige niet - hield blijkbaar de
? Nederlanden voor dienaren van den Mam
mon en ergerde zich over hun gefemel.
-J&ücen zjjn zaken, mijne heeren!" zoo gaf
- SQ onzen gezanten te kennen, toen hij den
'Worneemden rijksdaalder uit zijn vestjeszak
te -voorschijn Bracht. Twee joden weten
wat een bril-kost en Nederlandsche
gezan' ten moeten een Zweedsch koning niet willen
wfsmaken, dat de politiek van hun land
- door andere dan materieele belangen wórdt
bestierd. Jelui land is immers het land van
den
rijksdaalder".Tegenwoordig heet het Nederland,
waar? mede Karel X Gustaaf te maken had, het
land van Rembrandi: er gaan dikwijls eenige
? eeuwen, heen, voordat de geleerden hebben
uitgemaakt, met -welken naam eea land of
volk In een bepaalde periode het best wordt
gekarakteriseerd. En dit, lezer, moge n
troos'laboratoriani va4 Pittig in Tüblngen, waar
Jiij na t,wée jaren op eenentwintigjarigen
teefigd «et een dissertatie over een
grganiscji chemisch onderwerp promoveerde.
Aan deien tgd had Ramsay klaarblijkelijk
de beste herinneringen. Want hij heeft nooit
opgehouden, zijn landgenóoten de inrichting
der Dnitsche universiteiten als een
navofgenswaardig voorbeeld voor te houden.
Steeds weer heef t hij zich tegen het Engelsche
qnderwf s- en examensysteem met zijn
wedlampen en prijzen gekant, dat volgens hem
de opvoeding geruïneerd heeft. Veel te veel
vertrouwt men op dealeersten", terwijl de
tweede of zelfs de tiende de stof veel beter
ibegrepen. kan hebben, en op den duur tot
grootere prestaties in staat is.
DeinDuitschUnd opgenomen beginselen heeft hij later
'zelf, voor zoover dit binnen de perken der
wét mogelijk was, in praktijk gebracht. Hij
.wa* nl. intusschen,; na eerst In Glasgow
assistent geweest te zijn en na gedurende
zeven jaar .den leerstoel voor chemie aan
ntversity College in Bristol bekleed te
hebben, tot professor aan University College
in Londen' beroepen, een zeer eervoMe
beAoemiag, daar mannerl van grooten naam als
Graham en Wllliamson zijn voorgangers
geweest waren. Hier, waar het aantal leer
lingen' zooveel grooter was, kon hij zijn ta
lenten abt docent eerst recht ontplooien.
Talrijk en van den meestverschillenden .aard
zijn de onderzoekingen; die htjop touw zette
en of zelf uitwerkte, of door zijn studenten
uitvoeren liet Bijna eiken dag kwam hij in
de werkzaten, en sprak daar niet alleen met
de mér gevorderden, maar ook met de be
ginnen. Het'was zijn systeem, dat allen in
net laboratorium zooveel mogelijk moesten
samenwerken; de ouderen behoorden den
Jongeren raad te geven; ieder moest met
zijn collega's over zijn e'gen onderzoek
?preken, en behoorde ook voor hun werk
belangstelling te toonen. Ramsay zelf en de
door hem gevormde assistenten gaven het
voorbeeld, dór de studenten steeds op de
hoogte te houden; van wat er door heir
gedaan werd.
Eerst op betrekkelijk laten leeftijd is
Ramsay tot groote vermaardheid gekomen.
Vór 1895 had hij wel veel belangrijke stu
dies gepubliceerd, die zijn naam bij de
vakgenooten reeds voorgoed gevestigd had
den, doch buiten dien kring ging zijn roep
niet. Dit werd met n slag anders, toen hij
in de dampkringslucht een nieuw bestanddeel
ontdekte. Een eeuw lang had men gemeend,
dat de lucht een mengsel van zuurstof en
stikstof was;'en zóvaak was de samen
stelling der lucht bepaald, dat niemand de
mogelijkheid zou hebben durven uiten, dat
men haar nog niet volkomen zeker kende.
De geschiedenis der ontdekking van het
nieuwe gas, het argon, is typeerend voor
Ramsay's gaven en karakter. Lord Rayleigh
was een onderzoek begonnen over de dicht
heid van zuurstof en stikstof; daarbij was
hem gebleken,, dat uit lucht bereide stikstof
(hetgeen door wegnemen van de zuurstof
geschiedt) een andere .dichtheid bezit dan
stikstof, langs chemischen weg uit ammo
niak bereid. Rayleigh, die hiervoor geen
verklaring wist te vinden, noodigde in een
brief in het weekblad .Nature" chemici uit,
om hun meening hierover te zeggen. Ter
stond bood Ramsay aan, om het vraagstuk
ter hand te nemen, en ging hij met de door
Rayleigh verkregen luchtstikstof" aan het
werk. Het gelukte hem al spoedig aan te
toonen, dat, wanneer men dit gas over
gloeiend magnesium laat strijken, waardoor
een gedeelte geabsorbeerd wordt, het over
gebleven deel een grootere dichtheid bezit
dan -het oorspronkelijke. En toen hij deze
rest nog eens en nqg eens aan dezelfde
behandeling onderwierp, nam de dichtheid
steeds toe. Dit was-alleen te verklaren door
aan te nemen, dat de luchtstikstof" een
mengsel was, waarvan bet eene bestanddeel
door het gloeiende magnesium opgenomen
werd, en het andere, zwaardere niet; een
onderstelling, die door verdere studie
tot zekerheid werd. In dit onderzoek kwam
Ramsay's buitengewone experimenteele
vaardigheid helder aan het licht, want het
gehalte aan argon bedraagt slechts l pCt.;
en hij moest derhalve zijn proeven, die
IIIIHIIinilllllInlIlttFltliniFÏMItHIIIFIIIIIIItlFIFIIIIIIIFIIIIIIIIIIFItlllllllFFItl
ten, wanneer gij hoort verluiden, dat Neder
land tegenwoordig in den vreemde dikwijls
het land van de oorlogswinst" heet. Dit is
maar een voorbijgaande naam. Alleen wat
schoon, waar en goed is, beklijft in deze
wereld. Over een paar honderd" jaar zal het
Nederland van onzen tijd heeten ik besef
het gewicht van het oogenblik, nu ik iemand
moet aanwijzen, wlen in 2116 het geluk be
schoren zal zijn, dat het Nederland van het
begin der 20ste eeuw naar hem genoemd
wordt, en laat dus nog allen, die maar
eenigszins in aanmerking komen, voor mijn geestes
oog defileeren; wel .gewikt en gewogen dan,
zal het het land van niemand heeten,
dat wil zeggen want ik sidder voor alle
verkeerde gevolgtrekkingen, die men hieruit
zou kunnen maken het zal niet genoemd
worden naar n persoon, maar naar een
heel gezelschap, waarvan ik niet durf uit
maken, wie zich het meest verdienstelijk
heeft gemaakt, maar om wier gezamenlijke
slapen ik alvast een lauwerkrans vlecht, als
anticipatie op de hulde, die de naneef hun
zal brengen; om kort te gaan: vergissingen
uitgesloten, zal het Nederland van onze dagen
eenmaal heeten: het land van den
Antioorlog Raad,
Wie nu mocht meenen, dat dit college
eigenlijk nog niet veel anders gedaan heeft,
dan veel papier te verkladden, dat er ook
in den tijd van Rembrandt vél .Nederlan
ders geweest zijn, die met verbazing zouden
hebben vernomen (als iemand hun dit had.
kunnen verklappen), dat Busken Huet later
een Land van Rembrandt" zou schrijven,
omdat zij meenden dat Rembrandt eigenlijk
niet veel anders gedaan had dan veel verf
te verkladden.
Bovendien moeten individuen en colleges
niet alleen beoordeeld worden naar wat zij
vel, maar ook en vooral naar wat zij niet
gedaan hebben; zooals ook de beteekenis
van een boek soms nog meer bepaald wordt
door wat er niet; dan wat er wél in staat.
Getuige het jongste OranjeboeR van de
Nederlandsche Regeering, waarin een wel
sprekend stilzwijgen wordt bewaard over het
geval van de Palembang, die op 18 Maart 11.
bij de Noord-Galloper-boei tot zinken werd
gebracht door drie ontploffingen, waarvan
er volgens de uitspraak van den Raad
voor de Scheepvaart althans twee ver
oorzaakt zijn door een torpédoschot, van
welke schoten alweer volgens de
uitslejchts -met eeq,-kleine hoeveelheid stikstof
aangevangen waren, met een uiterst geringe
quanflteit ten einde brengen, ffog
moeiefijker werd rhet, teen hij, aangemoedigd door
het behaalde succes, zich, samen met Tra
vers, de vraag stelde, of er soms nog meef
onbekende elementen in déatmosfeer zou
den zijn. Het gelukte hun, nog drie nieuwe
bestanddeelen<op te sporen. Wij zien hier
uit, dat bij Ramsay's ontdekkingen het toeval
geen rol speelt; hij .stelt zich.steeds een
bepaalde-vraag en gaat volgens een bepaald
plan te werk. .
Behalve deze vier elementen .heeft hij ook
nog het helium geïsoleerd, een gas, waarvan
men wel wist, dat hef op de zon voorkwam,
maar welks bestaan op de aarde onbekend
was. Zoa mocht Ramsay de ontdekking van
vijf elementen op zijn naam schrijven, waar
mee Jiij onder de tegenwoordige chemici
n geheel eenige plaats innam. Niet onbe
grijpelijk was dan ook de vraag, die een
Londensch collega mij eens deed: .wan
neer ontdekt Ramsay weer een nieuw ele
ment?"
Als er een nieuw denkbeeld geuit
werd, werd Ramsay's belangstelling dadelijk
gewekt, en trad hij terstond vol vuur daar
voor op. Zoo is hij de eerste man in Enge
land geweest, die de beteekenis Van van 't
Hoff's theorie vea-den osmotischen druk door
zag, en er onmldfcllijk een nieuwe toepassing
van maakte. -Zov wierp hij zich, toen het
radium ontdekt was, met groote kracht op dit
nieuwe terrein, waarbij hij zich speciaal op
de studie der emattatie, later door hem niton
genoemd, toelegde. Hij toonde aan, dat uit
dit nlton helium ontstaat, daarmee het bewijs
leverend, dat een element niet dat onver
gankelijke is, waarvoor wij het steeds ge
houden hebben: fin toen hij later over meer
radium beschikken kon, gelukte het hem
niton zuiver te bereiden en er de eigen
schappen van te bepalen. Daarbij overtrof
hij zich zelf, want het ging er nu om,
proeven te nemen met minder dan l mM3.
niton; dat zijn vroegere studiën over het
argon en de andere zeldzame gassen'hem
hierbij uitnemend te stade kwamen, behoeft
geen betoog. Als wetenschappelijk man
?kunnen we hem het best kenschetsen door
de uitspraak: hij was (als de meeste be
roemde chemici) vór alles experimentator.
- Wat zijn persoon betreft, behoorde hij
geenszins tot het -type van den professor,
zooals velen zich dat voorstellen. En even
min beantwoordde hij aan het denkbeeld,
dat men zich gewoonlijk van den Brit vormt.
Een flegmatisch. Schot was hij absoluut niet.
Zelden heb ik iemand ontmoet, zoo enthou
siast, zoo vol vuur, zoo vlug met zijn ge
dachten en proefnemingen. Een treffend be
wijs, hoe hij -plotseling van oordeel kon
véranderen, en dan- levendig, zelfs heftig
voor zijn nieuwe meening opkwam; levert
zijn houding tijdens den oorlog. Geen
Engelschman heeft zich 'scherper tegen de
Duitschers uitgelaten dan hij, geen Briisch
geleerde heeft zókras de beteekenis der
Duitsche wetenschap verloochend als hij,
die toch in vroeger jaren haar zoo hoog ge
waardeerd had, ,<fle vele relaties in Duitsch
land bezat, die zfjn opleiding daar genoten
had en daarvoor dankbaar was, die- zelfs in
zijn drawing-roWn J]het portret van den
Dultsehen keizer opgehangen had. '
Ook daarin week hij van zijn landgenóoten
af, dat hij linguïstisch zeer begaafd was.
Hij kon in behoorlijk Duitsch of Fransch
redevoeringen houden, en verstond vele
andere talen, waaronder ook Nederlandsen,
voldoende, om een wetenschappelijke ver
handeling te kunnen lezen. Samen met een
Chinees, die in zijn laboratorium werkzaam
was, bedacht hij Chineesche letterteekens
voor de namen der elementen ten einde
de verbreiding der chemie ook in China
mogelijk te maken.
Ramsay, altijd optimistisch, altijd goed
gehumeurd, altijd vol grappen, heeft een
gelukkig léven gehad, Waarop hij zelf met
tevredenheid terugzag. Ten minste, voor
enkele jaren schreef hij: De zoon van zulke
ouders te zijn, als mijn vader en moeder
waren, zulk een hulp te hebben als mijn
vrouw is, heeft mij n geluk verschaft,
waarvoor ik ten hoogste dankbaar ben; mijn
IFFFFIIIIFIFFIFIIIIIIIIIIIIIIIIIIFIIIII
spraak van den ? genoemden Raad het
laatste op de Palembang 'zelve was gericht;
evenmin wordt daarin gewag gemaakt van
een bezoek, door den Duitschen gezant te
's-Gravenhage blijkens mededeellngea in
het Surinaamsche weekblad Op den Uitkijk
van 6 Mei 11., ontleend aan officleete be
scheiden aan onzen minister van
buitenlandsche zaken gebracht met de bedoeling
om censuur uit te oefenen op dit weekblad.
Zoo moge ook bij de beoordeeüng van
den Antl-oorlog-Raad gewicht in de schaal
leggen wat dit college niet deed, ja zelfs,
wat bet niet gedaan zal hebben, bij het einde
van dezen oorlog zal het den oorlog met
geen dag verlengd, maar ook met geen dag
verkort hebben; van hoeveel colleges, die
anti-dit of dat werden opgericht, kan ge
tuigd worden, dat hunne werkzaamheid zoo
absoluut zonder gevolg bleef? Immers van
geen; en zou deze uitzondering op den
algémeenen regel dan den Anti-oorlog-Raad
niet reeds stempelen met een merk van
bijzonderheid ?
Intusschen, ook de meer positieve "ver
richtingen van dit college verdienen waar
deering.
Zoo bracht onlangs zijn secretaris, als
resultaat van een verblijf in het buitenland,
de overtuiging mede, dat reeds thans een
vrede mogelijk is, mét behoud van de on
afhankelijkheid van België, Servië en Mon
tenegro.
Aan een medewerker van het Haagsche
Correspondentie-bureau" danken wij het
bekend worden van deze overtuiging. Men
moet hem, die de overtuiging bekend maakte,
en den secretaris van den Anti-oorlog Raad,
die ze hier importeerde, dankbaar zijn
omdat de onzekerheid over de door Duitsch
land eventueel te stellen vredesvoorwaarden
nu vergroot wordt.
Immers, wij hadden reeds het volgende
lijstje daarvan opgemaakt: ?
1. De laatste verklaring van
BethmannHollweg, dat Duitschland later te
specificeeren waarborgen" eischt.
2. De verzekering van de Duitsche soci
aaldemocraten, dat zij een vrede zonder
annexaties, en van een aantal andere poli
tieke partijen, dat zij een vrede met annex
aties willen.
3. Het programma van de zes groote
economische verbonden in Duitschland,
die uitbreiding van gebied wenschen naar
geboorte Jh mijn loopbaan kwamen, zoozeer
met .mijn neigingen overeen, dat, als ik had
mogen kiezen, ik Gods besluit nitft zou ver
anderd nebben".
?Dr. E. H. BÜCHNER
iiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIItllMIUII
De Haringvisscherij
Door alle tijden heen heeft steedThet echt
nationale bedrijf der: haringvisscherij in
sterke mate er den weerslag van onder
vonden, wanneer in onze buurt oorlogen
werden gevoerd. Ook gedurende den
tegenwoordigen oorlog Is dat weer het geval.
Het .begon al in Augustus 1914. Onze
visschersvloöt voerde rustig haar bedrijf uit,
toen de oorlog uitbrak, onbewust van de
gebeurtenissen, die zich te land afspeelden.
Maar een loos alarm dreef binnen enkele
dagen bijkans de heele vloot naar buis;
reeds voordat de oorlog was uitgebroken
werd voor Duitsche rekening te Rotterdam
het stoomjacht Viking" gehuurd en uitge
zonden naar de visscherij; dit schip kruiste
enkele dagen door de Hollandsche haring
vloot heen en verspreidde overal het be
richt, dat in Nederland oorlog was en dat
men zoo spoedig mogelijk moest trachten
veilige haven te bereiken.
Daar lag onze haringvloot van. omstreeks
700 schepen; het onmiddellijk gevolg was,
dat bijna 10,000 Hollandsche visscherlleden
werkloos, werden, en de stopzetting van het
bedrijf liet ook dadelijk haar invloed duchtig
gevoelen aan alle nevenbedrijven, als
kulperijen, touwslagerijen, enz.
Spoedig was echter de eerste schrik-
ge
weken en na* enkele weken begon men hier
en daar al weer aanstalten te maken om
het bedrijf, te hervatten. Einde Augustus
vertrokken reeds eenige schepen naar zee,
en op slechts enkele uitzonderingen na
volgde de rest in de eerste dagen van Sep
tember. Tot begin November is toen de
haringvisscherij nog uitgeoefend. De
haringvisscherij. kwam er althans of zonder ernstige
financieele verliezen.
Evenwel heeft het uitstrooien van mijnen
in de Noordzee door de oorlogvoerende
partijen den ondergang van eenige Holland
sche schepen en den dood van omstreeks
30 onzer visscherslleden ten gevolge gehad.
De beug- en trawlvisscherij met
hftringschepen, volgende op de haringvisscherij,
heeft echter in het winterseizoen 1914/15
weinig te beteekenen gehad; daarvoor was
de toestand te gevaarlijk.
Met angst en beven zijn in het voorjaar
van 191-5 de voorbereidselen voor de nieuwe
teelt ter hand genomen; alles was onzeker,
behalve dit eene, dat de exploitatie, mocht
het tot visschen komen, met enorme kosten
gepaard zou gaan, gevolg van de buiten
gewone prijsstijging van bijna alle
visscherijbenoodigdheden.
Maar de Hollandsche visschers en reeders
staan vanouds bekend, voor een klein ge
rucht je niet vervaard te zijn, en ook in die
dagen zette men door, ondanks alle drei
gende voorteekenen. Het is gelukkig, dat
men dit gedaan heeft, want 1915 is ten slotte
gebleken een jaar te zijn van ongekenden
voorspoed voor Dnze visscherij, dank zij de
prijzen, welke vooral in den nazomer en
den herfst voor. de haring zijn gemaakt.
Doordat zoovele nevenbedrijven met de
visscherij ten nauwste verband houden, zijn
de gevolgen van dien voorspoed in al onze
visschersplaatsen, ver buiten den kring der
rechtstreeksrbelanghebbenden, duchtig merk
baar.
Ook 1915 is echter niet voorbijgegaan
zonder dat ernstige verliezen van
menschenlevens en materialen te betreuren vielen.
Bovendien was de visscherij reeds half
October, dat wil zeggen twee maanden vroeger
dan in normale tijden, zoo goed als geëindigd.
De wintérvisscherij is in het seizoen 1915/16
drukker uitgeoefend dan ooit en eveneens
met uitnemende uitkomsten, evenwel ten
koste van vele menschenleven»en eenige
schepen. Vooral Scheveningen werd in den
afgeloopen winter zwaar getroffen.
Een groote vooruitgang bij vroeger is het
chter, dat de nagelaten betrekkingen, der
omgekomen visscherlleden thans niet meer
IIIFFIF IIFWUUWIIIIIHHttlMIIJUIFFIUHtFIFIIIFIIFIIIIIFFFFIIIMtlFFIII
links en naar rechts.
4 Het jongste boek van den gewezen
kanselier von Biilow, die annexaties in het
Oosten en het Westen noodzakelijk acbt
voor Duitschland.
5. De mededeeling van den
vrij-conservatieven afgevaardigde naar den Rijksdag
von Zedlitz (eenige weken geleden gedaan
in Der Tag), dat Bethmann Hollweg dichter
bij het standpunt der zes economische ver
bonden dan bij dat der sociaal-democraten
staat.
* 6. De verzekering van den
sociaal-democratlschen afgevaardigde naar den Rijksdag
Scheidemann, dat Bethmann Hollweg dichter
bij het standpunt der sociaal-democraten
dan bij dat der zes economische verbonden
staat.
7. Een artikel van de Vossische Zeitung,
dat geen annexatie wenscht, maar geld,
zooveel mogelijk geld; het door Duitschland
bezette gebied zal dan in pand worden
gehouden totdat de ootlogsschatting is
afbetaald.
Hoe langer dit lijstje wordt, des te eerder
zullen de buitenstaanders begrijpen, dat zij
nog niets met zekerheid weten over het
Duitsche oorlogsdoel.
Daarom waardeer ik de bekendmaking
van de overtuiging van den Secretaris van
den Anti-borlog Raad, die blijkens den in
houd van het Interview door dien Raad
wordt gedeeld. Hoe meer uitlatingen over
het Duitsche oorlogsdoel worden gedaan,
die met elkaar in strijd zijn, hoegrooterde
onzekerheid daarover zal worden; misschien
maakt dit de colleges en personen uit on
zijdige landen, die invloed trachten uit te
oefenen op de vredesvoorwaarden, dan wel
zoo kriebelig, dat zff afzien van dit voor
nemen. Wat alleen ten goede kan komen
aan den dunk, dien men zich in de oorlog
voerende landen vormt van het gezond ver
stand van de onzijdigen.
Alleen de oorlogvoerende volken zelf
hebben het recht, van hunne regee
ring te eischen, dat zij het doel noemt,
waarvoor deze oorlog wordt gevoerd. In de
landen der Entente heeft de overgroote
meerderheid van het volk het niet voegzaam
geoordeeld, naar dit doel te vragen, zoolang
België, Noord-Frankrijk, West-Rusland, Ser
vië en Montenegro in de macht der Centrale
mogendheden waren. In Duitschland kon
men er naar vragen, zoolang de militaire
Klaaglied van een ledige Stoel
in de Tweede Kamer
(De stoel zingt binnensmonds om
de vergadering niet te storen):
Mijn Kamerlid heeft me verlaten, ^
Wat voel ik me akelig leeg;
Ik hoor hem niet deftig meer praten,
Ik mis ziin bescheiden gespeeg.
Het heeft hem, om in me te zitten,
Een heeleboel moeite gekost;
En na ik voor.hem ben besproken,
Verloof hij laf hartig zijn post.
Waar zou myn jongmenschzooal zwerven,
De zaken gaan dikwijls niet door ?
Waarom is hij niet komen stemmen ?
En waar is. hij Kamerlid voor?
Ik "schaam me voor Cort v. d. Linden,
Wanneer hij ter sluik naar me ziet....
Dan troost ik me met nog zoo vele:
Want ik ben de eenige met.
Misschien zocht hij, moe van het zwoegen,
Wat rust in een zenuw-gesticht;
Misschien zit hij koeien te melken
En doet hij als landman zijn plicht.
Misschien zit hij ergens te visschen
En peinst daarbij over een wet;
Misschien heeft hij ernstige zaken,
Of smokkelt hij koper en vet
IIIIIIIIIIIIIIFIFFIflllFFIIIIIIFIIIIIMIIIIIIIIIIIIHIFFMIIHIIIMIIIIIIIIIIIIfinnnm
onverzorgd achterblijven, gevolg van het tot
stand komen der Oorlogszeeongevaltenwet
1915, welke Juli 1915 in werking is getreden.
Met bedeladvertenties en bedelbrieven be
hoeft voor deze menschen thans niet, meer
gewerkt te worden.
Zoo gingen we 1916 te gemoet, met wat
meer vertrouwen dan 1915, omdat er geen
enkele grond bestond tot de verwachting,
dat nu de visscherij niet zou worden uit
geoefend. Het was immers fn 1915 ook goed
gegaan?
De voorbereidende maatregelen gingen
met nog wat meer moeiten gepaard, doordat
de prijsstijging in nog veel sterker mate
dan verleden jaar was doorgegaan, maar
vooral door de moeilijkheden bij den aan
voer van alledei noodzakelijke materialen.
Speciaal de grondstoffen voor den nieuw
bouw waren slechts met moeite en dan nog
in beperkte hoeveelheid te verkrijgen, en
verder het benoedigde voor de vervaardi
ging van touwwerk en netten.
In normale tijden worden vele- netten uit
Engeland betrokken, maar in het .voorjaar
van 1916 stond die toevoer al spoedig ge
heel stil. Voor de toebereiding der
baringnetten, het z.g. tanen, moet gebruik gemaakt:
worden van cachou, dat afkomstig is uit
Britsch-Indië, en dat steeds via Engeland
wordt betrokken.
Groote contracten voor de levering van>
netten en cachou zijn in het najaar van 1915'
en dit jaar met Engelsche firma's afgesloten,.
maar geleverd wordt er niet. Natuurlijk:
staat de weigering tot vrijlating dezer arti
kelen .in verband met de omstandigheid',.
dat steeds een belangrijk deel van de Hol
landsche haring door Duitschland wordt
betrokken,' en deze oorlog wordt nu een
maal door Engeland voor een groot gedeelte
gevoerd als een uithongerigs-oorlog.
Door de Nederlandsche koopers van
netften en chachou is getracht door bemiddeling
van de N. O. T. hun artikelen te bekom»,
nmiFniiiiiiiiiiiHiiFFFiimiiFi
positie der centralen onbetwist de sterkste
was. Men heeft er dan ook naar gevraagd,
maar zich laten afschepen met vage
uitlauitlatingen over waarborgen," die moesten
worden verkregen; men heeft wenschen
geuit en verklaringen opgesteld, maar de
Regeering niet kunnen dwingen tot het be
kendmaken van de voorwaarden, waarop zij
bereid was 'vrede te sluiten.
Een half jaar geleden, toen Engeland'
zijne niéuwe legers nog niet gevormd had,,
toen Rusland nog niet bekomen was van
den slag, dien het in den zomer van 1915
kreeg, had Duitschland de gelegenheid, aan
de wereld te toonen, dat het geen oorlog
was begonnen om uitbreiding van gebied'
en macht te krijgen. Zoo het toen vrede
had aangeboden op aannemelijke voorwaar
den, op grondslagen, waarop n nieuw
Europa kon worden opgetrokken, dat geen1
bewapeningswedijver meer zou kennen,.
dat internationale geschillen niet door het
recht van den sterkste, maa*r door
scheidsrechterlijke beslissing zou doen uit den weg
ruimen, een Europa, dat voor elk volk de
gelegenheid tot vreedzame economische'
ontwikkeling openstelde zoo het dit had t
gedaan, of althans iets, dat den weg naar
zulk een toekomst ? vrijliet, zou het zich
grooter roem hebben verworven, dan op de'
slagvelden voor Verdun en langs de Somme'
ooit tébehalen valt. Een afwijzing van aan
nemelijke vredesvoorwaarden zou dan alleen
de mogendheden der Entente verantwoor
delijk hebben gemaakt voor de verlenging:
van den krijg.
De mannen, die over Duitschland's lot
beslissen, hebben dit niet gewild. Zij zouden
het vermoedelijk ook nu niet niet willen,
nu het te laat «is, nu een worsteling is aan
gevangen, heviger dan ooit te voren.
Als straks de tweede verjaardag van den
oorlog wordt herdacht, staat Europa weer
in vuur en vlam. Mogen de onzijdigen-, die
naar vrede haken, zooals elk mensch doet,.
die niet door de oorlogsfurie bezeten is,
mogen zij zich door hun vurigen wensch
naar het einde van deze menschenslachting,
niet laten verleiden tot het verbreken van
het stilzwijgen, waarmede zij thans alleen
een waardige houding kunnen aannemen.
Want de mensch zal in het zand niet
schrijven, als daar een storm woedt, zwaar
eh bang."
26 Juli 1916. Q. W. KERNRAMP