De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 5 augustus pagina 2

5 augustus 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Aug. '16. No. 2041 keert in dei waaiden braaf, eerlijk, recht vaardig en eedelmo'edig leeven te leiden. DitfRjferrffl bestond niet in'dte mate in de oude kuituur-perioden, en tpv»het voor een eeuw of tien algemeen begon te worden, geschiedde, dat niet zonder krachtig verzet van wijze en zuiver-voelende nierischen. En het is een vloek geworden voor het menschengeslacht. Zou het waarlütjiiets met geestelijke idealen te doen teBben, dien vloek te bestrijden ? - J* '' ' En ten tweede moeHétteder, die de gang der menschelijke ontvOHÜlug bestudeert, opvallen dat het ideaal TOB democratie veld wint en de ooverhand krijgt. Dat wil zeggen dat de raenschheid niet meer tolereert het uiteenhouden van een exoterische en esoterische wijsheid, van een groep ingewiKlw^ en een eeuwig daarvan uitgeslooten "ffepep fouitenstanders. De ver menging van 'Kasten, door Boeddha al ge duld, door Jezus feitelijk als hoofdzaak voorop gesteld is niet meer teegen te houden. ? Dat wil zeggen dat de menschheid de scheiding in kasten, standen of sekten wil doen ophouden, omdat dit noodig is voor 0e vorming van het nieuwe geslacht. .Is deeze groote, geweldige geestelijke omkeer, die van alle menseden broeders in n groot gezin wil maken, ook al in dit leeven, in deeze sfeer is die misschien -ólt Iets wat totaal niets met geestelijke idealen te maken heeft ? Kom l t Juist toen ik dit geschreeven had komt er van den heer Resink een korte aanvulling van zijn artiekel, met den titel de Glimlach van Koning Edward". Ik moet erkennen dat deeze toelichting de zaak voor mij niet veel helderder heeft gemaakt. Is dit nu ironie ? En wat heeft het eigenlijk met het voorige te maken. Reeds meermalen heb ik in dit weekblad er op geweezen, dat het aangrijpingspunt voor socialistische actie moet zijn het geld, en het geldverkeer. Wie uitgaat van de primitieve en een voudige .formuleering van socialisme" die ik hierbooven gaf, is vrij van alle vooroordeelen omtrent klassestrijd, kapitalisme en geld. Hij vraagt alleen: hoe kom ik langs den kortsten weg tot een meer rechtvaardige sociale organisatie. En dan is het natuurlijk dat hij denkt aan het machtigste element in onze samenleeving, het geld, of liever de verhouding van particulier en algemeen krediet. Dit is wat ik noemde het bloed in de maatschappij, en het eerste wat gevormd behoort te worden is een sterke eenheid, die dat groote machtsmiddel op rechtvaardige wijze aanwendt. Een hart voor de mensch heid. Dat was, in het kleinste moegelijke aan tal woorden saam ge vat, mijn socialistisch program. En nu zegt de heer Resink, na eerst het socialisme voor een opeenstapeling van zotheeden te hebben verklaard, in zijn naschrift dat alle sociale gebeurtenissen hun wortel hebben in dat ne groote gebeuren, de Geboorte van den Waereld-Bank.. Dus een treffende overeenstemming met mijn denkbeeld. Maar dit is nu juist wat /A: socidflgme noem. Hoe noodig is ook voor economische Vraagstukken een leerstoel voor Significa. FREDERIK VAN EEDEN iiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiinm De terechtstelling van kapitein Fryatt Op 27 Juli 11. werd voor een marine krijgsraad te Brugge de zaak tegen kapitein Charles Fryatt behandeld, gezagvoerder van het als prijs aangebrachte Engelsche stoom schip Brussels. De beschuldiging tegen hem luidde, dat hij op 28 Maart 1915, toen bij het Maaslichtschip de Duitsche duikboot U 33 in de HET SCHILDERIJ DOOR MIES KIEVITS De lage populierstruiken stonden lichtbêstraald door de Oktoberzon in hun gulden hérfstkleedij. Wat een feest van helder licht was het daar temidden dier lage gewassen ! De zon vlokte op den zwarten bodem heldere lichtvlekken, het gele geblaartewas als een tapijt van louter goud en gloed. De hoogere kruinen stonden er frisch groen bovenuit, een zeer enkele beuk breidde zijn bruine armen beschuttend over de popels, die zoo jong dartel blad na blad lieten vallen in 't blij vermeien van zongestoei. Twee blad volle rozenstruiken, iets hooger nog dan die spelende popels, droegen stemmig heur grijs-groene kleed, hier en daar vervroolijkt door een oranjerooden bottel, die, berstend van overvloedigen levensgloed, de zon tot kussen noodde. Toekomstig leven woelde uit die voldragen vruchten, jong leven botte uit in de kruin, waar twee late rozen ontsproten waren, won dere bloemen in dezen stervensneigenden tijd. Heur geur beurde herinnering op, uit den vergleden zomer toen krachtig leven borrelde, en d' aard te klein leek voor 't overvloedig kiemen. Nu neeg natuur tot rust, en voor 't laatst vierde zij feest in klare kleuren, licht getemperd door den weemoedlach der wetende zonne. Een zwarte specht met roodgevlamde vederen wiegelde op een vliertak ; zijn snavel knetterde bij 't kneuzen der paarse bessen. Plots vloog de vogel op en een bloedende bes viel op het gouden bladerkleed. Veraf nog hoorde men een lichaam ritselen over den dorren bodem, dan, dichterbij, zag men een vluggeren val van bladen, die warrelden als vluchtende vlinders, 't Geluid van 't ruischende loof werd nu gedoofd door een heftig gekef: een vlugge, witte jachthond sprong dollend om en om, dan weer speurde nabijheid van zijn schip opdook, zonder zich te bekommeren om het signaal dezer duikboot, die hem sommeerde zijn nationale vlag te toonen, in het beslissende oogenblik met groote vaart op de U 33 toeliep, die slechts door snel te duiken ontsnapte aan de poging om haar te rammen. Deswege is hij als franctireur ter dood veroordeeld. Blijkens het ofticieele Wolfftelegram is op denzelfden dag, toen de zaak in behandeling kwam, het vonnis geveld, bekrachtigd en voltrokken. Er was klaar blijkelijk haast bij het werk. Zoodra het voorgaande algemeen bekend werd, is er een storm van verontwaardiging losgebroken. In Engeland, maar ook in on zijdige landen. Zelfs Nederlandsche couran ten, die niet als deutsch-feindlich bekend staan, spraken van een stuitend onrecht. Tegen die algemeene afkeuring stelden de bewonderaars van Duitschland ten onzent, die a priori ontkennen, dat Duitschland on recht zou kunnen .plegen, zich te weer. Met ingezonden stukken, waarin een onjuiste voorstelling werd gegeven van de reeks van feiten, die men moet kennen om de daad van kapitein Fryatt te beoordeelen. Daarom wil ik die feiten hier in herinnering brengen. Sinds den aanvang van den oorlog heeft Engeland zulk een uitlegging aan het begrip van voorwaardelijke contrabande" gegeven, dat de toevoer van levensmiddelen aan Duitschland door onzijdige schepen zoo goed als onmogelijk werd gemaakt. Dit was in strijd met het internationaal recht; maar een verrassing kan het voor Duitschland niet geweest zijn, want niemand minder dan de kanselier von Caprivi had indertijd in den Rijksdag als zijne meening verkondigd, dat het afsnijden van den vijandelijken handel en van den toevoer van levensmiddelen het hoofddoel zou zijn van den toekomstigen optlog ter zee, en dat men geen recht had dit een barbaarschheid te noemen. Als represaille tegen het Engelsche uithongeringsstelsel maakte de chef van den Duitschen marinestaf op 4 Februari 1915 bekend, dat de wateren rondom Groot-Brittannië en Ierland met inbegrip van het En gelsche Kanaal tot oorlogsgebied werden verklaard; te beginnen met 18Februari 1915 zou elk in dit gebied aangetroffen vijandelijk koopvaardijschip worden vernietigd, zonder dat het steeds mogelijk zou zijn, daarbij het leven van bemanning en passagiers te redden. Uit de nadere toelichting, van officiëele Duitsche zijde bij deze bekendmaking ge voegd, bleek, dat men er zich op voor te bereiden had, dat een duikboot in den regel niet de gelegenheid zou hebben, voor de veiligheid van de opvarenden der getorpe deerde schepen zorg te dragen. Van dat oogenblik af wist men in Engeland, dat de duikbootenoorlog niet alleen het schip, maar ook het leven van de opvarenden bedreigde. Deze Duitsche represaille was evenals de Engelsche maatregel, die er aanleiding toe gaf een onrecht. Maar een dubbel onrecht. Duitschland vernietigde niet alleen de Engelsche koopvaardijschepen, maar de duikbootenoorlog bracht tevens in den regel het leven van de opvarenden dezer schepen in gevaar. Van den beginne af is dit ge schied. Van de twee eerste Engelsche stoomschepen, die na 15 Februari 1915 werden getorpedeerd, was er n gewaarschuwd, zoodat de bemanning zich kon bergen; het andere werd zonder voorafgaande waar schuwing in den grond geboord. Zoodra de duikbootenoorlog was begonnen, stond elk Engelsch koopvaardijschip bloot aan de kans, door een Duitsche duikboot te worden getorpedeerd, zonder dat aan de opvarenden tevoren de gelegenheid was gegeven in de sloepen te gaan. Het is dus onjuist, wanneer L. (in een ingezonden stuk in de Nieuwe Rott. Courant van 29 Juli 1.1.) schrijft: De duikbooten hebben in den aanvang de handeisbooten slechts in ten grond ge boord, nadat de equipage van boord was gegaan en de kapitein van de duikboot die equipage van alles voorzien had, wat zij noodig had." Daarna kwam de instructie van de Britsche handelsvloot om elke duikboot te rammen, hij snuffelend langs den grond om opeens terug te rennen in de richting, van waar hij gekomen was. Lang nog hoorde men zijn blaffen dat verder en verder werd en ein delijk verstomde. Juno! riep een kloeke mannenstem, Juno hier! klonk het gebiedend. Het dolle gekef weerklonk van ver Kort daarop had Juno zijn baas gevonden, die het dier dwong naast hem te loopen en de konijnen vrij te laten spelen naar eigen inzichten. Als de jacht geopend is, dan mag je ze nazitten, laat ze nu nog maar genieten, zei de man. Samen volgden ze het mulle pad, dat met zonderlinge kronkelingen naar hun woning voerde. Gpeien avond, zei de man, toen hij, naderbij komend, zijn vrouw voor het huis trof. Waarom zou hij het niet gezegd hebben: het was inderdaad avond, en jachtopziener Van den Arend uitte zich meestal in het Nederlandsch. Een enkelen keer ging hij zich aan 't Fransch te buiten, maar aangezien hem dan niemand begreep, bediende hij zich, vrijwel van zijn eigen taal. Vooral als hij honger had vond hij dit raadzaam. Het Fransch dat hij sprak, had hij niet op de schoolbanken geleerd, maar uit de con versatie, zooals hij zelf vertelde. Van den Arend namelijk ging in den jachttijd mee om het wild op te drijven en de weitasschen te dragen. Een enkelen keer ook, als de tasch van mijnheer de graaf wat al te licht was, legde Van den Arend wel eens aan, omdat zijn schot niet faalde. Een zijner veel herhaalde Fransche uitin gen was : toesjoer trappa !" dat hij mijn heer de graaf hoorde zeggen, als een schot gemist had. Hij vertaalde dit door: die verduivelde vlugge haas." Ik vermoed echter sterk, dat de oorspron kelijke uitdrukking: toujours trop tard" geweest is. Van den Arends vrouw, die nog al gods dienstig was, had zooveel invloed op hem uitgeoefend, dat hij na een vijf- en-twintig jarigen echt, het vloeken verleerd had. Blik semde een ruw woord door zijn hoofd, dan bezon hij zich en donderde er een voelez poelez foe!" uit. Als van den Arend dus Fransch sprak, ging hem iedereen uit den weg, terwijl er van mond tot mond gefluis terd werd: althans te trachten onschadelijk te maken." Neen, reeds sinds 18 Februari 1915 liep elk Engelsch koopvaardijschip, wanneer.het als zoodanig door een Duitsche duikboot was herkend, gevaar zonder voorafgaande waarschuwing in den grond te worden ge schoten. Het feit, waarvoor kapitein Fryatt ter dood is gebracht, viel voor op 28 Maart 1915, dus ruim een maand na het begin van den duikbootoorlog. Wat geschiedde er nu op dien dag ? Bij het schip van kapitein Fryatt kwam een Duitsche duikboot te voorschijn, die hem sommeerde zijne nationale vlag te toonen. Klaarblijkelijk voerde kapitein Fryatt dus heelemaal geen vlag; als hij onder onzijdige, b.v. onder Nederlandsche vlag had gevaren om daardoor de Duitsche duikbooten te misleiden zou dit wel in het vonnis ver meld zijn geworden. Hij voerde dus geen vlag; de kapitein van de uitsche duikboot verkeerde in twijfel, of hij een Engelsch, dan wel een onzijdig schip voor zich had; daarom som meerde hij het, zijne nationale vlag te toonen. Indien nu kapitein Fryatt He Engelsche vlag had geheschen, stond hij bloot aan het gevaar, dat zijn schip onmiddellijk getorpe deerd zou zijn geworden, zonder dat hij eerst maatregelen had kunnen nemen om de opvarendett te kunnen redden. Hij deed daarom een poging om de duik boot te "ra'hïmêfi. Die poging mislukte, maar de duikboot 'moest onderduiken; kapitein Fryatt had zijn schip en opvarenden gered. Wanneer men dit nu in Duitschland de daad van een franc-tireur noemt, dan vergeet men tweeërlei: Ie. Een franc-tireur is een burger, die zonder noodzaak, zonder dat zijn eigen leven gevaar loopt, de wapens opneemt tegen de vijanden van zijn land. Van kapitein Fryatt kan niet worden gezegd, dat hij een vijan delijke daad pleegde, zonder dat het leven der opvarenden van het aan zijn zorg toe vertrouwde schip gevaar liep; hij had alle reden te vreezen, dat zijn schip onmiddellijk zou worden getorpedeerd, zoodra de com mandant van de Duitsche duikboot had ge merkt, dat hij met een Engelsch schip te doen had. 2e. De dood van een franc-tireur pleegt vooral daarom te worden afgekeurd, en de straf, die hem wordt opgelegd, is vooral daarom zoo zwaar, omdat hij door zijne daad het leven van zijne medeburgers in gevaar brengt; dezen moeten mede daarvoor boeten. Van kapitein Fryatt kan niet worden gezegd, dat hij door zijne daad het leven van de opvarenden van andere Engelsche koopvaardijschepen in gevaar heeft gebracht, zooals b.v. zou zijn geschied, wanneer NA zijne mislukte poging om een Duitsche duik boot te rammen, de Duitsche Admiraliteit zou hebben besloten om voortaan alle En gelsche koopvaardijschepen zonder waar schuwing in den grond te boren. Dit besluit behoefde de Duitsche Admiraliteit niet meer te nemen, want zij had het reeds vroeger gedaan; zij had reeds vroeger te kennen gegeven, dat een duikboot zich in den regel niet zou kunnen bekommeren om de veilig heid van het leven der opvarenden van een door hen aangevallen schip. Door de daad van kapitein Fryatt werd dus geen noemens waardige verandering gebracht in het lot, dat aan de bemanning van Engelsche koop vaardijschepen boven het hoofd hing. Om de aangegeven redenen is het mij onmogelijk, in kapitein Fryatt een franctireur te zien, maar beschouw ik zijne daad als een daad van noodweer. Indien de duikboot, die met een poging tot rammen werd bedreigd, kort nadat zij was ondergedoken, weder te voorschijn was gekomen en vervolgens het schip van kapi tein Fryatt had getorpedeerd, zou dit haar volle recht zijn geweest, omdat een koop vaardijschip, dat een oorlogsschip aanvalt, als oorlogschip mag worden behandeld. Dat men nu echter, ruim een jaar na het gebeurde, zich meester maakt van de per soon van kapitein Fryatt en hem als franctireur ter dood veroordeelt, is niets anders dan een gerechtelijke moord. De baas is aan 't franzosen l En toch was deze lastering oorspronkelijk een liefelijke bewondering van 't veeltallige kippenkroost van Van den Arend geweest. Op een keer, dat de zuster van mijnheer de graaf na afloop van de jacht met haar broeder en de overige jagers de thee in het jachthuis gebruikt had, had de vriendelijke dame bewonderend uitgeroepen: Toutes ces poules a vous ? En deze pastorale ontboezeming der Fran sche edelvrouw, was in Van den Arend's brein tot een geweldige krachtsuiting ver groeid. * * * In den verstreken zomer, was bij Van den Arend een schilder een tijdelijke huurder geweest. Bij zijn vertrek had hij den jachtopziener, wiens portret hij geschilderd had, dit schil derstuk ten geschenke gegeven. Van den Arend was er buitengewoon gelukkig mee. Soms stond hij er voor te kijken en zei dan: Ik ben het als twee druppels water, hoe ter wereld is 't toch mogelijk, datje op zoo'n plat papier m'n ronde kop ziet. En m'n kuiten ze lijken frepant... zoo'n beetje krommig nog van de Engelsche ziekte 't Is me een raadsel een raadsel?dat zeg ik maar! Ook Van den Arend's vrouw en zijn ver dere en meer nabije bloedverwanten gaven hun goedkeuren te kennen. Een enkele meende wel, dat het nog mooier zou zijn, wanneer het model in z'n trouwjas en met zijn hoog zijden pet op geschilderd was geweest, omdat men nu zoo heel duidelijk kon zien, dat het bruin fluweelen jachtcostuum, zijn beste dagen gehad had. Maar 't hoofd, zoo beweerde Van den Arends broeder, daar zal je met pleizier naar kijken als je d'r niet meer bent, en dan kunne we zeggen: Zoo was die, ja, was dien!" Het portret hing aan den wand der woon kamer, goed belicht daar had de schilder voor gezorgd. Toen op een middag onver wacht mijnheer de graaf en zijn twee ge trouwe jachtgenooten, de broeders Van Vloothen, het vertrek waren binnengekomen om te melden, dat zij eenige dagen later ter jacht zouden gaan, had de graaf bij het zien van Van den Arend's conterfeitsel ter stond gezegd: Wel kerel, dat is een goed portret van je!" Een moord, zonder eenige noodzaak be gaan, die in Engeland niet vele gezagvoer ders van koopvaardijschepen er van zal afschrikken, zijn voorbeeld te volgen, en honderden anderen er toe zal aansporen; die den haat van het Engelsche volk tegen het Duitsche feller dan ooit zal aanvuren; die in Duitschland zelf alleen zal worden toegejuicht door de Scharfmacher", menschen van zulke gezindheid als de redactie van de Kölnische Zeitung, die te kennen geeft dat kapitein lyyatt nog van geluk mag spreken, dat hij op eervolle wijze is ter dood gebracht; hij had eigenlijk verdient te worden opgeknoopt! Nadat de executie te Brugge heeft plaats gehad, geeft men zich in de Duitsche pers en in de telegrammen, die op het oordeel der onzijdigen invloed moeten uitoefenen, ontzettend veel moeite om dezen laatsten te beduiden, dat kapitein Fryatt in strijd heeft gehandeld met het geldende recht. Noch de Haagsche conventies, noch de Londensche declaratie noch eenige andere vol kenrechtelijke oorkonde, zoo betoogt de Kölnische Zeitung, kent een gewapend handelsschip; daarom is de daad van kapitein Fryatt te beschouwen als die van een piraat. Een beroep op het internationaal recht moet men werkelijk in Duitschland niet meer doen. Daarmee maakt men geen in druk bij de onzijdige volken. Die zijn niet vergeten, dat het eerste feit in dezen oorlog is geweest de grofste schendig van inter nationaal recht: de inval van de Duitsche legers in België. En een beroep op het internationale recht moet men vooral niet doen bij een geval, dat tot den duikbootenoorlog behoort. In Duitschland zelf heeft men altijd be weerd, dat de duikbootenoorlog niet mocht worden beoordeeld naar het vór den oorlog geldende internationale recht, omdat de duikboot als wapen in den oorlog nog niet bekend was, toen dat recht werd vastge steld. Welnu, dan moeten ook de maatregelen in Engeland tot tegenweer tegen de duik booten genomen, niet naar de regels van dat recht worden beoordeeld. Dan moet men zich ook niet op dat recht beroepen, om kapitein Fryatt tot een franc-tireur te maken. 2 Aug. 1916. Q. W. KERNKAMP iimMiMiiiiiimiMHimmiMiiitMiiiiiiimiiMH Nationaliteitsgevoel Professor Förster te München is een dier weinige Duitschers die zich niet laten muilbanden door het Piuisische dwangsysteem. Dat hij de gevoelens vertolkt van tallooze landgenooten is wel waarschijnlijk, maar in die talloozen is de drang naar persoonlijke vrijheid niet sterk genoeg om hun den moed te schenken die smaad en Verguizing om een openlijk beleden overtuiging niet vreest. Het is genoeg bekend, hoe zijn Münchensche collega's gemeend hebben met hem te kunnen afrekenen voor het opzienbarend artikel dat hij in de Friedenswarte liet verschijnen. Er was grond voor hun toorn, want F rsters aanval was gericht op de twee afgoden in wier aanbidding de Duitsche natie sedert een halve eeuw is opgevoed: Bismarck en de Staatsidee. Voor Förster voerde de poli tiek van den grooten kanselier de geschie denis van het Duitsche volk niet tot haar doel maar uit het spoor. Zij verijdelde voor goed de vervulling van die toekomst die de groot-Duitsche partij vór 1848 zich had gedroomd: een grooter rijk dan Bismarck stichtte, een statenbond die Oostenrijk niet zou besluiten, een hergeboorte van het Middeleeuwsche Heilige Roomsche Rijk. Maar in stee van die middeleeuwsche traditie nieuw leven te geven en het nieuwe Duit sche rijk den grondslag te maken voor de eenheid van heel het Christendom, heeft Bismarck zijn volk een engbegrensden, nationalen staat geschonken, die voor het waarachtig Christendom dat alle volkeren vereent een bekrompen patriotisme tot gods dienst heeft verheven. Veertig jaar lang is het Duitsche volk geestelijk uitgehongerd, verstoken van alle idealen. Want het aanMiiimiiiiiMiuiiiiimiimiiiiniiliiiiiMiijiiiiiinimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimi Ook zijn vrienden geraakten in bewonde ring. Tafel en stoelen werden verschoven, opdat de heeren het van alle zijden goed konden bezien. Nu eens liep mijnheer de graaf eenige stappen vooruit, dan weer plotseling achteruit, pardon" zeggend, om dat hij onophoudelijk mijnheer Van Vloothen Jr. of Sr., door zijn achterwaartsche beweging, op de teenen trapte. De gebroe ders keken standvastiger toe, maar werkten meer met hun oogen; afwisselend sloten zij ze half, drie kwart of bijna geheel, om dan weer met wijd geopende oogen en korte voorwaartsche hoofdbewegingen een: merk waardig l" of kolossaal" te uiten. Wat een impressionist! riep mijnheer de graaf. Wat een coloristl juichte Van Vloo then Sr. Wat een luminist! jubelde Van Vloo then Jr. Ja, ja... beaamde Van den Arend, die nooit geweten had, zulke buitengewone eigenschappen te bezitten. Nietwaar, heeren, vroeg hij overmoe dig, mijn vrouw mag me wel in eere houden ? Moeder Van den Arend bloosde, ging maar 's naar de keuken toe en voegde haar man in 't voorbijgaan Ouwe gek" toe. Zou je het niet willen verkoopen? vroeg mijnheer de graaf. Voor geen geld van de wereld Nee, mijnheer, ik hou van dat schilderij als van m'n kind. Ik heb het zien groeien, ik heb gebibberd van het lange stil zitten en ik was in de wolken, toen m'n groene kousen er op kwamen net zooals ze in werkelijk heid benne. Mijnheer de graaf weet wel, dat ik nooit anders dan dezelfde groene kousen draag, m'n moeder zaliger breide ze voor m'n huwelijk, en nou doet m'n vrouw 't,... altijd dezelfde wol, van dezelfde firma... u weet wel, de Katpenbaal in de Smitstraat. Laatst heb ik nog twee strengen gehaald ze was opgeslage, zeven en half cent van wege de oorlog Maar als je d'r nou heel veel geld voor zou kunnen krijgen, Van den Arend, zooveel, dat je een jong paard zou kunnen koopen Al kon ik er vijf paarden voor koo pen ... nee, mijnheer de graaf... ik zeg nog 'us, ik houd van m'n portret als van m'n kind .... DE DUIKBOOT" Troostlied Welkom, welkom, lieve duikboot, Welkom in de Oceaan, Holland kan a best gebruiken Voor zijn rustig volksbestaan., Met een honderd van uw' zusjes, Ieder van een duizend ton, Houdt het, ondanks zijne buren, Ook zijn plaatsje in de zon. ?<" Holland, neem een ernstig voorbeeld, Aan wat om u heen geschiedt! Stoor u niet aan prachtbeloften, Neem ze aan?vertrouw ze niet l Ga nu vlijtig aan het bouwen Van uw onderzeesche vloot, Wapen ze met veel torpedo's, En uw volk blijft uit de nood. legen zulke fijne scheepjes Kan geen reuzenslagschip op, Kan geen vloot u gaan blokeeren, Zet geen mensch uw handel stop. Geef ze ook ter begeleiding Aan uw handelsvloten mee, En 't wordt weer net als vroeger: Holland, houdt de zee!" HUI Illlllllllltllllll houdend gerammel met de sabel, ten teeken van de glorie en de grootheid der natie, heeft geen opvoedende kracht; integendeel, de volksziel wordt door die nationale zelfaanbidding met onvruchtbaarheid geslagen. en de romantische wapenpraal dient slechts tot verhulling van die geestelijke armoe, Een natie is niet daardoor groot dat zij een groot leger op de been houdt en haar buren onder den voet loopt, maar haar grootheid is in de grootheid der taak die zij zich stelt, en slechts de daden waartoe ze door die taak gedreven wordt zijn waarlijk groote daden." Het is niet te verwonderen dat zulke ideeën, door een man van zulk gezag ver kondigd, in Duitschland onrust en veront waardiging hebben opgewekt. Zij konden immers tot 'wapenen worden in de hand van den vijand. Er viel politieke munt uit te slaan, waarmee in neutrale landen antiDuitsche stemming te koopen was. Het strekt daarom den ongenoemden schrijver van een hoofdartikel in het Literary Sup plement" van The Times" dubbel tot eer, dat hij met een onbevangenheid als van iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii verschillende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 Maar de tijden zijn slecht, Van den Arend, en ze worden nog veel slechter... en je wordt een dagje ouder...! Nee, mijnheer de graaf, verkoopen doe ik het nooit, als je veel van iets houdt, verkoop je het niet,... je zou het nog eer weggeven. Dat moet je in geen geval doen, zei: mijnheer de graaf, of het moest aan mij zijn, dacht hij. Toen op buitengewoon vriendelijken toon: Ik ken m'n Van den Arend als een1 man van zijn woord ; nooit, zoolang ik hem ken, heb ik 'm nooit op de geringste onge rechtigheid betrapt. Hij lijkt op z'n moeder; dat was ook zoo'n eerlijke vrouw, en ijverig, altijd aan 't breien Ja, zei mijnheer Van Vloothen Sr. die herinner ik mij ook nog 't Is waarachtig! riep Van den Arend. Ja... wel vaag... als ik mij niet ver gis, droeg ze zoo'n wit mutsje Nee, daar vergist mijnheer zich in... ze had altijd 'n zwart kapje op, want ze was niet uit deze streek O ja... 'n zwart kapje was het, dat haar erg goed sfond 't Was een knappe vrouw... je oudste dochter lijkt sprekend op haar. En iedereen vindt, dat Bertha op mij lijkt. Dat doet ze ook... maar jij lijkt ook op je moeder, net dezelfde bouw Kom, onderbrak mijnheer de graaf, 't wordt onze tijd. Aanstaande Vrijdag komen we dus jagen. Zorg, dat de jachtkamer ver warmd is, en laat de vrouw een goed maal bereiden. Er zijn, meen ik, nog vier flesschen port en zes Mëdocs. - Verekskeseer, mijnheer de graaf, d'r benne nog maar twee flesschen port... weet u wel... en laatst heeft de knecht met 't schoonmaken twee flesschen van die andere wijn zoo hard tegen elkaar gestooten, dat ze gebroke benne Dat kan gebeuren, Van den Arend ... Maar vergis ik mij zoo met die porto? 't Is van m'n beste, en daar ben ik toch heel nauwkeurig mee... Ik geloof, dat mijnheer de graaf's ge heugen mijnheer de graaf in de steek laat... zei hij onderdanig,... - ik ben blij, dat het portret zoo naar de zin is van mijnheer de graaf, en als ik u een pleizier kan doen met het in de jachtkamer te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl