De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 5 augustus pagina 7

5 augustus 1916 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

5 Aüg. '16. - No'. 2041 li-'W: 'DE AMSTËRDAMM'ER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Concours Hippique in het Stadion Het laatste stukje speelgoed, dat een vol wassen zoon zijne ouders vragen kan, is niet meer eeri dogkarretje met roodgelakte hooge wielen en een stevig,paard.ej-voot,, om op een zomersenen dag met zijn meisje uit te rijden, naar een eenvoudige, aardig gelegen uitspanning,' waar ze overleggen of ze later ) voor hun tweespan een paar vossen of een paar schim mels zullen nemen; "he laatste stukje speelgoed voor een volwassen jongen is een knallende, sissende en puf fende motorfiets, waar.hij zijn meisje op een klein kussentje, haar handen krampachtig om den ijzeren beugel geklemd, achter zich meevoert, in dolle vaart door stof en rook het land doorijlend. Wanneer er een band springt of een andere pan ne" voorkomt,zoodat ze even «n , v,? in de gelegenheid zijn met Winnaar-Kam- ejkander te praten, overlegpioenschap gen ze of ze later een wMer; Eénspannen cedes»of eeèSpijker" zullen nemen. Zal de mooie elegante equipage verdwij nen, het oude koetshuis plaats maken voor een leelijke laag gebouwde garage, en de deftige ouderwetsche koetsier met tochtlatjes op zijn strenge gelaat, zijn hooge hoed .met cocarde, zijn vierkant gesneden livrel met gouden knoppen, naast het onbeweeg lijk jonge knappe palfrenlertje, met de armen over elkaar gekruist, zal dit tweetal plaats moeten maken voor den chauffeur met een leeren pet met koperen stormband en een grijs beestenvel om? Ik vrees het met duizend vreezen. Maar al koopen zich dagelijks de gloednieuwe rijkaards van hun oorlogswinstje, zware wagens" om toeterend, knarsend, en flui tend hun juist verkregen elegance, ten toon te spreiden, verdwenen, zijn de mooie ouder wetsche equipages nog niet. Dat heeft ons Zaterdag de bekende paardenliefhebber Bult man uit de Haarlem mermeer getoond, toen hij op het Concours Hippique in het Stadion te Amsterdam zijn luxe twee-span voorreed, en zijn krachtige zware voshengsten, en toen hij met four in the hand" van af den hoogen bok van zijn mailcoach the old times" het Stadionbestuur bijna in wan hoop bracht door een paar schitterende voltes te rijden, over het voet balveld. De weduwe Van Delden uit Amster dam liet ons nog een klein stukje oud-HolBultman, uit de Haarlemmermeer *< v h " y i i ^ a :\ Schimmels van de weduwe Van Delden Mllllllflllllllllllllllllltlllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlflIIIIIIIMMIMIIIII Nieuwe Zalen in het Rijksmuseum Er wordt tegenwoordig van zekere zijde wel eens afgedaan op onze groote Haagsche school als op iets dat, omdat h«t niet meer nieuw is, zijn belangrijkheid zou hebben verRoodjassen landsche gratie zien met haar Noord-Hollandsche sjees, waarin een boerenpaartje in West-Friesche kleederdracht, bespannen la Fleche met twee mooie schimmels in sierlijk in wit uitgevoerde harnachementen. Tevens heeft ook Amsterdam's eerste publiek ge toond, dat het een warme be langstelling heeft voor het luxe paard in actie, dat zijn voorbeenen mooi uitslaat, en het hoofd fier in de lucht steekt, en zoo lang er voor een talrijk be langstellend publiek goede hippische sport gegeven wordt, zijn het koets huis en* de m ooierijtuigjes en de elegante spannetjes en de strenge ouderwetsche koetsier in livifei met de tpchtlatjes en J het jonge knappe palfreniertje nog niet in gevaar. Groot was de deelneming niet. Jhr. Van Loon .uit Amsterdam, Baron van Voorst tot Voorst uit Elden, de heer Scholten uit Bloemendaal, de heer Bultman uit de Haarlem mermeer, de weduwe Van Delden nit Am sterdam en de heer Washington uit Den Haag-waren de voornaamste deelnemers, en brachten een keur van eenspannen en twee spannen in de baan. Voor de Tally?Ho voor Heerrijders en officieren hadden slechts vier deelnemers ingeschreven. Bij den aan vang van het.concours deed het gerucht dat dit- nummer Ijver vallen zou de ronde, maar toch verschenen drie roodjassen op den bepaalden (ifd. Er moest twee-honderd meter gestapf;tweehonderd meter gedraafd en vierhonderd meter gegaloppeerd worden, en bij het in-galop zetten beten twee. ruiters in de turfmolm. De heer Repelaerjwon dit nummer. i Tot slot kwa men als opluis tering drie mooie vier spannen in de baan. Het is te hopen dat Amsterdam geen twee jaar weer zal be hoeven te wach ten op een con cours hippique, maar we zul len dan ook hopen, dat het weer zal plaats vinden op het gezellige kleine hrreintjeachter het Rijksmu seum. Daar de belangstelling voor een concours hippique, alleen die der elegante wereld is, verliest zelfs een vrij groote opkomst zich op het geweldige stadion. Ditmaal was alleen de overdekte tribune bezet, en de toeschou wers hadden den geheelen middag het ge zicht op de leege en onoverdekte staantritpaes. Bovendien is het een feest, waarbij een groot contact bestaat tusschen de deelnemers eri het publiek. Het is het rendez-vous van de paardenspottwereld, en tevens een feest van mondain beweeg. Men wil er de nieuwe modes zien, en men wil elkaar ontmoeten en spreken en rondslenteren voor de balus trade met wereldsche dames en sportvrinden. Hier zat men op de ongemakkelijke banken van de tribune, zonder elkaar te kunnen bereiken en zonder zich te kunnen laten opmerken. Men kon niet eens gaan kijken bij de stallen als er een paard van een vrind of familie-lid getuigd werd, of uit den ring kwam. Men miste er het kleu rige gewemel der roodjakken, der paardenmannen met grijze hooge hoeden, en der dames [in hunne kleurrijke toiletten, zooals Tally Ho loren. Dat het Hollandsch impressionisme van het laatste kwart der negentiende eeuw zich niet weg laat redeneeren, ondervindt telken male degene, die de moderne afdeeling van het Rijksmuseum bezoekt, waar gestadig aan een keur-collectieaan het groeien is, die steeds machtiger in druk van de beteekenis onzer groote negentiend'eeuwers gaat geven. Dat dit mogelijk is, danken wij het is overbe kend vooral aan het echt(Met leekeningen voor de Amsterdammei" van Is. van Mens) Voor de Tribunes dat voor een tribune van een concours hip pique behoort en zooals we het vroeger achter het Rijksmuseum genoten. A. B. v. TIENHOVEN limillllllMIIUIIHIIMIIIHIIIIHIIIHIIIimlIII Michiel de Swaen's Verheerelijckte Schoenlappers of de Gecroonde Leersse EEN VLAAMSCHE KLUCHT OP HET NEDERL. TOONEEL door A. v. D. HORST, Regisseur Kon. Ver. Het Ned. Tooneel. Toen België nog België was, gaf ik op 'n mooien voorjaarsmiddag gevolg aan de uitnoodiglng van den sympathieken Maurits Sabbe om zijn woonplaats Mechelen te komen zien. Mechelen, dat en terecht wel niet de reputatie had van 't eens zoo schoone Yperen of Brugge, maar waar de fijnspeurende schrijver van Een Mei van Vroom heid" toch plekjes had wéten te ontdekken van ontroerende schoonheid. Bij 't zien van verschillende mooie oude gedeelten kwam het gesprek vanzelf op onze oude Nederlandsche litteratuur en sprak ik hem over de geslaagde opvoeringen van Breeroo's Spaensche Brabander, Hooft's Warenar, Asselijn's Jan Klaaz, Langendijk's Wederzijds Huwelijksbedrog enz., die ik indertijd op het repertoire der Nederlandsche Tooneelvereeniging had kunnen brengen.' Hij verwonderde zich, dat ik nooit eens gedacht had over de vertooning der Oud-Vlaamsche klucht De verheerelyckte Schoenlappers of de Gecroon de Leersse" van den Duinkerker Michiel de Swaen en ik moest bekennen, dat niettegen staande ik nog al eens gesnord had naar op voerbare oude blijspelen, ik nooit van dit stuk gehoord of gelezen had. Hij zond 't mij toe en ik was met de kennismaking z ingenomen en begeerig 't stuk ten tooneele te brengen, dat ik 't dadelijk in m'n boek handel bestelde; zoo gemakkelijk bleek 't echter niet te krijgen, want 't was indertijd uitgegeven te Lille in de Annales du Co mitéFlamand de France" door den VicePresident van dat Comité, den AbbéLooten, die het handschrift daarin liet afdrukken en van eenige aanteekehingen voorzag. Het gelukte mij verder mijn compagnon L. Bertrijn, die met mij den Nederlandschen Schouwburg te Antwerpen bestuurde, over te halen het stuk op het repertoire te brengen voor 't seizoen 1914?'15, ik vroeg de noodige schermen" voor de door mij bedachte enscèneering bij het Stadsbestuur aan en de oorlog kwam, die dit en andere mooie plannen, die ik in vervulling wilde brengen in duigen wierp; ik moest naar mijn geboortenland terug en nu heb ik de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel bereid gevonden dit hier onbekende en m i. de moeite van vertooning-zér-waard-zijnde werk onder mijn leiding te doen opvoeren. Ik heb vertrouwen in dit oud-Westvlaamsche Vastenavondspel, dat naar mijn meening bij goede voorbereiding en juiste rolverdeeling, op het goede tijdstip gegeven zeker belangstelling zal hebben; den strijders voor Groot-Nederland" zal het te mér in teresseeren, omdat 't geschreven werd in iiMimiiiiilliiiiiiimiimililliilMltiiiiiit paar Drucker, vervolgens aan de familie van Lynden en aan wijlen den heer van Randwijk. Door het in bruikleen aanvaar den van belangrijke stukken doet de hoofd directeur jhr. B. W. F. van Riemsdijk telkens opnieuw de belangstelling voor deze af deeling opleven. Thans, geeft hij, in de nieuwe Drucker-zalen (welke nog niet met de door het echtpaar Drucker toegezegde kunstschatten gevuld zijn, omdat het nog te gevaarlijk is, deze uit Engeland hierheen te brengen) de pracht-verzameling Neervoort van de Poll te aanschouwen, die weliswaar in aantal de Drucker-collectie op verre na niet haalt, maar waarin een reeks van uitgezochte werken te bewonderen zijn van Jacob, Willem en Thijs Maris, Roelofs, den tijd, toen in het tegenwoordige NoordFrankrijk de Nederlandsche taal nog alge meen was. Nu 't mij echter gebleken is, dat bijna niemand hier 't stuk kent en ook van Michiel de Swaen's verderen arbeid iets af weet, lijkt 't mij niet ondienstig aan de band van M. Sabbe, die 'n uitvoerige studie daarover schreef: Mémoire couronnépar Ie ComitéFlamand de France" een en ander ter algemeene kennis te brengen. Michiel de Swaen werd pp 20 Januari 1654 te Duinkerken geboren, ging op school bij de Paters-Jezuiten, die hem z'n groote liefde voor de Grieksche en Romeinsche klassieken bijbrachten, studeerde voor heelmeester en bleef als zoodanig tot aan zijn dood in zijn geboorteplaats werkzaam; van zijn verder particulier leven is alleen bekend, dat hij in 1678 trouwde, vader van 'n aantal kin deren werd, algemeen geacht, van 'n onbeiispelijken levenswandel" was en als goed-Katholiek in 1707 begraven werd. Zijn doktersberoep schijnt hem genoeg tijd te hebben gelaten voor zijn letterkundigen arbeid; hij schreef en vertaaide tooneelstukken en dichtwerken, was natuurlijk lid van 'n Rederijkerskamer en wel van de Karssouwieren of Verblijders in 't Cruce", die tot schutspatroon St. Mlchael had, werd heel gauw tot Prince (president) daarvan benoemd en vervulde die functie tot z'n dood. Niet tegenstaande zijn groote voorliefde voor de klassieke letteren, stelde hij ook veel belang in de moderne litteratuur en dweepte met de Noord-Nederlanders Vondel en Cats; dat hij goed op de hoogte was blijkt uit zijn Nederduitsche Digtkunde of Rijmkonst te saemen gestelt en uyt verscheide schrivers vergaedert door Michiel de Swaen, heel meester en digter der redenrike gulde binnen Duynkercke", dit werk is nooit gedrukt en bevindt zich als manuscript in de Universi teitsbibliotheek te Gent. Zijn lyrische poëzie, gedeeltelijk onuitge geven, gedeeltelijk gedrukt onder den titel: Zedelijcke Rijmwercken" (1727) omvat gelegenheidsgedichten, stukken opgevoerd bij de wedstrijden der rederijkerskamers, dich terlijke beschouwingen over den dood, het geloof, de christenplichten enz. Bij zijn dramatische werken zijn verschil lende vertalingen, waaronder de Cid" van Corneille en Andronicus" treurspel van Capistron; zijn oorspronkelijke tooneelwerken zijn getiteld: Triomf van het Kristengeloof over d'afgoderij in de Mart el ij en de doot van de H. Maget en Martelaresse Catharina" (1702), Mauritius" treurspel (eveneens door de zorgen van den AbbéLooten in de Annales du ComitéFlamand de France op genomen), verder de Zedighe Dood van keizer Karel" en ten slotte zijn (helaas!) nige klucht: De verheerelyckte Schoen lappers of de gecroonde Leersse" met de opdracht, aan het slot van het stuk Tot meerder eere Godts ende aan den H. Aertsengel Michael". Na deze korte inleiding ga ik over tot den inhoud van het stuk: Eerste Bedrij/: Teunis, deden van het Schoenlappersgilde, is bezig zijn Zondagskleeren aan te trekken om naar ouder gewoonte den Vasten-avond te gaan vieren. Zijn dochter Jaqueüjne, zooals haar vader haar noemt: flux van voeten eo van handen,. .,Een brave smulle-tas daer manne-vreugt in steekt..." is hem daarbij behulpzaam. Zij heeft haar hart geschon ken aan Joren, een armen maar levenslustigen gesel van haar vader, terwijl deze den dommen maar rijken drinkebr er Kosen, eveneens knecht bij hem, maar van van wien de dochter niets "weten wil, tot haar man bestemd heeft. De schoenlapper begint weer den lof te bezingen van Kosen, maar als altijd wér zonder eenig succes; h\j eindigt met zijn dochter te dreigen, dat hij desnoods met geweld zijn wil zal doorzetten. Jaquelijne barst in tranen uit en wordt getroost door Maey, haar moeder, die eveneens veel meer op Joren gesteld is dan op Kosen en vast besloten is dien allén als schoonzoon aan te nemen. Teunis en zijn vrouw krijgen hierover hooggaanden twist en de feestdag zou slecht-afgeloopen zijn, als niet de schoenlapper er op eens 'n eind aan gemaakt had door zijn vrouw naar de markt te sturen om al 't noodige voor het vastenavondmaal te koopen. Tiveede Bedrijf: Op de markt valt Maey's oog op 'n prachtige kapoen" uit het land van Waes; Keiser Karel V die in gezelschap van zijn lijfwacht Ambroos daar rond wandelt, bemerkt ook den beerlijken braadvogel en wil dezen nemen, maar de schoenlappersvrouw koopt hem onder den neus van den Keizer weg. Hij is daardoor zö5 teleurgesteld, dat hij Arabroos de vrouw laat naloopen om te weten te komen waar zij woont om des noods met haar gezin den kapoen te gaan eten. Terwijl Maey naar huis lo pt om 't lekker hapje te gaan klaarmaken, gaat haar dochter de overige benoodigdheden voor 't maal koopen. /ij ontmoet Kosen, die op z'n 'gewone linksche manier 'n uiterste poging waagt om haar genegenheid te winnen; Jaquelijne beant woordt hem met meelijdenden spot op 'n minder har den toon dan anders en de domoor maakt daaruit op dat zijn kansen beter worden! Nauwelijks is Kosen weg en Joren voor 't eerst ten tooneele verschenen of Jaquelijne zegt den vrolijken vrijer dat zij alleen hém Israels, Mauve, Bosboom, Diaz enz. Van Jaap Maris o. m. de kapitale steenen molen (zie de afbeelding), de vioolspeler (zie de afbeelding), een strandje, zandkruiers, een molen in de sneeuw enz.; van Willem o. m. de hierbij afgebeelde witte koe. Van Mauve eenige zeer belangrijke stalen; van Thijs o. m. het bekende achterbuurtje en het spinstertje, eveneens een zeer be kend doek. De heer Neervoort van de Poll schonk o. m. aan het Mu seum een teekening naar de prijsrechters van Van der Helst en een der beste ons bekende olieveifportretten van Josselin de Jong: een zittende dame (knie tot man wil habben. Het bedrijf sluit met den opkomst van Ambroos, die ons in een alleenspraak verslag komt doe»van zijn nasporingen om Maey's wonig te zoeken e»zooals ia zijn andere alleenspraken den schrijver d»D bewonderaar van Vader Cats,' tot spreek trompet dient .om te moraliseeren en goede lessen uit te deelen. Derde Bedrijf: Ambroos brengt den keizer nu ver momd gelijk een van die groote heeren. Die in het land'van Waes de diensten doen van schout Of boer-bailliuw" naar Maey's woning, onde weg ontmoeten zy Joren en Kosen, de aanstaande dischgenooten van den Vorst en luisteren hun gesprek af. Joren speldt Kosen op den mouw dat Jaquelijapjbeni liefheeft, deze is heel geluk kig mnar als Joren; hem zegt, dat hij ter wille van haar zijn bier en toebak" moet opofferen, begint hij te aarzelen en daarvan maakt Jaquelijne, die 't laatste gehoord heeft gebruik om hem aan de kaak te stellen tot groote vreugde van den Keizer en Ambroos... De maaltijd zal beginnen, als d; keiier op de deur klopt en vraagt binnengelaten te worden om zijn laarzen te laten repareeren. De schoenlapper heeft op 'n dag als dez« geen ooren voor zoo iets en. dreigt den lastigen bezoeker de deur uit te gooien, maar als deze tien potten w^jn" aanbiedt, op voorwaarde dat hij mee mag eten, slaat de booze bui om en wordt hij met enthou siasme door de heele familie ontvangen. Men drinkt zoo dikwijls op de gezondheid van den gulden gast, dat als de keizer heengaat, alle schoenlappers dronken zijn. Vierde Bedrijf. Den volgenden dag wil de keizer zich aan zijn tafelgenooten bekend maken en laat hen daarom door Ambroos op het paleis ontbieden. Deze komt bij den schoenlapper juist op 't oogenblik, dat hij met zijn vrouw Maey weer twist over de vrijers van haar dochter. Kosen, die zijn roes nog niet uitge slapen heeft wordt door Jaquelijne snurkend op den grond gevonden, zij walgt zóvan zijn toestand, dat Kosen nu voor goed den bons geeft; de vader komt tusschenbeide, Maey trekt partij voor Joren en de ruzie heeft haar hoogte-punt bereikt als Ambroos, ver mond als «deurwaarder van het Hof' binnenkomt en Teun om 'n voorgewende overtreding daagt voor den Keizer te verschijnen; panische schrik bij 't schoenlappe sgezin; Teun zoekt, bevend van angst hulp bij Kosen, die hem misschien met zijn geld zou kunnen bijstaan, maar de gierige Kosen voelt daar niets voor en loopt gauw weg om te zorgen dat er geen beslag op zijn eigendom kan worden gelegd. Nu blijkt Joren, de ware viiend in den nood; hij zal met Teun meegaan naar den Keizer zich desnoods als gijzelaar aanbieden. Vijfde Bedrijf, Vader, moeder, dochter en de trouwe Joren gaan nu gezamelijk naar het Paleis. Teun vraagt zich tevergeefs af, waarom men hem ten hove ge daagd heeft, hij is toch altijd in alles 'n eerlijk man geweest, veronderstelt ten slotte dat h j 't slachtoffer is van valsche aanklacht van benijders, maar Joren spreekt hem moed in en men komt in 't Paleis. De Kei zer brengt t gezin in stomme verbazing over de talrij ke bizonderheden van Teun's huiselijke omstandigheden, hem bekend door zijn bezoek, maar als Joren den Kei zer herkent als den royalen schenker van de utien potten" wijn, maakt de Keizer 'n eind aan den angst van Teun en z'n familie door hem te zeggen, dat hij zódankbaar is voor de smulpartij van den vorigen avond, dat hij 'n gunst mag vragen. Teun vraagt als deken van 't schoenlappersgilde daarvoor de jgonst" om bij den jaarlijkschen ommegang als gildeteeken een gekroonde laars te mogen dragen, ter blijvende herinnering voor de eer, die de Keizer eens 'n eenvoudigen schoenlapper heeft bangedaan. De gunst wordt natuurlijk toegestaan en Teun is zoo verheug! daarover, dat hij het gebeele gilde laat uitnoodigen op zijn kosten een vrolijken dag te nemen, maar ook Joren, die hem zoo trouw terzijde heeft gestaan wordt niet vergeten; hij geeft hem Jaquelijn tot vrouw en laat den Notaris halen om het huwelijk zoo gauw mogelijk te sluiten. Het stuk, dat met een Voor-Reden geopend werd, wordt besloten met een Nae-Reden. Dit is dus de inhoud van de vijf bedrijven van de klucht, die naar mijne meening, door de aardige karakterteekening, raken dialoog en logischen bouw hooger staat dan hetgeen wij gewoonlijk onder 'n klucht verstaan. De taal is teekenachtig en verzorgd en, op 'n enkele uitzondering na (in dien tijd vond men sommige woorden die men thans plat vindt, heel gewoon) oorbaarder" dan bij vele andere oude kluchten 't geval is. Eigen aardig is bij dit stuk het verschijnsel, dat er verschillende spel- en regie-aanwijzingen voorkomen, iets waarmede bijna alle oude schrijvers zér spaarzaam zijn. Het eerste bedrijf speelt in de Schoen lapperskelder, het 2de op straat, dus kan gespeeld vór de gordijnen, die als fond voor verschillende korte tafreelen dienst deden en waarvan men 'n practisch gebruik maakte. Het 3de gedeeltelijk ook op straat, dan gaan de gordijnen open en men ziet): vertoogh van den kelder". Het 4de begint met een alleenspraak van Ambroos als een deurwaarder opgezet", al de gordijnen weer" open" en de kelder is weer plaats der handeling. Het aanvangtooneeltje van V speelt op straat, de gordijnen gaan weer open en 't Keyserlijck Hof" vertoont zich voor onze oogen, tot Teun en de zijnen weggaan (gordijnen toe) en zich naar huis begeven. Bouwt men met deze gegevens de tooneelschikking op naar 't geen wij van inrichting van het tooneel van dien tijd weten, dan klopt alles wonderwel en is daarmede 'n nheid te bereiken, die m. i. aan 't spelen van 'n stuk als dit zér ten goede moet komen; ik heb dan ook niet geaarzeld om in deze lijn 't stuk te insceneeren. stuk). De nieuwe Drucker-zalen zijn, be halve voor de tentoonstelling van deze verzameling, gebezigd voor het bijeenhangen van een gedeelte der verzameling-Six en van andere werken van oude kunst, o. m. een reeks van werken van Frans Hals. '?"~1 W. MARTIN W. Martin, fot. J. MARIS. De steer.en Molen. Rijksmuseum: verzameling J. R. H. Neervoort v. d. Poll W. Martin, fot. W. MARIS. De witte Koe, Rijksmuseum: verzameling J. R. H. Neervoort v. d. Poll. W. Martin, fot. MARIS. De Vioolspeler. Rijksmuseum: verzameling J. R. H. Neervoort v. d. Poll

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl