Historisch Archief 1877-1940
5 Aüg. '16. - No'. 2041
li-'W:
'DE AMSTËRDAMM'ER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Concours Hippique in het Stadion
Het laatste stukje speelgoed, dat een vol
wassen zoon zijne ouders vragen kan, is
niet meer eeri dogkarretje met roodgelakte
hooge wielen en een stevig,paard.ej-voot,,
om op een zomersenen dag
met zijn meisje uit te rijden,
naar een eenvoudige, aardig
gelegen uitspanning,' waar
ze overleggen of ze later
) voor hun tweespan een paar
vossen of een paar schim
mels zullen nemen; "he
laatste stukje speelgoed voor
een volwassen jongen is een
knallende, sissende en puf
fende motorfiets, waar.hij
zijn meisje op een klein
kussentje, haar handen
krampachtig om den ijzeren
beugel geklemd, achter zich
meevoert, in dolle vaart door
stof en rook het land
doorijlend. Wanneer er een band
springt of een andere pan
ne" voorkomt,zoodat ze even
«n , v,? in de gelegenheid zijn met
Winnaar-Kam- ejkander te praten,
overlegpioenschap gen ze of ze later een wMer;
Eénspannen cedes»of eeèSpijker"
zullen nemen.
Zal de mooie elegante equipage verdwij
nen, het oude koetshuis plaats maken voor
een leelijke laag gebouwde garage, en de
deftige ouderwetsche koetsier met
tochtlatjes op zijn strenge gelaat, zijn hooge hoed
.met cocarde, zijn vierkant gesneden livrel
met gouden knoppen, naast het onbeweeg
lijk jonge knappe palfrenlertje, met de armen
over elkaar gekruist, zal dit tweetal plaats
moeten maken voor den chauffeur met een
leeren pet met koperen stormband en een
grijs beestenvel om?
Ik vrees het met duizend vreezen. Maar
al koopen zich dagelijks de gloednieuwe
rijkaards van hun oorlogswinstje, zware
wagens" om toeterend, knarsend, en flui
tend hun juist verkregen elegance, ten toon
te spreiden, verdwenen, zijn de mooie ouder
wetsche equipages nog niet. Dat heeft ons
Zaterdag de bekende paardenliefhebber Bult
man uit de Haarlem
mermeer getoond, toen
hij op het Concours
Hippique in het Stadion
te Amsterdam zijn luxe
twee-span voorreed, en
zijn krachtige zware
voshengsten, en toen hij
met four in the hand"
van af den hoogen bok
van zijn mailcoach the
old times" het
Stadionbestuur bijna in wan
hoop bracht door een
paar schitterende voltes
te rijden, over het voet
balveld. De weduwe
Van Delden uit Amster
dam liet ons nog een
klein stukje
oud-HolBultman, uit de
Haarlemmermeer
*< v h " y
i i
^
a
:\
Schimmels van de weduwe Van Delden
Mllllllflllllllllllllllllltlllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlflIIIIIIIMMIMIIIII
Nieuwe Zalen in het Rijksmuseum
Er wordt tegenwoordig van zekere zijde
wel eens afgedaan op onze groote Haagsche
school als op iets dat, omdat h«t niet meer
nieuw is, zijn belangrijkheid zou hebben
verRoodjassen
landsche gratie zien met haar
Noord-Hollandsche sjees, waarin een boerenpaartje in
West-Friesche kleederdracht, bespannen
la Fleche met twee mooie schimmels in
sierlijk in wit uitgevoerde harnachementen.
Tevens heeft ook Amsterdam's eerste
publiek ge
toond, dat het
een warme be
langstelling
heeft voor het
luxe paard in
actie, dat zijn
voorbeenen
mooi uitslaat,
en het hoofd
fier in de lucht
steekt, en zoo
lang er voor
een talrijk be
langstellend
publiek goede
hippische sport
gegeven wordt,
zijn het koets
huis en* de
m ooierijtuigjes
en de elegante
spannetjes en
de strenge ouderwetsche koetsier in livifei
met de tpchtlatjes en J het jonge knappe
palfreniertje nog niet in gevaar.
Groot was de deelneming niet. Jhr. Van
Loon .uit Amsterdam, Baron van Voorst tot
Voorst uit Elden, de heer Scholten uit
Bloemendaal, de heer Bultman uit de Haarlem
mermeer, de weduwe Van Delden nit Am
sterdam en de heer Washington uit Den
Haag-waren de voornaamste deelnemers, en
brachten een keur van eenspannen en twee
spannen in de baan. Voor de Tally?Ho
voor Heerrijders en officieren hadden slechts
vier deelnemers ingeschreven. Bij den aan
vang van het.concours deed het gerucht
dat dit- nummer Ijver vallen zou de ronde,
maar toch verschenen drie roodjassen op
den bepaalden (ifd. Er moest twee-honderd
meter gestapf;tweehonderd meter gedraafd
en vierhonderd meter gegaloppeerd worden,
en bij het in-galop zetten beten twee. ruiters
in de turfmolm. De heer Repelaerjwon dit
nummer.
i Tot slot kwa
men als opluis
tering drie
mooie vier
spannen in de
baan.
Het is te hopen
dat Amsterdam
geen twee jaar
weer zal be
hoeven te wach
ten op een con
cours hippique,
maar we zul
len dan ook
hopen, dat het
weer zal plaats
vinden op het
gezellige kleine
hrreintjeachter
het Rijksmu
seum.
Daar de belangstelling voor een concours
hippique, alleen die der elegante wereld is,
verliest zelfs een vrij groote opkomst zich
op het geweldige stadion. Ditmaal was alleen
de overdekte tribune bezet, en de toeschou
wers hadden den geheelen middag het ge
zicht op de leege en onoverdekte
staantritpaes.
Bovendien is het een feest, waarbij een
groot contact bestaat tusschen de deelnemers
eri het publiek. Het is het rendez-vous van
de paardenspottwereld, en tevens een feest
van mondain beweeg. Men wil er de nieuwe
modes zien, en men wil elkaar ontmoeten
en spreken en rondslenteren voor de balus
trade met wereldsche dames en
sportvrinden. Hier zat men op de ongemakkelijke
banken van de tribune, zonder elkaar te
kunnen bereiken en zonder zich te kunnen
laten opmerken. Men kon niet eens gaan
kijken bij de stallen als er een paard van
een vrind of familie-lid getuigd werd, of
uit den ring kwam. Men miste er het kleu
rige gewemel der roodjakken, der
paardenmannen met grijze hooge hoeden, en der
dames [in hunne kleurrijke toiletten, zooals
Tally Ho
loren. Dat het Hollandsch impressionisme van
het laatste kwart der negentiende eeuw zich
niet weg laat redeneeren, ondervindt telken
male degene, die de moderne afdeeling van
het Rijksmuseum bezoekt, waar gestadig aan
een keur-collectieaan het groeien is, die steeds
machtiger in
druk van de
beteekenis onzer
groote
negentiend'eeuwers
gaat geven. Dat
dit mogelijk is,
danken wij
het is overbe
kend vooral
aan het
echt(Met leekeningen voor de Amsterdammei"
van Is. van Mens)
Voor de Tribunes
dat voor een tribune van een concours hip
pique behoort en zooals we het vroeger
achter het Rijksmuseum genoten.
A. B. v. TIENHOVEN
limillllllMIIUIIHIIMIIIHIIIIHIIIHIIIimlIII
Michiel de Swaen's
Verheerelijckte Schoenlappers of
de Gecroonde Leersse
EEN VLAAMSCHE KLUCHT OP HET NEDERL. TOONEEL
door A. v. D. HORST,
Regisseur Kon. Ver. Het Ned. Tooneel.
Toen België nog België was, gaf ik op
'n mooien voorjaarsmiddag gevolg aan de
uitnoodiglng van den sympathieken Maurits
Sabbe om zijn woonplaats Mechelen te
komen zien. Mechelen, dat en terecht wel
niet de reputatie had van 't eens zoo schoone
Yperen of Brugge, maar waar de
fijnspeurende schrijver van Een Mei van Vroom
heid" toch plekjes had wéten te ontdekken
van ontroerende schoonheid. Bij 't zien
van verschillende mooie oude gedeelten
kwam het gesprek vanzelf op onze oude
Nederlandsche litteratuur en sprak ik hem
over de geslaagde opvoeringen van Breeroo's
Spaensche Brabander, Hooft's Warenar,
Asselijn's Jan Klaaz, Langendijk's Wederzijds
Huwelijksbedrog enz., die ik indertijd op het
repertoire der Nederlandsche
Tooneelvereeniging had kunnen brengen.' Hij verwonderde
zich, dat ik nooit eens gedacht had over de
vertooning der Oud-Vlaamsche klucht De
verheerelyckte Schoenlappers of de Gecroon
de Leersse" van den Duinkerker Michiel de
Swaen en ik moest bekennen, dat niettegen
staande ik nog al eens gesnord had naar
op voerbare oude blijspelen, ik nooit van dit
stuk gehoord of gelezen had. Hij zond 't mij
toe en ik was met de kennismaking z
ingenomen en begeerig 't stuk ten tooneele
te brengen, dat ik 't dadelijk in m'n boek
handel bestelde; zoo gemakkelijk bleek 't
echter niet te krijgen, want 't was indertijd
uitgegeven te Lille in de Annales du Co
mitéFlamand de France" door den
VicePresident van dat Comité, den AbbéLooten,
die het handschrift daarin liet afdrukken en
van eenige aanteekehingen voorzag.
Het gelukte mij verder mijn compagnon
L. Bertrijn, die met mij den Nederlandschen
Schouwburg te Antwerpen bestuurde, over
te halen het stuk op het repertoire te
brengen voor 't seizoen 1914?'15, ik vroeg
de noodige schermen" voor de door mij
bedachte enscèneering bij het Stadsbestuur
aan en de oorlog kwam, die dit en
andere mooie plannen, die ik in vervulling
wilde brengen in duigen wierp; ik moest
naar mijn geboortenland terug en nu heb
ik de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel
bereid gevonden dit hier onbekende en m i.
de moeite van vertooning-zér-waard-zijnde
werk onder mijn leiding te doen opvoeren.
Ik heb vertrouwen in dit
oud-Westvlaamsche Vastenavondspel, dat naar mijn meening
bij goede voorbereiding en juiste
rolverdeeling, op het goede tijdstip gegeven zeker
belangstelling zal hebben; den strijders
voor Groot-Nederland" zal het te mér in
teresseeren, omdat 't geschreven werd in
iiMimiiiiilliiiiiiimiimililliilMltiiiiiit
paar Drucker, vervolgens aan de familie
van Lynden en aan wijlen den heer van
Randwijk. Door het in bruikleen aanvaar
den van belangrijke stukken doet de hoofd
directeur jhr. B. W. F. van Riemsdijk telkens
opnieuw de belangstelling voor deze af
deeling opleven. Thans, geeft hij, in de
nieuwe Drucker-zalen (welke nog niet met
de door het echtpaar Drucker toegezegde
kunstschatten gevuld zijn, omdat het nog
te gevaarlijk is, deze uit Engeland hierheen
te brengen) de pracht-verzameling
Neervoort van de Poll te aanschouwen, die
weliswaar in aantal de Drucker-collectie op
verre na niet haalt, maar waarin een reeks
van uitgezochte werken te bewonderen zijn
van Jacob, Willem en Thijs Maris, Roelofs,
den tijd, toen in het tegenwoordige
NoordFrankrijk de Nederlandsche taal nog alge
meen was. Nu 't mij echter gebleken is, dat
bijna niemand hier 't stuk kent en ook van
Michiel de Swaen's verderen arbeid iets af
weet, lijkt 't mij niet ondienstig aan de band
van M. Sabbe, die 'n uitvoerige studie
daarover schreef: Mémoire couronnépar
Ie ComitéFlamand de France" een en ander
ter algemeene kennis te brengen.
Michiel de Swaen werd pp 20 Januari 1654
te Duinkerken geboren, ging op school bij
de Paters-Jezuiten, die hem z'n groote liefde
voor de Grieksche en Romeinsche klassieken
bijbrachten, studeerde voor heelmeester en
bleef als zoodanig tot aan zijn dood in zijn
geboorteplaats werkzaam; van zijn verder
particulier leven is alleen bekend, dat hij
in 1678 trouwde, vader van 'n aantal kin
deren werd, algemeen geacht, van 'n
onbeiispelijken levenswandel" was en als
goed-Katholiek in 1707 begraven werd.
Zijn doktersberoep schijnt hem genoeg tijd
te hebben gelaten voor zijn letterkundigen
arbeid; hij schreef en vertaaide
tooneelstukken en dichtwerken, was natuurlijk lid van
'n Rederijkerskamer en wel van de
Karssouwieren of Verblijders in 't Cruce", die
tot schutspatroon St. Mlchael had, werd heel
gauw tot Prince (president) daarvan benoemd
en vervulde die functie tot z'n dood. Niet
tegenstaande zijn groote voorliefde voor de
klassieke letteren, stelde hij ook veel belang
in de moderne litteratuur en dweepte met
de Noord-Nederlanders Vondel en Cats; dat
hij goed op de hoogte was blijkt uit zijn
Nederduitsche Digtkunde of Rijmkonst te
saemen gestelt en uyt verscheide schrivers
vergaedert door Michiel de Swaen, heel
meester en digter der redenrike gulde binnen
Duynkercke", dit werk is nooit gedrukt en
bevindt zich als manuscript in de Universi
teitsbibliotheek te Gent.
Zijn lyrische poëzie, gedeeltelijk onuitge
geven, gedeeltelijk gedrukt onder den titel:
Zedelijcke Rijmwercken" (1727) omvat
gelegenheidsgedichten, stukken opgevoerd bij
de wedstrijden der rederijkerskamers, dich
terlijke beschouwingen over den dood, het
geloof, de christenplichten enz.
Bij zijn dramatische werken zijn verschil
lende vertalingen, waaronder de Cid" van
Corneille en Andronicus" treurspel van
Capistron; zijn oorspronkelijke
tooneelwerken zijn getiteld: Triomf van het
Kristengeloof over d'afgoderij in de Mart el ij en de
doot van de H. Maget en Martelaresse
Catharina" (1702), Mauritius" treurspel (eveneens
door de zorgen van den AbbéLooten in de
Annales du ComitéFlamand de France op
genomen), verder de Zedighe Dood van
keizer Karel" en ten slotte zijn (helaas!)
nige klucht: De verheerelyckte Schoen
lappers of de gecroonde Leersse" met de
opdracht, aan het slot van het stuk Tot
meerder eere Godts ende aan den H.
Aertsengel Michael".
Na deze korte inleiding ga ik over tot
den inhoud van het stuk:
Eerste Bedrij/: Teunis, deden van het
Schoenlappersgilde, is bezig zijn Zondagskleeren aan te trekken om
naar ouder gewoonte den Vasten-avond te gaan vieren.
Zijn dochter Jaqueüjne, zooals haar vader haar noemt:
flux van voeten eo van handen,.
.,Een brave smulle-tas daer manne-vreugt in steekt..."
is hem daarbij behulpzaam. Zij heeft haar hart geschon
ken aan Joren, een armen maar levenslustigen gesel
van haar vader, terwijl deze den dommen maar rijken
drinkebr er Kosen, eveneens knecht bij hem, maar van
van wien de dochter niets "weten wil, tot haar man
bestemd heeft. De schoenlapper begint weer den lof te
bezingen van Kosen, maar als altijd wér zonder eenig
succes; h\j eindigt met zijn dochter te dreigen, dat hij
desnoods met geweld zijn wil zal doorzetten. Jaquelijne
barst in tranen uit en wordt getroost door Maey, haar
moeder, die eveneens veel meer op Joren gesteld is dan
op Kosen en vast besloten is dien allén als schoonzoon
aan te nemen. Teunis en zijn vrouw krijgen hierover
hooggaanden twist en de feestdag zou slecht-afgeloopen
zijn, als niet de schoenlapper er op eens 'n eind aan
gemaakt had door zijn vrouw naar de markt te sturen
om al 't noodige voor het vastenavondmaal te koopen.
Tiveede Bedrijf: Op de markt valt Maey's oog op 'n
prachtige kapoen" uit het land van Waes; Keiser Karel V
die in gezelschap van zijn lijfwacht Ambroos daar rond
wandelt, bemerkt ook den beerlijken braadvogel en wil
dezen nemen, maar de schoenlappersvrouw koopt hem
onder den neus van den Keizer weg. Hij is daardoor
zö5 teleurgesteld, dat hij Arabroos de vrouw laat
naloopen om te weten te komen waar zij woont om des
noods met haar gezin den kapoen te gaan eten.
Terwijl Maey naar huis lo pt om 't lekker hapje te
gaan klaarmaken, gaat haar dochter de overige
benoodigdheden voor 't maal koopen. /ij ontmoet Kosen, die
op z'n 'gewone linksche manier 'n uiterste poging waagt
om haar genegenheid te winnen; Jaquelijne beant
woordt hem met meelijdenden spot op 'n minder har
den toon dan anders en de domoor maakt daaruit op
dat zijn kansen beter worden! Nauwelijks is Kosen
weg en Joren voor 't eerst ten tooneele verschenen of
Jaquelijne zegt den vrolijken vrijer dat zij alleen hém
Israels, Mauve, Bosboom, Diaz enz. Van
Jaap Maris o. m. de kapitale steenen molen
(zie de afbeelding), de vioolspeler (zie de
afbeelding), een strandje, zandkruiers, een
molen in de sneeuw enz.; van Willem o. m.
de hierbij afgebeelde witte koe. Van Mauve
eenige zeer belangrijke stalen; van Thijs
o. m. het bekende achterbuurtje en het
spinstertje, eveneens een zeer be
kend doek.
De heer Neervoort van de
Poll schonk o. m. aan het Mu
seum een teekening naar de
prijsrechters van Van der Helst en
een der beste ons bekende
olieveifportretten van Josselin de
Jong: een zittende dame (knie
tot man wil habben. Het bedrijf sluit met den opkomst
van Ambroos, die ons in een alleenspraak verslag
komt doe»van zijn nasporingen om Maey's wonig te
zoeken e»zooals ia zijn andere alleenspraken den
schrijver d»D bewonderaar van Vader Cats,' tot spreek
trompet dient .om te moraliseeren en goede lessen uit
te deelen.
Derde Bedrijf: Ambroos brengt den keizer nu ver
momd gelijk een van die groote heeren.
Die in het land'van Waes de diensten doen van schout
Of boer-bailliuw"
naar Maey's woning, onde weg ontmoeten zy Joren en
Kosen, de aanstaande dischgenooten van den Vorst en
luisteren hun gesprek af. Joren speldt Kosen op den
mouw dat Jaquelijapjbeni liefheeft, deze is heel geluk
kig mnar als Joren; hem zegt, dat hij ter wille van
haar zijn bier en toebak" moet opofferen, begint hij
te aarzelen en daarvan maakt Jaquelijne, die 't laatste
gehoord heeft gebruik om hem aan de kaak te stellen
tot groote vreugde van den Keizer en Ambroos... De
maaltijd zal beginnen, als d; keiier op de deur klopt
en vraagt binnengelaten te worden om zijn laarzen te
laten repareeren. De schoenlapper heeft op 'n dag als
dez« geen ooren voor zoo iets en. dreigt den lastigen
bezoeker de deur uit te gooien, maar als deze tien
potten w^jn" aanbiedt, op voorwaarde dat hij mee mag
eten, slaat de booze bui om en wordt hij met enthou
siasme door de heele familie ontvangen. Men drinkt
zoo dikwijls op de gezondheid van den gulden gast, dat
als de keizer heengaat, alle schoenlappers dronken zijn.
Vierde Bedrijf. Den volgenden dag wil de keizer
zich aan zijn tafelgenooten bekend maken en laat hen
daarom door Ambroos op het paleis ontbieden. Deze
komt bij den schoenlapper juist op 't oogenblik, dat
hij met zijn vrouw Maey weer twist over de vrijers
van haar dochter. Kosen, die zijn roes nog niet uitge
slapen heeft wordt door Jaquelijne snurkend op den
grond gevonden, zij walgt zóvan zijn toestand, dat
Kosen nu voor goed den bons geeft; de vader komt
tusschenbeide, Maey trekt partij voor Joren en de
ruzie heeft haar hoogte-punt bereikt als Ambroos, ver
mond als «deurwaarder van het Hof' binnenkomt en
Teun om 'n voorgewende overtreding daagt voor den
Keizer te verschijnen; panische schrik bij 't
schoenlappe sgezin; Teun zoekt, bevend van angst hulp bij
Kosen, die hem misschien met zijn geld zou kunnen
bijstaan, maar de gierige Kosen voelt daar niets voor
en loopt gauw weg om te zorgen dat er geen beslag
op zijn eigendom kan worden gelegd. Nu blijkt Joren,
de ware viiend in den nood; hij zal met Teun meegaan
naar den Keizer zich desnoods als gijzelaar aanbieden.
Vijfde Bedrijf, Vader, moeder, dochter en de trouwe
Joren gaan nu gezamelijk naar het Paleis. Teun vraagt
zich tevergeefs af, waarom men hem ten hove ge
daagd heeft, hij is toch altijd in alles 'n eerlijk man
geweest, veronderstelt ten slotte dat h j 't slachtoffer
is van valsche aanklacht van benijders, maar Joren
spreekt hem moed in en men komt in 't Paleis. De Kei
zer brengt t gezin in stomme verbazing over de talrij ke
bizonderheden van Teun's huiselijke omstandigheden,
hem bekend door zijn bezoek, maar als Joren den Kei
zer herkent als den royalen schenker van de utien
potten" wijn, maakt de Keizer 'n eind aan den angst
van Teun en z'n familie door hem te zeggen, dat hij
zódankbaar is voor de smulpartij van den vorigen
avond, dat hij 'n gunst mag vragen. Teun vraagt als
deken van 't schoenlappersgilde daarvoor de jgonst"
om bij den jaarlijkschen ommegang als gildeteeken
een gekroonde laars te mogen dragen, ter blijvende
herinnering voor de eer, die de Keizer eens 'n
eenvoudigen schoenlapper heeft bangedaan. De gunst
wordt natuurlijk toegestaan en Teun is zoo verheug!
daarover, dat hij het gebeele gilde laat uitnoodigen op
zijn kosten een vrolijken dag te nemen, maar ook
Joren, die hem zoo trouw terzijde heeft gestaan wordt
niet vergeten; hij geeft hem Jaquelijn tot vrouw en
laat den Notaris halen om het huwelijk zoo gauw
mogelijk te sluiten.
Het stuk, dat met een Voor-Reden geopend werd,
wordt besloten met een Nae-Reden.
Dit is dus de inhoud van de vijf bedrijven
van de klucht, die naar mijne meening, door
de aardige karakterteekening, raken dialoog
en logischen bouw hooger staat dan hetgeen
wij gewoonlijk onder 'n klucht verstaan. De
taal is teekenachtig en verzorgd en, op 'n
enkele uitzondering na (in dien tijd vond
men sommige woorden die men thans plat
vindt, heel gewoon) oorbaarder" dan bij
vele andere oude kluchten 't geval is. Eigen
aardig is bij dit stuk het verschijnsel, dat
er verschillende spel- en regie-aanwijzingen
voorkomen, iets waarmede bijna alle oude
schrijvers zér spaarzaam zijn.
Het eerste bedrijf speelt in de Schoen
lapperskelder, het 2de op straat, dus kan
gespeeld vór de gordijnen, die als fond
voor verschillende korte tafreelen dienst
deden en waarvan men 'n practisch gebruik
maakte. Het 3de gedeeltelijk ook op straat,
dan gaan de gordijnen open en men ziet):
vertoogh van den kelder". Het 4de begint
met een alleenspraak van Ambroos als een
deurwaarder opgezet", al de gordijnen
weer" open" en de kelder is weer plaats
der handeling. Het aanvangtooneeltje van V
speelt op straat, de gordijnen gaan weer
open en 't Keyserlijck Hof" vertoont zich
voor onze oogen, tot Teun en de zijnen
weggaan (gordijnen toe) en zich naar huis
begeven.
Bouwt men met deze gegevens de
tooneelschikking op naar 't geen wij van
inrichting van het tooneel van dien tijd
weten, dan klopt alles wonderwel en is
daarmede 'n nheid te bereiken, die m. i.
aan 't spelen van 'n stuk als dit zér ten
goede moet komen; ik heb dan ook niet
geaarzeld om in deze lijn 't stuk te
insceneeren.
stuk). De nieuwe Drucker-zalen zijn, be
halve voor de tentoonstelling van deze
verzameling, gebezigd voor het bijeenhangen
van een gedeelte der verzameling-Six en
van andere werken van oude kunst, o. m.
een reeks van werken van Frans Hals.
'?"~1
W. MARTIN
W. Martin, fot.
J. MARIS. De steer.en Molen. Rijksmuseum: verzameling
J. R. H. Neervoort v. d. Poll
W. Martin, fot.
W. MARIS. De witte Koe, Rijksmuseum: verzameling J. R. H. Neervoort v. d. Poll.
W. Martin, fot.
MARIS. De Vioolspeler. Rijksmuseum: verzameling
J. R. H. Neervoort v. d. Poll