Historisch Archief 1877-1940
JS°. 2043
Zaterdag 19 Augustus
A°. 1916
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O BI O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden f 1.90
Voor het Buiten), en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 11 50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 6.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . /0.25
. . .0.30
. . , 0.40
IHHOUDiBl&dz.l: De Kleine Dnitschertjea, door
T. H. De Gast van den Keizer, door H. Brngmans.
Confetti. 2: Buitenlandeen Overzicht, door
G. W Kernkamp De Visschery-Kwestie,
teekening van Jordaan. Erekelzang, door J. H.
Bpeenhoff. De Vrees op het Gevechtsveld, door
Artilleriet. Spreekzaal: Het Geval Besink, door
los. Loopnit. Militairen en Badgasten, door Een
Militair. Du'tsche Kin leren, door O. de Vries.
3: Feuilleton:. Onder Neutrale Vlag, door dr. Jaak
Boonen. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Eoerge.
Technische Rubriek, door v. O. 6: Twee Zolder
schilderingen, door W. M. Tentoonstellingen, II,
door Plassehaert. Psychoanalyse en
Theosophie, door A. J. Beeink. 7: Dwais door
Timbertown, door Charles Barnaid, met
teekeningen van J. H. Jnrres. 9: Financieele en
Economische Kroniek, door J. D. Santilhano.
10: Onze Zangers te Laren, Bpeenhoff-teekening van
Joan Collette. Pro Patria. I, prentjes en rijmen
van een gemobiliseerde. Uit het Kladschrift van
Jantje. Een Vleugje Haagsche Wind, door Ari.
Levenslied-manie, door P. Kloppers. 11: Verkoop
van de Deenscho Koloniën, teekening van Joh.
Braakensiek. Schaakrnbriek, red. dr. A. G.
Olland. Dambriek, red. K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: Europeesoh Evenwicht, teekening van
Johan Braakensiek.
DE KLEINE DUITSCHERTJES
De woorden van den wijsgeer
Pyrrhoflammus en als hij niets anders zou
hebben gezegd dan dit, verdient hij reeds
hierom de onsterfelijkheid waren
deze: maak u geene moeilijkheden voor
den tijd".
Waarbij zich wonderwel aansluit de
leer van den Spaanschen kloosterbroeder
en moralist Salatiga, wiens hoofdwerk
Over het Bedaarde Leven met deze zin
snede begint: het zal zoo'n vaart niet
loopen".
Dit lijkt alles vrij banaal. Maar hoeveel
subtiele levenservaring is er niet in deze
overpeinzingen bezonken! Hoeveel profijt
biedt hunne toepassing niet.
Zouden zij niet ook een behoorlijk
richtsnoer kunnen geven voor de nieuwste
moreele puzzle, waartegenover zich de
Nederlandsche natie geplaatst voelt: het
bijvoeren van eenige duizenden kinde
ren uit Duitschland?
Het ware inderdaad een niet gering
schrikbeeld, indien wij hier thans, op
straffe van voor onbarmhartig door te
gaan, het geheele Duitsche volk van zegge
eneden de 12 jaar te logeeren moesten
vragen: moeders, tantes en geleidsters
incluis. Ook wanneer zij zich tot eenige
honderdduizenden geliefden te beperken,
zou dit, om er niets sterkers van te zeg
gen, nog een eigenaardig geval zijn!
Aldus op te treden geheel als restau
rant voor het in den uithongeringsoorlog
lijdende Duitschland, het zou ons zeker
ook bezwaarlijk kunnen worden aange
rekend als in overeenstemming met ons
streven naar onberispelijke neutraliteit.
Het zou ons al aanstonds zelf aan
etensgebrek blootstellen, en bovendien de toe
voeren van de zijde der geallieerden vrij
zeker doen stop zetten. Terwijl die ons
den aanvoer voor de eigen binnenlandsche
consumptie mogelijk maken, ware het
een al te leepe toeleg, dan gansch Duitsch
land, de mannen ook misschien,
tusschen twee Zeppelinraids of
U-bootescapades in, hier in Nederland te
laten komen consumeeren.
Op 't gebied van belegeringsoorlog
kon dit doen denken aan de list, welke de
jongeren onder ons zich nog zullen her
inneren, van den belegeraar die aan de
vrouwen uit zekere stad vrijen uittocht had
toegestaan met de bezittingen die zij kon
den meedragen." Zij verschenen toen ieder
met hunnen man op hun rug! De ge
schiedenis vertelt, dat die belegeraar deze
list toen geslikt heeft. Maar dit zal in
werkelijkheid wel niet zijn gebeurd, even
min als het nu 't geval zou zijn.
En een recht op zulke methodes zouden
wij, neutralen, in den tegenwoordigen oor
log ook bezwaarlijk kunnen opeischen, al
wilden wij. Wat wij echter ook niet
willen; verre van dien!
*
* *
Echter is de afstand groot tusschen dit
onderstelde maar onwerkelijke geval,
en het enkele feit, dat een paar duizend
hongerige en ondervoede Duitsche kinde
ren hier te lande eens voor een tijdje
wat worden te goed gedaan.
Het een moge de voortgezette con
sequentie zijn van het ander, met
consequentie's kan men niet altijd rekenen,
en alles berust op het verschil tusschen
onderscheid en grens. Er blijft nu een
maal een groot onderscheid tusschen
goedgeefsch en brooddronken; al is de
grens niet immer te trekken.
De deugd der goedgeefschheid be
staat in een juiste maat van weldadigheid
en offervaardigheid.
En zoo moet ook hier in het oog
gehouden, dat er een groot onderscheid
blijft tusschen vriendelijke
menschlievendheid en... georganiseerde ontduiking
van de uithongeringspolitiek der geal
lieerden.
Vooralsnog zien wij in den geheelen
opzet enkel en alleen maar het eerste,
en verwachten wij tevens, dat het daarbij
ook wel blijven zal.
Hier zijn een paar duizend stumpers;
maar een klein percentage van hun
landgenootjes l Hier zijn bezorgde ouders,
tobbende moeders, vragende magen,
kwijnende gezondheden, bleeke gezich
ten... het is inderdaad goedkoop,
hierover sentimenteel te schrijven.
Of wij nu met aan die kinderen iets
van onze Nederlandsche fleur en welvaart
te bieden, den oorlog rekken?
Gesteld het ware zoo, wat dan
nog? Zijn wij aangesteld tot de dienaren
der Voorzienigheid, die den oorlog
moeten bedisselen? En rekken wij den
oorlog niet, noodwendig, bijna met elke
stap dien wij verzetten en met elke han
deling, die wij verrichten? Wij lezende
telegrammen, wij koopen de kranten, zen
den ambulances, juichen de partijen toe,
leveren hun goed, bezorgen hun verkeer.
Wij konden honderden dingen doen om
den oorlog te verkorten": sluipmoorden
gaan plegen op generaals en ministers,
scheepvaart onmogelijk maken, kabels
doorsnijden en alle oorlogvoerenden
saboteeren, ons in den strijd werpen
En dan nu ineens warmgeloopen op
die kwestie van de kinderen?
Neen, de oorlog zal het klaarspelen
zonder ons, en wij meenen het immers
klaar te spelen zonder den oorlog.
Zoolang dit het geval blijft, ligt wat wij
kunnen doen, op ander gebied.
Er valt toch ook nog zoo iets als
Rechten Menschelijkheid hoog te houden.
In de oorlogvoerende landen wordt
daarmede nog maar zeer betrekkelijk
rekening gehouden. Vooral juist de
Duitschers hebben in dezen 't gebrek
getoond van consequent te willen en...
te durven zijn. Zij kwamen daardoor
verzeild in den draaikolk der
Rucksichtlosigkeit, die wij allen verafschuwen.
Teveel reeds lieten ook de neutralen
zich daarin medezuigen. Te weinig hebben
zij, heeft een Nederland vooral, dat
immer zoo den mond van volkenrecht
had vol gehad, de ergste
rechtskrenkingen zien plegen zonder van uit hun
stupeur hun stemmen te doen klinken.
Te weinig hebben de natiën de
meedoogenloosheid en het terrorisme, aldus
consequent toegepast, naar verdienste
en openlijk durven brandmerken.
Maar zouden wij zelfs nu, nu de ge
legenheid daar is, een weinig mensche
lijkheid te bewijzen aan eenige duizende
stumperige wichten, ons volk moeten
overreden de deuren en de armen gesloten
te houden, en te antwoorden: crepeer ?
* *
Naar onze meening zal Nederland er
beter op blijven en zal het ook een
hpoger doel beter dienen, wanneer het
hier niet al te verstandiglijk en niet al
te hatelijk redeneert.
Het tegenovergestelde standpunt, 't zij
met allen eerbied voor de motieven
gezegd, brengt ons te zeer in den geest
van mijnheer Droogstoppel, die immers
ook tegenover armoede en misdeeldheid
zoo'n verbazend verstandige houding
aannam, maar op wiens portret toch
niemand graag lijken wil!
En ons volk kan er slechts beter bij
varen, als het desnoods't beetje Duitsche
doordringing, het tikje gevaar voor onze
nationaliteit dat in 't logeeren van deze
kinderen gelegen kan zijn, riskeert, wan
neer het zijn moraal blijft zoeken in de
naastbij liggende menschelijkheid; en
later, indien de Geschiedenis vraagt
wat deedt gij in die jaren van
reuzenstrijd", tenminste dit kan antwoorden:
Wij hielden hel vuur der menschelijkheid
brandende, en waakten mede, dat de plicht
van ridderlijkheid en weldadigheid, ook
tegenover wat men afkeurt en wat
men vreest, niet geheel veronachtzaamd
werd.'"
** *
Een ding zou overigens zeer
ongewenscht zijn.
Het is 't vervelende van bijna alles wat
wij hier te lande van Duitsche zijde zien
gebeuren, dat het wordt gebruikt met
politieke bijoogmerken: pro-Duitsche
propaganda, Nederland binden aan de
Duilsche zaak.
De ambulances naar Duitschland wor
den benut voor allerlei Kuyper-interviews
en pro-Duitsche ostentaties. De officier
van gezondheid, dien wij meezenden,
heeft zelfs den treurigen inval gehad
ons Wilhelmus van Nassauen in het
Duitsch te laten vertalen, en in Boeda
pest met de Boedapesters te zingen!
Rheinhardts tooneelvoorstellingen,
Reinholds opera's worden zeer duidelijk
gebruikt voor Duitsche agitatie in
Nederland.
Men biedt ons nog voorlezingen aan
van Duitsche geleerden, vertaalt onze
dichters in het Duitsch, steunt de
Vlaamsche beweging, kortom, compromit
teert alle doeleinden, die op zichzelve
sympathiek en deugdelijk zijn, om in
Nederland langs omwegen Duitsche poli
tiek en Duitsche propaganda te voeren.
Van die toenaderingen nu moeten wij,
om tal van reden, bij voortduring zorgen
verschoond te blijven.
En wanneer dit ook weer zoo iets
mocht zijn of worden met de ondervoede
kinderen, wanneer de leiders het niet
uitsluitend een Nederlandsche kinder
zaak laten blijven, maar er allerlei Duit
sche drijverij achterzit; wanneer de jeugd
den Wacht am Rhein" moet zingen, en
stemming maken voor de macht van het
Duitsche Rijk of de laagheid van
Duitschlands vijanden; wanneer Duitsche bladen
misschien nog eens komen vertellen dat
hier hunnerzijds tevens eene Kulturelle
Mission" wordt vervuld, en wanneer de
leege kinderhandjes ons in waarheid
worden toegestoken als rocderhanden,
dan, ja dan zullen wij alles liever ter
stond weer stop willen zien gezet. Want
dat komt ons nu eenmaal te na, en dat
kunnen wij nu eenmaal, uit lijfsbehoud,
niet uitstaan!
Dan zou dus de goede bedoeling in
derdaad toch moeten mislukken echter
niet door ns, maar door hun toedoen l
v. H.
De Gast van den Keizer
Eenige maanden geleden deed een merk
waardig verhaal de ronde door de
Europeesche pers. Een Engelsch journalist, een
vertegenwoordiger van de Daily Mail, zou
hebben aangezeten aan den historischen
maaltijd van keizer Wilhelm en koning
Ferdinand van Bulgarije, die den 18 Januari
van dit jaar in het veroverde Nisch is ge
houden. Dit bericht en de daaraan toege
voegde beschrijving van dien maaltijd zelf
zijn onmiddellijk door de Duitsche pers
tegengesproken en als wilde fantasieën ge
wraakt. Geen wonder. Wat van den Keizer
werd gezegd, was niet geruststellend en in
het geheel niet overeenkomstig het beeld,
dat men zich gaarne in Duitschland van
den oppersten krijgsheer maakt. Maar ook
de zaak zelf scheen ongeloofelijk genoeg
en zoo lag de tegenspraak eigenlijk voor
de hand.
Maar onze journalist heeft zijn ervaringen
in boekvorm uitgegeven. Dezer dagen ver
scheen My secret service. Vienna. Sophia.
Constantinople.Nish. Belgrade. Asia Minor etc.
by The man who dined with the Kuiser.
(London, Herbert Jenkins limd.)
Het heeft altijd een zekere aantrekkelijk
heid te lezen van het geheimzinnige, dat in
?zekeren zin den achtergrond van dezen
grooten oorlog vormt. Wij weten, dat er
zeer veel, daaronder van het belangrijkste,
voorvalt achter de coulissen, die voor ons
oog de omraming zijn van het groote ge
beuren. Men kan verzekerd zijn, dat er niet
alleen zeer veel omgaat tusschen de
bondgenooten van weerszijden, maar ook tus
schen de beide partijen over en weer. En
dat men langs allerlei wegen en op allerlei
wijzen tracht op de hoogte te komen van
elkanders werkelijke positie, is in het alge
meen bekend genoeg. Maar wie kent van
dat alles de bijzonderheden? Wie weet, hoe
de Engelsche regeering zich van den toe
stand in Duitschland op de hoogte houdt,
en hoe omgekeerd het Duitsche gouverne
ment alles te weten komt over de verhou
dingen in Engeland?
Het geheimzinnige trekt altijd aan en zoo
nemen wij met een zekere gretigheid het boek
van onzen Engelschen persman op. Wij lezen
met verlangen en belangstelling ook, hoewel
niet met geheele bevrediging en volkomen
voldoening. Want het boek stelt teleur en
moet dat ook wel doen. Onze journalist
heeft in dezen oorlogstijd Weenen, Belgrado,
Nisch, Sofia, Konstantinopel bezocht; hij
heeft invloedrijke mannen gesproken en van
hen aanbevelingen ontvangen; hij had een
onderhoud met Halil Bey en een interview
met Enver Pacha; ten slotte hij zat aan de
keizerlijke tafel, op geen twee meter afstand
van Zijne Majesteit. Als iemand verre reizen
doet, kan hij wat verhalen; maar het is
natuurlijk altijd nog de vraag of hij het ook
werkelijk doet. Welnu, onze man vertelt
natuurlijk niet wat hij heeft gezien en ge
hoord, maar wat hij in dezen oorlogstijd
mag laten drukken.
Wij mogen aannemen, dat hij uitgebreide
rapporten heeft uitgebracht niet alleen aan
de redactie van de Daily Mail, maar ook
aan het ministerie van buitenlandsche zaken.
Daar zal men hem tevens verlof hebben
gegeven een en ander te publiceeren over
zijn reis, wat politiek geen kwaad kon en
bovendien belangwekkend was. Zoo is het
boek ontstaan, dat handig en met vlotte pen
is geschreven en dat nog genoeg belang
rijks bevat om er de aandacht op te vestigen.
De gast van den Keizer is geen
Engelschman van geboorte; hij behoort tot een neu
traal land, maar is met hart en ziel aan
Engeland verknocht; de zaak der Entente
is voor hem die van vrijheid en beschaving.
Maar hij spaart de Engelschen zijn verwijten
niet; hij legt hun al te groote zorgeloosheid
ten laste in de voorbereiding van dezen
oorlog in het algemeen en van de verschil
lende expeditiën in het bijzonder. De expe
ditie tegen de Dardanellen had volgens hem,
mits tijdig en met meer durf en beleid
doorgezet, een gemakkelijke victorie kunnen
zijn. Dat was de indruk in Konstantinopel
van allen, die hij over de zaak sprak.
Ook is volgens hem het gevaar, dat Egypte
loopt, In Engeland steeds onderschat. Wie
als hij gezien heeft, hoe sterk de
DuitschTurksche expeditie tegen Egypte in het
Oosten de gemoederen bezig houdt, hoe
zorgvuldig de voorbereidingen worden ge
troffen, kan de vrees niet van zich afzetten,
welk groot gevaar hier dreigt. Ook heeft hij
een sterken indruk gekregen van den invloed,
dien de Duitschers in Turkije uitoefenen;
van een zelfstandig Turkije is nauwelijks
sprake meer. De Duitscher is volkomen
meester aan den Bosporus, zelfs in die mate,
dat het bij de Turken zelf tegenzin opwekt:
om de Turksche gevoeligheid te ontzien,
vertoonen de Duitsche officieren zich zoo
weinig mogelijk in uniform; wie weet, hoe
dierbaar 's konings rok aan deze heeren is,
kan zich voorstellen, welk een offer hier
wordt gevergd, en tevens, hoe noodzakelijk
het is. Van een breken van den Duitschen
invloed te Stamboel zal dan ook in geen
jaren sprake zijn, wanneer althans niet de
Turk zelf wil medewerken, wat lang niet
onmogelijk is. Maar voorloopig beschouwt
de Duitscher Turkije als zijn eigen gebied
en zit hij even vast in Konstantinopel als
in Weenen, of, wil men, Warschau of
Brussel.
De Duitscher is overal. En overal, waar
hij komt, ontstaat volgens onzen man van
de Daily Mail, schaarschte en gebrek, zelfs
hongersnood. Hij heeft dat kunnen
constateeren te Weenen, te Belgrado, te Sofia, te
Konstantinopel. Maar van deze algemeene
misère is het leger uitgezonderd. Overal,
waar hij heeft waargenomen, waren de
Duitsche soldaten goed gevoed en uitnemend
uitgerust en dus ook vol vertrouwen op de
overwinning. En daaraan knoopt onze
journalist den raad aan het Engelsche volk
vast, niet te vast te vertrouwen op de ge
ruchten, als zou het Duitsche leger ontmoe
digd en uitgeput zijn. In Duitschland en
onderhoorige landen heerscht veel gebrek
en daardoor veel moedeloosheid. Maar het
leger is nog sterk en vastbesloten te over
winnen; van ontmoediging is nergens sprake,
laat staan dan van wanhoop. Het is dit feit,
waarmede men vooral in Engeland rekening
moet houden en nu ook stellig wel houdt.
Het interessantste gedeelte van dit boek
vormen stellig de hoofdstukken over het
diner, eigenlijk dcjeuner te Nisch. Een
wonderlijk toeval vestigde de aandacht der
Bulgaarsche autoriteiten op onzen man;
men wilde naast de journalisten der cen
trale mogendheden gaarne ook een der
neutrale landen aan de keizerlijke tafel
zien; als zoodanig nu beschouwde men
onzen man van de Daily Mail. Hij nam de
uitnoodiging aan; maar wij kunnen ons
voorstellen, dat hij het menu weinig heeft
gesavoureerd; de minste onvoorzichtigheid
had doodelijk voor hem kunnen zijn; een
executie-peleton staat overal gereed.
Wat meer opvalt, is, dat ook de Keizer
den maaltijd weinig eer aandeed. De
monarch zag er zeer slecht en vervallen uit;
onze journalist kende hem van het laatste
bezoek in Amsterdam en kon dus oordeelen.
Hij Sprak weinig, at zoo goed als niets en
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: ,Confettr.
Menscheneters?
De actie tegen het rooken van kin-,
deren (ingevolge onze besluiten op de
vorige jaarvergadering) werd met kracht
ter hand genomen.
(Jaarverslag Ned. Kinderhand)
... Dus geen gerookte kinderham met jes
meer!
*
De N. Rott. Ct. heeft ontdekt dat de Styx
langs Enkhuizen vloeit,?zij schrijft:
Door een kleine poort (te Enkhuizen)
aan de zijde der zoo bekende brug komt
men in de hel, die als product van de
bouwkunst uit de 16de eeuw bijzonder
merkwaardig is."
*
De Ver. v. V. te Arnhem neemt onder de
agenda der publieke vermakelijkheden, tus
schen een operette en een tuinconcert, op:
Donderdag 17) Groote Zaal. Inleving
Vrijdag 18 ) Landstorm.
De genoegens zijn daar schaarsch en
vreemdsoortig!
In den zevenden druk van het Engelsch
woordenboek van Ten Bruggencate, deel I,
blz. 564:
Strawberry .... aardbei . . .
tree = aardbeziënboom.
Graag zouden wij weien, wat een aard
beziënboom is; maar nog veel liever wat
er in de eerste zes drukken van bovenge
noemd boek te vinden is.
*
In het programma van Carré:
Mevrouw directeurCarré.vrije dressures."
We zagen nog verder optreden:
Mevrouw hondendresseur Litle Fred,
mevrouw dierentemmer Ghutza-Sevastos
en mevrouw muzikale clown Viebig. ,
In het Manifest van keizer Franz Joseph
aan zijn volken, dd. 31 Juli komt o.a. deze
pracht-zinsnede voor:
Op stelselmatige in gevaar brenging
van het bestaan der vreedzame bevolking
gerichte technische bedoelingen."
Dit doet zoo denken aan:
Op stelselmatige in verrukking bren
ging der onwetende volken gerichte
opgeschroefde bewoordingen."
*
Die kleedermakers-patroons in Nederland
zijn maar grappenmakers hoor! Tenminste
het N. v. d. D. doet het aldus voorkomen,'
schrijvende over hun bondsvergadering:
Nadat verschillende zaken in huis
houdelijke vergadeüngen werden afge
handeld, hield de heer W. F. Detiger,
directeur der Gemeente-Arbeidsbeurs,
te Amsterdam, een met aandacht aan
gehoorde en zeer toegejuichte lezing
over: Arbeidsbeurzen voor
Regeeringsharin g."
Het blad vergeet wellicht te vermelden,
of deze rede vór dan wel na het
bondsdiner gehoudtn en toegejuicht wierd.
Als de annexatielust eenmaal in de lucht zit:
De inlijving van Semarang bij het
pestgebied is nog niet afgekomen."
(N. R. Crt)
IIIIIIIM iiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiilli
hoestte voortdurend, waarbij hij steeds een
rooden zakdoek aan den mond bracht. Maar
wat het meest treft, de rede, waarmede de
Keizer de toast van den Koning van Bulgarije
heeft beantwoord, is nimmer door den vorst
uitgesproken, maar alleen als uitgesproken
aan de pers medegedeeld. Zoo zegt althans
onze ooggetuige.
Wat van dat alles waar is, wagen wij
niet te beslissen. Onze journalist heeft dien
twijfel zien aankomen en zijn relaas gedo
cumenteerd; hij deelt in facsimile het menu
en het muziekprogramma van het befaamde
dejeuner mede en bovendien zijn biljet van
den Balkan-express. Het is mogelijk, dat wij
hier inderdaad met echte stukken te doen'
hebben. Maar de onbevangen lezer kan toch
eenigen twijfel niet onderdrukken. In het
geheele verhaal staat eigenlijk niets, dat een
goed journalist niet met eenige fantasie zou
kunnen in elkander zetten. Maar aan den
anderen kant, er komt in deze geschiede
nis ook niets voor, dat op zich zelf onmo
gelijk of zelfs onwaarschijnlijk moet worden
geacht. Wat weet men met zekerheid van
den Keizer in dezen oorlog? Zelfs authen
tieke photo's geven niet meer het frissche,
opgewekte gezicht van vroeger.
Hoe dat zij, de gast van den Keizer geeft
ons een probleem te onderzoeken, waarvan
wij de sleutel wel niet spoedig zullen
vinden. H. BRUGMANS