Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Aug. '16. No. 2043
Twee Zeveoiiend' eeuwsche
Zolderschilderingen
?K De hierbij afgebeelde schilderijen bevon
den zich in een oud huis aan de St. Anthonie
Breestraat te Amsterdam, waarin zij elk n
kamer hadden versierd.
Van versiering was echter sinds jaren geen
sprake meer, aangezien een dikke vernis-,
vuil- en stofmassa de doeken was gaan
bedekken. Dit alles is thans verwijderd en
nu blijken de doeken (die tijdelijk zijn ge
borgen in het Stedelijk Museum) krachtig
gepenseeld, knap werk van omstreeks 1640,
voorstellende Jacob, met den engel worste
lende, en de drie engelen, die aan Abraham
de geboorte van een zoon voorspellen.
Beide stukken zijn zoodanig geschilderd,
dat men, wanneer men ze van beneden be
schouwt, als het ware tegen de gestalten
op kijkt. De constructie der verkortingen
van lichamen en ledematen is voortreffelijk.
Wie de schilder is, is onbekend. M.N.
iiiiillitlliMilliiiliMiiiiiimiiiiiiliiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiH
Tentoonstellingen
n
I. De kritikus wordt in den zomer zwerfsch.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiimiiiiimimiiiiiiiiiiimii
Niet alleen op de gewone plaatsen, in de
steden en in de vereenigingen vindt ge zijn
aandacht; de kleine stadjes en plaatsen,
Een teekening van het Belgische front
A. Stevens. Belgisch soldaat, een brief schrijvend
Psychoanalyse en Theosofie
Prof.' dr. SIOMUND FREUD. De invloed
van ons onbewuste in ons dagelijksch
leven. Maatschappij voor goede en
goedkoope Lectuur. Amsterdam 1916.
In de Wereldbibliotheek is een vertaling
verschenen van Freud's Psychopathologie
des Alltagslebens onder bovenstaande titel
van de hand van dr. Johan Starcke.
De vertaler heeft een zeer leesbare voor
rede daaraan toegevoegd en dit aardige
boekje met veel nieuwe voorbeelden aan
gevuld.
Het is van Freud's werken de meest po
pulaire, het is vol van hoogst belangrijke
beginselen \&n onderzoek, die juist voor
andere wetenschappen dan de psychopatho
logie van belang zijn. Zoo b.v. zijn theorie
der metapsychologischeprojectieals oorsprong,
van de archaïsche mythologie en symboliek
dus als oorsprong der archaïsche symbolen
taal, waar helaas weinig illustratieve voor
beelden van gegeven worden. Blijkbaar
waagt deze voorzichtige geleerde zich niet
verder dan tot een vage aanduiding. Voor de
psychologie van de kunst is natuurlijk de
theorie van deze onbewuste symbol-mind
van de allerhoogste methodologische waarde
en het was te wenschen, dat onder kunste
naren enquêtes werden gehouden (als dr.
Wilhelm Stekel hield voor zijn werkTraume
der Dichter), om de wortels van hun kunst
schepping in den symbol-mind na te spo
ren. De heer Theo van Doesburg heeft inder
tijd aardige droomen van hem zelf gepu
bliceerd in Eenheid, waarin ook hoogst
interessante en zelfs prachtige droomen van
Schuréwerden meegedeeld. Het is een man
moedige daad van deze kunstenaren, die
navolging verdient. Onlangs wees ik in de
N. Amsterdammer (29 Juli) op een aardig
geval van manifestatie van den archaïschen
symbol-mind" bij een in een toestand van
acute geestdrift verkeerende sociaal-demo
craat. Ik lees dan ook met volle instemming
in de voorrede van den vertaler:
Bij de uitingen van het onbewuste wordt
bijna steeds symboliek gebruikt. Zoo worden
b.v. in den droom velerlei onbewuste gedach
ten en gevoelens voorgesteld door symbolen.
Deze symbolentaal moeten wij beschouwen
als een primitieve manier van uiting, zooals
ook bij sommige volkeren uit de verre oud
heid op hun gedenkteekenen en schrifturen
wordtaangetroff en. Deze symbolentaal is in het
menschelijke onbewuste een zeer algemeene
en gewone uitdrukkingswijze gebleven".
De Theosofen hebben dit allang begrepen
en maken een geregelde studie van die ar
chaïsche symbolentaal van hun onbewust
leven om dit te leeren kennen en te leeren
beheerschen. Want hier liggen de wortels
van het gemoedsleven, van de geestelijke
scheppingskrachten en van alle zedelijke
machten. Het onbewuste is het religieuze.
Zóver is de Freudsche psychoanalyse
nog niet. Maar zij nadert de Theosofie
en zij zal straks leeren inzien, dat de stel
selmatige ontginning der oude wijsheid"
in ons evenmin pathologisch is als b.v. het
volgende cryptogram bewijst, dat dr. Starcke
een paranoïker is (het is te vinden in zijn
boek op pag. 45. Zie ook bladz, 48, 51, 55,
115, 157, 117.)
Veere en Coevorden, Renkum en Domburg,
hebben tegenwoordig, met het zomerseizoen,
hun zomersche tentoonstellingen. Domburg
en Renkum zijn van deze vier reeds gewend
aan hun tentoonstelling; Veere begon, om
door te zetten; en Coevorden (dartel van
nieuwe winst ?) nam de geestelijke allure
aan van de bezitters. Er iets aardigs, iets
onverwachts, iets ietwat yerdwaasds, en
iets gezelligs in deze uitstallingen. Er treden
autoriteiten op, die in de groote steden niet
als zoodanig gelden; vreemdelingen worden
plotseling kunstkenners en deelen in hun
kersversche competenties, en inzichten, blaam
en lof uit, en prijzen als nieuwe competen
ties schippers en zee-lui, en vergeten in
deze de associaties te controleeren. Jeugdige
onbenullen beginnen van den provincialen
weeromstuit té«Childeren, en spreken over
stil-levens met de vermakelijkste
verstandeloosheid. Alles wat onrustig is rept zich,
en verwart onbevredigdheden met gevoel.
De kleine waereld in de provincie wordt
wild van wat ze intellectualiteit meent
te zijn; de bleeke levens worden iets
rooder; de zon roert hun de zinnen.
Uit de sluimeringen worden de bewoners
waaksch; ze verzetten voor de drie zomer
maanden den wijzer van hun geest een
kwartier naar voren ; de toevloed der stede
lingen activeert hen nogmaals; werkelijk, de
dagen zijn van bleek, bleekrose en haast
hevig...
H. Domburg was wellicht wat eentonig
geworden. Er zijn nu meer tentoonstellenden,
maar dat is nog niet hetzelfde als veeltonig,
als popuphoon. De drie nu belangrijkste
schilders heb ik besproken. Er is een aantal,
4at ik niet bespreken zal; van de goedhar
tigheid in hun pogingen ben ik overtuigd,
maar die goedhartigheid is geen deel van
het schoon; zij is meer van
maatschappelijken gang en hoort thuis in de sociabiliteit.
Hart Nibbrig was de schilder van ),aren,
van Algiers, van Terschelling, van
ZuidLimburg en van den Eiffel, hij werd in den
laatsten tijd die van Zontelande. Hij vond
hier zijn zomer en zijn kleur; zee en land,
zoo als hij het wou; trillende damp en
trillende randen aan de vormen. Hij vond
hier, tot zijn genoegen, de roode daken van
de huisjes gegroepeerd om een ouden
lichtgrijs-rooden kerktoren, en dit alles
hevigertrillend nog gemaakt door het, het licht
klaatrend weerkaatsende zand van de duinen.
Daar-naast (of daar- om) waren de kleuren sterk
van den landelijke dracht; de figuur was
eigenaardig: gekleed in vrij strakke vormen.
Toch was hij met die figuur niet dikwijls
gelukkig; zoo in een zijner pointille's een
kleur niet zuiver is, vindt ge die jnist in
die figuur. Dat is hier weer zóte vinden
(zie 26). Het landschap is zonder smet;
niet trillend zijn sommige kleurdeelen van
de zittenden.
Jan Heyse is een stilleven-schilder. Alles
is hem stilleven. Hij verteert de stilte, zonder
haast, als een daaglijksche spijze; en, ge
zapig, niet haastig, niet volop-blpeiend (dat
is juist zijn tekortkoming) zet hij zijn
topographisch-nauwkeurige stadgezichten in me
kaar; hij bouwt ze na, huisje na huisje; golfje
na golfje na golfje van't zeegezicht teekent h^;
touwtje na touwtje van 't want der schepen.
Het werk is fatsoenlijk- (in den stipten zin
van dit Hollandsche woord). Er zijn nooit
excessen in begaan; de kracht is juist vol
doende. Het stoort nooit; ge stoot u er nooit
aan; het is daarvoor nooit ruig genoeg.
De tryptiek van Veere, het Prinsje (W.
Vaarzon Morel jr.); de Oude Boer en de
Kade (2 droge naalden) zijn de juiste voor
beelden van dit werk, dat juistheid, een
zeekre matheid en een bedeesde beschaafd
heid vertoont. Maar toch is er eenig roeren.
Niemand is gansch ongestoord. Het schijnt
mij toe dat in het roode gamma" van den
laatsten tijd iets zich meer beweegt, en er-in
rijst van het dramatische, het handelende.
Schelfhout is in de twee teekeningen
typisch vertegenwoordigd; modern fransch,
niet sterk, maar, met gratie.
P. Schultze, een vorig jaar door de kleine
Domburgsche gemeente, te hoog geschat en
door een provinciale incompetentie schro
melijk misduid, Is in het portret van mevrouw
Peter Spaan de Boer met haar barzoï, niet
krachtig, maar met eenige ruimte; met te
veel omlijningeu, die strijdig zijn met de
technische uitvoering van het overige deel
van het werk.
III. Er is in Domburg naast deze tentoon
stelling, die de ge-ijkte is, een
tegenpartijdsche, die iets heeft van een Salon des
Refusés", maar die in haar aanstichter niet
het talent heeft, dat een kenmerk was van
de groote parijsche Salon des Refusés.
Dat zij er is, kan niet verwonderen;
Walcheren heeft de neiging tot afzonderlijk
heid op sterke wijze; er zijn vele secten,
die soms uit n persoon lijken te bestaan.
Vaarzon Morel zou op de oude ingezonden
hebben, en op de tegenpartijdsche. Ge vindt
op geen van beide iets van zijn werk.
Geen ziekte, maar een moeite tot besluiten
in deze, verhinderde de uitvoering van zijn
dubbel plan. Wellicht geschiedde daardoor
iets, onwillekeurig, dat op een wijzen zet
gelijkt. Wijsheid is wel eens iets laten.
PLASSCHAERT
IIIIIIHMIIIIIMIIIIMIMIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII11UIIIIIIIIIIIII
Aankondiging van nieuwe Fransche
muziekuitgaven
Bij de groote Fransche muziekuitgevers:
Enoch & Cie, Maurice Sénart & Cie, Rouart,
Lerolle & Cie, Durand & fils worden
voorbereid nieuwe (Fransche) uitgaven der
klassieken, benevens uitgaven der oude en
moderne Fransche school. Waar vroeger
slechts losse nummers verkrijgbaar waren,
zal nu de volledige editie verschijnen. Al
deze uitgaven zullen binnenkort in depot
ten verkoop zijn bij de firma van der Meer
en van Roosmalen te Amsterdam. ,
iMiiiiniiimiummimiiniminii
SEMMELWEIS
2AHN2IEHEN
ZIEHEN
SCIWEINFWIffiS
BVCHNGR C R OEN
BÜCHNBR ?
KRACHT£STOr
XERVELEND SOORT
.-,-.- ?*JjATEHIALISMe VERTDEgRIS
K KNUL.OIE OHlHtgSUTIlt ~J~ l
_ qfSOKBEïEN HEEFf>L5 EEN SROEN 3»U3
:INOKLOOS KUUR 06R HOOP. j^'gRAUW
I^H^IS^ ("OOP N VSEES")
'EN VRËESX^
Hoogst interessant voor ons Theosofen is
de erkenning (p. 275) dat bij leiders aan
paranoia die geheel door hun onbewust
leven in beslag worden genomen, veel
daarvan in het bewustzijn dringt, dat bij
normale menschen en neurotici slechts met
behulp van de psychoanalyse in het onbe
wuste kan worden aangetoond. De paranoicus
heeft dan in zooverre gelijk, dat hij iets be
merkt, dat normale menschen ontgaat, hij
ziet scherper dan het normale denkvermogen,
maar doordat hij het opgemerkte op andere
personen verschuift wordt dit inzicht weer
waardeloos."
De heer Starcke beschouwt dus de paranoia
als een -mislukte p sychoanatytische oorspron
kelijkheid, een hooger denkvermogen dat tot
scherpere zelfbezinning, (b.v. van perverse
erotische neigingen) leidt, maar waarvan
de resultaten verdrongen en op den buiten
wereld geprojecteerd worden. Theosofen
zouden spreken van een astrale schaduw.
Dr. Starcke hecht aan deze beschouwing
hooge waarde. Wij worden in een noot ge
waarschuwd niet te vlug te lezen, omdat
het hier iets moeielijker wordt."
Ook de Theosofen leeren, dat door con
centratie op de oude wijsheid," die onbe
wust in ons is geworden, een gevoeliger
psychisch waarnemingsvermogen en een
meer dan normaal scherp denkvermogen
ontstaat, dat bij een troebele sexualiteit
eveneens aanleiding kan geven tot astrale
schaduwen", b.v. tot demente mythen-vor
ming. Maar wanneer Freud alle mythologie
opvat als astrale schaduw" van een eigen
zinnige sexualiteit, zonder kultuurwaarde,
zonder waarheid, moeten wij, Theosofen,
protesteeren. De archaïsche symbolen zijn
als taal zeker uit sexueele massa's ont
staan maar hun inhoud is wetenschap. De
moderne begripsvorming gaat
langs andere wegen, wij spreken
van arbeid", van doel"
(entelechie) enz. en niet meer van lingam
en yoni, tenminste in ons bewust
leven, maar komt dat omdat de
verre oudheid" zoo diep ge
zonken was in sexueele
grasduinerij, dat zij nog niet tot de moderne
wetenschappelijkheid kon opstij
gen en dus in demente mythologie
gevangen bleef? Is het niet denk
baar, dat, zooals de psychoanalyse,
volgens dr. Starcke, gesublimeerde
paranoia, zoo de Theosofie ge
sublimeerde praecox is? Hoort
de Theosofie dus niet, evenals
de psychoanalyse, tot die
zelfinkeer, waartoe de dwalende en lijdende
menschheid hopenlijk eenmaal zal geraken"
zooals dr. Starcke zijn voorrede be-eindigt?
Ja, ik ben geneigd te vooronderstellen, dat
de onwil tegen de archaïsche wijsheid nauw
verband houdt met de moderne
Sexualverdrangung", zoodat de mentale inhoud
daarvan verworpen wordt om het
barbaarsche kleed. Om nu op te passen, dat het
scherpere denkvermogen en het gevoeliger
waarnemingsvermogen derverdrongenarcha
sche psyche niet langs een achterdeur bin
nendringt tot een listige hysterie, moeten
wij de voordeur wijd open zetten voor de
oude wijsheid, ons voeden met de mentale
inhoud daarvan, dan zal b.v. uit de door en
door zieke en machtelooze moderne kun
stenaar" nog eens een oude wijze" groeien
waarin wijsheid en schoonheid vereend"
zijn zooals vroeger. De oude wijsheid
leeft nog, het hangt alleen van ons af, of
ze met een vreeselijke terugwerkende kracht
ons meesleurt in een afgrond van troebele
verlangens, b.v. door zich te verbinden met
onze infantiele herinneringen, of dat ze
bewust wordt tot een klare methodologie
der ervaring". In het laatste geval zien de
Theosofen met genoegen dat het allermo
dernste snufje, als Freud's psychoanalyse,
zoo oud is als de wereld. Want wat is dit
alles, dan de oude strijd tusschen witte en
zwarte magie, waaruit, volgens H. P.
Blavatsky, de wereldgeschiedenis bestaat? Er
is niets nieuws onder zon. De wijsheid
ontwikkelt zich niet, maar ze groeit; ze voedt
zich met nieuwe ervaringen en nieuwe ver
schijnselen, neemt steeds nieuwe gedaanten
aan, maar is, als de tijd zelf, altijd dezelfde
en eeuwig, semper eadem et sempiterna,
zooals de R. K. Kerk van zich zelf leert.
De paranoïde" psycho-analytiker zegt: de
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiii'iiiiiitiiiiiiiiiii
mensch verbergt zijn gemeenheid; de de
mente" theosofische psycho-synthetiker zegt:
in den mensch kan de eeuwige kern (de
monade der Theosofen) niet ontwaken, om
dat hij door wanen vertroebeld is; maar
beide zoeken in te dringen in het onbewuste
geestesleven, dat buitengewoon belangrijk
en buitengewoon omvangrijk is" (p. V.) De
Theosofen maken bovendien onderscheid tus
schen het onbewuste zelf en de daarin ver
drongen komplexen, (terwijl Freud c. s. die
twee begrippen vereenzelvigen). Zij leeren,
dat die verdrongen komplexen, door die
opname in het onbewuste", occulte kracht
krijgen ten kwade en z.g. elementalen
worden.
A. J. RESINK