Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 26- Augustus
DE AMSTERDAMME
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. OROBIO DE CASTROJr. cnDr. FREDERIK VAN EEDEN
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail 1 1 50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . /0.25
. . .0.30
. . .0.40
IHHOCD i Bladz. l: Eadt je me maar, door
v. H. Het Bombardement pan A'giers, door
3. V. L. Balbian Verster. Confetti. 2: Bnitenl.
Overzicht, door G. W. Eernkamp. Dilletantisme,
door F. van Eeden. Het Lokaas, teekening van
Jördaan. Krekelzang, door J. H. Speenhoff.
3: Germania en de Talmud, door Ben. Hirsch.
Fenilleton; De Lasn, door y. Gendt. 5: Voor
Vrouwen, dopr Elis. H. Bogge. De
Oorlogsraatetiaalaanmaak in Frankrtyk door I. Samson
6: Een Aeit de Gelder, door W. Martin. Ten
toonstellingen, III, door Plasschaert. Boekbe
sprekingen van Henri Borel, dr. Wjjnandts Francken
?n ? W. Enschedé. 7: De Wognnmmers, door
Henri Borel. De Postbode in de Oorlogvoerende
Landen, teekenlng yan Géorge van Raemdonck.
Een oplossing yan het Woningvrasgstuk, door H.
Eeegstra. 8:. Sport en Openlucht, door Friso.
Alweer een, door v. O. 9: Finanoieele en Econo
mische Kroniek, door y. d. 8. 10: Uit het
Kladsohrift van' Jantje. Em Vleugje Haagsche Wind,
door Ari, met teekeningen vaa Is. van Hens.
Pro Patria, II. 11: De bonding van den
Zwitseraohen soldaat, teekening van Joh. Braakensiek.
Leekenspiegel. Schaakrnbfiek. red. dr. A. G.
Olland. Dambriek, red. K. O. de Jonge.
BQvoegsel: Het Gistende Vat, teekeniug van
Joban Braakensiek.
MIW'UOUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII
HADT JE ME MAAR!
Wonderlijke woorden zijn het, die soms
eensklaps uit de volksziel opwellen. Het
is, als hadden zij daar gesluimerd, en
hoe weet niemand precies,?met onweer
staanbare aantrekkingskracht dringen zij
plotseling uit de donkere hoeken van het
onbewuste leven naar voren.
Zij geven het beste bewijs, dat er een
organische eenheid is boven de menschen
uit, en dat ook de gemeenschap een hart,
eeri gedachtenleven, een wil en een stem
heeft. Als door een onzichtbaar zenuw
stelsel beheerscht, doet zich de massa
ineens vernemen.
Het is niet meer iemand die"spreekt;
geen persoon, die iets bedenkt. De
woorden stijgen op aan alle kanten te
gelijk. Onbestemde, stamelende woorden
veelal, zinloos gelijk de klanken, die
voor 't eerst aan kleine kindermonden
ontsnappen, en in 't huisgezin als nieuwe
bloesems worden begroet. Langzamerhand
eerst geeft dan het gebruik er eene
beteekenis aan.
Zoo klinkt het nu in alle hoeken des
lands, en in alle kringen: hadt je me
maar. De revueschrijver heeft het aan
gegrepen, maar niet gemaakt. Gemaakt
is het, ja waar? Daar is geen natuur
onderzoeker die 't uitzoekt, het is een
van de mystieke verrassingen der spraak
makende gemeente.
Een groote maand terug riepen in
Amsterdam en omstreken de
slagersknechts het toe aan de dienstmeisjes,
en de jongelui elkaar op de tennisclubs.
Een week geleden bromden het de balie
kluivers in Zierikzee, schalden het de
schippers op de rivieren, joelde 't de
jongens aan 't Zwartewater. Gisteren
brulden de veld-artilleristen 't elkander
en den voorbijgangers toe, tijdens een
manoeuvre, onder 't gedonder van hunne
losse kardoezen.
En vandaag is er geen man en geen
vrouw meer in Nederland, die 't niet, te
tij of ontij kan te pas brengen: hadt
je me maar".
. * *
Onbegrijpelijk op zich zelve, schijnen
toch zulke standaarduitdrukkingen een
diepere bedoeling te bergen. Ook het
kindje wil met zijn klanken, die niet in 't
woordenboek staan, wat beduiden. Zoo
doet de volksziel eveneens iets meer dan
lallen, wanneer zij op.zulke uitdrukkingen
aanvliegt. Zij zijn haar uit het binnenste
fegrepen; zij drukken haar wezen uit.
ij geeft er.zich zelve in weer.
Otisdan, het hadt je me maar", in waar
heid niet ook een echt-Nederlandsche
uitdrukking, die ook vroeger reeds in
duizenderlei gevallen met de schelmsche
brutaliteit of het mokkend verzet in de
oogen zoo al niet is gezegd, dan toch
gedacht?
Mogelijk nu voor 't eerst uitgesproken, is
het in de gemoederen een van ouds bekende
taal.De taal van den straatjongen tegen den
diender; van den koopman tegen zijnen
concurrent; van den knecht tegen zijnen
heer; van den ouderling tegen dominee;
van den watergeus tegen Alva en van
den ketter tegen den Paus. De taal, die
wij in den grond der dingen toch ook in
de kranten, de Oranjeboeken eiyde nota's
geschreven willen zien. Het is de taal,
waartegen men tuchtunies opricht of
organisatie en onderdanigheid preekt;
détaal, waar de deftigheid den neus
voor optrekt, totdat zij er eensklaps zelf
van gebruik maakt; de taal, die onmin,
verzet en onverdraagzaamheid kweekt.
Maar 't is en blijft toch ook de taal,
door Nederland, niet tot zijn nadeel,
altijd jegens zich zelf en in vrede of
oorlog ook jegens anderen gesproken.
Het is niet de eerste maal, dat de
revueschrijver gevleugelde woorden weet
te grijpen, waarin een geheele natie zich
zelve terugvindt.
En is er zelfs een pakkende en conse
quente climax, een toenemende kracht
in de drie uitdrukkingen, waarmee wij
nu op dit gebied gedurende den oorlog
vermaakt zijn geworden.
Eerst de onverschilligheid van 't schou
derophalende : hij zeit wat".
Vervolgens de kernachtige afwijzing:
dat zal niet gaan".
En thans het overmoedige, zelfbe
wuste, lachende: hadt je me maar".
En wanneer 't waar is, dat in zulke
algemeene spreekwijzen een volk zijn
diepste stemmingen openbaart, dan zit
in deze taal een weldadige verzekering.
Hoe gemoedelijk 't dan soms aan de
oppervlakte moge schijnen, de pit is de
oude.
De oude! Want in deze slagwoorden
van de laatste jaren, spreekt, alleen maar
in wat anderen stijl, hetzelfde wezen van
voor honderden jaren terug!
Wat de volksmond nu zegt, heeft ze
ook vroeger gezegd. De geluiden zijn
niet veranderd, al kennen wjj de oudere,
uit den tijd van onzen Onafhankelijk
heidsstrijd slechts in 't statiger latijn van
de bekende historische leuzen en spreuken.
Hij zeit wat": saevis tranqaillus in
undis. Bedaard in het woelen der baren".
Nemo me impane lacessit: dat zal niet
gaan. Niemand komt mij ongestraftte na".
En thans: haec libertatis ergo. Zoo
veel geven wij om de vrijheid". Hadt
je me maar ...l
v. H.
HiiiiiHiHiiiniiiimiiiHiiiiimiuimiiiii
Het Bombardement v. Algiers
1816 27 Augustus 1916
Vele jaren waren voorbijgegaan sedert de
Nederlandsche zeemacht zich had doen
gelden. Over den heelen Franschen tijd was
zwijgen 't allerbest. De Zoutmanrage was
nog in de herinnering, maar de tijden van
de Ruyter en Tromp leefden alleen in 'slands
historieblaên". welk een opluchting, toen
na jaren van gedwongen werkeloosheid en
een reeks van rampen ter zee, de jonge
Marine van Willem l zich bij verrassing
onderscheidde door een wapenfeit van be
teekenis!
In 1815 werd in heel Europa een kruis
tocht gepredikt tegen de staten op Afrika's
Noordkust, die als in de dagen van Salee,
zeeroof pleegden op groote schaal en naar
schatting meer dan 40.000 blanke gevan
genen als slaven behandelden. In Engeland
begreep men, dat het niet aanging om te
ijveren voor afschaffing van slavernij in de
koloniën en dan Ie gedoogen dat de
Barbarijsche zeeroovers ongestraft voortgingen.
Sydney Smith drong er bij het Weener
Congres op aan, zich het lot der blanke
slaven aan te trekken. Met groote veront
waardiging werd vernomen, dat Noord
Amerika op 30 Juni '15 een tractaat met
Algiers had gesloten en daarbij alleen voor
zichzelf had gezorgd.
Ook Nederland was hierbij betrokken.
Een eskader dat onder den schout-bij-nacht
Tulleken in de Middellandsche Zee kruiste,
had opdracht om den herleefden handel te
herstellen en te trachten de tractaten met
de Barbarijsche staten te hernieuwen, waartoe
het presenten" aan boord had. Op 24 Juli '15
kwam Tulleken vór de baai van Algiers,
maar hij kreeg niets gedaan. Drie zijner
schepen raakten zelfs slaags met een bin
nenkomend Algerijnsch fregat dat onze witte
vlag niet eerbiedigde. Op 27 Juli werden
alle onderhandelingen opgegeven, wegens
het bedoelde geval en de onbetamelijke
eischen van den Dey. Geheel naar wensen
slaagde Tulleken in Tunis, waar hij met
zijne officieren door den Bey met eerbewijzen
werd ontvangen en de meegebrachte pre
senten" met behoorlijke tegengeschenken
werden beantwoord. Ook in Tripoli bracht
hij daarna een vriendschappelijk bezoek.
Op 17 October werd hij te Livorno vervan
gen door den vice-admiraal Jhr. T. F. van
Capellen, die door den Koning was uitge
zonden. De nieuwe vlootvoogd wekte
geestdrift bij de bemanning door het be
richt van de onlangs ingestelde Militaire
Willemsorde. In het begin van November
liep hij op de Melampus, de baai van Algie;s
binnen, maar vond geen teekenen van toe
nadering. Het eskader ging op nieuwe kruis
tochten en toen de vice-admiraal in Januari'16
zijn bezoek herhaalde, was het resuliaatal weer
nihil. In Mei hoorde hij dat een Engelsch
eskader voor de stad was gekomen en weder
ging hij er heen, meenende dat er nu wat
zou gebeuren. De Britsche admiraal, Lord
Extnouth, had geen overeenkomst kunnen
sluiten. Hij zeide voornemens te zijn de
Het bombardement van Algiers, In den avond van 27 Aug. 1816 (naar een groote
gravure van D. Sluyter naar Whitecombe; M. 6093 a I, in 'sRijks Prentenkabinet)
stad te beschieten en hij noodigde de
Nederlanders uit hem te steunen. Het
voorstel werd aangenomen en door de be
manning met geestdrift begroet. Wat er
toen gebeurde, lijkt niet duidelijk. Exmouth
deelde alleen mede, dat hij een gunstiger
gelegenheid wilde afwachten en dat hij den
Engelschen consul in Algiers had belast de
onderhandelingen voort te zetten. Met deze
politiek heeft zijn lordschap weinig eer in
gelegd, want nauwelijks waren alle schepen
in zee, of de Algerijnen pleegden,
kwajongensachtig, weer zeeroof en als teeken van
minachting verscheurden en vertrapten ze
een Union Jack. Onder die omstandigheden
vond Exmouth, toen bij in Engeland terug
kwam, het tegendeel van goedkeuring. Hij
kreeg order om onmiddellijk terug te gaan,
aan het hoofd van een nieuw en sterker
eskader, en met verscherpte instructies. Op
19 Augustus '16 arriveerde hij te Gibraltar,
waar Van Capellen met zijn schepen zich
bij hem voegde. Op den 14den gingen beide
eskaders onder zeil. Onderweg ontmoetten
zij een Engelsch oorlogschip dat naar Algiers
was geweest om er den Engelschen consul
en zijn gezin af te halen, maar daarin niet
was geslaagd. Eerst op den 26sten kwamen
de vloten in de baai en nu kon het spel
Beginnen.
Het Engelsche eskader bestond uit 2 drie
dekkers, 3 tweedekkers, 5 fregatten, 4
bombardeerschepen en enkele kleinere vaartuigen.
Het Nederlandsche uit de zware" fregatten
Melampus (kapt. ter zee De Man), Diana
(id. Ziervogel), Dageraad (id. Polders),
Sophia Frederica Wilhelmina (id. Van der
Straten) en de Amstel (id. Van der Hart);
benevens de korvet de Eendragt (kapt. luit.
ter zee Wardenburg).
In den morgen van 27 Augustus zonfl Lord
Exmouth een sloep onder parlementaire vlag
en onder dekking van een oorlogschip. Het
was een laatste poging tot onderhandelen.
Toen die faalde Was de teerling geworpen.
Te een uur na den middag deed de admi
raal het sein tot den aanval, immediately
if the wind does not fail." De onzen waren
de baai aan den oostkant binnengezeild om
den uitersten linkervleugel in de linie van
batalje te vormen. Eerst toen alle schepen
dicht genoeg bij de stad waren gekomen,
begonnen zij, tegen drie uur, het krachtige
vijandelijke vuur te beantwoorden. Het Ne
derlandsche vlaggeschip Melampus (van 44
stukken), vór de moelje en aan bakboord
van het Britsche vlaggeschip, de driedekker
Queen Charlotte, liggende, kwam recht voor
de batterij aan de zuidzijde en werd, onder
een kruisvuur van meer dan honderd stuk
ken, in positie gebracht. De Dageraad kreeg
met een fort en een deel van een batterij te
doen. Op alle punten van de stad werd een
vernielend vuur gericht. Om 4 uur zagen de
onzen na een ontploffing, vlammen uit de
schepen achter de moelje opstijgen. De En
gelsche bombardeerschepen en
rocketvaartuigen hadden goede uitwerking. Omstreeks
5 uur kwam de Amstel in het nauw, omdat
haar achtertrossen waren weggeschoten. Het
schip zwaaide, raakte binnen de vuurlijn en
kwam op een steenworp afstand van een fort.
Zonder groote verliezen slaagde men er echter
in, dit tot zwijgen te brengen. Omstreeks half
7, bij zonsondergang, zag men overal vuur en
vlammen opgaan. De vijandelijke schepen
raakten meer en meer in brand en deelden
hun vuur mede aan het tuighuis en de
werf. Op verschillende plaatsen in de stad
veroorzaakten de congrevische vuurpijlen
branden. Eerst tegen 9 uur verflauwde het
bombardement langs de heele linie, maar
het werd nog niet gestaakt. Tegen 10 uur
begonnen de zware Engelsche schepen zjch
te verwijderen, omdat zij de zaak' voor
afgeloopen hielden, maar om 11 uur werden
op de Dageraad nog kardoezen gevuld. Dat
schip alleen had 1820 schoten gedaan. De
Melampus had bijna al haar kruit verschoten.
Het verlies aan Nederlandsche zijde bedroeg
13 dooden en 52 gekwetsten. Ofschoon de
onzen niet in het front lagen, blijkt reeds
uit deze verliezen, dat zij naar verhouding
van hun sterkte een belangrijk aandeel hadden
genomen in de actie. Tot de gesneuvelden
behoorde de luit. ter zee de Wit van
Oldenbarneveld van de Amstel en de adelborst
1ste klasse Weerts van de Diana, wien reeds
bij het begin yan het gevecht beide beenen
waren afgeschoten. De verliezen der Engel
schen bedroegen 128 dooden en 690 gewonden.
De harde tuchtiging was niet vergeefs
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
.te adresseerea aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettr,
Fout in de vertaling.
Uit den tijd der Napoleontische heerschappij
herinnert men zich in Duitschland het vol
gende:
Bulletin sammt iibersetzung: TagesberlcM.
Hier il y avait un
tumulte a un village
desenvirons; malste
Maire a fait battre la
générale et bientót Je
lumulte a tédompté.
Es war gestern eln
Tumult in einetB n
hen Dorfe; aber dei
Maire liess
dleOeneralfn prügelnunüder
Tumult war bald
beèndigt.
De aankomst van de Engelsch-Nedertandsche vloot voor Algiers, 26 Aug. 1816. Rechts de Queen
Charlotte"; links het Nederlandsche eskader. (Naar een schilderij van N. Baur, ged. 1818, Rijksm. nr. 441)
(?Friesch Dgbl." van 10 Aug. 1,1.)
In de bondsdagen worden de bewo
ners van Aalsmeer getracteerd op minder
:*5 aangename geuren en wel door
'ntuin? bouwondernemer aldaar; deze liet voor
I § -zijn landerijen Amsterdamsen vuil als
mestgrond aanvoeren, wat zich thans
Bwreekt in 'n ontzettende verontreiniging
van 't water, waardoor visschen en rozen
bij begieting er van sterven en de atmos
feer voor de menschen een kwelling
P wordt.1'
En dat, terwijl die visschen zoo'n frissche
douche gewend waren l
* /
Gevraagd een redacteur,welkedagelijks
nog een of enkele uren beschikbaar heef t.
Voorloopig f 20 per maand, na dien
meerder. (Adv.)
Hierop is als volgt gereflecteerd:
Ik heb min of meerder uur daags
beschikbaar voor het redactloneeren van
uw weekblad. Gaarne wil ik een of
meerder jaar als proef werken,
l l IIIH llllllllll IIIIIIIIIIIIIIIUIUIIIII Illl
geweest. Toen denVolgenden morgen, 28 Aug.,
een sloep met voorstellen aan den Dey was
afgezonden, vielen van den wal drie schoten,
ten teeken dat alle gestelde voorwaarden
waren aangenomen. Nog denzelfden avond
salueerde Algiers de Engelsche vlag en den
volgenden morgen ook de Nederlandsche
met 21 schoten. Alle Christenslaven werden
uitgeleverd. Het waren er 1083, onder welke
28 Nederlanders: 4 schippers, 3 stuurlieden
en 21 matrozen.
Op l September stuurde Van Capellen
zijn adjudant, den luit. ter zee 1ste klasse
Arriëns, naar Genua, om over land naar den
Haag te reizen en de heuglijke tijding te
brengen 1). Deze verwekte groote vreugde
en geestdrift in het vaderland. Dichters be
zongen den strijd en zagen de dagen van >
de Ruyter teruggekeerd. Koning Willem liet
zich niet onbetuigd: alle dek- en onder
officieren en schepelingen kregen een maand.
soldij; lord Exmouth en Van Capellen werden
ridder Grootkruis in de Militaire Willemsorde,
de vijf kolonels ridders van de 3de, overste
Wardenburg en luitenant Arriëns van de
4de klasse in die orde. Onze vice-admiraal.
werd bovendien commandeur in the most
noble Order of Bath. Toch was hij, vreemd
genoeg, op n punt niet voldaan. Hij had,
naar Engelschen trant, zijn adjudant, den
eerst 25-jarigen luit. Arriëns, zelf tot
kapiteinluitenant bevorderd,;
maar daarmee kon de
Koning zich niet ver
eenigen. Van Capellen
had overigens alle eer
van zijn optreden.
Hij was tot opvolger.
van den zwakken Tul
leken bij den Koning
krachtig aanbevolen
door A. R. Falck, en
daarbij had de door
slag gegeven, dat hij
in Engelschen dienst
was geweest onder
lord Exmouth en vele,
zijner officieren kende.
Toen hij zich te Gi
braltar bij de vloot
voegde, wlideExmouth
van samenwerking
met de Nederlandsche
marine niets vreten. .?
De Britsche regeering
had zijn vloot sterk
genoeg gerekend. Toen
zeide Van Capellen
kortweg, dat hij den
eigen nacht zou uit-.
zeilen en op de reede .
van Algiers een posi
tie innemen, zoodanig
dat zijn eskader wel
aandeel moest hebben
aan den aanval. Alleen
voor dat argument .is
Exmoulh bezweken2).
Het bombardement
van Algiers is langen
tijd in levendige her- .
inneringgebleven.Eenmaal is het groote'
_J