Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBM:D4^ÖOR NEDERLAND
26 Aug. '16 No. 2044
feit feestelijk herdacht. Dat gebeurde
te Amsterdam, op -27 Augustus! 850. Toen
werd in den tuin .de Nederlanden" (on
geveer ter plaatse van het Rijksmuseum)
een plechtige bijeenkomst gehouden, waar,
de zeescMlder P. J..Schotel een gedenkrede
hield. De eereplaats werd ingenomen door
den vice-admiraal A. W. de Man, die com
mandant was geweest op het vlaggeschip
Melampus. In de .versiering was de vlag van
wijlen Van Capellen opgenomen, door diens
nabestaanden-voor dit doel afgestaan. 3)
Den volgenden dag was er in ruimer kring
feest in .Artls," waar een gelcgenheidsmarsch
van J. B. van Bree werd uitgevoerd. Twee
gepasporteerde matrozen die voor Algiers
waren geweest en een van de in 1816 be
vrijde slaven, werden aan den vice-admiraal
voorgesteld. En verder werd er een gedicht
voorgedragen ter verheerlijking van de
Algiersdie helden." Aan den wensch des
dichter»om het groote feit ieder jaar te
blijven gedenken, is niet voldaan, maar na
een volle eeuw is dit zeker gepast.
__ J. F. L. DE BALBIAN VERSTER
1) Als gepensionneerd schout-bij-nacht
heeft Arden»in 1846, in zijne Bijdrage tot
de kennis onzer Marine," een vermakelijk
¥.ejrhaal van die reis gedaan. Hij had twee.
«aal met roovers gevochten, drie maal
om* en kwam vrij gewond en gekneusd
Haag;>t**t* 16 September." Verder
t hij erg over de schrielheid bij het
gbetalen van zijn onkosten. Zijn reisge
noot, dékapitein van het Engelsche
admiraalschlp, kreeg alles vlotweg terug en
bovendien 500 pond schadevergoeding.
2) Gedenkschriften van Anton Reïnhard
Falck, blz. 184.
3) Hij stierf in 1824. In het Rijksmuseum
(Nr. 740) ziet men zijn portret (?ad yivum
1817") door C. van Cuylenburg.
niMiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiifiniii
llMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIlilMHIIMIMI
De zegeningen van Duitse ft bestuur in
?vijandelijk land. ??Een gekortwiekt
bericht in de Nieuwe Rotterd. Courant.
Wanneer men spreekt van de ellende van
ten oorlog, dan denkt men het allereerst
.hen, die sneuvelen of voor hun leven
verqiinkt worden,; aan hen en aan hunne
bloedverwanten. ,
Maar hard is ook het lot van de
bevolkiqg der door den vijand bezette streken,
met name van België en Noord-Frankrijk,
UIIMIIIIIUIIIlllllllllllllllllllllllllllMIll lllllllllllllllllllllllllllllllll
Sanatogen
Enkele lepels daags
sterken zenuwen en lichaam.
2O.OOO Artsen *
erkennen dit schriftelijk.
IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIHIHIIIimilllll limtllllllllllll Illllll
DILETTANTISME
Dit woord wordt gebruikt met zeer
onteefcere bepaling en heeft daardoor ook zeer
verschillende kracht. Veelal dient het als
schimp, maar geeft dan teevens den
beschimpte geleegenheid om te zeggen dat
al wat afwijkt van de plat getreeden paden
dilettantisme werd genoemd en dat toch
zulk een afwijking in veel gevallen lof en
eer verdient. Zoodoende verliest het woord,
dat bijna altijd als afkeuring en verwijt wordt
bedoeld, alle scherpte en kracht.
. Naar-aanleiding van een pas verscheenen
werk, dat zich presenteert als een
dichterlijkwijsgeerig gewrocht van den. eersten rang
en dat toch niet anders is als een ergerlijk
en verbazend staal van dilettantisme, moet
ik trachten aan dit laatste begrip wat meer
zuiverheid en vastheid te geeven.
In het Hollandsche woord liefhebberen"
is de slgnifisohe verwarring reeds duidelijk
na te gaan. Iets met liefde doen kan door
geen mensch worden afgekeurd. Een lief
hebberij" daarentegen duidt reeds iets aan
wat, zoo niet als geheel minderwaardig, toch
niet als geheel ernstig behoeft beschouwd
te- worden. Het heeft reeds een klank die
,aaa nutteloos beuzelwerk doet denken. Dit
hangt -samen met het feit dat groote,
gewigtlge beezigheeden meestal niet met een
gevoel van vrijwillige vreugde, maar wél
als een zware plicht worden verricht.
-Dlt-is-een geweldig misverstand, waaruit
het woord dilettantisme, met zijn afkeurende
kracht,* ontsprong en dat in weeder werking
ook door ditzelfde woord wordt gesteund
en gevoed.
De vakman, dia zijn werk doet met strenge
en' stipte gehoorzaamheid aan een plicht,
ham -opgelegd hetzij door het gevoel van
roeping, hetzij door de eisenen van het
publiek, hetzij door ? een machtigen
lastgeever, ziet minachtend neer op den dilet
tant die een gelijksoortig werk doet alleen
ojndat hij er plezier in heeft, zonder zich
om plichten, eischen van 't publiek, of
machtige lastgeevers te bekommeren.
Bij dit minachtend verwijt nu, heeft de
vakman stellig ongelijk. Het werk dat men
doet uit zuiveren llefde-drang uit plezier
uit liefhebberij zal, onder ooverigens
gelijke omstahdigheeden, beeter zijn dan het
werk dat uit dwang of zwaar plichtgévoel
ontetaat. Steeds -waren het de werkers uit
liefde, die den werkers uit plicht en
geh*orzaamheld, weer > op het rechte spoor
bnohten, waarvan ze blind waren afge
dwaald. Ieder vak dankt zijn meest belang
rijke ^wijzigingen en leeringen aan zooge
naamde leeken of dilettanten, omdat liefde
en'.-vreugde zuiverder drijfkrachten zijn dan
plichtsgevoel of gehoorzaamheid.
-Maar toch schuilt er in dit schimpwoord
.dilettant" een rechtvaardige afkeurende
kracht, en het fraai uitgedoste boekwerk dat
Teekenthg vór |£>e Amsterdammer" van Jordaan
? ' '' ' ? ' *
HET L O K-A A S
die nu reeds bijna twee jaren onder vreemde
heerschappij staan.
Deze menschen zouden diep te beklagen
zijn, ook al ging het hun voorspoedig in
hun materieel leven; want niets dunkt mij
ondraaglijker dan te moeten gehoorzamen
aan de bevelen van den vijand, dan dagelijks
te moeten zien hoe hij zich als heerscher
gedraagt in een hem niet toebehoorend ge
bied, hoe hij troont in de openbare ge
bouwen, hoe zijne troepen door de stad
trekken dezelfde troepen, die straks tegen
onze eigen zonen en broeders zullen strijden.
Maar in België en Noord-Frankrijk gaat
het de bevolking niet voorspoedig in haar
materieel leven; zij verarmt en verhongert.
En zij wrokt tegen den tijdelijken heerscher,
niet alleen omdat hij haar vijand is en
armoede in het land heeft gezaaid, maar ook
omdat hij haar dwingt tot arbeid voor zijn
eigen oorlogsdoel. De bepalingen van nu
wijlen het internationale recht verbieden zulk
een dwang op te leggen; maar al ware er
nooit een Haagsche conventie opgesteld, dan
nog zou elk behoorlijk mensch gevoelen,
dat hij mag weigeren en moet weigeren om
de hand te leenen tot arbeid, die verderf
brengt ann zijn eigen volk.
Reeds vroeger heeft de Fransche regee
ring met een rijk materiaal van getuigen
verklaringen zich er over beklaagd, dat in
het door de Duitschers bezette gedeelte van
Noord-Frankrijk mannen en vrouwen, door
bedreiging of geweld, werden gedwongen
om zakken te naaien, die, gevuld met zand,
als borstwering in de loopgraven dienden;
om loopgrayen aan te leggen; om te werken
in militaire inrichtingeilP
IIIIIIIIIHIIIIIIIIIHIIIIHIIIIIIHIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIfltHllllllllltlllllllMIIIII
ik nu op 't oog heb, kan tot toelichting
daarvan dienen.
Afkeurenswaardig dilettantisme noem ik
het, als men zich in een of andere belang
rijke menschelijke werksaamheid, in kunst,
techniek, weetenschap oj algemeene wijsheid,
met groot vertoon komt presenteeren als ge
zaghebbend deelneemer, of zelfs leeraar,
terwijl men daarbij blijk geeft volstrekt niet
te weeten wat er reeds door anderen in soort
gelijke werksaamheid is verricht en tot stand
gebracht.
Dan, in zulk een geval, verdient de lief
hebber" met de noodige strengheid te
worden op zijn plaats gezet, des noods
onder aanwending van ironie als koude
douche of bijtende zuivering.
Het boekwerk dat ik bedoel is van den
heer Piet Pijl, semi-arts te Leiden, en heet
het Tweede Leven." Misschien herinneren
sommige leezets zich de enkele woorden
door Henrl Borel geschreeven oover het be
spottelijk prospectus, waarmee de uitgeever
bij voorbaat reeds den jongen schrijver
onmoogelijk maakte. De stille hoop, dat door
deeze waarschuwing schrijver en uitgeever
van hun onzinnig plan zouden afzien, is
helaas ijdel gebleeken. Daar ligt het boek,
met een in deezen tijd bepaald misdadige
verkwisting van fraai papier, met een statig
bijhangsel onder den titel: Commentaren"
bijna even dik als het boek zelf, en daar
staat Piet Pijl, semi-arts, aangekondigd als
de tweede, verbeeterde editie van den
grooten Dante.
Ik wilde dat ik Piet Pijl nooit gezien had.
Er is in langen tijd geen boek verscheenen
waarcover men zich zoo uitbundig vroolijk
zou kunnen maken, als oover deeze malle
kwasi-poéfische uitbarsting. Alle persiflagen
en parodiën, waaraan onze literatuur rijk
genoeg is, verbleeken er bij.
Maar ik ken Piet Pijl, semi-arts, als een
brave, eerlijke jonge man, zonder twijfel
geheel te goeder trouw, ik heb niet meer
de meedoogenlooze spotzucht die voor zulk
een executie noodig is, en ik voel eigenlijk
vooral ergernis teegenoover een uitgeever
die op zulk een onverantwoordelijk
roekelooze en ligtvaardige manier een jong auteur
vporthelpt op een weg, waarop hij zich voor
zijn leeven blameert en door de heele lite
raire waeretd in ons land in de maling zal
worden genoomen.
Voor den schrijver, en vooral voorde poëet
is het vertrouwen van de leezers hoofdzaak.
Zonder vertrouwen, zonder geloof in hem
kan zijn uiting niet gewaardeerd worden.
Vijandige kritiek tracht dat geloof aan te
tasten, en kan op die wijze voor langen
tijd het streeyen van een waarachtig talent
teegenwerken.
Maar hier is het de schrijver zelf die zich
door slechte raadgeevmg en vermoedelijk
door een kritiek-looze omgeeving liet ver
leiden tot een dwaas optreeden, dat het
Benige weke ngeleden heeft zij eennieuwe
aanklacht ingediend tegen de wijze, waarop
de Duitsche autoriteiten de Fransche be
volking, die onder haar bestuur staat, be
handelen.
In de week vdrór Paschen zijn uit Lille,
Roubaix, Tourcoing en omliggende gemeen
ten in Fransch-Vlaanderen ongeveer 25000,
meerendeels jonge mannen en vrouwen weg
gevoerd om in andere gedeelten van het
bezette gebied veldarbeid.: te verrichten.
Dit wegvoeren geschiedde des nachts;
het kon dan ook kwalijk het daglicht ver
dragen. Aan de bewoners der huizen van
de wijk, die aan de beurt was, werd aan
gezegd dat zij vór hunne woning, of bij
slecht weer in de gang, moesten gaan staan;
de deur van het huis moest open blijven.
De straten werden afgezet door militairen,
die machinegeweren bij zich hadden. Een
officier wee»huis voor huis de leden van
het gezin aan, die de stad zouden moeten
verlaten; met uitzondering van grijsaards,
van kinderen beneden de 14 jaar en hunne
moeders kon ieder uit zijn gezin worden
weggehaald; mannen werden gescheiden
van hunne vrouwen, .jongens en meisjes
boven de 14 jaar van hunne ouders. Onder
militaire muziek werden de slachtoffers naar
de lokalen gebracht, waar zij voorloopig
verzameld werden, en vandaar naar het
station; op weg daarheen zongen verschil
lende groepen de Marseillaise.
Reeds spoedig lekte in Frankrijk van deze
dwangmaatregelen iets uit; maar de regee
ring legde aan de couranten het stilzwijgen
pp, totdat zij zooveel mogelijk betrouwbare
inlichtingen had ingewonnen; uit den aard
llllllllmilllltllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllimilllllilllllllHIIIIIIMIIIII
geloof in zijn werk van den aanvang af
vernielt. Er zullen wellicht een aantal ligt
meesleepbare, weeke gemoederen door het
pompeuze gedoe geïmponeerd of
ooverdonderd worden. Maar er is in ons land reeds
te veel goede poëzie en deugdelijke kritiek
gegeeven, om er zulk een vooze vrucht
aan den man te kunnen brengen.
Mijn kritiek is (liet vijandig, inteegendeel
Ik gevoel hartelijk en vriendschappelijk
jeegens den ernstigen semi-arts Piet Pijl.
Had hij mijn raad willen hooren dan had
hij van zijn openbaar optreeden afgezien,
ten minste tot hij arts of poëet was. Maar
hij scheen niemands raad in deezen te be
hoeven. Hij sprak als gezaghebbende, en
hij moet dan nu ook maar weeten wat er
bij staat.
Het hoopelooze van 't geval is, dat den
schrijver alle gevoel voor poëtische dictie,
voor zeggingskracht, voor ritmische plas
tiek dus voor wat men poëtische techniek
kan noemen ontbreekt. De geheele be
weeging van 80 is zonder den minsten indruk
te maken aan hem voorbij gegaan. Hij weet
er blijkbaar niets van, wat er in ons
land is gearbeid aan het fijne procédéder
ziels-verwoording, dat alles is hem finaal
onbekend.
Had hij nu daarbij een eigen oorspronke
lijke taalschoon, een eigen timbre, een nieuwe
toonaard, dan zou men die onweetendheid
misschien vergeeyen hoewel de grootste
dichters toch altijd op de hoogte waren van
hetgeen er schoons in hun eigen taal be
stond. Maar Piet Pijl waagt het, op de eerste
bladzij van zijn zoogenaamd geïnspireerd
werk ons aan te spreeken met verzen als de
volgende:
De weg was lang
maar toch geen vreezen
zij mochten onze boezems bang bekneld(I)
En niets ter wereld, noch in ijl're spheren
het wist ons houden (!)
geen geweld
het was in staat ons te verleeren
Wat oordeels volle kracht ons heeft vermeld1
Djt is niet alleen geen poëzie, het is ook
geen behoorlijk Hollandsch, en zelfs
heelemaal geen verstaanbare taal.
En het zal den verstandigen leezer
ongeloofelijk voorkoomen, maar het geheele boek,
met 3060 regels is gekrabbel en gestaamel
van hetzelfde gehalte.
In zijn voorwoord bereidt de semi-arts
ons op die verrassing vór door te zeggen:
dat sommige gedeelten van den
dichtvorm- in het /belang der duidelijkheid -zijn
verkracht".
De studeerende" lezer of lezeres zal mij
dit naar ik hoop niet euvel duiden.
Dat het gedicht naar zijn vorm nog vele
onvolkomenheden bevat, hiervan is niemand
meer overtuigd dan de op-schrijver; voor
der zaak ging daar veel tijd mee heen. In
het laatst van Juli liet zij het onderwerp
door de couranten aan de orde stellen;
vervolgens gaf zij een geel-boek uit om
hare aanklacht met bewijsstukken te staven.
De feiten, zooals die hierboven zijn mede
gedeeld, heeft de Duitsche regeering niet
ontkend. Maar zij heeft zich er quasi over
verbaasd, dat hare maatregelen zulk een
verontwaardiging in de Fransche pers had
den gewekt. Die maatregelen waren immers
alleen in het belang der bevolking van het
bezette gebied genomen. Het was niet
mogelijk gebleken, voldoende te voorzien
in de verzorging met levensmiddelen van
de dichtbevolkte fabrieksstreek van Fransch
Vlaanderen. Daarom was een deel der be
volking weggevoerd naar minder dicht be
volkte streken van het bezette gebied
(hoofdzakelijk naar de Ardennen), waar
gebrek was aan werkkrachten voor veld
arbeid en waar een doelmatige verdeeling
van de levensmiddelen gemakkelijker kon
geschieden.
Deze verdediging van de Duitsche dwang
maatregelen was tevoren reeds weerlegd in
een door de Fransche regeering uitgevaardigd
protest. Daarin leest men, dat de Duitsche
autoriteiten nooit behoorlijk zorg hebben
gedragen voor de voorziening van levens
middelen van de door hen bestuurde Fran
sche districten; deze was hoofdzakelijk ge
schied op kosten der Fransche regeeringen
door bemiddeling van een
Spaansch-Amerikaansch comité. Integendeel, de producten
van den bodem waren uit het bezette gebied
naar Duitschland weggevoerd, zooals ook
het geval was met de grondstoffen en de
iiiiimtiMniMMiiMiMMliiiiimiii
welwillende kritiek houdt ik mij dan ook
ten zeerste aanbevolen".
Dit is roerend. Naïef kan men het niet
meer noemen, het is een argelooze
onnoozelheid die paf doet staan.
Tot welwillende kritiek uit te noodigen,
terwijl men er in drie duizend reegels maar
op los brabbelt dat is een captatio
benevolentiae die ons te machtig wordt.
Maar let op het woord de opschrijver"
Piet Pijl beschouwt zich hier als een werk
tuig, door Hem spreekt de Inspiratie. In de
commentaren zegt hij hieromtrent de meest
zonderlinge dingen:
Het nieuwe in dit gedicht voor mij is
het gedicht als zoodanig. Het is nieuw voor
mij, daar het door (?) mij nog nooit gelukt
was zooveel woorden achtereen te dichten.
Bovendien dat het in 't Hollandsch is ge
maakt en niet in 't Duitsch."
Niet alleen blijkt dus deeze semi-arts geen
gevoel te hebben voor zuiver Hollandsch,
laat staan voor verzen maar hem ont
gaat ook alle gevoel voor het komische, het
potsierlijke, het smakelooze. En met groote
zelfvoldoening herhaalt hij de malle
rijmelingen van den aanhef:
Het nieuwe Licht, het is ontdaagd (!)
Het tweede Leven dan gekomen
en zoo, de ziel verlost
Zij nooit meer klaagt.
Uit dit boek kan men de leering trekken
dat een ernstige, goed willende jonge man
dupe kan worden van een geestestoestand
die hem voorkomt een hoogere inspiratie
te zijn en die toch niet anders is als een
ijdele opwinding, voortkoomend uit eenige
hem verrassende, en in zich zelf niet on
juiste gedachten.
Is zulk een jonge man dan omringd door
een paar geestdriftige kritiek-looze vrienden,
en komt hij een niet minder kritiekloozen
uitgeever teegen de arme jongen be
dankt in een voorwoord die menschen
met hartelijke woorden dan is het
ongeluk geschied. Natuurlijk zal nu toch de
echtheid dier inspiratie en de schoonheid
dier nonsens-verzen door die menschen
worden volgehouden en de welverdiende
spot die den schrijver treft zal vergeleeken
worden met de miskenning die alle groote
genieën moeten ondergaan.
Maar, zal men vragen, al zijn nu die
verzen slecht, al kent de zoogenaamde poëet
blijkbaar zijn eigen taal niet, is het
daarom niet moegelijk dat hij er waarde
volle wijsheid mee verkondigt ?
Het antwoord is dat de taal, opwellend
uit een gemoed vol zuivere wijsheid, daar
altijd de onmiskenbare kenteekenen van
draagt. Ze mag primitief zijn en
onvolkoomen, ze zal altijd zijn vol ongezochte
schoonheid en harmonie. Bij Piet Pijl is
Afscheid van het Pension"
Vaarwel, Mevrouw van Dam-de Ridder,
Bestuurderes van mijn pension,
Vaarwel, komieke grijze Tante
Met uw gestreken huisjapon.
Wat smaakten uwe flensjes lekker,
Wat was uw thee weldadig slap,
Hoe maakte u met duizend zorgen,
Een biefstuk van een ossenlap.
Hoe keurig liet ge ons ontbijten
Al noemde u het dejeunees"...
Wat smulden we van uw radijsjes
En van uw hinnekend rookvleesch.
Vaarwel, geliefde achterkamer,
Van mijn goedkoop en net pension,
Waar ik zoo kalmpjes werd vertroeteld
Waar ik zoo rustig suffen kon.
Helaas, ik moet u gaan verlaten
Gemakkelijke rieten stoel
Waar ik nog altijd, in gedachten,
De wollen sluimer rol. van voel.
Vaarwel o Aalt j e in de keuken
En tuinman: Janus van der Heij...
Al gaf ik jullie ook geen fooitje
Ik mocht je graag en jullie mij.
Het is gedaan met pijpjes rooken
En madeliefjes op de jas
Het is gedaan met muggenbeten
Na middagslaapjes in het gras.
Vaarwel dan kanus, sim en hengel
Waar ik mee uit visschen ging;
Waarmee ik baars en snoek bedreigde
Maar immer zelfs geen bliekje ving.
Vaarwel, vaarwel, o heerlijkheden
Van mijn goedkoop en net pension
Ik wou dat 'k nog n nkel daagje
In uw gedoe vertoeven kon.
Helaas, ik moet nu van u scheiden
Hoe gaarne ik gebleven had...
Ik moet weer naar café's met strijkjes
Naar mijn verdieping... naar de Stad!
werktuigen van de fabrieken. Wanneer men
nu ook nog de menschen weghaalde uit het
bezette gebied, dan geschiedde dit niet om
hen aan het werk te zetten voor hunne eigen
voeding, maar voor de voeding van geheel
Duitschland.
Ik heb nog nergens een weerlegging van
dit betoog der Fransche regeering gelezen,
en twijfel er ook sterk aan, of die kan wor
den geleverd.
In het officieuse artikel van
AcNorddeutsche Allgemeine Zeitung, waarin de Duitsche
maatregelen worden verdedigd, staat n
pertinente onwaarheid.
Men leest daar nl. Het maakt echtereen
zonderlingen indruk, vooral bij een zoo
democratisch volk als de Franschen, dat
daar niets van te vinden. Hij blijkt
eevenzeer dilettant te zijn in philosophie als in
poëzie. Ik vond achter het gerijmei geen
gedachte die niet reeds door anderen,
soms al veele eeuwen geleeden, beeter en
zuiverder is uitgedrukt.
Een paar reegels als deeze:
Slechts wie verlangen kent
weet wat ik lijd
herkent men dadelijk als vertaling van:
Nur wer die Sehnsucht kennt".
Het met welgevallen telkens herhaalde::
Leer niet begeeren"
Leer Liefde thans"
is vijfentwintig eeuwen oude wijsheid va
Boeddha, die nu moeilijk voor oorspronkelijk
kan doorgaan.
Dat Piet Pijl het Boeddhisme, en de latere
mystieke geschriften ernstig en grondig heeft
bestudeerd, blijkt nergens.
Hij weet er al eeven weinig van als van
de poëtische producten van zijn eigen taal
en tijd. Hij heeft hier en daar wat opge
vangen, dat hij nu in zijn onbeholpen taafi
trivialiseert en banaliseert.
Van Dante wiens voorbeeld hem blijk
baar nu en dan door 't hoofd spookt,
citeert hij n regel:
Laat alle hoop gij die hier intreedt varen"
zoowat de eenige reegel van Dante die zelfs
den straatjongen bekend is. Terwijl er
van de geweldige plastiek, de
beeldingskracht, de vizionaire grootheid van Dante
ook niet den flaauwsten scheemer te ont
dekken valt.
Maar men moet bij dit alles bedenken, dat'
de schrijver, zooals ik zeide, te goeder trouw
is, en een ernstig, goedwillend, eerlijk en:
aandachtig jong mensch, wien het alleen aam
gevoel voor verskunst, voor goeden smaak,
voor humor ontbreekt, en die slechte
raadgeevers heeft gehad.
Uit zijn woorden oover het Ik" valt ook
op te maken, dat hij ware en diepe gedachten
heeft gehad, al weet hij in zijn dilettantisme
niet, wat daaromtrent reeds dieper en zuiver
der is gezegd.
Hij verlangt: opbouwende kritiek. Goed!
die kan hij krijgen. Maar daarvoor is noodig
eerst afbreekende kritiek, want zoolang hij
gelooft in de deugdelijkheid van het product
van wansmaak en zelfverheffing dat hfl on
voorzet, zoolang valt er geen grondslag te
leggen voor een steevig, duurzaam gebouw.
Eerst moet er afgebrooken worden, tot den
grond. En als de semi-arts Piet Pijl eenmaal
iets leeveren wil dat een aanwinst mag
heeten voor onze cultuur, dan moet hij be
ginnen met een deemoedig leeren en herzien,
zonder verbitterd te worden door harde lessen.
FREDERIK VAN EEDEN