De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 26 augustus pagina 2

26 augustus 1916 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBM:D4^ÖOR NEDERLAND 26 Aug. '16 No. 2044 feit feestelijk herdacht. Dat gebeurde te Amsterdam, op -27 Augustus! 850. Toen werd in den tuin .de Nederlanden" (on geveer ter plaatse van het Rijksmuseum) een plechtige bijeenkomst gehouden, waar, de zeescMlder P. J..Schotel een gedenkrede hield. De eereplaats werd ingenomen door den vice-admiraal A. W. de Man, die com mandant was geweest op het vlaggeschip Melampus. In de .versiering was de vlag van wijlen Van Capellen opgenomen, door diens nabestaanden-voor dit doel afgestaan. 3) Den volgenden dag was er in ruimer kring feest in .Artls," waar een gelcgenheidsmarsch van J. B. van Bree werd uitgevoerd. Twee gepasporteerde matrozen die voor Algiers waren geweest en een van de in 1816 be vrijde slaven, werden aan den vice-admiraal voorgesteld. En verder werd er een gedicht voorgedragen ter verheerlijking van de Algiersdie helden." Aan den wensch des dichter»om het groote feit ieder jaar te blijven gedenken, is niet voldaan, maar na een volle eeuw is dit zeker gepast. __ J. F. L. DE BALBIAN VERSTER 1) Als gepensionneerd schout-bij-nacht heeft Arden»in 1846, in zijne Bijdrage tot de kennis onzer Marine," een vermakelijk ¥.ejrhaal van die reis gedaan. Hij had twee. «aal met roovers gevochten, drie maal om* en kwam vrij gewond en gekneusd Haag;>t**t* 16 September." Verder t hij erg over de schrielheid bij het gbetalen van zijn onkosten. Zijn reisge noot, dékapitein van het Engelsche admiraalschlp, kreeg alles vlotweg terug en bovendien 500 pond schadevergoeding. 2) Gedenkschriften van Anton Reïnhard Falck, blz. 184. 3) Hij stierf in 1824. In het Rijksmuseum (Nr. 740) ziet men zijn portret (?ad yivum 1817") door C. van Cuylenburg. niMiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiifiniii llMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIlilMHIIMIMI De zegeningen van Duitse ft bestuur in ?vijandelijk land. ??Een gekortwiekt bericht in de Nieuwe Rotterd. Courant. Wanneer men spreekt van de ellende van ten oorlog, dan denkt men het allereerst .hen, die sneuvelen of voor hun leven verqiinkt worden,; aan hen en aan hunne bloedverwanten. , Maar hard is ook het lot van de bevolkiqg der door den vijand bezette streken, met name van België en Noord-Frankrijk, UIIMIIIIIUIIIlllllllllllllllllllllllllllMIll lllllllllllllllllllllllllllllllll Sanatogen Enkele lepels daags sterken zenuwen en lichaam. 2O.OOO Artsen * erkennen dit schriftelijk. IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIHIHIIIimilllll limtllllllllllll Illllll DILETTANTISME Dit woord wordt gebruikt met zeer onteefcere bepaling en heeft daardoor ook zeer verschillende kracht. Veelal dient het als schimp, maar geeft dan teevens den beschimpte geleegenheid om te zeggen dat al wat afwijkt van de plat getreeden paden dilettantisme werd genoemd en dat toch zulk een afwijking in veel gevallen lof en eer verdient. Zoodoende verliest het woord, dat bijna altijd als afkeuring en verwijt wordt bedoeld, alle scherpte en kracht. . Naar-aanleiding van een pas verscheenen werk, dat zich presenteert als een dichterlijkwijsgeerig gewrocht van den. eersten rang en dat toch niet anders is als een ergerlijk en verbazend staal van dilettantisme, moet ik trachten aan dit laatste begrip wat meer zuiverheid en vastheid te geeven. In het Hollandsche woord liefhebberen" is de slgnifisohe verwarring reeds duidelijk na te gaan. Iets met liefde doen kan door geen mensch worden afgekeurd. Een lief hebberij" daarentegen duidt reeds iets aan wat, zoo niet als geheel minderwaardig, toch niet als geheel ernstig behoeft beschouwd te- worden. Het heeft reeds een klank die ,aaa nutteloos beuzelwerk doet denken. Dit hangt -samen met het feit dat groote, gewigtlge beezigheeden meestal niet met een gevoel van vrijwillige vreugde, maar wél als een zware plicht worden verricht. -Dlt-is-een geweldig misverstand, waaruit het woord dilettantisme, met zijn afkeurende kracht,* ontsprong en dat in weeder werking ook door ditzelfde woord wordt gesteund en gevoed. De vakman, dia zijn werk doet met strenge en' stipte gehoorzaamheid aan een plicht, ham -opgelegd hetzij door het gevoel van roeping, hetzij door de eisenen van het publiek, hetzij door ? een machtigen lastgeever, ziet minachtend neer op den dilet tant die een gelijksoortig werk doet alleen ojndat hij er plezier in heeft, zonder zich om plichten, eischen van 't publiek, of machtige lastgeevers te bekommeren. Bij dit minachtend verwijt nu, heeft de vakman stellig ongelijk. Het werk dat men doet uit zuiveren llefde-drang uit plezier uit liefhebberij zal, onder ooverigens gelijke omstahdigheeden, beeter zijn dan het werk dat uit dwang of zwaar plichtgévoel ontetaat. Steeds -waren het de werkers uit liefde, die den werkers uit plicht en geh*orzaamheld, weer > op het rechte spoor bnohten, waarvan ze blind waren afge dwaald. Ieder vak dankt zijn meest belang rijke ^wijzigingen en leeringen aan zooge naamde leeken of dilettanten, omdat liefde en'.-vreugde zuiverder drijfkrachten zijn dan plichtsgevoel of gehoorzaamheid. -Maar toch schuilt er in dit schimpwoord .dilettant" een rechtvaardige afkeurende kracht, en het fraai uitgedoste boekwerk dat Teekenthg vór |£>e Amsterdammer" van Jordaan ? ' '' ' ? ' * HET L O K-A A S die nu reeds bijna twee jaren onder vreemde heerschappij staan. Deze menschen zouden diep te beklagen zijn, ook al ging het hun voorspoedig in hun materieel leven; want niets dunkt mij ondraaglijker dan te moeten gehoorzamen aan de bevelen van den vijand, dan dagelijks te moeten zien hoe hij zich als heerscher gedraagt in een hem niet toebehoorend ge bied, hoe hij troont in de openbare ge bouwen, hoe zijne troepen door de stad trekken dezelfde troepen, die straks tegen onze eigen zonen en broeders zullen strijden. Maar in België en Noord-Frankrijk gaat het de bevolking niet voorspoedig in haar materieel leven; zij verarmt en verhongert. En zij wrokt tegen den tijdelijken heerscher, niet alleen omdat hij haar vijand is en armoede in het land heeft gezaaid, maar ook omdat hij haar dwingt tot arbeid voor zijn eigen oorlogsdoel. De bepalingen van nu wijlen het internationale recht verbieden zulk een dwang op te leggen; maar al ware er nooit een Haagsche conventie opgesteld, dan nog zou elk behoorlijk mensch gevoelen, dat hij mag weigeren en moet weigeren om de hand te leenen tot arbeid, die verderf brengt ann zijn eigen volk. Reeds vroeger heeft de Fransche regee ring met een rijk materiaal van getuigen verklaringen zich er over beklaagd, dat in het door de Duitschers bezette gedeelte van Noord-Frankrijk mannen en vrouwen, door bedreiging of geweld, werden gedwongen om zakken te naaien, die, gevuld met zand, als borstwering in de loopgraven dienden; om loopgrayen aan te leggen; om te werken in militaire inrichtingeilP IIIIIIIIIHIIIIIIIIIHIIIIHIIIIIIHIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIfltHllllllllltlllllllMIIIII ik nu op 't oog heb, kan tot toelichting daarvan dienen. Afkeurenswaardig dilettantisme noem ik het, als men zich in een of andere belang rijke menschelijke werksaamheid, in kunst, techniek, weetenschap oj algemeene wijsheid, met groot vertoon komt presenteeren als ge zaghebbend deelneemer, of zelfs leeraar, terwijl men daarbij blijk geeft volstrekt niet te weeten wat er reeds door anderen in soort gelijke werksaamheid is verricht en tot stand gebracht. Dan, in zulk een geval, verdient de lief hebber" met de noodige strengheid te worden op zijn plaats gezet, des noods onder aanwending van ironie als koude douche of bijtende zuivering. Het boekwerk dat ik bedoel is van den heer Piet Pijl, semi-arts te Leiden, en heet het Tweede Leven." Misschien herinneren sommige leezets zich de enkele woorden door Henrl Borel geschreeven oover het be spottelijk prospectus, waarmee de uitgeever bij voorbaat reeds den jongen schrijver onmoogelijk maakte. De stille hoop, dat door deeze waarschuwing schrijver en uitgeever van hun onzinnig plan zouden afzien, is helaas ijdel gebleeken. Daar ligt het boek, met een in deezen tijd bepaald misdadige verkwisting van fraai papier, met een statig bijhangsel onder den titel: Commentaren" bijna even dik als het boek zelf, en daar staat Piet Pijl, semi-arts, aangekondigd als de tweede, verbeeterde editie van den grooten Dante. Ik wilde dat ik Piet Pijl nooit gezien had. Er is in langen tijd geen boek verscheenen waarcover men zich zoo uitbundig vroolijk zou kunnen maken, als oover deeze malle kwasi-poéfische uitbarsting. Alle persiflagen en parodiën, waaraan onze literatuur rijk genoeg is, verbleeken er bij. Maar ik ken Piet Pijl, semi-arts, als een brave, eerlijke jonge man, zonder twijfel geheel te goeder trouw, ik heb niet meer de meedoogenlooze spotzucht die voor zulk een executie noodig is, en ik voel eigenlijk vooral ergernis teegenoover een uitgeever die op zulk een onverantwoordelijk roekelooze en ligtvaardige manier een jong auteur vporthelpt op een weg, waarop hij zich voor zijn leeven blameert en door de heele lite raire waeretd in ons land in de maling zal worden genoomen. Voor den schrijver, en vooral voorde poëet is het vertrouwen van de leezers hoofdzaak. Zonder vertrouwen, zonder geloof in hem kan zijn uiting niet gewaardeerd worden. Vijandige kritiek tracht dat geloof aan te tasten, en kan op die wijze voor langen tijd het streeyen van een waarachtig talent teegenwerken. Maar hier is het de schrijver zelf die zich door slechte raadgeevmg en vermoedelijk door een kritiek-looze omgeeving liet ver leiden tot een dwaas optreeden, dat het Benige weke ngeleden heeft zij eennieuwe aanklacht ingediend tegen de wijze, waarop de Duitsche autoriteiten de Fransche be volking, die onder haar bestuur staat, be handelen. In de week vdrór Paschen zijn uit Lille, Roubaix, Tourcoing en omliggende gemeen ten in Fransch-Vlaanderen ongeveer 25000, meerendeels jonge mannen en vrouwen weg gevoerd om in andere gedeelten van het bezette gebied veldarbeid.: te verrichten. Dit wegvoeren geschiedde des nachts; het kon dan ook kwalijk het daglicht ver dragen. Aan de bewoners der huizen van de wijk, die aan de beurt was, werd aan gezegd dat zij vór hunne woning, of bij slecht weer in de gang, moesten gaan staan; de deur van het huis moest open blijven. De straten werden afgezet door militairen, die machinegeweren bij zich hadden. Een officier wee»huis voor huis de leden van het gezin aan, die de stad zouden moeten verlaten; met uitzondering van grijsaards, van kinderen beneden de 14 jaar en hunne moeders kon ieder uit zijn gezin worden weggehaald; mannen werden gescheiden van hunne vrouwen, .jongens en meisjes boven de 14 jaar van hunne ouders. Onder militaire muziek werden de slachtoffers naar de lokalen gebracht, waar zij voorloopig verzameld werden, en vandaar naar het station; op weg daarheen zongen verschil lende groepen de Marseillaise. Reeds spoedig lekte in Frankrijk van deze dwangmaatregelen iets uit; maar de regee ring legde aan de couranten het stilzwijgen pp, totdat zij zooveel mogelijk betrouwbare inlichtingen had ingewonnen; uit den aard llllllllmilllltllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllimilllllilllllllHIIIIIIMIIIII geloof in zijn werk van den aanvang af vernielt. Er zullen wellicht een aantal ligt meesleepbare, weeke gemoederen door het pompeuze gedoe geïmponeerd of ooverdonderd worden. Maar er is in ons land reeds te veel goede poëzie en deugdelijke kritiek gegeeven, om er zulk een vooze vrucht aan den man te kunnen brengen. Mijn kritiek is (liet vijandig, inteegendeel Ik gevoel hartelijk en vriendschappelijk jeegens den ernstigen semi-arts Piet Pijl. Had hij mijn raad willen hooren dan had hij van zijn openbaar optreeden afgezien, ten minste tot hij arts of poëet was. Maar hij scheen niemands raad in deezen te be hoeven. Hij sprak als gezaghebbende, en hij moet dan nu ook maar weeten wat er bij staat. Het hoopelooze van 't geval is, dat den schrijver alle gevoel voor poëtische dictie, voor zeggingskracht, voor ritmische plas tiek dus voor wat men poëtische techniek kan noemen ontbreekt. De geheele be weeging van 80 is zonder den minsten indruk te maken aan hem voorbij gegaan. Hij weet er blijkbaar niets van, wat er in ons land is gearbeid aan het fijne procédéder ziels-verwoording, dat alles is hem finaal onbekend. Had hij nu daarbij een eigen oorspronke lijke taalschoon, een eigen timbre, een nieuwe toonaard, dan zou men die onweetendheid misschien vergeeyen hoewel de grootste dichters toch altijd op de hoogte waren van hetgeen er schoons in hun eigen taal be stond. Maar Piet Pijl waagt het, op de eerste bladzij van zijn zoogenaamd geïnspireerd werk ons aan te spreeken met verzen als de volgende: De weg was lang maar toch geen vreezen zij mochten onze boezems bang bekneld(I) En niets ter wereld, noch in ijl're spheren het wist ons houden (!) geen geweld het was in staat ons te verleeren Wat oordeels volle kracht ons heeft vermeld1 Djt is niet alleen geen poëzie, het is ook geen behoorlijk Hollandsch, en zelfs heelemaal geen verstaanbare taal. En het zal den verstandigen leezer ongeloofelijk voorkoomen, maar het geheele boek, met 3060 regels is gekrabbel en gestaamel van hetzelfde gehalte. In zijn voorwoord bereidt de semi-arts ons op die verrassing vór door te zeggen: dat sommige gedeelten van den dichtvorm- in het /belang der duidelijkheid -zijn verkracht". De studeerende" lezer of lezeres zal mij dit naar ik hoop niet euvel duiden. Dat het gedicht naar zijn vorm nog vele onvolkomenheden bevat, hiervan is niemand meer overtuigd dan de op-schrijver; voor der zaak ging daar veel tijd mee heen. In het laatst van Juli liet zij het onderwerp door de couranten aan de orde stellen; vervolgens gaf zij een geel-boek uit om hare aanklacht met bewijsstukken te staven. De feiten, zooals die hierboven zijn mede gedeeld, heeft de Duitsche regeering niet ontkend. Maar zij heeft zich er quasi over verbaasd, dat hare maatregelen zulk een verontwaardiging in de Fransche pers had den gewekt. Die maatregelen waren immers alleen in het belang der bevolking van het bezette gebied genomen. Het was niet mogelijk gebleken, voldoende te voorzien in de verzorging met levensmiddelen van de dichtbevolkte fabrieksstreek van Fransch Vlaanderen. Daarom was een deel der be volking weggevoerd naar minder dicht be volkte streken van het bezette gebied (hoofdzakelijk naar de Ardennen), waar gebrek was aan werkkrachten voor veld arbeid en waar een doelmatige verdeeling van de levensmiddelen gemakkelijker kon geschieden. Deze verdediging van de Duitsche dwang maatregelen was tevoren reeds weerlegd in een door de Fransche regeering uitgevaardigd protest. Daarin leest men, dat de Duitsche autoriteiten nooit behoorlijk zorg hebben gedragen voor de voorziening van levens middelen van de door hen bestuurde Fran sche districten; deze was hoofdzakelijk ge schied op kosten der Fransche regeeringen door bemiddeling van een Spaansch-Amerikaansch comité. Integendeel, de producten van den bodem waren uit het bezette gebied naar Duitschland weggevoerd, zooals ook het geval was met de grondstoffen en de iiiiimtiMniMMiiMiMMliiiiimiii welwillende kritiek houdt ik mij dan ook ten zeerste aanbevolen". Dit is roerend. Naïef kan men het niet meer noemen, het is een argelooze onnoozelheid die paf doet staan. Tot welwillende kritiek uit te noodigen, terwijl men er in drie duizend reegels maar op los brabbelt dat is een captatio benevolentiae die ons te machtig wordt. Maar let op het woord de opschrijver" Piet Pijl beschouwt zich hier als een werk tuig, door Hem spreekt de Inspiratie. In de commentaren zegt hij hieromtrent de meest zonderlinge dingen: Het nieuwe in dit gedicht voor mij is het gedicht als zoodanig. Het is nieuw voor mij, daar het door (?) mij nog nooit gelukt was zooveel woorden achtereen te dichten. Bovendien dat het in 't Hollandsch is ge maakt en niet in 't Duitsch." Niet alleen blijkt dus deeze semi-arts geen gevoel te hebben voor zuiver Hollandsch, laat staan voor verzen maar hem ont gaat ook alle gevoel voor het komische, het potsierlijke, het smakelooze. En met groote zelfvoldoening herhaalt hij de malle rijmelingen van den aanhef: Het nieuwe Licht, het is ontdaagd (!) Het tweede Leven dan gekomen en zoo, de ziel verlost Zij nooit meer klaagt. Uit dit boek kan men de leering trekken dat een ernstige, goed willende jonge man dupe kan worden van een geestestoestand die hem voorkomt een hoogere inspiratie te zijn en die toch niet anders is als een ijdele opwinding, voortkoomend uit eenige hem verrassende, en in zich zelf niet on juiste gedachten. Is zulk een jonge man dan omringd door een paar geestdriftige kritiek-looze vrienden, en komt hij een niet minder kritiekloozen uitgeever teegen de arme jongen be dankt in een voorwoord die menschen met hartelijke woorden dan is het ongeluk geschied. Natuurlijk zal nu toch de echtheid dier inspiratie en de schoonheid dier nonsens-verzen door die menschen worden volgehouden en de welverdiende spot die den schrijver treft zal vergeleeken worden met de miskenning die alle groote genieën moeten ondergaan. Maar, zal men vragen, al zijn nu die verzen slecht, al kent de zoogenaamde poëet blijkbaar zijn eigen taal niet, is het daarom niet moegelijk dat hij er waarde volle wijsheid mee verkondigt ? Het antwoord is dat de taal, opwellend uit een gemoed vol zuivere wijsheid, daar altijd de onmiskenbare kenteekenen van draagt. Ze mag primitief zijn en onvolkoomen, ze zal altijd zijn vol ongezochte schoonheid en harmonie. Bij Piet Pijl is Afscheid van het Pension" Vaarwel, Mevrouw van Dam-de Ridder, Bestuurderes van mijn pension, Vaarwel, komieke grijze Tante Met uw gestreken huisjapon. Wat smaakten uwe flensjes lekker, Wat was uw thee weldadig slap, Hoe maakte u met duizend zorgen, Een biefstuk van een ossenlap. Hoe keurig liet ge ons ontbijten Al noemde u het dejeunees"... Wat smulden we van uw radijsjes En van uw hinnekend rookvleesch. Vaarwel, geliefde achterkamer, Van mijn goedkoop en net pension, Waar ik zoo kalmpjes werd vertroeteld Waar ik zoo rustig suffen kon. Helaas, ik moet u gaan verlaten Gemakkelijke rieten stoel Waar ik nog altijd, in gedachten, De wollen sluimer rol. van voel. Vaarwel o Aalt j e in de keuken En tuinman: Janus van der Heij... Al gaf ik jullie ook geen fooitje Ik mocht je graag en jullie mij. Het is gedaan met pijpjes rooken En madeliefjes op de jas Het is gedaan met muggenbeten Na middagslaapjes in het gras. Vaarwel dan kanus, sim en hengel Waar ik mee uit visschen ging; Waarmee ik baars en snoek bedreigde Maar immer zelfs geen bliekje ving. Vaarwel, vaarwel, o heerlijkheden Van mijn goedkoop en net pension Ik wou dat 'k nog n nkel daagje In uw gedoe vertoeven kon. Helaas, ik moet nu van u scheiden Hoe gaarne ik gebleven had... Ik moet weer naar café's met strijkjes Naar mijn verdieping... naar de Stad! werktuigen van de fabrieken. Wanneer men nu ook nog de menschen weghaalde uit het bezette gebied, dan geschiedde dit niet om hen aan het werk te zetten voor hunne eigen voeding, maar voor de voeding van geheel Duitschland. Ik heb nog nergens een weerlegging van dit betoog der Fransche regeering gelezen, en twijfel er ook sterk aan, of die kan wor den geleverd. In het officieuse artikel van AcNorddeutsche Allgemeine Zeitung, waarin de Duitsche maatregelen worden verdedigd, staat n pertinente onwaarheid. Men leest daar nl. Het maakt echtereen zonderlingen indruk, vooral bij een zoo democratisch volk als de Franschen, dat daar niets van te vinden. Hij blijkt eevenzeer dilettant te zijn in philosophie als in poëzie. Ik vond achter het gerijmei geen gedachte die niet reeds door anderen, soms al veele eeuwen geleeden, beeter en zuiverder is uitgedrukt. Een paar reegels als deeze: Slechts wie verlangen kent weet wat ik lijd herkent men dadelijk als vertaling van: Nur wer die Sehnsucht kennt". Het met welgevallen telkens herhaalde:: Leer niet begeeren" Leer Liefde thans" is vijfentwintig eeuwen oude wijsheid va Boeddha, die nu moeilijk voor oorspronkelijk kan doorgaan. Dat Piet Pijl het Boeddhisme, en de latere mystieke geschriften ernstig en grondig heeft bestudeerd, blijkt nergens. Hij weet er al eeven weinig van als van de poëtische producten van zijn eigen taal en tijd. Hij heeft hier en daar wat opge vangen, dat hij nu in zijn onbeholpen taafi trivialiseert en banaliseert. Van Dante wiens voorbeeld hem blijk baar nu en dan door 't hoofd spookt, citeert hij n regel: Laat alle hoop gij die hier intreedt varen" zoowat de eenige reegel van Dante die zelfs den straatjongen bekend is. Terwijl er van de geweldige plastiek, de beeldingskracht, de vizionaire grootheid van Dante ook niet den flaauwsten scheemer te ont dekken valt. Maar men moet bij dit alles bedenken, dat' de schrijver, zooals ik zeide, te goeder trouw is, en een ernstig, goedwillend, eerlijk en: aandachtig jong mensch, wien het alleen aam gevoel voor verskunst, voor goeden smaak, voor humor ontbreekt, en die slechte raadgeevers heeft gehad. Uit zijn woorden oover het Ik" valt ook op te maken, dat hij ware en diepe gedachten heeft gehad, al weet hij in zijn dilettantisme niet, wat daaromtrent reeds dieper en zuiver der is gezegd. Hij verlangt: opbouwende kritiek. Goed! die kan hij krijgen. Maar daarvoor is noodig eerst afbreekende kritiek, want zoolang hij gelooft in de deugdelijkheid van het product van wansmaak en zelfverheffing dat hfl on voorzet, zoolang valt er geen grondslag te leggen voor een steevig, duurzaam gebouw. Eerst moet er afgebrooken worden, tot den grond. En als de semi-arts Piet Pijl eenmaal iets leeveren wil dat een aanwinst mag heeten voor onze cultuur, dan moet hij be ginnen met een deemoedig leeren en herzien, zonder verbitterd te worden door harde lessen. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl