Historisch Archief 1877-1940
N°. 2045
Zaterdag 2 September
A°, 1916
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E.S. OROBIO DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden . . . ? \ 90
Voor het Buiten), en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail ,11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 6.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiên van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . ?0.25
. . ,0.30
INHOUD i Bladz. l: De Onmisbaren. Aan
de Hembrag, door v. H. De Soc.-Dem. en de Oor
log, door H. Brngmans. Confetti. 2: Int. Tri
bune: Notre Hóral, door Henry Asselin.
Krekelzang. door J.H. Bpeenhoff. Buiten!. Overzioht.door
O. W. Kernkamp. Spreetzaal. 3: Feuilleton:"
De Laan, door C. H. v. Gendt. 5: Voor Vrou
wen, door Elia. H. Rogge. Uit de Natuur, door
A. B. Wigman. 6: Kabir's Verzen, door P. v. E.
Hollandsehe Interieurs, door W. M. Verzen,
door H. Salomonson en M. Beversluys. De
Koopman in Gentsche Professoraten, teekening
yan George van Baemdonok. Boekbespreking,
door A. N. J. Fabius en Dirk Breebaart. 7:
Nederlandsche Ambnlanoe Treinen, door dr. 8.
Btarkop. 9: Een Bepetitie van het Moderne
Ballet, door A. B. van Tienboven, met
teekeningen yan Is. van Mens. 10: Fin. en Economie, door
v. d. S. Op de Pof. teekening yan Jordaan.
12: Uit het Kladschrift yan Jantje..
Eantteekeningen yan een Landstormplichtige, door Melis
Stoke. Affiche-Tentoonstelling te Bchoorl, door
Lambertus Zwiers. Pi o Patria, Prentjes en
Rijmen yan een Gemobiliseerde III. 13. De
Crisis in den Diamantbewekersbond, teekening
yan Joh. Braakensiek. Schaakrnbriek. red. dr.
A. O. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge.
Bjjvoegsel: Roemenië zet zich in beweging,
teekening van Johan Braakensiek.
DE ONMISBAREN
Als men beschikt over eene zekere
mate van welbespraaktheid en over eene
groote mate yan brutaliteit, komt men
als arbeidersleider in zekeren zin al een
heel eind ver. Het recept is verder een
voudig. Men gaat debatteeren en spee
chen ; wat men zegt komt er niet op
aan. Voldoende is het, een eindelooze
woordenstroom la Luitjes tot zijne be
schikking te hebben en te zorgen, dat
op een goed deel der uitstroomende
woorden het bijvoegelijk naamwoord
dik" ter dege van toepassing is.
Werkelijke of vermeende grieven van
arbeiders bij dezen of genen patroon
worden zoo breed mogelijk uitgemeten,
gepeperd en gekruid; allerlei personen
door den modder gehaald; de kleinste
bagatellen opgeblazen tot
wereldschokkende schanddaden.
Voeg daarbij een goede portie arbei
dersvleierij van de walgingwekkendste
soort, en het zaakje is klaar.
Men wordt dan spoedig in zekere
arbeiderskringen een getapt man, om
weldra door de massa te worden aan
gezien voor een autoriteit. Weetnieten en
warhoofden hebben het oor van vele
arbeiders?"
De teekening is scherp.
En daartegenover staat deze andere:
De bestuurders moeten bij de leden
hunner vakvereeniging een geest van
bezonnenheid en bezadigdheid kweeken,
die hen op den duur weerhoudt van
overijlde besluiten en daden. Zij moeten
zoowel uit redevoeringen als uit ge
schreven stukken alle rhetoriek, alle
mooidoenerij, elk gewild pathos verbannen.
Zij hoeden zich, het kan niet na
drukkelijk genoeg gezegd worden,
voor alle bombast.
Niets schaadt ten slotte meer, dan het
geven van valsche of overdreven voor
stellingen. De werklieden zijn dikwijls
geneigd, hunne grieven ernstiger te doen
voorkomen, dan zij zijn en te dien einde
verhalen op te disschen, die de proef
van een grondig onderzoek bijwijlen niet
geheel en al kunnen doorstaan. Werk
gevers zijn gemiddeld volstrekt geen
slechtere menschen, dan de arbeiders.
Geen quasi-pathos dus, geen
opkammerij der arbeiders, geen noodeloos
gefulmineer tegen de patroons; in n
woord: geen daemagogie.
De bestuurders moeten hunne
vereeniging niet bezien als een soort spel
letje, maar als eene instelling, waarvan
het wel en wee van honderden of dui
zenden menschen afhankelijk is. Zij
moeten zorgen, dat de vereeniging bij
het publiek in aanzien komt, dat men
haar niet acht als een quanüténégligable,
en zij ook de achting der werkgevers
verwerft.
Zij moeten de leden ontwikkelen, lei
den en opvoeden, de wilde elementen
matigen, de lauwe opporren en
dejuistgoede aanmoedigen.
Zij moeien zijn beheerders, veldheeren,
diplomaten en leeraren, en zij moeten
dat alles in de puntjes zijn?"
* *
Beide schilderingen zijn overgenomen
uit het vlugschrift, De Vakvereeniging,
indertijd (1905) door den Voorzitter van
den Diamantbewerkersbond, den heer
Henri Polak, geschreven als een soort
taktische Handleiding voor
vakvereenigingstoestanden.
De tegenstelling doet beseffen, wat
mannen als Polak voor hunne mede
arbeiders hebben willen zijn, en wat
vermijden. De resultaten toonen verder
aan, wat zij, althans in een zoo eigen
aardig rak als het
diamantbewerkersbedrijf, met zakelijkheid, gezag, discipline
en organisatie hebben kunnen bereiken.
Er spreekt uit hun geheele werkzaam
heid een behoefte aan orde en even
wicht; een zekere vrees en afkeer voor
de instincten der massa, voor overdrijving
en verwarring.
Des te treffender is het daarom, hunne
werkzaamheid thans eensklaps door die
zelfde instincten afgebroken te zien.
Zoo toch verstaan wij den hangenden
bestuurs-crisis in den
Diamantbewerkersbond.
De bestuurders verlangden rechtswaar
borgen, die hunne positie beter gegaran
deerd zouden maken. De heer Polak had
het reeds alweer tien jaar geleden uit
eengezet : De vakvereenigingsbestuurder
moet onbezorgd kunnen leven. Hij moet
onbekrompen kunnen rondkomen ten
einde zich geheel te kunnen geven aan zijn
werk. Als zijn geest wordt beziggehouden
door huiselijke zorgen en beslommerin
gen, kan hij onmogelijk zijn arbeid naar
behooren verrichten."
Maar wat thans door de bestuurders als
een hun toekomend recht werd verlangd,
stemden de onderhoorige bondsleden af.
Alle aan de stichters van de machtige
diamantbewerkers-organisatie verschul
digde dank hielp die arbeiders niet heen
over den tegenzin, den democratischen
tegenzin, om hunnen bezoldigden leiders
dit voordeel te gunnen.
Polak en de zijnen verklaren nu heen
te gaan, gegriefd door 't gevoel van on
billijkheid en ondank.
Men kan begrijpen, hoe de nood eens
klaps in de kringen van hunnen bond ge
voeld wordt, nu deze zoo vertrouwde
loodsen het schip verlaten.
Maar toch zou het de eerste maal niet
zijn, dat de Velen hunne beste dienaren
hebben laten schieten, enkel om der wille
van een vast idee. Want er is geen grooter
principen-rijder dan de menigte!
Natuurlijk zijn er nu van allerlei buiten
staanders, die over het geval knippogen,
en met zeker leedvermaak verschillende
conclusie's trekken ten ongunste van de
politiek der bestuurders of van de
vakvereenigingsdemocratie, welke hun moei
lijkheden heeft gemaakt.
Maar in een algemeen belang moet
men er zeker naar uitzien, dat de crisis
zich weer in eene toenadering oplost.
Figuren als een Polak vertegenwoor
digen een ontzaglijke organiseerende en
ordenende kracht in de maatschappij.
Zij zijn, ongetwijfeld, vertegenwoordi
gers van de autoritaire stroomingen bij
uitnemendheid; mannen gelijk Lassalle,
met wien zelfs een Bismarck toenadering
zocht om het volk te regeeren.
Wat zij hebben tot stand gebracht en
nog kunnen tot stand brengen, is van
groote maatschappelijke waarde.
Alleen schijnt soms de theorie dezer
leiders bijkans te zakelijk en te straf. Het
is, of hun levensarbeid wel den dienst kan
doen van de kanalen en vaarten, waar
door de schepen de veilige havens
binnenloopen, maar niet van de groote stroo
mingen, waardoor het water voortdurend
daarin wordt gestuwd.
En toch zal zich, ondanks al hun
streven naar een beredeneerde democratie,
de instinctieve macht van het massale
altijd, ook op hen, blijven doen gelden.
* *
*
Tusschen de arbeiders en hunne
leiders zijn vertrouwen, achting en ge
negenheid noodig. Anders wordt de wil,
de beweegkracht gedood.
Wantrouwen is misschien wel het
ellendigste van al hetgeen in de arbeiders
beweging wordt te berde gebracht, de
ergste ziekte, waaraan zij lijden kan.
Wantrouwen is de kiem des doods voor
elke organisatie."
Inderdaad?
De heer Polak zal ook nu nog wel
eens aan deze door hem neergeschreven
gedachte voelen opkomen, nu hem weer
verweten wordt, zijne positie als
klassenverhoogingsinstrument" te gebruiken.
Maar moet dan niet worden erkend, dat
juist vrijwel alle demokratische geest, en
zeer zeker die in Nederland, uit wan
trouwen en afgunst leeft en geboren
wordt?
Wie de dingen wil zien en aanvaarden
zooals ze zijn, hij moet het ook hier
niet mooier willen maken dan 't is.
En wie de democratie wil blijven dienen
als verheffende kracht, heeft er zich bij
neer te leggen, dat zij voor 't grootste
deel in de instincten van afgunst en
wantrouwen haren oorsprong neemt.
Aan de leiders, haar voorwaarts te
voeren l
Maar wie daartoe mede wil werken,
moet het doen met eindelooze
zelfwegcijfering. Hij kan geen oogenblik rekenen
op dank, op voldoening, op erkenning.
Hij mag niet teleurgesteld zijn, als hij
telkens weer de nieuwe brandnetels van
eeuwige ontevredenheid, afgunst en wan
trouwen tegenover zich opschieten ziet.
Hij wete, dat hij niets te verwachten
heeft, zelfs geen vertrouwen; en moet
ook de kracht bezitten van zijn onder
nomen taak vol te houden, alleen om
het goede, dat hij er zelf in ziet.
Het gemeenschapsbelang is een v
rafstaande godin, en niet eene lieflijke
schoone die wederliefde schenkt.
In meer genoemd geschrift wordt ten
slotte dit gezegd: de leiders moeten
niet denken, er uit te kunnen trekken,
wanneer zij willen. Zij moeten doen,
alsof zij eigen zaken drijven, waarvoor
zij onder alle omstandigheden de volle
en blijvende verantwoordelijkheid dragen,
zich dus ook verantwoordelijk achtende
voor den tijd, dat zij geen bestuurders
meer zullen zijn."
Misschien dat in deze denkwijze ook
nog de oplossing van de tegenwoordige
moeilijkheid liggen zal, waardoor n
arbeiders n leiders elkander terug zullen
vinden.
De menigte in het brutale besef van
hare voormannen niet te willen verliezen,
en de leiders in de gelaten onder
werping aan dit gareel van hunne eigen
onmisbaarheid.
31 Aug.
v. H.
Aan de Hembrug
In de Munitiewerkplaatsen aan de Hem
brug dreigen stakingen en
arbeidsmpeilijkheden. Reeds is, om daarin te voorzien een
militaire Werklieden-compagnie opgericht,
en wordt aan den anderen kant van de zijde
der arbeiders geklaagd, dat men zoo de
soldaten door hun dienstplicht dwingt,
onderkruiperswerk" te verrichten.
jn normale tijden en in een gewoon be
drijf zou dit ook zeker zonder meer niet gaan.
Maar het is goed, uit te spreken dat op
't oogenblik stilstand van de werkzaamheden
in onze munitiefabrieken onder geen beding
geduld kan worden.
Ieder weet veel te goed, hoe dringend
noodig het is, dat onze manschappen ook
ruim voldoende schietvoorraad ter beschik
king hebben, zullen zij in geval van nood
niet aan 't verderf overgeleverd, en het land
weerloos staan.
Sympathie van welken kant ook, kunnen
de bedrijfsstoringen in den
munitie-aanmaak niet vinden; en de oude
redeneeiingen, dat de overheid een staking haren gang
moet laten gaan, gaan hier niet op.
Wel echter moet opgemerkt, dat de zaak
hiermede wordt tot een nationaal bedrijf. En
deze toestand maakt de arbeidsvoorwaarden
en toestanden aan de Hemhrug, een zaak die
de gemeenschap raakt. Er wordt daar ge
werkt voor 't onmiddellijke militaire lands
belang, en dit moet gebeuren onder bil
lijke omstandigheden.
Een oordeel hierover kan niet worden
gevormd. De arbeiders klagen, een blijk
baar geïnspireerd communiquéin de bladen
noemt hunne klachten ongemotiveerd en zegt,
dat men eenvoudig, om de regeering het mes
pp de keel te zetten, juist in de artillerie
inrichtingen is gaan staken.
Is dit zoo, dan wordt niet alleen aan de
regeering, doch aan de natie het mes op de
keel gezet.
Is het anders, dan schiet niet alleen de
regeering, doch ook de natie in hare ver
plichtingen te kort.
Vooral nu men ook tot 't krachtmiddel
der militariseering van den arbeid is over
gegaan, is het zaak, dat de eischen der
werklieden en 't standpunt der directie
zoo spoedig mogelijk door eene onpartijdige
commissie worden onderzocht, en dat de
openbare meening zich daaruit een oordeel
kan vormen.
De regeering kan dit geval niet uitsluitend
als een inwendige aangelegenheid beschou
wen. En het is ook niet verstandig dit te
doen omdat het hier een zeer ingrijpende
kwestie geldt, die ernstige verdere gevolgen
kan hebben.
Er moet duidelijk tot uitdrukking komen,
dat ook dit deel van onze weerbaarmaking
de publieke belangstelling aangaat en als
een nationaal belang wordt gevoeld.
Omtrent het Hembrugconflict moet daarom
ten spoedigste het rapport van eene voor
alle partijen aannemelijke comnrssie worden
uitgelokt.
v. H.
De Sociaal-Democratie en de
Oorlog
De wereldoorlog heeft een omzetting van
alle waardeobjecten veroorzaakt. Hij heeft
niet alleen tal van verhoudingen scheef ge
trokken, maar omgekeerd ook tal van toe
standen of liever inzichten recht gezet. Tal
van maskers zijn opgezet en andere zijn
verfraaid. Maar ook tal van gezichten zijn
ontmaskerd. Door den oorlog is even goed
de waarheid gediend als de leugen; valsche
tonen klinken evenzeer uit de oorlogsbazuin
als echte, zuivere.
Eén illusie is althans tot haar ware, d. w. z.
zeer geringe proportiën terug gebracht, het
geloof aan de kracht van het internationa
lisme. Vooral is ons kleine land, waar de
nationale krachten vergelijkenderwijs gering
zijn, al klinkt het nationale gerucht soms
luide genoeg, gevoelde men zich gaarne ver
want aan de geheele menschheid. Men be
schouwt gaarne de menschheid als een orga
nisch geheel met gelijke, althans gelijksoor
tige beschaving, belangen, wenschen, idealen,
denkbeelden. Nog sterker werkt op de
menschen het denkbeeld van de eenheid der
Christenheid, het Christenrijk, zooals men
vroeger niet zonder politieke beteekenis zeide.
Nu heeft de menschheid betrekkelijk weinig
internationale organisatiën, die breede krin
gen omvatten. De oudste en de stevigste is
de Katholieke Kerk, die principieel de ge
heele menschheid omvat en feitelijk
millioenen Christenen van zeer verschillende
nationaliteit onder het Pauselijk gezag
vereenigt. Van haar heeft jnen verwacht, dat
zij den strijd tusschen gèloofsgenooten zou
hebben voorkomen. Ten onrechte; want zij
is ten slotte een zedelijke band, geen poli
tieke; politieke machtsmiddelen ontbreken
haar geheel. Dat laatste geldt ook van de
andere, groote internationale organisatie van
onze dagen, de sociaal-democratie. Van haar
mocht men met meer recht dan van de
Katholieke Kerk verwachten, dat zij de volken
in vrede en recht zou samenbinden; immers
de sociaal-democratie heeft zich overal prin
cipieel gekant tegen de algemeene bewape
ning, waarvan zij de uitkomst, den oorlog,
voorzag. Zij heeft er ernstig naar gestreefd
om middelen te vinden tot bevestiging van
den vrede; er is gesproken van een alge
meene werkstaking op het oogenblik der
oorlogsverklaring. De sociaal-democratie
alleen kon dat doen; zij verklaarde zich
met trots de internationale bij uitnemend
heid; niet de strijd der natiën was van
beteekenis, maar alleen die der klassen; de
vijand van den proletariër was niet de
proletariër van het vreemde land, maar de eigen
bezittende klasse en haar machtsmiddel, de
nationale regeering. Proletariërs van alle
landen, vereenigt u! had Marx gezegd; in
die leuze lag ook de belofte van den wereld
vrede, dien de sociaal-democratie zou bren
gen en ook alleen kon brengen.
Deze schoone leuze is 4 Augustus 1914
in den Duitschen rijksdag verloochend en
begraven. De sociaal-democratische fractie,
de millioenenpartij, die tot dusverre tegen
alle militaire wetten en oorlogscredieten had
gestemd, gaf thans haar stem aan het eerste
crediet, dat voor dezen oorlog door de
regeering werd gevraagd. Zij heeft bij die
houding volhard en ook voor alle volgende
credieten gestemd, zij het niet zonder strijd
in eigen boezem. De partij stemde den
4 Angustus 1914 nationaal zonder af te wach
ten, wat in andere landen zou gebeuren; zij
gaf integendeel aan de sociaal-democratische
partijen in alle oorlogvoerende landen de
gelegenheid, allicht het voorwendsel
desgelijks te doen. Zoo verloochende de groote
internationale partij een groot deel van haar
verleden en van haar beginsel; zij splitste
zich in een aantal zuiver nationale partijen.
Zuiver nationale partijen, ook in dezen
zin, dat zij op zuiver nationalistisch stand
punt staan. Dat blijkt uit het interessante
boek van het lid van den Rijksdag dr. Paul
Lensch, Die Sozialdemokratie, ihr Ende und
ihr Gliick (Leipzig, S.. Hirzel). Alle inter
nationale phrase, waarmede de sociaal
democratie in alle landen haar trouwe vol
gelingen jaren lang heeft weten te boeien,
is hier verdwenen. De schrijver staat niet
alleen op absoluut Duitsch standpunt, hij is
zoo chauvinistisch als men het in Pruisen
tegenwoordig maar wenschen kan. Al den
laster tegen België, alle minachting voor
Frankrijk, allen haat tegen Engeland, allen
spot tegen Rusland, alle verheerlijking van
het goede Duitsche zwaard, die thans zoo
karakteristiek Duitsch zijn, kan men bij dezen
sociaal-democraat terugvinden.
Dat is op zich zelf minder opmerkelijk
dan het schijnt. Geen mensch, geen staat,
ook geen partij doet in den regel wat zij
wil, maar wat zij moet, of liever waartoe
zij door de omstandigheden wordt gedwon
gen. Zoo moest de sociaal-democratie in
Duitschland wel Duitsch worden, wilde zij
nog verder een plaats in het Duitsche
staatsleven blijven innemen. Er ligt daarin natuur
lijk een les, die ook de sociaal-democratie
in andere, ook neutrale landen, ter harte
moge of liever zal moeten nemen. Zonder
strijd zal dat niet gaan, maar dat het op den
duur dien weg op moet, is zeker. Het ver
leden legt wel een zwaren last van leuzen
en verwachtingen op de roode partij, maar
het heden stelt daartegenover eischen,
waaraan zij zich niet zal kunnen onttrekken
op straffe van zelfvernietiging.
Opmerkelijker dan dat is evenwel de
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettf'.
Weerbericht
Verw. wind N.W. tot West, meest
bewolkt of betrokken, nu en dan regen,
aanvankelijk min of meer buiig, over
't algemeen weder. (Handelsbl.)
Zouden we geen berichten kunnen krijgen
van plaatsen, waarin het deze week geen
weder is geweest?
Uit 1812" van Rellstab, vertaald door
Gouverneur. Uitgave D. Bolle, pagina 343:
Maria had haar gemoed door de klare
wel van een meer ontwikkeld bewustzijn
gelouterd."
Waar blijven de afschaffers, nu blijkt
dat klare" zó'n invloed ten goede uit
oefenen kan ?
*
UU het jaarverslag van den Bond Heem
schut ;
Door den oorlog kwam de heemschut
beweging in het buitenland grootendeels
tot stilstand. Alleen van de American
Scenic and Historie Preservation Society"
werd een jaarverslag ontvangen. Daarin
werd omtrent de lichamen, die in de
meeste Europeesche Staten ten bate van
het behoud der schoonheid werkzaam
zijn, niets vermeld."
Hoe vreemd! Wij denken aan Yperen en
Leuven.
voorstelling, die Paul Lensch zich maakt
van de toekomst van Duitschland en van de
rol, die daaraan aan zijn partij zal toevallen.
Er is een harde, bittere strijd gestreden
tusschen den Pruisischen staat en de Duit
sche sociaal-democratie. Die strijd heeft beide
strijders en ook vele anderen daarbuiten doen
vergeten, hoeveel congeniaals beide in den
grond toch eigenlijk hebben. Zoowel in den
Pruischen staat als in de Duitsche sociaal
democratie vinden wij die straffe tucht, die
gehoorzaamheid van het individu aan het
boven hem geplaatste gezag eischt tot het
uiterste, niet alleen in handelen, maar ook
in denken. Beide hebben gemeen, dat voor
hun belangstelling en bemoeiing geen grens
bestaat dan die zij zich zelf stellen. Beide
hebben altijd gestreefd naar organisatie van
het geheele economische, politieke, ook wel
het geestelijke leven van boven af. Organi
satie was beider parool; beide hebben ge
meen de minachting voor het individu, de
persoonlijkheid. Men zou dus kunnen zeg
gen, zoo de Pruisische staat en de Duitsche
sociaal-democratie niet elkanders doodelijke
vijanden waren, waarom zouden zij dan geen
trouwe bondgenooten zijn; of liever, zijn zij
geen vijanden, omdat zij zooveel gemeen
hebben, en zal dus de vrede ook daarom
zooveel te gemakkelijker worden gesloten?
De vrede, dat wil in dit geval zeggen, de
socialiseering van den Pruisischen staat, de
doordringing van de sociaal-democratie in alle
geledingen van het Duitsche volk. Zoo stelt
zich Paul Lensch de toekomst voor. Hij meent
zelfs, dat de ontwikkeling klaarblijkelijk reeds
in die richting gaat en spreekt zelfs van de
Duitsche revolutie, die tijdens den wereld
oorlog reeds is ingezet. Zoo is Duitschland
naar zijn wijze van zien reeds nu het meest
moderne land, waarbij Engeland en Frankrijk
met hun schijn-democratiën zeer achterlijk
afsteken.
Er is in deze voorstelling veel, wat aan
nemelijk is en zelfs aantrekt. Het is zeker
waar: zoo ergens de sociaal-democratie een
toekomst heeft, dan is het in Duitschland;
geen volk dan het gehoorzame Duitsche,
door Pruisen aan organisatie en tucht ge
wend, zal zich kunnen voegen in de straffe
orde, die de socialistische maatschappij nu
eenmaal eischt. Maar daarmede is deze maat
schappij ook voor andere landen en volken
vrij wel onbereikbaar geworden. Want hoe
men zich ook de toekomst van het
menschengeslacht mag voorstellen, hoe ook de evolutie
der geschiedenis moge zijn, dat de bevrijding
van den mensch van geestelijke en stoffelijke
banden, die sedert eeuwen is ingezet, in deze
eeuw tot staan zou zijn gekomen, wij moeten
het zien om het te gelooven. Een toekomst
maatschappij, die haar organisatie moet
ontleenen aan de Pruisische monarchie hoe
zou zij elders dan in Duitschland kunnen
bestaan ? En dan nog daar voor hoelang ?
Immers ook in Duitschland hebben de
edelste geesten altijd Pruisen aangevallen
en zelfs gehoond. Er is nauwelijks een
Duitsch dichter of denker te noemen, die het
met Pruisen heeft kunnen vinden. Historisch
heeft Pruisen dan ook stellig geen groote
toekomst meer. En wij kunnen ons nau
welijks voorstellen, dat eenige partij in
Duitschland een toekomst zou wenschen
aan een regime, dat zich nauw aan de
Pruisische traditie zou aansluiten. Want
dan zou tevergeefs het woord hebben ge
klonken van den grooten Duitscher, van
Goethe:
Höchstes Gliick der Menschenkinder
Sei doch die Persönlichheit.
H. BRUGMANS