De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 2 september pagina 12

2 september 1916 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Sept. '16. No. 2045 TJIT ZECIET . CT-A-lsTTCTE (Jantje geïnspireerd duor het artikel Hadt je me maai-" in De Amsterdammer" van '26 Aug. LI.) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiitfiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii KANTTEEKENINQEN VAN EEN LANDSTORMPLICHTIGE VIII (Notities, uit een militair zak boekje, gevonden door onzen medewerker Melis Stok e, in de omgeving eener Amsterdamsche kazerne.) MELIS STOKE, laudstormplichtige Een oude lotgenoot. Ik wil u vertellen van een ouden lotge noot, van een zér ouden! Hij was van de lichting 313 N. Chr neen, lezer, lach nu even niet, want het staat in een boek I Het boek heet Historia Lausiaca" en de schrijver, Palladius, wijdt een hoofdstuk aan mijnen lotgenoot. Hij werd omstreeks 292 geboren, en werd in 313 onder de wapenen geroepen, in het leger van Koning Constantijn. Met andere jongelui van zijne lichting werd hij den Nijl langs gevoerd, en naar Thebe gebracht, waar blijkbaar het infanterie-depöt was, en zoo zegt de schrijver daar opgesloten". De Grieksche, Koptische, Arabische en Syrische teksten en levensbeschrijvingen, betreffende Pachomius, mijnen mede-landstormplichtige van die oude lichting, ver melden niet de namen der korporaals en sergeanten, superieuren altans, van Pach, zooals hij onder zijne escouade-genooten wel genoemd zal zijn, doch wél vertellen zij, dat de behandeling der recruten in het depot te Thebe zér hard was. Arme Pach, was je maar bij ons, bij het 7e geweest! Wij kregen peen en vet in over vloed, terwijl gij, met uwe kornuiten, groo tendeels afhingt van een aantal liefdadige burgers. Zestienhonderd en drie jaren, nadat gij den Nijl langs gedreven wierd, verlieten mijne vrienden Simon, Kees en zoovele anderen Amsterdam, en stapten langs de Vecht naar een vriendelijk groen fortje, waar ons de meest overheerlijke boonen wach teden Arme Pach eind 313 was hij afgericht, en toen dorst hij aarzelig te vragen, wie de goede bureers waren die hem getroost had den en gespijzigd. Men antwoordde hem, dat het Christenen waren, en dat zij barmhartigheid betoonden aan vreemdelingen en aan alle anderen Dit onthield Pach, en, toen zijn lichting naar huis mocht, trok hij naar een dorp in de Thebaïs, en liet zich doopen. Professor Pijper, die in zijn studie over de kloosters een hoofdstuk aan Pachomius wijdt, zal mij vergeven, wanneer ik hier verklaar, mij verbaasd te hebben over het vervolg van Pachomius' levenswandel. En ik stel op den voorgrond, dat ik mij niet als mensch verbaas, doch uitsluitend en alleen als recruut, als collega dus. Want wat, lezer, deed Pachomius toen hij de kazerne van Thebe eindelijk uit mocht? . Wat hij deed?.... Wel, ge ziet al iets schemeren ! Ge denkt al aan onze soldaten, die naar huis mogen, en die, bepakt en wel, zooals ze afgepresenteerd zijn (- -of hebben", wat is het ?) schreeuwend door de stad zwieren Wellicht is dien nacht Thebe het tooneel geweest van feestelijke afzwaai-partijen, van IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII Minimin m soldaten met burger-mantels om?maar wie daar niet bij was, dat was Pachomius. Hij verwisselde de kazerne voor het klooster ! Neen, lezer, nu in gemoede, en dat zult ge toch met mij eens zijn: daar kan een Amsterdamsche jongen van hatjememaar niet bij. Die bedrinkt zich, en zingt van: asse me de rotzooi gaan verldaatel" of: gaif me me barregerpet terug!" die loopt met z'n ransel op den rug, en zijn geweer op den schouder, en aan lederen arm een meisje, waarvan hij allén de vór naam kent tot in het holst van den nacht de kroegen af die, ? ja, die doet alles, juist behalve dat, wat Pachomius deed. Pachomius had een zwaren dienst, en heelemaal geen lijn" en hij kwam gelouterd uit den dienst. Hoe zullen wij, Simon, Kees, Klaas en Hein,.., hoe zullen wij, mijne vrienden, uit den dienst komen ? Simon als een reuze-voetballer, en Kees als een man die op alle uren van den dag slapen kan, en Klaas vol stiekeme stoutigheidjes Vrienden, laten wij zijn als onze collega van de lichting 313! Laten wij profiteeren van de goede elementen, waarmede de dienst ons toevalliglijk in contact brengt. Dat wil nu juist niet zeggen, dat wij in kloosters behoeven te gaan... neen, daar voor zal het leven ons nog zeer te behoeven. Maar laten wij als goede menschen weer onder de burgerpet terugkeeren ! * * * Herinneringen aan een rot-sersant". Nu ik hem wel nooit meer terug zal zien, durf ik herinneringen opschrijven, die ik aan hem bewaar. Hij was een rot-sersant", altans mijne kameraden hadden dit eenstemmiglijk uitgemaakt, en der conversatie ter wille, noemde ik hem ook maar zoo. Hij heeft nooit n onzer gestraft, en nimmer iemand vriendelijk toegesproken. Op zijne inspecties sidderde de heele sectie, en als hij ontevreden was, wisten ze, dat er geen straf volgen zou. Hij keek alleen maar. Nooit heb ik iemand of iets ooit zóverschrikkelijk zien kijken, als hij het doen kon: hij keek je spuuglok onder je pet, de vlekken uit je jas, en het roest van je bajonet. Hij keek zódoordringend, dat je zonder den blik neer te slaan wist, welke schoen ongepoetst was, of welke knoop op je rug mankeerde. Als je hem, ietwat stamelend, goeie morgen" zeide, keek hij de adem uit je longen weg, en als je ergens op de hei te slapen lag, kon hij je op een uur gaans afstands wakker doen schrikken, door zijn kijker op je te richten. Hij keek zijn kogels in de schijf, en z'n mannetjes in de houding. Niemand wist wie of wat hij was, of hij thuis een kind op zijn schoot had, of lachen kon op den verjaardag van zijn zuster. Ik weet het niet", zei Simon, ik weet niet wat et is! Sagerijn is et niet, en kap sones benne et niet...." En zoo werd, uit de algemeene onbegrepenheid de benadering rot-sersant" geboren. 's Avonds zeiden we tegen elkaar dat het onzin was, dat we kerels van vier-en-twintig waren, en geen jongens op school. En 'S ochtends, bij de tieerie", als zijn vr selijke blik over de klas van gesnorde kerels waarde, dan was het zoo stil als in een be waarschooltje. Niemand heeft hem, toen hij wegging, vaarwel gezegd, en hijzelf heeft, naar men zegt ergens uit een venster van de kazerne toegekeken hoe zijn sectie voor goed afmarcheerde..,. Later ben ik hem nog eens tegen gekomen, en, worstelend tegen de magische krachten van zijn blik, ben ik naar hem toegegaan, om hem te begroeten. Zoo hebt u er al heel wat laten weg gaan", converseerde ik quasi-luchtig. Hij keek dwars door mij heen, terwijl hij antwoordde: Och, toen ik zeventien jaar was, heb ik eens gehuild, toen m'n eerste sectie uit elkaar ging... maar daar wen je aan ! In dienst moet je aan alles wennen!" Vanmorgen kreeg ik een briefkaart van Simon; na vele inlichtingen en vragen schreef hij: wanneer je de sersant mog ontmoete, doe hem dan de groete van ons. Wat was die altijd aleenig met zen eige!" Feesten. En als jelie nou zoo onder mekaar ben, en je heb een daalder in je zak, rake jelie em dan niet ?" informeerde Jan, na een lang gesprek over de geneugten en gevaren, ver bonden aan het hebben vari-een-daalderin-je-zak." Ik haastte mij te verklaren, dat zelfs de fatale samenwerking der factoren onder mekaar-zijn" en een-daalder-in-j e-zak'', niet onherroepelijk behoeft te leiden tot smoordronkenschap. Dit wilde er echter maar niet zoo-zonder meer bij hem in. Kom-schei-nou-uit!" elleboogde hij knipoogend dan leg je immers zóvoor merakel In de goot!'' Nogmaals spande ik mij in, hem te doen inzien, dat ik dikwijls met het genoemde bedrag in mijn zak, en in gezelschap van eenige vrienden geweest was, zonder be schonken of in goten te zijn geraakt. Toen weid hij minachtend. Nou", snoefde hij, dan bin jelie met je alle niet zooveel l" Dikwerf luister ik met onomwonden be langstelling naar die feest-relazen mijner vrienden; ik hang aan Teunis' lippen, wan neer hij mij in een reeks krachttermen, met enkele feiten gelardeerd, verhaalt van den nacht in het politie-bureau, vanwaar men hem zooeven naar de kazerne heeft doen vertrekken; met sympathie in mijne oogen bezie ik de tallooze snij- en slaagwonden op zijne handen en aangezicht. Neen, bij zulke feesten zinkt iedere kroegjool in het niet! Slechts nen man heb ik gekend, die hoogere délices wist te savoureeren; dat was mijn vriend Hannes, de schipper. Hannes was een philosoof, en placht eene jonge dochter te beminnen die Mede" heette, en waarop, volgens zijn zeggen, een merakels lief koppi stond". Op zekeren dag hadden Amsterdamsche menschenvrienden een soiree voor ons gear rangeerd in een der schouwburgen, en op hoog bevel, hadden Hannes en ik, en alle anderen na de middagsnert onze handen ge wasschen en het voornaamste gedeelte van ons ge-zicht, teneinde knap" in de comedie te komen. Vier aan vier, in een schier eindelooze stoet, trokken wij de vreugde tegemoet. Hannes en ik liepen naast elkander, en deel den niet in de algemeene opgewektheid. Met zijne ietwat loenzende oogen keek hij eerst naar den sergeant, en vervolgens fluisterde hij mij toe: Nou ik me eige tóch gewasse heef, ken ik toch beter met Merie gaan, vanavond." Hèje geen senie in de kemedie ?" infor meerde ik. Hij keek minachtend en vreeselijk blas op me neer: Wat doe ik met al die flauwe onzin! Ik ken toch beter een bakkie koffie hale bij Merie ?" Reeds eerder had hij mij toevertrouwd, dat hij gaarne lange avonden zwijgend door bracht met Merie en koffie. Toen maakten wij samen uit, dat de kemedie" gén werk" was, en dat wij zouden probeeren te ontvluchten. Aanvankelijk namen wij vol enthousiasme onze schellinkiesplaatsen fn, en brachten, als echte théater-habitué's een minuut of tien ongeneerd zingend, spuwend en schreeuwend door. Wij gaven, zooals Hannes terecht opmerkte: geen sjoege." Toen het scherm opging, riepen wij alle bei sssssst", en kropen toen op handen en voeten onder de banken door naarden nood uitgang. In den gang ontmoetten wij een soort schildwacht, die ons aanhield. Hé, hé, wat was dat?" Hannes, vol tegenwoordigheid van geest, verklaarde, datte-me-naar de koffiezaal moste, omdatte-me dorst krege van 't l.lappe." In de koffie-zaal" was natuurlijk niemand, en de juffrouw in het buffet keek o.is wan trouwig aan. Maar we knikten haar vriendelijk toe, en zeiden dat het zoo warrem wier binne'; Hannes was zoo beleefd mogelijk, spuwde slechts driemaal op den grond van de foyer, en ging toen naar het raamv om te kijken, of de brandladder bereikbaar was. Na vijf minuten kwam hij me roepen, en, terwijl hij snel de rest van mijn glas bier iiiimimiiniiniiiimiiiiiii opdronk, fluisterde hij, veruit, ze kijk net niet". Met kloppend hart kropen wij op handen en voeten het buffet langs, de foyer uit, en de wandelgangen door. Ieder oogenblik vreesden wij een suppoost of ouvreuse te zullen ontmoeten; bij de tweede trap gleed Hannes uit, viel tegen mij aan, en sleepte mij mede in zijn val; met een doffen bons vielen wij in het por taal doch bleven muisstil liggen. Mijn been was pijnlijk geschaafd, en op Hannes' zoo even nog gewasschen aangezicht waren vieze zwarte streepen. Ik weet niet meer, hoe wij er in geslaagd zijn een zijdeurtje te bereiken, dat niet be waakt werd, maar.een oogenblik later, stonden wij in de frissche buitenlucht. Nou" zeide Hannes, wien ik nu blijkbaar overbodig was ajuus ik ga na Merie!" Hij trok, bij het wegloopen, wat pijnlijk met zijn voet.... Indien, voor dit misdrijf, de lange arm der gerechtigheid ons niet meer achterhalen zal, dan, Hannes, blijft ons slechts over onze excuses te maken voor de groote ondank baarheid, die wij dien avond getoond hebben. Maar wat doe je al niet voor een bakkie koffie bij Merie ? MELIS STOKE Affiche Tentoonstelling te Schoorl Cliché\Veeklilud De Kunst" Voor eene tentoonstelling van schilderijen in 't Oude Raadhuis te Schoorl. van de schilders T. Bottema, D. H. W. Filarski en W. Schumacher (Augustus -September) is door Filarski een zér interressant affiche geteekend en in linoleum-druk gereproduceerd. De voorstelling is zeer los en levendig geschetst en maakt in het diepe zwart op het grijsachtig witte fond een zeer behagelijken indruk. Door de geheele opzet en uitvoering van dit affiche is een zeer aan trekkelijk en dadelijk-in-'t-oog-vallend geheel verkregen, dat met artistiek gebaar de ten toonstelling dezer schilders aankondigt. De letters zijn over 't algemeen minder goed verzorgd een fout die vele, door schilders geteekende, aankondigingsbiljetten met dit affiche gemeen hebben! In't onder havige geval zijn de letters vrij stumperig en liansen zij lustig, zij-aan-zij, onder 't fraaie landschap. Wij weten niet of dit sym bolisch bedoeld is, maar het affiche zou zeker aan schoonheid gewonnen hebben, indien ook de letters werkelijk goed waren geweest. LAMBÈRTUS ZWIERS Prentjes en Rijmen van een Gemobiliseerde III <.V a >* «? x/ Of zoekt een pianist, Nog niet geheel nrtist, De juiste toon te treffen. Soms schuilt men er te zaam, En speelt er heel voornaam Een wals of ouverture, En die 't niet hooren wil, Die is een Albedil, Of noemen ze een zure. Hij kan zijn zwak gestel, Verbijsterd our het spel, Met thee of melk verfri«sehon En laat zich aan 't bulfet, Als hij er spie vuor zet Of' ronke op z'n gemak Ke-n heste pijp taluik, ( f koup' zie,h wat sigaren, Of zoeke zich een plaats Kn kan zich bij z'n maats Rondom de kachel scharen; Kn scheld' op de muziek, Of praat van politiek En over and'ru zaken; Misschien wel van z'n Griet, Of hoe je wel of niet In de provost kuut raken; In dienst van 't vaderland Val je vaak dom- t!'1 m:uiti Al ben je nog zoo'n ga j es, En donr vee! malligheid Itaak je je vrijheid kwijt En kom je in de hitjes. Als je den dienst nit-tkent, Niet, bij de pinken bent, Dan ea je unachiesu kloppen. l >:ui grien je in de <'el. Da»wi'i'dt de dienst een hol, Dan nntet je heel wat knippen. Maar !>en ie een brave nmn, Die /.ii'h \', ME scljikken kan, Dan Mijl' je i'p vrije vueten. l.)an vueg je je ^edwee I an doe je alles moe. Als je er Liet vo»r wilt lieten. ?Ie zingt voi-r den sergeant. )A'oor Vorst en Vaderland». Ka gaat de preeken liooren, Van elke dominé, Kn zingt de palmen mee, Kn houdt je vuor verloren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl