De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 2 september pagina 6

2 september 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

i r DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Sept. 16. No. 2045 Kabir's Verzen door F. v. E. LXXV De Veda's zeggen dat de Volstrekte builen de waereld der betrekkingen staat. O vrouw, wat baat het u te reede-twisten oover de vraag of hij booven alles of in alles is? Zie gij alles als uw eigen woonplaats. De neevel van lust en onlust kan zich daaroover niet spreiden. Brama wordt daar geoopenbaard, dag en nacht: licht is daar zijn gewaad. licht is zijn zeetel, licht rust op uw hoofd. Kabir zegt: ,de Meester, die Waarheid is, is n en al licht". LXXVI Oopen uwe liefde-oogen en aanschouw Hem die de waereld doordringt! Be schouw het wel, en weet dat dit uw eigen land is. Als gij den waren Goeroe ontmoet, zat Hij uw hart doen ontwaken. Hij zal u het geheim vertellen van Liefde en Ziels-vrijheid en dan zult gij inderdaad weeten dat Hij dit Heelal te booven gaat. Deeze waereld is een Stad der Waarheid, haar netwerk van paden bekoort hel hart. Wij kunnen het doel bereiken zonder den weg oover te steeken, aldus is het oneindige spel. Waar de ring van meenigvoudige vreugden eeuwig om Hem danst, daar is het spel van Eeuwig Heil. Als wij dit weeten, dan is al ons ontvangen en afwijzen voorbij. Voortaan zal de hitte van het hebben ons nimmer meer schroeien. Hij is de uiterste, grenslooze Kust. Hij heeft zijn liefde-gestalte door heel de waereld verspreid. Van den straal der Waarheid ontspringen gestadig stroomen van nieuwe vormen; en Hij doordringt die gestalten. Al de hooven en valleien en prieelen zijn vol bloesems; en de lucht breekt in rimpels van vreugde. Daar speelt de Zwaan *) haar wonderbaar spel. Daar omgeeft de niet-gemaakte muziek den Oneindige met haar getijden. Daar glanst de troon van den niet-gedragene, waarop het Groote Weezen zit Millloenen Zonnen worden beschaamd door de schittering van n enkel haar zijns lichaams. Welke waarachtige melodieën klinken er op de harp van den Weg l de toonen er van doordringen het hart. Daar speelt de Eeuwige Fontein haar eindelooze levensstroomen van geboorte en dood. Zij noemen Hem leedigheid" , die de Werkelijkheid der Werkelijkheeden is, Hem in wien ,alle Waarheeden zijn geborgen l . Daar in Hem gaat de Schepping voort, die alle filosofie te booven gaat, want filosofie kan Hem niet bereiken. Er is een Smartelooze Waereld, O mijn Broeder! en daar is het Naamlooze Weezen, van wien niets gezegd kan worden. Alleen hij die deeze sfeer heeft bereikt kent Het; Het is anders als alles wat gehoord of gezegd is. . Geen gestalte; geen lijf, geen lengte, geen breedte wordt daar ontwaard; hoe kan ik u zeggen wat Het is ? Hij op wien de genade des Heeren neerdaalt, komt tot het pad van den Oneindige; hij die Hem bereikt is bevrijd van geboorten en stervingen. Kabir zegt: het kan niet gezegd worden door woorden van den mond, het kan niet op papier geschreeven worden. Het is als een stomme die iets zoets proeft hoe kan het duidelijk gemaakt worden?' . J * = Ik-ben-Hij. iiimiimiim ............... mi ....... nu ...... m ..... in .......... IIIIIIIIIIIMIII ..... iiimiiiiniiiimiii ...... i ........ in ..... u ...... UMI ...... Moderne Hollandsche Interieurs Wij ontvingen de zeer zorgvuldig uitge voerde, bij dr. Gustav Schuier te Bussum uitgegeven 2e aflevering der serie speciale nummers Moderne Hollandsche Interieurs." In deze aflevering, gewijd aan de meubel fabriek Onder den St. Maarten" te Haarlem, geeft de heer J. A. Pool, bouwkundig inge nieur te Haarlem, een denkbeeld, hoe naar rqn opvatting land- en woonhuizen moeten worden ingericht. Met de Engelsche binnenhuizen bekend, tracht de heer Pool in ons land hetzelfde genre toe te passen en in die richting voort te bouwen, uitgaande van de gedachte, dat er veel verwantschap bestaat tusschen de goede, oude stukken in Engeland en onze Hollandsche kunst. Hij meent zijnen vakgenooten een dienst te bewijzen door hen meer met de Engelsche meubelstijlen be kend te maken. In zijne inleiding zegt de heer Pool o.a. In de laatste twintig jaren ongeveer, heeft de architect dikwijls getracht gezelligheid aan te brengen door niet geheel normale, maar verdeelde plattegronden. Daarbij is hij gebleven buiten het kader van den Adamstijl, die groote oplossingen en zuivere assen toepast. Velen onzer zullen er baat bij vin den den Adam-stijl nader te leeren kennen, omdat uit het werk dier dagen een kalme, bezonken logica spreekt... Wij behoeven niet .blindelings na tevoluuiiiiitiiiiimiiiiiiiuiiiiiiiiuiiimiiiiiiumiiumiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiii Mijn Nederland, let op Uw Oost! Dienstplicht in Ned. O. Indië? Tot aan het jaar zeventig werd ons op school geleerd, dat Nederland zich veilig kon rekenen voor internationale inbrekers, dank zij den naijver van Engeland, Frankrijk en Pruisen: zou Albion aan geen andere mogend heid onze Koloniën gunnen, de beide anderen waren tuk op onze havens en rivieren. We konden gerust gaan slapen! Het jongere geslacht heeft dat anders be grepen :-niet bij de gratie der mogendheden zullen wij ons veilig gevoelen, neen, waar en wanneer noodig, wij zullen ons krachtig doen gelden! Niet steunende op eenige mogendheid, willen wij ons verdedigen tot het uiterste, en wij gevoelen, dat in het willen de kracht schuilt voor het kunnen. Zoo mag het schijnen, ja, want als het geldt onze Koloniën, dan wordt hier en daar een andere toon gehoord, dan wordt opnieuw betoogd: we kunnen niet gelooven, dat wij onze Koloniën ginds kunnen verdedigen!" (Indische Gids, blz. 1085/86.) 't Is waar, de Staatscommissie van'12 had ongeveer hetzelfde gerapporteerd, edoch, de argumenten waren vrij wel over de hoofden van het groote publiek heengegaan: naar zoo'n officieel stuk in folio-formaat grijpen slechts enkelen, en de gloed, waarmede de dagbladen het rapport bespraken, was aller minst geschikt om het groote publiek te doen ontvlammen. Nog geen twee jaren na de verschijning van dit Staatsstuk brak de reuzenkrijg uit, en kon het schijnen alsof de verdediging van Indië geheel anders viel te beschouwen, dan de Staatscommissie had kunnen vermoeden. Aldus zetten zij, die belangstellen in Indië we kunnen, helaas, nog niet zeggen: het Nederlandsche volk, begrijpende, hoe Neder land en zijne Koloniën n zijn zich gen, maar wij kunnen ons door de ouderen laten inspireeren en, na studie, tot een inte rieur komen, dat ook voor deze tijden ge schikt en aannemelijk is... In Engeland en in Nederland, beide zee varende en door de zee bespeelde landen, bestaan in vele opzichten overeenkomstige maatschappelijke toestanden. Het volks karakter, zoo hier als ginder, de opvattingen omtrent het tehuis, de waardeering van het interieur, het eigen home," bieden vele punten van overeenkomst. Deze overwegin gen geven mij gereede aanleiding om te verwachten, dat ook het schoonheidsgevoel omtrent het interieur, de zin voor deftigheid, de keuze van het materiaal, in beide landen op gelijke grondslagen rusten. Onze Hol landsche meubileeringsstijl is onder den Koning-Stadhouder naar Engeland overge bracht, heeft daar burgerrecht verkregen en is er tot nieuwe ontwikkeling gekomen. Waarom zou ons geestelijk eigendom niet heden nog naar het vaderland kunnen terugkeeren, om, met de noodige wijziging in modernen geest een nieuw tijdperk van bloei te beleven?" De talrijke afbeeldingen geven een denk beeld, hoe de heer Pool tracht, langs dezen weg tot iets goeds te geraken. De bedoeling dezer serie-uitgave der speciale nummers Moderne Hollandsche Interieurs," is, een overzicht te geven van hetgeen er in ons land op dit gebied wordt gepresteerd. W. M. aandachtig tot luistereh, toen de Majoor van den Generalen Staf van het Indische Leger m. v. J. van der Weyden *) een ander ge luid deed hooren dan de Staatscommissie, en zich o.a. grondende op het gezag van niemand minder dan een van Heutsz, deed verstaan, dat Indië ook zonder de inge zetenen daar of hier zwaar te belasten in staat is, zich het bezit van een krachtige, goed bemande vloot en van een sterk, goed georganiseerd leger te veroorloven en beide te onderhouden. Neen, wordt onmiddellijk van uit Neder land naar Indië geboodschapt. We moeten in staat zijn partiëele ondernemingen, de z.g. coups de main alleen tegen te gaan. We moeten dus kunnen voorkomen, dat er een afknabbelingspolitiek op ons worde toe gepast door bezetting, gedekt door een klein eskader, van begeerde gedeelten van ons gebied. Voor een bepaalde veroverings expeditie van een buitenlandschen vijand moeten wij kunnen rekenen op hulp van buiten, die ons dus niet om onzentwille bijspringt, maar uit eigenbelang". (Indische Gids, a.b.) Leert dan de allerjongste geschiedenis van Griekenland ons niet genoeg? Zou men meenen, dat de mogendheid, welke ons bij springt, na afloop van de crisis zou aftrekken, gelijk de buurman, die tijdens een huiselijke ramp bij ons is binnengeloopen, daar zich geducht weerde, en die henen gaat, niets willende weten van eenige dankbetuiging, met zoo iets van 't mag geen naam hebben; als je me weer noodig hebt, roep me dan maar!" En wie zal dan wel die welwillende buur man wezen ? Amerika, dat reeds meer dan genoeg heeft van zijn Philippijnen-avontuur en zich liefst geheel uit de Aziatische quaestie zou losmaken; Engeland, dat tegen wil en dank China aan zich zelve moet overlaten: of Dmtschland, voor wie het koloniale vraag stuk geheel nieuw moet worden opgezet? *) Weerplicht voor Inlanders en samen stelling van de weermacht in Nederlandsch Indië" door J. van der Weyden, (Orgaan der Ver. ter beoefening van Krijgswetenschap 1915?16. Vle Afl. en in brochurevorm ver schenen bij v. Holkema & Warendorf te Adam. VERZEN Het lied van den Papaver Voor O. Z. v. S. Waai uit, mijn kracht, op alle vier de winden, en waar door dwarrelend stof en over ruwen steen, opdat het eeuwig Doel geen bodem moge vinden, opdat geen bloem zal zijn, dan Ik, dan Ik alleen... Wanneer een lentewind een bloemkroofl komt beroeren, dan buigt die 't willig Ityf, en wringt zich niet, noch poogt. doch Geeft en Neemt, omdat het willooze volvoeren dier taak geen voorkeur vraagt, noch eenzaamheid gedoogt. Ik wies in eenzaamheid, en weet niet alle krachten, wier onaanvechtbaarheid mijn zwakke lijf voldroeg... Mijn rijpe bloei volttok zich in de stille nachten, waarvan ik 't zoet gedroom slechts voor mijzelve vroeg. Mijn jeugd was niet van mij... MIJN waren slechts de droomen. Nu zij mijn vruchtbaarheid voor Mij... dat zij genoeg... en 'k tracht in stagen smart de wetten te ontkomen, die eischen van mijn lijf, hetgeen 'k onwetend droeg. Het zal niet mogen zijn... Mijn kelk neigt zwaar en bevend.. Het roode van mijn kleed is mijner zinnen gloed l Zoo, Wind, waai uit mijn kracht, die Dood is en toch levend, en die een onheil is, dat, Wind, gij dragen moet... Waai uit, en strooi ze alom, de gloeiende Papavers, wier felle wanhoopskleur de wereld overvlekt...! ... totdat een milde herfst hun rottende cadavers met 't kleed van geel en bruin in doodsrust overdekt. Augustus 1916 H. SALOMONSON Van Wind I. O wind, die van uw eender lied mij bouwt een hoog begeeren, van waar uw stille stem bezon te komen en te keeren Nog was er niets..«en heel de lucht werd vol van duizend talen, waarvan mijn trage hart niet weet de reden te verhalen. Want uw geboorte stille wind, is nooit zóte omvatten, en huivrend is mijn kleene lied uw leed te onderschatten. II. O dan, als alle blaren gaan te samen door elkandren, komt fluks uw toomelooze trots onstuimig ze verandren. De boomen met hun hoog geweld verbuigen alle zijden, en worstlen met hun silhouet in 't dichten en verwijden. En enkle takken wiegen uit met lichte varianten. En andren vluchten dicht aaneen tot steile dissonanten. O wind! o wind! niet lichter lied, niet zangriger sonate dan uw ontstelde wisseling, muziek van overmate. Of rekent men op de onlangs weer-geallieer den : Rusland en Japan ? Men moge met den heer Van der Weyden van meening verschillen over de keuze van een vlootbasis, men moge zich verzetten tegen het denkbeeld alleen Java te verde digen, zijn grond-denkbeeld : Indië moet verdedigd worden, is te principieel, dan dat men het om de détaiis zoude ter zijde leggen. Het zoo gewichtige vraagstuk van eene militie in Indië is thans door den heer van der Weyden op den voorgrond gebracht de maritieme verdediging is voor een goed deel een geldquaestie en wordt niet van de baan geschoven door de opmerking, dat schouder aan schouder te strijden met den overheerscher, den voogd als men wil, gelijkwaardigheid van overheerscher (pupil) met den overheerscher (voogd) eischt." Al zoude de geschiedenis van het eerste Fransche Keizerrijk om niet verder in de historie terug te gaan niet iets geheel anders leeren, het klinkt dan toch wel zon derling, dat men bij de verdediging van onze koloniën wel zoude mogen rekenen op de hulp van een vreemde mogendheid, en de eigen elementen geheel op den achter grond zoude houden, terwijl juist naar de ontvoogding van 's lands zonen meer en meer wordt gestreefd. De opmerking aan eene andere zijde gemaakt, nl. dat eene rechtvaardige verdeeling van de lasten, welke de dienstplicht medebrengt, groote kosten met zich zal medevoeren, zinkt daarbij geheel in het niet. Hoe dit zij, de meening, dat Indië alleen zoude zijn te beveiligen tegen een coup de main, en niet door ons is te verdedigen zonder hulp van een vreemde mogendheid, werd te ernstig geuit, om het vraagstuk van de verdediging onzer Koloniën niet onmid dellijk op den voorgrond te stellen. Zoo ooit, dan moeten wij nu begrijpen, dat Neder land en Nederlandsch Indië n zijn. A. N. J. FABIUS De Koopman in Gentsche Professoraten Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck Zijn er nog liefhebbers in Holland voor een Gentsche Hoogeschool pakkie ? Alles cadeau en 'n ijzeren kruis bovendien! IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUllllltlllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII III. O wind, wees stil!... wanneer ik hoor van grove menschewoorden, die niet om uw concert verstild meevluchtend naar u hoorden. Wind, luister l als dan heel alleen ik zong u na van verre, was 't of gij dan alleen voor mij kwaamt duizelen van verre. Was 't of aan elk bewogen blad aan alles wat gij roerdet ge iets van mijn gedachten liet, of met u medevoerdet. IV. O wind, ik peins wel eiken dag om zooveel snelle beelden, die voor uw ongeziene kracht neervielen en zich deelden. . . Ik peins, omdat ge hoog en sterk niets waant, dat stelt u tegen en ik die in dit eng gareel moet gaan en mij bewegen. JULES SCHÜRMANN, De Eenzame Weg. Bussum. C. A. J. van Dishoeck. Is iemand dichter, wanneer diep in hem iets leeft, dat mee kan lachen en schreien met de natuur rondom hem, dat opjuicht bij den schater van bloemigen Meimorgen, en dat huivert bij 't gekreun van den nacht wind om eenzaam, donker huis? Is iemand dichter, als hij in zijn leven oogenblikken kent van helle verrukking om kleur of tint, of momenten van biddende ontroering bij het cantilene van orgelstem ? Dichter ja, in den wijdsten zin van het woord is ieder, die 't geluk om schoonheid in zich weet, en ik twijfel niet, of dichter in dien zin is ook de heer Schürmann, die ons in zijn Eenzame Weg" zoo dikwijls over zijn blijheid en rust temidden van de natuur of bij zijn herinneringen aan vroeger vertelt. Maar voor den dichter in nauwer-omgrensde beteekenis van 't woord, voor den verzen-maker", is het niet genoeg, dat hij uren gekend heeft van zingend schoonheidsgeluk, wanneer niet uit zijn lied diezelfde extase weer opglanst, den lezer tegen. En juist dit laatste ondervond ikzooarmelijk-weinig bij mijn lectuur in den Eenzame Weg." Zie, als ik een vers lees, waarin de schrijver van zijn wandeling over najaarshei spreekt, dan moet ik zelf onder het lezen die donker ruige vlakte vór me zien komen, met rondom erboven de hooge wijdte van den klaren herfsthemel, en anders laat een opmerking van den heer Schürmann, dat hij zich op die stille buitenwegen van alle banden vrij voelde" (een dergelijke banaliteit is helaas geen uitzondering) me straalkoud. O, ik voel wel telkens in deze veizen een pogen omti: beschrijven, wat het was, dat den auteur in zijn oogenblikken van stil alleen zijn en bij het dwalen door den tuin van zijn herinneringen, zoet bekoorde, maar ik vind er in deze poëzie toch maar zoo zelden iets van terug; het blijft bij zulke burgerlijk versleten patroontjes van gele blaren, schoone en overschoone herfst, fonklende oogen van blinkend git, fluitende vogels, fluitende faunen, fluitende herders- en gewone knapen, fluitende... ja wat niet al, want alles bij den heer Schürmann fluit, en hijzelf doet er ook dapper aan mee; verder: ruischende boomen, grijze regen0 wind! o wind dat ik zou gaan mee met uw zegetochte, en ook uw onverstaanbaar leed in vrijheid zingen mochte. MARTIEN BEVERSLUIS iiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimi verschillende modellen Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 dagen, zonlicht, dat door de takken glee etc. korom de heele inventaris, die we bij honderd anderen kunnen vinden. Toch, op een enkele plek, schittert tusschen dezen droog-zwarten grond de glinstering van een goudaêr; een enkele maal hoort ge wel in het dansende rhytme van een klein liedeke, in een kort simpel zinnetje soms, hoe de schrijver van De Eenzame Weg" de poëzie in de dingen ziet, al kreupelt, in dezen bundel althans, zijn scheppend kunnen nog stakkerig achter zijn ontvankelijkheid voor impressies aan, DIRK BREEBAART. IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIllllllllllllll Illllllllllll SCOTJ5 1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl