Historisch Archief 1877-1940
9 Sept. '16. No. 2046
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
S IF IE L IE 3ST
Teekeningen voor ,tde Amsterdammer" van G. H. Grauss
Worstelaars
Mens Fervida
Met die woorden heeft de Coubertin
indertijd de nieuwe aera in de lichamelijke op
voeding van de volkeren Europa's ingeluid,
zeker niet denkend, dat zij reeds zoo spoedig
al hun vuur en geestdrift zouden noodig
hebben in den strijd om hun bestaan, zeker
ook niet, dat de sport binnen een paar
olympiaden algemeen zou erkend worden
als een machtige hefboom voor den geest.
Toch heeft hij met de psychologische flaire
van den Franschman het juiste woord de
wereld ingezonden. Ook in de sport
triumfeert de geest. Ieder, die zich op een nieuwe
tak van lichamelijke behendigheid toelegt,
ondervindt, hoe hij zijn moeilijkheden en
fysieke onhandigheid met zijn geest in de
eerste plaats moet overwinnen, hoe aan
energie, volhardingen vuur zijn vorderingen
te danken zijn, hoe zijn geest na de ver
overing krachtiger en leniger is dan te voren.
Het geldt voor de individueele oefening,
het geldt ook voor den wedstrijd.
Wie in de laatste dagen de Nationale
O'ympische Spelen heeft bijgewoond, is ge
tuige geweest van de geweldige concentratie
van energie van Grijseels, die, met zijn
medestrijders na op de hielen, den wedlpop
over 100 nieter won, van de berekening,
waarmee hij zich over den afstand van 400
meter aanvankelijk achteraf hield en in de
laatste 100 al zijn krachten gaf en n aan
kwam, van den wil om te winnen, die
Wessel bezielde, toen hij in den Marathon
loop van 40200 meter de laatste ronde in
het Stadion maakte, zichtbaar uitgeput, maar
opgehouden door zijn geest, het bewustzijn
dat het was: er op of er onder, nu of nooit.
De triomf van den geest! Wij hebben gezien
het intelligente spel der schermers, de tact
van de worstelaars, die, aan scherpe regels
gebonden, soms met een handige wending
op 't onverwachtst en snel hun tegenstanders
velden, maar wier kunstgrepen vaak even
rap beantwoord en verijdeld werden, die
eikaars trucs als 't ware voelden en in par
tyen van anderhalf uur en langer het niet
opgaven om de eer van het spel. Wij hebben
bij voetbal, korfbal en andere collectieve
spelen het snelle besluit, de energische door
voering, het herstel van een fout gezien,
de leiding van vlugheid en kracht door geest
en combinatievermogen.
Eigenlijk was 1916 het jaar geweest der
Internationale Olympische Spelen in Berlijn,
ma;ir niemand heeft natuurlijk daaraan
geF. W. C. H. baron v. Tuyll van Serooskerken,
Ie Voorzitter Olympisch Comit
dacht en Nederland heeft
daar in zekeren zin wel
bij gevaren. In zijn stre
ven om de lichamelijke
opvoeding van onze
jongens te bevorderen,
heeft het Nederlandsch
Olympisch Comiténati
onale spelen georgani
seerd,die een ware
sportdemonstratie zijn ge
worden en wel geschikt
om een beeld te geven
van de hoogte, waarop *
sport en athletiek hier
staan.
Nationaal waren de
spelen zeker: voetbal '
stond boven aan met
niet minder dan 5 ont
moetingen, dat is altijd
de beste trekpleister voor het groote publiek,
daarnaast het minder zware korfbal, het
weinig bekende honkbal en het in Friesland
populaire kaatsspel. Het was voor den on
ingewijde in het ruime Stadion niet zoo ge
makkelijk de laatste beide spelen te volgen,
maar het Comitéhad in het program ma voor
een korte beschrijving zorg gedragen,
zoodat ten slotte ieder kon begrijpen, waarom
de deelnemers ook voor deze minder be
kende spelen in vuur kunnen geraken.
De atlhetiek is op het oogenblik in Neder
land het nieuwe, dat bezig is zich te ontwik
kelen en waarin de individueele prestatie voor
aan staat. Zeer terecht heeft men in ons leger
zich, sedert de mobilisatie daarop toegelegd,
om den soldaat te maken tot een weerbaren
man, die in staat is alle moeiten, alle ont
beringen van den oorlog te dragen. Twee
Nederlandsche records zijn op dit gebied
op de Olympische Spelen verbeterd: het
polsstokhoogspringen stond sedert Juli 1914
op 3,24'/2 M. en is Zondag door Van Dobben
gebracht op 3,38'/2 M.; het speer werpen
kwam op 48.44 M. doordat J. Oeersen zijn
eigen record van 46.60 M. verbeterde. Als
men bedenkt, dat voor een paar jaar de
verste speerworp ongeveer 42 M. was, kan
men beseffen hoeveel oefening en propaganda
hier gedaan hebben.
Toch blijven beiden nog ver beneden het
wereldrecord, dat voor polsstokhoogspringen
4,02 M. en voor speerwerpen 64.81 M. is. In
hardloopen op den korten baan staat Neder
land hooger: het wereldrecord over 100
meter is 10'/5 sec., de houder van het Ne
derlandsch record maakte 104/5 sec.
De Nederlandsche Olympische spelen zijn
gedragen door de belangstelling van de
sportbonden in de eerste plaats, die voor
de organisatie hadden te zorgen, door die
der deelnemers zeer zeker, ook door de sym
pathie van hooger hand, niet helaas door
die van het publiek.
De Voorzitter van het Olympisch Comit
Boksen. Een minuut rust
heeft er op gestaan, dat de feesten in Am
sterdam zouden worden gehouden, maar de
hoofdstad heeft hem slecht beloond: tot haar
eeuwige schande staan in het extra nummer
van de Revue der Sporten de kiekjes van
het Stadion met de matig bezette tribunes
bij dit nationaal gebeuren. Als er een inter
nationale voetbalmatch wordt gespeeld
loopen alle Amsterdammers uit en zij raken in
verrukking over Mengelberg en zijn Duitsche
muziek, maar als onze Hollandsche jongens
onder elkaar hun krachten meten blijven zij
thuis. Zij hebben ongelijk! Een schouwspel
als Vrijdag en Zaterdag in het Concertge
bouw, was geheel eenig en nooit te voren
in ons land gezien. Van af het groote podium
kon men rechts den loop der schermers,
links de beide rings der worstelaars, in het
midden die der boksers overzien. Het was
niet het wprstelen.als wij allen wel in publieke
vermakelijkheden hebben moeten genieten
en dat eigenlijk een weinig verkwikkelijke
vettooning vormt met een geldprijs op den
achtergrond, maar een scherp gecontroleerd
amateurswerk, waarbij kracht en vlugheid
te bewonderen vielen en dat ons deed be
grijpen, dat deze tak van sport bij de Qiieken
het hocrgst kon staan. En in het Stadion: de
zwevende polsstoksprong aan het ne einde;
de hardloop, estafettelpop, hindernissen, in
het midden; het verspringen, hoogspringen,
speerwerpen aan het andere einde, de aan
komst van de wielrijders, die, van Amers
foort vertrokken, over Apeldoorn, Renkum,
Amersfoort naar het Stadion zijn gereden,
het vertrek en de aankomst der kranige
Marathonloopers, die hun ruim 40 K.M. in
een goede 3 uur aflegden, dat alles door
voetbal, hockey en andere matches afge
wisseld en last not least bij Obelt de
zwemwedstrijden, waarbij het record van 240 M.
borstzwemmen door A. A. Bruggen werd
gebracht op 3 min. 31 '/5 sec.
Tot op zekere hoogte zijn de omstandig
heden aan de weinige belangstelling wel
wat schuld. Sterk is gevoeld, dat het Stadion
nog niet volmaakt is: er ontbreekt een groote
hal aan, geschikt voor de sport, die
binnenshuis moet beoefend worden en waar
een college d'athlètes is gevestigd, als kort
voor den oorlog in Rheims is geopend, er
ontbreekt ook een zwembasin aan. Hadden
wij dat gehad dan was alles meer gecon
centreerd en daarmee ook zeker aantrekke
lijker geweest. Het Comitémoest nu
verdeelen wat bijeen hoorde. Dan treft ook het
Comitéeen zacht verwijt; alles was geregeld,
voor alles was gezorgd, tot in kleine détails
en een gelukwensen met deze prestatie
wordt gaarne aangeboden, alleen heeft men
vergeten de opvoeding van het publiek.
Hoe keurig ook het programma was uitge
werkt, hoe ook de plaat van Willy Sluiter
op de hoeken der straten heeft geprijkt, het
publiek kent de Olympische spelen nog niet,
zij missen nog de traditie, de glorie van
het klassieke, de overigens zeer artistieke
beker van onze Olympionikai is nog niet
wat de krans van olijfbladen in de oudheid
was. Zeker, langzaam moet dat doordringen,
maar er kan meer kracht achter gezet dan
tot heden geschiedde: in woorden en ge
schriften is meer opwekking noodig om aan
het einde der nu begonnen Olympiade de
Spelen te maken tot een gebeurtenis, waarop
zich ieder Nederlander spitst.
Van harte is het te hopen, dat de bonden
bij het Comitéaangesloten, in deze vier jaar
zullen doorgaan krachtig en opgewekt pro
paganda te maken voor hun sport. Een
technische bespreking van de prestaties der
laatste dagen is hier niet op haar plaats,
maar ieder zal beseffen dat er nog veel
verbeterd kan worden, dat die verbetering
en verbreiding de fysieke en geestelijke spier
kracht van ons volk kan ten goede komen.
FRISO
Typen uit de Schermzaal
Tegen Vervalsingen
(Ingezonden)
In Nederland, waar de krietiek vrijwel een
verwilderd gewas is, leert een schrijver wel
met de grootste gelatenheid de wonderlikste
beoordelingen en inlichtingen aan het publiek
over zijn werk verdragen. Ons volk is over
het geheel anti-literair, anti-dichterlijk vooral
en gauw bang belachelik te schijnen, kwaal
niet alleen van publiek, maar zelfs van vele
critici.
Er is een geval, waarin het den schrijver
echter geoorloofd zij op te komen tegen zijn
beoordelaar, en dit is,
wanneer deze in
letterlike zin volstrekt onjuis
te inlichtingen verschaft.
Ik bedoel hiermede nog
niet eens, dat men een
duidelijke parodie, het
zij opzettelik, hetzij
onopzettelik, het publiek
voorzet als voorbeeld
van ernstig bedoelde
poëzie. Dit is mij reeds
meer dan eenmaal over
komen. Een enkel voor
beeld. Het volgende
voor een literator toch
wel te begrijpen
parodietje:
Nieuw Minnedicht.
Gij zijt het vliegwiel van mijn gedachten
Gij zijt het zout van mijnen geest,
Gij zijt de appel van mijn trachten
Gij zijt het hospitaal, dat mij geneest.
dat bovendien tussen twee dolle parodiën
in staat, werd door een bekend maandschrift
uit een lijvige bundel poëzie van mij voor
den dag gehaald als typerend voorbeeld van
mijn ernstiger werk en gaf geschikte stof
tot schimpen.
Ergerliker nog, wat de heer Herman Poort
deed. De eerste maal beoordeelde hij mijn
werk in Groot-Nederland (Maart, 1912). Hij
haalde toen de truc uit om een gedicht van
mij, getieteld: Als de ziele luistert" intweën
te kappen en de twee helften als afzonderlike
gedichten voor te stellen, hetgeen hem door
de gesteldheid van het gedicht een dankbaar
punt van aanval gaf (zie mijn Verzamelde
Gedichten, bid. 106). De twee helften luiden:
morgen en avond, en zoals uit de vettere
tietelletters boven die benamingen blijkt
vormen zij tezamen n gedicht. Die tietel
letters zijn dezelfde als elders in het boek
gebezigd zijn, zo ook voor de vier andere
korte gedichten, die op dezelfde bladzijde
staan. Uit dit feit blijkt, dat in de twee
onderdelen een eenheid is gezocht en geen
kontrastwerking. Dit idee van eenheid is
volstrekt niet vreemd aan poëzie, integendeel
haar vaak eigen. De poëzie der Chinezen,
die waarlik door de Westerlingen niet ver
acht behoeft te worden, berust er geheel op.
Zoals Fenollosa daarover zegt (Ursprung
und Entwicklung der Chinesischen und
Japanischen Kunst, dl. II, bldz. 6)" Daarom
wordt ook het parallelisme in strofen en verzen
geheel doorgevoerd, die in hun schijnbare
betekenis een tegenstelling, maar in hun
werkelike een overeenstemming voorstellen."
Hoeveel te meer was in mijn gedicht die
overeenstemming geboden, daar het niet
anders geeft dan een ziel, die zich 's morgens
en 's avonds stemt op de zachte, vredige
klokkeklanken en het koele licht. Herman
Poort nu vertelt den lezer absoluut niet
dat het hier gaat om n gedicht: Als de
ziele luistert" hij verzwijgt die tietel geheel,
zegt dat ik van een gedicht Morgen eenvoudig
enkele woordjes verander en hokus pokus
pas een nieuw gedicht klaar heb, n.l. een
Avondlied, dat de bedoeling zou hebben een
contrasteerende stemming en tegengestelde
sensatie te geven.
Zulk een wijze van inlichten is een pure
vervalsing, daar zij opzettelik een voorstelling
geeft van de bedoelingen van den dichter,
die volkomen in strijd is met de waarheid.
Indien de heer Poort ook maar over een
klein korreltje begripsvermogen beschikt,
moet hij dit weten, ik ben zo vrij dit aan
te nemen bij iemand, wien het vergund wordt
in maandschriften te schrijven.
Onlangs zag ik deel I van een bloemlezing:
De bloeiende bongjerd door W. C Rengers
Hora Siccama en Herman Poort. In het
Voorbericht nemen de bloemlezers het juiste
standpunt in, dat het verkeerd zou zijn in
een boek voor de school subjectieve afkeurin
gen, zelfs zijdelingse, van poëzie van tijdge
noten te geven.
Is het voorbericht geschreven om de
uitgevers tevreden te stellen? Het merk
waardige feit doet zich voor, dat in het
boek zelf dit beginsel in genen dele wordt
gevolgd en de bloemlezers zich bij voortdu
ring schuldig maken aan de door hen zelve
ondubbelzinnig gewraakte handelwijze. Dit,
dunkt mij, doet reeds de mate van hun
eerlikheid vermoeden. Maar wat ervan te
zeggen, dat zij (blz. 144 Dl. I) twee onzinnige
versfragmenten met een kort gedichtje,
waarin een regel verminkt is, onder elkaar
plaatsen en er onder schrijven Uit Verza
melde Gedichten, A. T. A. Heyting"? Niemand,
die deze bladzijde zal lezen en niet meent, dat
ook de fragmenten van mij zijn. Temeer,
waar elders (bijv. blz. 151 en 151) alle elkaar
onmiddellik volgende fragmenten en verzen
ook onderscheidenlik met de namen der
verschillende dichters getekend zijn.
Op bldz. 148 staan enige niet ondertekende
rijmen, maar uit het hen omvattende proza
blijkt genoegzaam, dat de schrijver(s) van
het opstel zs in elkaar flanste om een voor
beeld van slechte poëzie te geven. Er kan
dus aangenomen worden, dat ook de frag
menten, op mijn naam gesteld, voor de
btezondere gelegenheid zijn verzonnen en
dienden om reeds dadelik een slechte indruk
van mijn poëzie te feven, waartoe dan
blijkbaar mijn eigen gedicht nog verminkt
moest worden. Het beeld: de weduw smart"
wordt n.l. veranderd in het belachelike: de
weduwsmart". Op deze vervalsingen vermin
king volgen dan nog bruuske hatelikheden.
Met zulke even kinderachtige als lafhar
tige aanvallen wordt van de gelegenheid
geprofiteerd om te doen, wat de schrijvers
in de voorrede zelf niet goedkeuren. Immers
is zulks veel meer dan een zijdelings
veroordeelen". En werd dit oordeel kracht
bijgezet door een krietiese ontleding, maar
ook dit gebeurt niet. Uitdrukkingen als, woud
en weiden", blijde vooglenstemmen",
zomerpracht", dromen", hart", weenen"
zijn toch op zichzelf geen schijn-schone
dingen" gelijk beweerd wordt. Maar hun
gebruik in het vers kan schijn-schoon zijn.
Dit had moeten worden aangetoond. Neemt
men bijv. de regel.
't Was nacht, en zelfs de blijde vooglen- ?
stemmen zwegen," dan kan makkelik
worden aangetoond, waarom de blijde
vooglenstemmen" hier gruwelik aandoen.
Als het nacht ts, dan is het gewoonte, dat
die zwijgen (de nachtegaal heeft geen blijde
stem"). Daarom doen die blijde vooglen
stemmen, voorafgegaan door zelfs", hier
onnozel en storend aan. Dit had de criticus
moeten zeggen. Maar zulke idioterieën als
(gelijk bovenstaande regel) tans valselik op
mijn naam zijn gesteld, zou ik nooit hebben
kunnen schrijven. De criticus verwijt mij
gebrek aan oorspronkelijke beeldspraak",
echter zoals ik boven opmerkte, verandert
hij het beeld de weduw smart" in
weduwsmart"(!) en toont hiermede zelf allerminst
begrip van oorspronkelike beeldspraak .te
hebben. Inderdaad, voor zulk trappen en
schelden, zulk opzetten van een jeugd, die
zelf nog geen smaak en oordeel heeft, ware
een betere rechtvaardiging gewenst dan de
criticus heeft gegeven. En met alle kracht
protesteer ik er tegen, dat nu reeds meer
dan eens of mijn verzen verminkt voor het
publiek worden gebracht of versregels op
mijn naam worden gesteld, niet alleen van
mij niet zijn, maar ook nooit hadden kunnen
zijn.
Ik hoop, dat, zo niet de critici zelf, altans
de uitgevers tot redeliker inzicht zijn te
brengen en aan dergelijke bedrijven een
einde willen maken.
Dat de Nederlandse krietiek het laat gaan,
daarover verwondere zich niemand. Die ziet
niets en hoort niets en men kan dikwels de
klaarste blijken van lompheid en grofheid
aangemerkt vinden als bewijzen van fijn
en scherpzinnigheid.
AUGUST HEYTING
P. W. Waller, Secretaris-Penningmeester
der Regelings-Commissie voor de
Olympische Spelen
KUNSTFO TOGRAAF
MAUBITSWEG 9 - ROTTERDAM