Historisch Archief 1877-1940
N°. 204?
Zaterdag 16 September
A°, 1916
DE AMSTERDAMME
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE CASTROJr. cnDr. FREDERIKVAN EEDEN
Voor het Buitenl. en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. mail , 1 1 50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar , 6.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
AdvertentiSn van 1?5 regels /l. 25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
. . ?0.25
. . .0.30
. . . 0.40
HfHOCDt Bladz. 1: Kiesrecht, maar voor geen
Woekerprjjs, door v. H. De Daitsch-Vlaamsohe
Hoogeshool to Gent, door v. H. Bnitenl. Over
zicht, door G. W. Eernkamp. Confetti. 2: De
Tragische Planeet, teekening van Jordaan.
Krekelzang, door J. H. Speenhoft. Een
Oranjefeest voor 100 jaar, door dr. J. Breen. Een Machtig
Brouwsel, II, door Pred. van Eeden. 3: Neder
land, let op uw Bosch! door H. P. Burgers.
Pandemonium, II, door F. E. Holtrop. 5: Voor
Vrnnwen. door EHs. M. Rogge. Bezeten
Dieren, door dr. B. A. Beddiogins. 6: Wat
komen kan, teekening van George van
Baemdonck. Het Standbeeld der Gebr. de Witt,
door W. Martin. Boekbespreking, door Henri
Borel. 7: Dordracum Illnstratum, door J. L. van
Dalen. Nieuwe Fransche Muziek, door H. van
Lennep. 9: Waling Dqkstra. Zeilwedstrijden
op de Zuiderzee, teekeningen van Is. van Mens.
Koloniën: Het Zendingsgevaar in ludië, door J. J.
Puister. Brief uit Indië aan de Amsterdam
met", door S. J. met teekeningen van P. Ligter.
10: Fin. en Economie, door J. D. Santilhano.
12: Uit het Kladschrift van Jantje. Een Vleugje
Haagsche Wind, door Ari. Pro Patria.
Kautteekeningen van een Landstormplichtige.door Melis
Stoke. 13 De Drooglegging van de Zuiderzee,
teekening van Johan Braakensiek.
Schaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland.
Damrubriekred. K, C. de Jonge.
Bijvoegsel: Nederlands Bosschen in Gevaar,
teekening van Johan Braakensiek.
Kiesrecht, maar voor geen
Woekerprijs
De kwestie der grondwetsherziening
tot invoering van het algemeen kiesrecht
heeft op 't oogenblik geheel het karakter
van een zaak aangenomen.
Onder de linksche partijen heeft men
nog te beslissen, of men op die zaak
zal ingaan, ja, dan neen.
Wat de rechterzijde leveren moet is:
de meerderheid in de Eerste Kamer.
De vraagprijs daartegenover: wijzi
ging van het Onderwijsartikel, ten gunste
van de kerkelijke school.
Zal men die van links betalen?
Als een waardig makelaar ondersteunt
de heer Cort van der Linden de trans
actie warm. De taxatie is immers ook door
de gezamenlijke parlementaire partijleiders
geschied, en onder elkaar zijn deze
omtrent een billijken prijs overeenge
komen.
De hoofdzaak blijft nu nog echter:
zal de principaal toeslaan ?
Onzes inziens moet hij dit niet doen.
Wij meenen aan de partijen der linker
zijde te moeten raden: het
Regeeringsen Staatscommissie-compromis in zake
Onderwijs, af te wijzen.
De politieke organisatie's staan nog vrij.
Zij behoeven zich geenszins in volg
zaamheid neer te leggen bij wat van uit
Den Haag is opgezet. Het groote belang
der zaak vordert een zelfstandig oordeel
in den lande.
Dit oordeel is zwaar. De keuze is
moeilijk. Er staat veel op het spel. Wij
geven het toe.
Maar de zaak is naar onze overtuiging,
ook als zaak niet gezond.
* *
Tweeërlei sta voorop.
Ten eerste: oprechte en warme ijver
voor invoering, en spoedige invoering,
van het algemeen kiesrecht.
Ten tweede: de nuchtere waarheid, dat
er moet worden gerekend met het be
reikbare, m.a.w. taktisch; zoodat men
niet bij principieele beschouwingen en
theoretische bezwaren mag blijven staan.
Maar juist ook taktisch is de thans
voorgestelde weg ongelukkig.
En er is geen reden, waarom het alge
meen kiesrecht niet anders, op redelijker
voorwaarden verkregen zou kunnen
worden.
De thans gevraagde prijs mag echter
niet worden betaald.
Al hebben, onder de bekoring van den
conciliatie-droom, de vrijzinnige leden
der Staats-commissie het voorgestelde
Onderwijs artikel aanvaard en een vrij
zinnige Minister de verdediging op zich
genomen, toch blijft uit een oogpunt van
vrijzinnige, beter gezegd nog van linksche
politiek (want voor de sociaal-democraten
geldt dit evengoed!) het voorstel tot ver
andering van artikel 192 verderfelijk.
Wel verre van den strijd tusschen kerke
lijk en niet-kerkelijk, bij te leggen, zal het
daarvoor nieuw voedsel geven; en zulks
ten voordeele van het meest militante
deel der rechtsche politiek.
Of dit aan die zijde reeds wordt inge
zien of niet, zij daargelaten, de
vopruitzienden kunnen er wel niet blind
voor zijn.
Van links mag men zich echter niet
laten verleiden door den schijnvaneene
papieren verzoening, die tegen de werke
lijkheid evenmin bestand zal blijken, als
tractaten tegen ijzer en staal.
De wijziging van art. 192 der Grond
wet zal den politieken strijd onder kerke
lijke (?contra-paganistische") leuze doen
voortduren, ten eerste omdat het immers
altijd maar een compromis" blijft, en
er dus nog steeds agitatie overschiet voor
wat nog niet is bereikt, (b.v. in zake de
middelbare scholen).
Maar, bovendien wordt nieuw vuur
aangewakkerd.
De uitvoering volgens de reeds nu
ontworpen wettelijke regeling, zal aan
stonds in de gemeenten geheel nieuwe
politieke brandstof aandragen, omdat
van kerkelijke zijde nog ruimer gelegen
heid verkregen wordt, de openbare school
weg te agiteeren".
Vór alles echter zal, reeds eer 't hier
toe komt, in den lande een geheel nieuwe
strijd beweging worden ingezet onder de
leuze: het nieuwe grondwetsartikel
moet nu uitgevoerd onder eene kerkelijke
meerderheid!"
Er is voor eene rechterzijde immers
uit dit artikel belangrijk mér te halen,
dan de ontworpen (maar onverbindende)
compromis-wetgeving biedt.
Meent men, dat haar strijdbare groepen
zich dus hierbij zonder meer zullen
nederleggen ?
Daar is geen sprake van.
De leden van de Staatscommissie en
andere voormannen, kunnen daartoe
immers hunne aanhangers ook niet ver
binden, en men behoef t volstrekt niet aan
de goede trouw te twijfelen, om te be
grijpen, dat de menigte en de drijvers
dan de nieuwe machtsgelegenheid zullen
aangrijpen. Het zal klinken: de nieuwe
wetgeving is alleen in kerkelijke handen
veilig", en een verscher, pakkender leuze
heeft men in lang niet gehad!
Dit is het, wat op den drempel van
het nieuwe kiesrecht te wachten staat;
en waartegenover het nieuwe kiesrecht
zelf evenmin steun bieden zal.
Want hoe staat de linkerzijde er
tegenover ?
Bij alle verdienste voor de
kiesrechthervorming zal zij zich niet kunnen zui
veren van 't verwijt, de gevaren van het
clericalisme niet te hebben weerhouden;
verder afgeraakt te zijn van 't streven naar
een algemeene volksschool, en in den strijd
voor de verdraagzaamheid te zijn ver
zwakt; integendeel, het zaad te hebben
doen kiemen voor nog mér
schoolverdeeldheid, en voor nog belangrijke
kostenvermeerdering bovendien!
In Nederland is het drijven van de
ultra-kerkelijken steeds een gevaar voor
't staatkundig leven geweest en gebleven,
waarbij de Staat (uit zelfbehoud) zich
onmogelijk enkel als toeschouwer houden
kan.
Bij voortduring daartegen te waken,
is een vaste plicht van de gezonde en
democratische liberale staatkunde, zonder
dat zij hierom eenigszins
anti-godsdienstig of anti-kerksch behoeft te zijn.
Om deze reden mag de Staat ook in
het schoolwezen niet de onverschillige
concurrentie huldigen, maar moet de
openbare school een vlucht-heuvel blijven
tegen de golven van het clericalisme.
De thans ingeslagen weg daarentegen
is een bedenkelijk toegeven aan 't
politiek-kerkelijk drijven.
* * *
Velen aan de linkerzijde voelen dan
ook reeds, hoe groote taktische en
praktische gevaren voor de vrijzinnige
beweging uit het aanbevolen compromis
te duchten zijn.
Doch het algemeen kiesrecht dan?
Moet men, zoo men dit nu eindelijk in
gevoerd wil krijgen, over deze bezwaren
ten slotte niet heenstappen ?
Zoo is 't, dat vooral de vooruitstre
vende en democratische elementen rede
neeren, daarbij de bovengenoemde zijde
der kwestie wel wat luchtig opvattend.
Het probleem zou echter waarlijk
moeilijk genoeg zijn, wanneer het alge
meene kiesrecht inderdaad anders niet
te verkrijgen ware.
Doch is dit zoo?
Allerminst!
Met eenig geduld en met
beginselvastheid, maar ook met eenige meerdere glorie,
zullen de aaneengesloten linksche par
tijen de grondwetsherziening voor alge
meen kiesrecht zelfstandig lot stand kun
nen brengen, al mocht het dan misschien
niet die kunnen zijn van: Cort v. d. Linden
1917.Maar,onafscheidelijk en tot eiken prijs
is men hieraan toch ook niet gebonden?
De hinderpaal van de rechtsche meer
derheid der Eerste Kamer moet (en kan)
op een andere manier overwonnen wor
den, dan door met dit compromis te
worden gekocht.
* * * SSI
Wanneer er inderdaad in den -lande
eene aanzienlijke meerderheid voor alge
meen kiesrecht is, en die i s er, zelfs
door de ervaringen van den oorlog in
toenemende mate, dan moet desnoods
de proef genomen worden of de Eerste
Kamer zal blijven ingaan tegen den bij
herhaling en duidelijk door verkiezingen
blijkenden wil van de meerderheid der
natie.
Men kan het nut van een Eerste
Kamer erkennen, en toch den eisch
stellen dat dit college zich daarbij ten
slotte neerlegge.
Wanneer de Tweede Kamer in 1917
het voorstel tot kiesrechtuitbreiding, zon
der bijbeding, zal hebben aangenomen,
en de Senaat begint dit af te stemmen,
behoudt hij natuurlijk formeel de be
voegdheid, bij dit votum te volharden,
ook al leveren nieuwe algemeene verkie
zingen een onbetwistbare uitspraak ten
gunste van die uitbreiding op.
Doch zou men niet praktisch mogen
aannemen, dat toch het redelijke besef en
de nationale zin bij de leden, of bij
degenen, die hen na ontbinding moeten
herkiezen, de overhand hebben zal?
En anders moet desnoods de kracht
proef maar eens volgehouden.
Het zou dan gaan tevens om een ge
zond beginsel van onze contitutioneele
practijk, want met het schrikbeeld van
een altijd onverzettelijke Eerste Kamer
kunnen wij toch ook niet steeds blijven
voortgaan.
***
Zoo kan van links langs den koninklij
ken weg, die tevens de weg is van ruime
en vastberaden democratie, de kiesrecht
uitbreiding tot stand worden gebracht,
en blijft men tevens verschoond van den
ongewenschten woekerprijs, die daarvoor
thans betaald worden moet.
Er moge nig oponthoud door ver
oorzaakt worden, maar zou dan nu een
jaar eerder of later algemeen kiesrecht
in de schaal mogen opwegen tegenover
de nadeelen van het onderwijs-compromis
en tegenover het ontzaglijke voordeel
van 't behoud der eigen kracht?
Ook kunnen dan andere onderwerpen,
zooals het vrouwenkiesrecht, meer naar
den eigen zin worden afgehandeld.
Misschien voert men tegemoet, dat een
dergelijke gang van zaken wat minder
gemoedelijk kan zijn, dan juist in oor
logstijd gewenscht is.
Dan zij echter het antwoord, dat de
verantwoordelijkheid daarvoor berusten
zal bij hen, die tegen een openlijke
volkspolitiek ingaan, maar ook dat zij
't allicht niet zoo ver zullen laten komen!
***
De onderwijsregeling behoeft overigens
met dit al geenszins onveranderd te
blijven!
Het is er niet om te doen, de wenschen
van de godsdienstige en kerkelijke ouders
(deze in tegenstelling met de ultra-clericale
elementen) in den wind te slaan!
Van linksche zijde kan eene regeling
voor 't lagere schoolwezen worden inge
leid, waarbij juist ook die wenschen
bevrediging vinden, maar met de open
bare eenheidsschool als uitgangspunt en
middelpunt van ons volksonderwijs.
In dit denkbeeld, dat op verschil
lende wijzen kan worden uitgewerkt, ligt
ook de waarachtige, innerlijke oplossing
van den politieken schoolstrijd.
Het wil ons voorkomen, dat deze
lijnen het winnen van de plooi-politiek,
waarheen thans van bovenaf gestuurd
wordt.
Meer dan wenschelijk is het, dat van
uit de linksche kiezers-kringen tot de
leiders het verlangen klinke, in dien geest
voor te. gaan, en eene zelfstandige en
doorgezette linksche politiek te voeren.
Verscheidenen uit de rechterzijde zullen
er niet vijandig tegenover staan.
En de natie, dit is wel zeker, zal er
warmer voor gevoelen en beter mee
gediend zijn! v. H.
* *
De Duitsch-Vlaamsche
Hoogeschool te Gent
Mag Nederland daartoe medewer
king verleenen?
Het Duitsche bestuur in België komt klaar
met het ineentimmeren van de Vlaamsche
Hoogeschool te Gent.
Wij zullen er niet veel meer van zeggen.
Onze meening is bekend en blijft onveran
derd : dit is niet eene instelling van weten
schap en onderwijs, maar van politieke
oogmerken eens veroveraars.
Daarom blijft de zaak een slechte zaak,
en kunnen wij niemand feliciteeren, die zich
in haar dienst heeft gesteld.
Wel heeft men ook een aantal namen in 't
veld gebracht van Vlamingen, die zich
met deze nieuwe academie ingenomen heb
ben verklaard. Maar, afgescheiden van de
vraag wat de handteekeningen van bewoners
uit 't bezette gebied te beduiden hebben,
vleien wij Noord-Nederlanders ons, het ge
val rustiger en zuiverder te kunnen bezien
dan degenen, wier hoofden nog immer
gloeien van het felle vuur der Vlaamsche
Beweging. ,
Steun van uit Noord-Nederland voor eene
Vlaamsche Hoogeschool (door het toezenden
van publicatie's, het voeren van geregelde
gèdachtenwissellng enz.) zou in gewone om
standigheden de meest aangewezen zaak
zijn. Wij hopen ook, dat daartoe nog een
maal de gelegenheid zal komen.
Maar deze Vlaamsche" Hoogeschool kan
door Noord-Nederland slechts worden ge
negeerd.
Men heeft maar dit te bedenken:
Om de Vlamingen als Vlamingen malen de
Duitschers natuurlijk niet zooveel, noch om
de idealen hunner beweging; zij halen hen
eenvoudig aan, wijl er iets anti-Belgisch in zit.
Deze Vlaamsche Hoogeschool is derhalve
niet anders dan een anti-Belgische schaakzet,
een poging om de verhouding tusschen
deBelgische regeering tegenover haar eigen volk
te verzwakken. Alles met 't oog op de po
litieke belangen van Duitschland.
Wie daaraan mee wil doen, moet het zelf
weten. Hij heeft onder ons de sympathie
niet.
En de belangen van Nederland, welke
goede betrekkingen vorderen met Zuid-Ne
derland enee/z ontwikkeld Vlaanderen, m aar:
IN EEN VRIJ BELGIË, bevordert hij evenmin.
Dit laatste geeft ons nog aanleiding tot
eene verdere opmerking.
Onze Wet op het Nederlanderschap (van
1892) zegt in artikel 7,4o: Nederlanderschap
wordt verloren door zonder ons verlof zich
ie begeven in vreemden krijgs- OF STAATS
DIENST."
't Is ons onbekend, of onder de aanstaande
Gentsche docenten Nederlanders zijn, die
hun Nederlanderschap niet reeds nebben
verloren (de meesten komen eigenlijk al uit
Duitschland), noch of door hen prijs zal
worden gesteld op de Koninklijke bewilli
ging, die hen alsdan voor Nederland en
Nederland voor hen bewaart.
Het komt ons echter voor, dat deze be
williging hun in geen geval zal mogen wor
den verleend.
Deze consequentie van hun stap moeten
de geleerden betrokkenen aanvaarden.
Het feit, dat zij zich tegen België laten
gebruiken en in den geestelijken dienst van
het pangermanisme treden, maakt dat Neder
land, zoowel uithoofde van zijne neutraliteit
als uithoofde van zijne sympathie met Bel
gië, eenige sanctie daaraan niet verleenen kan.
Onze Regeering zou dit later niet tegen
over België, en reeds thans niet tegenover
Nederland kunnen verantwoorden!
v. H.
De Vlaamsche Hoogeschool te Gent
Het had erger kunnen zijn. Voorloopig zijn
het er nog maar vier. Er zullen nog wel een
paar bijkomen, maar het zal toch moeite
kosten om de tien te halen. En tien waren
ons toch beloofd door De Toorts, toen dit
weekblad met blijdschap" vermeldde, dat
een tiental Nederlanders zich bereid hadden
verklaard, een professoraat te aanvaarden
aan de Vlaamsche Hoogeschool te Gent.
Van de vier, die alvast genoemd zijn, moet
er n worden geschrapt. Dr. J. Versluys
had zijn Nederlanderschap al laten varen en
was Duitscher geworden. Te oordeelen naar
zijne geschriften, zal hem dit geen traan
gekost hebben; maar met of zonder behuilde
oogen, hij heeft zich moeten laten
naturaliseeren, toen hij professor werd aan de
universiteit te Giessen. In het Duitsche Rijk
kent men ook op dit punt geen sentimen
taliteit. Bij ons in Nederland wel; daar heeft
men medelijden met de buitenlanders, die
zich de opoffering getroosten om hoogleeraar
aan een Nederlandsche universiteit te wor
den ; men eischt van hen niet, dat zij de
plidhten van het Nederlanderschap aanvaar
den en is zoo bescheiden te veronder
stellen, dat hun ook niets gelegen is aan de
uitoefening van de daaraan verbonden rech
ten ; men maakt het hun zoo gemakkelijk
mogelijk, zich vreemdeling te blijven ge
voelen, ook al hebben zij reeds tal van
dienstjaren als Nederlandsch staatsambtenaar
achter den rug.
De drie andere heeren, die straks in Gent
de toga zullen dragen, zijn Nederlanders;
dat twee ervan aan Duitsche hoogescholen
gepromoveerd zijn of daar hunne studiën
Inzendingen voor deze rubriek geMÏve men
te adresseeren aan bet Redactiebureau,; met op
den omslag het motto: ,Confettf. *V{i
Advertentie: - *1
Mevrouw ....
Verloskundige. 'L
. . . .gracht No. 112.
Spreekuur van 10?12. Verzending
onder rembours." ,
Verzending van de babies, zeker?
*
Een actief gemeentebestuur.
Naar aanleiding van het in de vorige
vergadering ingekomen verzoek van de
vereeniging Olst Vooruit", om pogingen
in het werk te stellen zich in de kom
der gemeente bevindende mesthoopen
op te ruimen, deelde de Voorzitter mede,
dat B. en W. steeds doende zijn mest
hoopen te doen opruimen.
«
Daarom roepen wij ons eminent
Hoofdbestuur een: Lang zal zij leven l
toe".
Aldus een enthousiast lid der Vereeniging
voor Vrouwenkiesrecht in het orgaan der
vereeniging.
Het bestuur Het het lid maar roepen. Ten
minste, het schijnt niet geïnformeerd te hebben
wie er feitelijk lang moest leven.
hebben voortgezet, kan verklaren, dat zij er
zich toe geleend hebben, Duitsche belangen
in België te dienen, maar men kan helaas
niet loochenen, dat zij Nederlanders zijn.
Het aantal Nederlanders, die voor de eer
bedankt hebben, is heel wat grooter dan
vier; een paar weken geleden berichtten de
couranten schier eiken dag, dat er weer een
botje was gevangen.
Dit was niet prettig voor de vrienden der
Vlaamsche Hoogeschool en kon zelfs
beleedigend schijnen voor het Duitsche bestuur
in België. Het Groot-Nederlandsch Pers
bureau te Utrecht" heeft zich toen gehaast,
de Duitschgezinde gemoederen gerust te
stellen. Van dit persbureau had men tot nog
toe niet gehoord; het schijnt een van de vele
vertakkingen der Duitsche propaganda in
Nederland te zijn; dat het zich te Utrecht
gevestigd heeft, verwondert mij niet; voor
rein-cultuur van baccillen van
Duitschgezindheid is daar een prachtige gelegenheid;
en het Utrechtsch Dagblad kan alleen het
werk niet af.
Dit Groot-Nederlandsch Persbureau dan
liet weten, dat niet de Duitsche overheid in
België botje op botje had gevangen; aan
zoo iets stelt een uitsche overheid zich
natuurlijk niet bloot. Neen, de keuze der
hoogleeraren was gedaan door den
Vlaamsche-HoogeschooI-Raad; dit college had de
onderhandelingen ingeleid, vertrouwende op
de gevoelens van stamverwantschap der
aangesprokenen."
Met dit vertrouwen schijnen de heeren
van dien Hoogeschoolraad de aan
sprekers," om in de terminologie van het
Persbureau te blijven wat gul te zijn
geweest; zooals zij zich ook bedrogen heb
ben in de discretie der aangesprokenen,"
waarop alweer volgens de mededeeling
van het Persbureau insgelijks gerekend
was. Want het regende bedankjes; en, wat
erger was, de bedankjes kwamen in de
courant.
Laat ons hopen, dat de aangesprokenen"
den afgevaardigden van den Hoogeschool
raad verontwaardigd de deur hebben ge
wezen, zoodra deze hunne boodschap had
den overgebracht; dat zij niet eerst hebben
geïnformeerd naar het salaris en het wacht
geld. Laat ons althans hopen, dat verreweg
de meesten aldus gedaan hebben; van een
hunner is mij bekend, dat hij, tijdens de
onderhandelingen, poolshoogte heeft geno
men, of er kans voor hem bestond op een
lectoraat of professoraat aan een Neder
landsche hoogeschool; dat leek hem ver
moedelijk veiliger.
Indien de heeren van den
VlaamscheHoogeschool-Raad een schop in het gat
hadden gekregen dat is, o lezeres, een
geoorloofde uitdrukking, want de Stadhouder
Willem III liet haar eens over zijne
princelijke lippen komen hadden zij hun
verd eide loon gehad. Want zij verrichten het
zelfde werk als de man gedaan bad, wien
Prins Willem III de voornoemde belooning
toedacht, n.l. verraderswerk.
Dat Vlamingen zich daartoe leenen, is
betreurenswaardig; maar zij zijn misschien
te verontschuldigen, omdat zij niet weten
wat zij doen; hun hartstochtelijk ijveren
voor de Vlaamsche zaak heeft hen blind
gemaakt voor het hoogere belang van het
Belgische volk; de Franskiljon is hun een
erger vijand, dan de Duitscher, die hun land
overweldigde; zij vragen niet naar de mo
tieven, waarom de Duitsche regeering een
Vlaamsche hoogeschool wil stichten; zij
sussen hun geweten met de drogreden: al
wat het Vlaamsen belang bevoordeelt, ver
sterkt het Vlaamsen bewustzijn en maakt
alzoo het vaderland beter."
Maar voor een Nederlander mag die
ver