De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 16 september pagina 12

16 september 1916 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

r DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Sept. '16. No. 2047 PRIJSVRAAG. Zes platen van Braakensiek te kleuren! Zoolang de Amsterdammer bestaan heeft, en zoolang Braakensiek desteekenstift voor het weekblad gevoerd heeft, hebben zij vrienden gevonden, die de platen niet voor zich alleen wilden genieten, maar ze voor het publiek in winkelkasten en anderszins hebben opgehangen. Het heeft ons zelfs herhaaldelijk getroffen, dat er onder hen zijn, die zich hiertoe niet beperken, maar geregeld den Zaterdagvond besteden aan het kleuren van Braakensiek's teekeningen, zoodat des Maandag-morgens hunne etalages steeds gesierd waren door actueele aquarellen of pastels. Ziet" zeide de teekenaar enlangs op eene redactievergadering dat is aardig! Dat geeft je een gevoel, of je je kinderen met prijzen uit school ziet rondloopen! Of dat ze je stoel versieren als je jarig bent... soms mooi, soms leelijk, maar in ieder geval is het een blijk van belangstelling en waar deering |" Nu Braakensiek" was het antwoord, dan zult ge gekleurde platen zien,... bij hoopjes l" Het denkbeeld was geboren! De Amsterdammer schrijft een prijs vraag uit voor gekleurde platen van Braakensiek. Voorloopig geldt het uitsluitend hen, die de platen ook voor 't publiek plegen op te hangen. Later komt een soortgelijke prijsvraag voor particuliere lezers en kinderen van lezers. 1. De prijsvraag omvat de platen welke als bijlagen zijn gevoegd bij de nummers van 16, 23 en 30 September, 7,14 en 21 October. Deze moeten met de hand gekleurd zijn, en telkens op een wijze als bovenbedoeld gedurende de week zichtbaar voor het publiek worden opgehangen. 2. De deelnemers gelieven zich vooraf als zoodanig per briefkaart aan te melden (op den omslag Platen-prijsvraag./?edac//e-ÖMreou, Keizersgracht 333 Amsterdam), met opgave van het adres en de plaats, waar de platen opgehangen worden; 3. Aan het einde van den termijn moeten de zes platen tezamen aan het redactiebureau worde/i ingezonden, met duidelijke vermelding van naam en adres, en waar zij ter bezich tiging waren gesteld. 4. De platen blijven het eigendom van de deelnemers, en zullen hun, na door Braakens.ek gekeurd te zijn, worden teruggezonden. De regeling is dus als volgt: Er worden prijzen uitgeloofd van f25.?, f 15.?en boekwerken voor het beste stel van 6 achtereenvolgende plfaten van Braa kensiek, die met de hand zijn gekleurd, en tentoongesteld voor winkelramen of andere gebruikelijke plaatsen (Kioskjuffrouwen met veel vrijen tijd zijn ook niet uitgesloten!) De prijsvraag geldt voor Amsterdam n elders. TJIT IKIET T ^7\A_2Sr IIHIHHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIMIIIIIIII iliiiiiiiiiiiiiiiiffiliiiiiiiiiiiiiin Een Vleugje Haagsctje Wind L'ART ARISTOCRATIQUE Hebt u in Amsterdam, wat ik zou willen noemen La protection de l'art aristocratique" hebt u er de kunstzaal waar het hoofsche Fransch gefluisterd wordt ? In den Haag is ze gevestigd in het voor name .jhotel" Kleykamp in de Oranjestraat. Madame Kleykamp en tea-gown distingu (fort bellt dame p ur son age) en de heer Theo Neuhuys (encore beau garc.on) zijn de commère en compère van onze aristo cratische revue artistique. In hunne salons debuteeren kunstenaars en kunstenaressen van de beau monde in intiemen kring. Niemand minder dan Louis Couperus hield er zijn eerste lezing. Een declamatrice en een dichteres van het levens lied vertoonden zich voor het eerst aan de leden van dit deftig instituut. Een tentoon stelling van portretten van Willem Maris liet er ons kennis maken met de beauté's der upper ten. Toorop leidde er de aristocratie met een voordracht in tot een belangwekkende tentoonstelling van zijn mystieken arbeid. KANTTEEKENINGEN VAN EEN LANDSTORMPUCHTIGE XI (Notities, uit een militair zak boekje, gevonden door onzen medewerker Melis Stok e, in de omgeving eener Amsterdamsche kazerne.) De militaire groef. Een collega een Nederlandsch sol daat" betitelde hij zich geloof Ik, heeft gastvrijheid gevonden voor een ingezonden stuk van zijn hand, in de meeste dagbladen onzer goede stad. Boven zijn artikel schreef hij: de militaire groet". In zooverre gevotl ik mij dus niet onschuldig aan plagiaat. Wat mijn confrère betoogt, komt in hoofdzaak hierop neer, dat hij zijn plichtmatiglijk gebrachten groet wel eens genegeerd ziet, of slordiglijk beantwoord, dat zulks in hem en anderen de lust tot salueeren aanmerkelijk heeft doen be koelen, en dat hij dit in het balangderkrijgstucht een leelijk teeken acht. Behalve het hartstochtelijk ge-Generaal!! waardoor zich zijn in vocatief-vorm ge wrochte pennevrucht kenmerkt, heb ik een ander bezwaar tegen zijn pathetisch betoog. Ik zoude namelijk mijnen wapenbroeder willen toeroepen, met een commando-stem, die feitelijk mijnen bescheiden rang kwalijk past: Gij, snuiter, kent niet de poëzie van den militairen groet." Want ontegenzeggelijk zijn er poëzie, fijne levenskunst en innige beschaving toe noodig om den militairen groet in zijn diepste wezen te kunnen genieten. * * # Op dit oogenblik waar ik heb zulks nagecijferd in ons land per secunde ge middeld 72532 militaire handen tegen mi litaire hoofdbedekkingen tikken, lijkt mij deze zaak van genoegzaam algemeen belang, om er eene nadere bespreking aan te wijden. Ik zal dit doen op ego-centrisch-militaristische wijze, en begin aanstonds te ver klaren, dat ik gaarne salueer; de militaire groet is mij van een plicht tot een gence~*t- -/-- / C&tuttf^e^ t in het voorjaar was er een liefdadigheidsfeest, een poppententoonstelling. Quel plaisir plus parfait, que de coudoyer la haute noblesse et de contempler et admirer des princes et princesses. De oude adel, die eertijds de onmiddellijke omgeving der vorsten uitmaakte en deelde in hun luister, is door de democratie onzer eeuw wat teruggeschoven naar de bourgeoismaatschappij. Aandoenlijk was het daarom om aan te zien, met welk een teedere devote zorg talrijke adellijke handjes gewone|speelgoedpoppen hadden opgesmukt als prinsen en prinsessen, koningen en koninginnen en beroemde vorstelijke courtisanen. Dit alles ter inleiding en om tot de juiste appreciatie te komen van de tentoonstelling die er thans is ingericht. Jonkvrouwe Anna Bentink debuteert er met een zestiental aquarellen. Jonkvrouwe Anna Bentink is de dochter van den opperstalmeester van H. M. de Koningin. Hare kunst is gracieus, voor naam en Ikflijk. Benevens een enkel stilleven en bloemstukje, gelijk die zich door aristo cratische jonge meisjeshanden zoo gaarne laten vervaardigen, hangen er een dozijn poppen-aquarellen. Bij enkelen gevoelt men een onbewuste eerbiedige bewondering. Onwillekeurig neemt men zijn hoed af, of maakt een lichte buiging. In den .catalogus vindt meïj later de verklaring. $et waren de met een sterretje gemerkte 'nummers waarop poppen voorkomen uit de ver zameling van H. M. de Koningin. Maar ook de andere stukjes zijn zeer voornaam. Freule Anna heeft een gedistingeerd pallet, een fijn aristocratische penseelstreek. Zoo ze op een mondain pensionaat in het buitenland is geweest, heeft ze ongetwijfeld tot de besten harer teekenklasse behoort. Het is de arbeid van een hoogadellijke ziel, lieflijk als balgefluister, geurig als namiddag thee. Wat de kunst ons den laatsten tijd biedt is zoo zwaar van verf, met grove emotie's, vaak met een onbevredigd rusteloos zoeken naar diepere intensere uitbeelding. Daarom moeten we dankbaar zijn voor deze aristo cratische kunst, voor het werk van een gen geworden, van genoegen tot wellust en van wellust tot hartstocht. In café's en restaurants spring ik, bij het naken van welken meerdere ook, als door een veer gedreven in kaarsrechte houding, niet lettende op vaatwerk, dat in scherven van mijn schokkend tafeltje valt of op buurlieden met wie ik in onzachte beroering geraak. Bij den scheerder spring ik het vlijm scherp mes verachtende omhoog. Op straat breng ik mijn groet met z danigen nadruk, dat de meest hooggeplaat ste superieuren snel pijp of sigaar uit den mond nemen en de arm hunner echtgenoote loslaten bij mijne nadering, teneinde mijn groet op dezelfde wijze te kunnen beant woorden als ik hem breng bij mijne nadering. Ik stoor er mij niet aan of zij al rustiglijk hun soep of drank genieten in koffie- of eethuizen ... ik plaats mij kaarsrecht, met aanénkleppende hakken recht voor hun tafeltje en volhard in deze houding, totdat zij gelieven mijne nietige aanwezigheid te aanvaarden en te approuveeren door eene lichte neiging met het hoofd. Ik groet meerderen in voorbijsuizende trams en huurautomobielen, weer anderen met een pakje in iedere hand die alsdan het hoofd in mijne richting moeten draaien, mij daarbij aanziend meerderen op v locipèdes, paarden en motorrijwielen... kortom, ik gedraag mij met innig wel behagen naar de bestaande voorschriften. Aan den anderen kant onderga ik met zeker filosofisch genot de bejegeningen, welke mijn confrère heeft willen onderwerpen aan de algemeene belangstelling. Wanneer ik mijn reglementaire eerbetoon bracht, is het herhaaldelijk voorgekomen, dat zulks beantwoord wierd met een goed moedig: besjoer" *). Besjoer" schijnt ondanks de hieronder aangegeven afleiding eene uitdrukking te zijn, die in zekere kringen zoo goed als morgen-, namiddag- als avondgroet geldt. Geen enkel militair reglement bevat overi gens de uitdrukking besjoer als equivalent aan den groet. Een andere merkwaardigheid, die ik niet *) besjoer = Nederlandsche volksuitdruk king, vermoedelijk afkomstig van den Fran se ficn groet: bonjour (?goedendag) \ Woor denboek ] freule, die vrij van alle indrukken van het wereldgebeuren, in haar lieflijk boudoir zorgvuldig en netjes poppen kleurt met handjes waaraan geen verve bekleeft. ARI Prentjes en Rijmen van een Gemobiliseerde IV H Als de moderne haan, Zegt dat je op moet staan. Dan spring je uit de veeren. Dan poets je keer op keer, Je ransel en geweer, Bent netjes op je kleeren. Kn is 't 's middags droog, En 't water niet te hoog, Zal niemand zich vervelen, Dan oefen je je lijf, Met sport als tijdverdrijf. Gaat vus en kippen»spelen. iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimmiiiiniiiiii onopgemerkt mag laten in dit verband, is deze, dat het meerderen vrij staat om, als teeken van opperste goedertierenheid, een gebaar te maken, dat zooveel zeggen moet als: houd je gemak maar ik ben niet gediend van dit eerbetoon". Als toelichtend voorbeeld moge hier gelden mijne ontmoeting van dezen middag; ik zat goedig ergens, in een soort sociëteit, te lezen, toen opeens de gapende deurope ning de gestalte omlijstte van eenen onge schoren superieur met slecht geknipt hoofd haar. Aanstonds ontrukte ik mijn geest aan de lectuur, concentreerde deze op het regelment van krijgstucht, en maakte aanstalten, om, verrijzende uit mijne liederlijk gemak zuchtige houding, die aan te nemen van eenen jongen eik.... Hoe groot waren echter de schrik, en tevens het weldadig gevoel van dankbaar heid in mij, toen deze meerdere, met een handgebaar als dat, waarmede de Romeinsche Keizers het leven schonken aan onder liggende gladiatoren, mij beval hem niet te groeten. Ik heb niet de eer, dezen menschlievenden superieur van nabij te kennen, en ? hij duide het mij niet euvel maar ik gevoel vrees voor eene mogelijke kennismaking. Want wat moet men doen in 's hemels naam wat wanneer iemand uit vriende lijkheid je groet weigert? Het duizelt in mijn helaas al te gezelschappelijk brein. En, mér dan ooit, wil ik mij vanaf dezen namiddag militair gevoelen. En nog ben ik niet uitgepraat over den groet! Er rest mij een zeer actueel, een in lagere militaire kringen (van korporaals en nóg hoogeren weet ik natuurlijk niets af) op het oogenblik druk-bediscussieerd vraag stuk, dat ik mijn lezers met nadruk voorleg, en waarvan eventueele oplossingen mij via den secretaris van dit weekblad ge makkelijk zullen bereiken. Het luidt als volgt: Wat of wien geldt de militaire groet ? de distinctieven van een rang, 'of' den drager dezer distinctieven ? Ik persoonlijk acht mij niet competent het antwoord op dezen vraag te geven ; ik zeide u reeds, dat ik een slaaf ben van den militairen-groe'-hartstocht, en, gij weet het allen: in hartstocht ontstoken menschen hebben geen rijp oordeel. Kn is 't in 't veld niet plnis, Dan blijft de troep in huis, En ga je uiltjes knappen. Of doe je op de ehambrée Aan theorie wat mee of ga je moppen tappen. Of ben je een voetbal-man, Die 't leer goed raken kan, D in wordt je uitverkoren, Voor 't Team« van de compie, Hn krijg je epti-twee-drie. Je voetbal-riddersporen. Of speel je in de >;spih, Geef elke bal een piU, En !oop dan wat je kan man! Ikzelve groet waar en hoe ik slechts dis tinctieven zie: op mouwen, op kragen, op overjassen... Onlangs heeft men er mij in de kazernezelfs op betrapt dat ik en ikschaam mij bijna zulks in het publiek te bekennen dat ik op mijnen weg naar de cantine salueerde voor de goud-bestreepte overjas van onzen sergeant, die aan een lijntje (de overjas, niet de ser geant) te drogen hing... Fecstgeschenken. Bij al het goede, dat de dienst mij gegeven heeft is ook dit: ik zie nu klaar en helder voor mij, wat de groote fout is in onze maatschappelijke samenleving. Een fout die bankroeten en veeten en brouilles en malentendu's bij dozijnen in de wereld brengt, die huwelijken verstoort en voorgenomen huwelijken doet afspringen... ik meen verderfelijke spilzucht, die in ons allen is. Wanneer onze ouders jarig zijn, of als zij het Sinterklaasfeest vieren, dragen wij de meest prijzige zaken in huis; naar begrafe nissen zenden wij peperdure kransen en bloemstukken, en wij rusten niet, wanneer de geschenkentafel van een bruidspaar zonder een zilveren jardinière of 250 oester vorkjes onzerzijds blijven moet Wij putten door onze beurzen onze harten ledig, en onze zielen vullen zich met nijd en venijn waar slechts liefde en toewijding behoorden te bestaan. Dit alles wilde ik zeggen, alvorens u het treffend voorbeeld van waarlijk finantieel overleg te toonen, dat ik dezer dagen mocht medemaken. Een mijner collega's dan huwde, althans was van plan in het huwelijk te treden. Nu, als goede vrienden offer je dan met genoegen je dubbeltje of je drie stuivers, teneinde een passend feestgeschenk te kun nen helpen bekostigen. Er zijn wel altijd booze tongen, die be weren dat: hij trouwt voor de ondersteu ning!" of dattet een moetje is" maar, waarlijk goedgezinde kameraden, zooals ik niet aarzel mij er een te noemen, hechten geen geloof aan dezen taal, en getroosten zich het on gerief van tien of vijftien centen, teneinde dien dag tot een onvergetelijke te doen zijn. Aldus geschiedde, en, hoewel niet zonder vechten en kleerscheuren, kwam een bedrag Of sta je halt\< of back«, Werk dan wat met je nek, -Maak kopwerk als je het doen kan. Je speelt in omatchesa mee, Bi-nt vrij van elk eorvée, Voor voetbal-repetitie, Je uteams staat heel alleen, Als ongeslagen n. In heel de competitie. .Ie geeft de bal geen Btik«, Je maakt nooit een free-kikk« En gaat ook nooit ofV-side« staan, 'l En als je nkeeper wordt, Wordt elke bal gesnord, Laat je niets door de goal« guan. * b. c. d. e. f. van ? 9.22 Va, zegge negen gulden en twee en twintig en een halve cent bijeen. Nu denkt ge alweer aan de zilveren jardinière, of de 250 oestervorkjes Neen lezer, dat hebt ge nu eens lekker mis!l Geen stomme jardinière, en geen doodgewone oestervorkjes, doch: a. een pendule voor schoonsteenmantel, een dito zijstuk, een dito dito, een (ietwat gehavend) borstbeeld van Boerhaave op voetstuk, twee schilderijen, een doosje met opschrift: Souvenir de Cai'ro," (dit laatste luxe voorwerp voorzien van een niet onkunstig uitgevoerde voorstelling van het Casino met omgeving). Nou" zeide Marinus, die de aankoop had gedaan, met kwalijk verholen fierheid nou zeg, dat is nogges een kedo, waarvan ze op derlui kop selle gaan staan fan de lol, watte?" Wat dan ook naar men zegt plaats heeft gehad. MELIS STOKE Landstormpiichtige. N.B. Nadere berichten melden, dat het huwelijk niet doorgegaan is, ja, dat de huwelijksplannen gefingeerd waren. Dit zal u het feit verklaarbaar maken, dat de geschenken momenteel vertoeven in den gemeentelijken Lombard. M. S.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl