Historisch Archief 1877-1940
16 Sept. '16. - No. 2047
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dordracum Illustratum
De heer mr. S. van Gijn te Dordrecht
heeft eenigen tijd geleden door een zeer
bijzondere daad de stad zijner inwoning voor
immer aan zich verplicht. Hij heeft met
ongeëvenaarde vrijgevigheid zijn prachtigen
topografischen atlas betreffende de stad
Dordrecht en Omstreken, bekend onder den
naam Dordracum Illustratum aan de gemeente
ten geschenke aangeboden, en de Gemeente
raad heeft met groote waardeering en toe
juiching de belangrijke gift dankbaar aan
vaard.
De heer Van Gijn heeft hiermede een deel
van zijn levenswerk aan de stad afgestaan.
Jaren en jaren heeft hij met onvermoeide vlijt,
fijnen speurzin en groote kennis alles bijeen
vergaderd, wat op Dordrecht en zijn verleden
in eenig opzicht betrekking had. Na met
eigen hand uitvoerig en nauwkeurig alles
geordend en beschreven te hebben, heeft hij
den catalogus, rijk versierd met de
reproductiën der meest opmerkelijke nummers, in
vier deelen sedert 1908 in het licht gegeven.
Op zich zelf reeds is deze fraaie catalogus
een kennisbron van onschatbare waarde,
waarin zooveel merkwaardigs omtrent ge
schiedenis, zeden en gewoonten, vermaarde
personen, enz. is bijeen gebracht, dat men
nimmer vergeefs een beroepdoetop hetlijvige
werk, wanneer men over een of andere
Dordtsche aangelegenheid inlichting wenscht.
De bekwame verzamelaar had reeds in
de voorrede van zijn catalogus aangeduid,
dat hij het voortbestaan zijner collectie ver
zekerd had, maar niemand had kunnen ver
moeden, dat hij nog bij zijn leven zich van
zyn schat zou ontdoen, en hem aan de veilige
hoede der gemeente toevertrouwen. Dat dit
thans geschied is, strekt hem tot groote eer,
en geeft een schitterend getuigenis van zijn
liefde voor zijne woonplaats.
Dordracum Illustratum is een verzameling
van teekeningen,prenten,kaarten en portretten,
omvattende meer dan vier duizend nummers,
gerangschikt in vier hoofdafdeelingen.
De eerste is gewijd aan de topografie
van Dordrecht. Kaarten en plattegronden,
gezichten op en in de stad, gebouwen en
hunne versieringen volgen hier in grooten
rijkdom en verscheidenheid elkaar op. Van
de vroegste tijden, dat kunstenaars penseel
of graveerstift voerden, vindt men hier bij
een, wat schilders, teekenaars en graveurs
te Dordrecht boeide. Daaronder komen de
namen voor van Cuyp, van Goyen, Hollar,
Van Borssum, Luchtenburg, Rademaker,
Schouman, Van Wanum, Bendorp, Van Strij,
Lexmond, Lebret, e. a. Vooral Jan Rutten
heeft hier zijn naam voor het nageslacht
bewaard. Zijn verdienstelijke, vaardige en
nauwkeurige teekenpen heeft meer dan
700 nummers aan Dordracum Illustratum
geleverd; wil men het oude Dordrecht leeren
kennen, dan is het door hem, dat het ge
schieden kan. Hij veronachtzaamde hoege
naamd niets, dat door schilderachtigheid,
No. 2132 A. Het Wachthuis aan de Kil, onder 's-Gravendeel, 1669, d. A. van Wanum
artisticiteit of oudheid waarde had. Aan hem
danken wij het, dat wij tal van prachtige
reeds lang verdwenen oude gevels, poorten
en gebouwen in hun uiterlijk kennen. Buiten
gewoon is ook in den catalogus, wat om
trent de Groote Kerk is bijeengebracht:
doorzichten, kapellen, koorbanken, gewelf
versieringen, grafzerken, gedenkteekenen,
kortom, alles wat maar eenigszins aan het
verleden herinnert, werd door hem in beeld
gebracht. De afdeeling topografie is wel het
schoonste, rijkste, merkwaardigste deel van
den atlas, en beslaat het geheele eerste
deel van den catalogus.
De afdeeling historie is zoo volledig aan
historie- spot- en zinneprenten, als men maar
wenschen kan, en vooral de Dordtsche
Synode en de de Witten en o.m. ook de
Papendrechtsche strafzaak zijn hier met
zeldzame soms unieke nummers vertegen
woordigd. Een rijkdom van heraldieke ge
gevens, zegels en wapens van besturen en
familiën besluiten die afdeeling.
Het maatschappelijk leven in zijn onder
scheiden uitingen als: gilden, handel,
scheepvaart, krijgswezen, verkeer, kan wijzen
op mooie en zeldzame prenten. Vooral de
scheepvaart. Deze onderafdeeiing bevat de
afbeeldingen van tal van zeeschepen, die
eenmaal te Dordrecht uitgerust werden, in
den bloeitijd der groote vaart.
Ten slotte volgt de afdeeling Portretten,
zoowel van vorstelijke personen, die eenmaal
Dordrecht met een bezoek vereerden, als
van andere, die op eenig gebied van staat
kunde, handel, industrie, kunst of wetenschap
hebben uitgemunt; zij vormen een reeks,
waaronder allerzeldzaamste exemplaren, die
bij Muller of van Someren vergeefs ge
zocht worden.
Zie hier in het kort een overzicht van den
uitgebreiden atlas. Het is hier, zooals bij
alle andere verzamelingen: tusschen fraaie
prenten en teekeningen schuilt veel, dat op
zich zelf weinig of geen waarde heeft, maar
als aanrulling, tot volledigmaking van het
beeld, toch niet gemist kon worden, en
daardoor waarde verkrijgt. Daardoor juist
is deze topografische atlas zoo bijzonder,
dat hij een beeld geeft van Dordrecht en
omstreken als nog nimmer gegeven is, en
dat, wij zijn er zeker van, door geen tweeden
collectionneur zoo kan gegeven worden.
Want in Dordracum Illustratum is in den
loop des tij ds overgegaan, wat in verschei
dene vroegere Dordtsche verzamelingen werd
aangetroffen. Hoe dat gegaan is, verhaalt
de heer van Gijn uitvoerig in de voorrede
van zijn werk. Slechts n dier verzamelin
gen, door hem aldaar genoemd, die van
wijlen den heer P. M. Beelaerts bestaat nog,
daar zij door den bezitter aan de Gemeente
werd gelegateerd, en sinds 1892 geregeld
werd aangevuld. Maar deze moet in allerlei
opzichten voor Dordracum Illustratum onder
doen, vooral wat betreft den rijkdom aan
teekeningen van vroeger en later tijd. Bo
vendien, liet Mr. van Gijn, waar hij geen
kans zag, het origineel te verwerven, door
copieering of foto toch zijn verzameling
aanvullen, waarbij de heeren E. H.
Schoemakers als teekenaar en de heer H. J. Tollens
als fotograaf zich verdienstelijk maakten.
Ook versmaadde hij niets van wat in later
tijd betreffende de stad Dordrecht het licht
zag. Wat een tijd, moeite en geduld het den
verzamelaar gekost heeft, dat alles zoo bij
een te brengen, te beschrijven, te ordenen
het merkwaardige of curieuse ervan aan te
teekenen, kan men beseffen, wanneer men
den catalogus doorziet.
Gelukkig is de heer Van Gijn begonnen
te verzamelen in den tijd, toen de prijzen nog
niet tot de fabelachtige hoogte van heden
waren opgedreven. Er was nog aankomen
aan. Thans zou het voor velen ondoenlijk
zijn, ook in financieel opzicht dergelijke
verzamelingen bijeen te brengen.
Daarom vooral mogen wij het te hooger
op prijs stellen, dat Mr. van Gijn zijn col
lectie niet weer liet uiteenspatten, maar haar
een veilig onderkomen verzekerde bijl de
Gemeente, die zeker niet zal nalaten, met
piëteit den grooten schat, waaraan denaam
van den milden schenker behoort verbonden
te worden, te bewaren, en hem van tijd tot
tijd voor het belangstellend publiek ten
toonte stellen, opdat ook dat overtuigd worde
van de hooge waarde van het geschonkene.
Wel is het publiek niet geheel onbekend met
Dordracum Illustratum. Meermalen toch
exposeerde Mr. van Gijn gedeelten van zijn
atlas, of stond hij een aantal nummers af
ter aanvulling van hetgeen uit de
gemeenverzameling werd tentoongesteld. Immer
was hij bereid zijn steun te verleenen, ook
waar geleerden of oudheidkundigen tot hem
kwamen, om voorlichting of illustratie van
hetgeen zij wenschten uit te geven. Wij
behoeven hier slechts te herinneren aan de
de Witten-tentoonstelling in Dordrechts
Museum, waar Mr. van Gijn een aanvulling
gaf, waardoor deze tentoonstelling zeker
eenig in den lande mocht genoemd worden.
De drie deelen van den catalogus van
Dordracum Illustratum zijn verlucht met 78
reproductiën naar belangrijke nummers. Daar
van gaan enkele hierbij, om den lezer een
denkbeeld te geven van de beteekenis. Kerken,
gevels, buitenplaatsen in de omgeving, ge
beurtenissen en oudheden, portretten en
regentenstukken, kortom, de meest typische
verscheidenheid is door hem gekozen, zeodat
de hierbij afgedrukte afbeeldingen slechts een
zeer kleine bloemlezing vormen. Zij doen
zien, wat Dordrecht eenmaal aan merk
waardigs bezeten heeft, hoe de oude stad
vol was van architectonische schoonheden
en met heerlijke omstreken en buitenplaatsen,
hoe de moderne geest ook daar een onher
stelbare verwoesting heeft teweeggebracht,
en in plaats van het pittoreske en aantrek
kelijke, het nog onbegrepen nieuwe of
afstootende in de plaats gesteld. Dat is nu eenmaal
niet te keeren, andere tijden andere zeden,
maar daarom juist is een verzameling als
van mr. S. van Gijn zoo uitnemend geschikt,
den vroegeren toestand te leeren kennen, en
daaruit te putten, wat eeuwig schoon en
goed, en ook voor onze tijden bruikbaar is.
Wij besluiten, met den wensch uit te
spreken, dat de milde schenker nog lang in
den avond zijn levens getuige moge zijn
van het genot, dat zijn moeizaam bijeen
gebracht werk aan anderen geeft, evenzeer
als het vroeger hem een genoegen was,
anderen van de schatten te doen genieten.
Nog een anderen wensch verbinden wij
er aan, n.l. dezen, dat velen in hetgeen mr.
S. van Gijn gedaan heeft, een opwekking
vinden mogen, ten opzichte hunner
geboorteof woonplaats evenzoo te doen, en wat zij
aan verzameling bijeenbrachten niet weer
naar alle hoeken te laten verstrooien.
j. L. VAN DALEN,
Archivaris der gemeente Dordrecht
No. 2454. Overtocht van Keizerin Marie Louise, van Sleeuwijk n. Gorcum in eene sloep der Dordtsche
Garde d'honneur, 5 Oct. 1811, d. M. Schouman
lIllllllllllllilllllllllllllliinilllliMllliiilitiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiintiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiii ttiiiiiiMimiiiMHmiiiMiimiiiiimiiiiHiiiiiimiiiiimiiiimiiiuiilimmhHi htttMllHMliiMlimlllimmillllliMMllimminil
No. 1548 A. Gobelin-zaal, 1730, Nieuwe Haven 39
HIIIIIIM1IIIIIIM
MUZIEK
Nieuwe Fransche" Muziek*)
De heer Daniël Ruyneman is een
toondichter van Nederlandsche geboorte. Opval
lend is dit niet: er zijn mér toondichters
van Nederlandsche geboorte. Maar de Neder
landsche toondichter Daniël Ruyneman com
poneert Fransche muziek dit doen mér
Nederlandsche toondichters en is dus even
min opvallend.
Ja toch, de heer Ruyneman componeert op
vallend Fransche , begoochelend Fran
sche , kortom nét chte Fransche muziek."
Net echt!" Het is zoo hinderlijk! Ge buigt
u over een vaasje lelietjes-van-dalen ze
rieken muf en stoffig. Bah! Kunstbloemen...
nét cht." Achter een glazen kastdeur is
een collectie oud porcelein uitgestald. Ge
nadert de kast en ontwaart een aantal fonkel
nieuwe grove koppen en schotels... Van
uit de verte leken ze nét cht".
O hoe grievend is dit bloode bedrog van
dingen die net echt" zijn.
*) Werken van Daniël Ruyneman uitge
geven door de firma K. van der Meer te
Amsterdam. Voor zang met piano:
Trois Mélodies. 1. Il pleut doucement sur
la ville (PauIVerlaine). 2. L'Idéal (SuIIy
Prud'homme). 3. La Lune blanche (Paul Verlaine).
Winterabend (Alfred Mombert).
Twee Wij-zangen (Tagore). 1. Ik weet niet
van uit welken verren tijd. 2. Ik ben
genoodied tot het feest dezer waereld.
Voor piano:
Drie Pathematologieën. 1. Hallucinatie.
2. De stem van het verleden. 3. Indruk.
Voor piano en viool:
Sonate, g. majeur.
Ruyneman copieert geen Debussy, Ravel,
Vincent d'Indy, noch eenig toondichter in
't bijzonder: hij is geen gedachtenroover.
Doch hij heeft met doordringend verstand
wellicht ook onbewust begrepen het
groot beginsel der Fransche toonkunst, dat
Jean-Aubry aldus formuleert: een maximum
uitdrukking door eea minimum middelen.
In den regel is dit het natuurlijk streven
van den Romaanschen kunstenaar. De Ger
maan daarentegen tracht gewoonlijk naar
een maximum uitdrukkingdoor een maximum
middelen, zoodat vaak overlading het
sierloos resultaat is.
Ook Daniël Ruyneman kent geen zelfbe
perking; ook hij is Germaan een minimum
middelen reduceert deze componist tot een
aantal looze trucs. Hij wilde eenvoud over
treffen en verviel in onbeduidendheid.
Winterabend en II pleut doucement sur
la ville zijn opgebouwd uit klankfiguren
die telkenmale herhaald worden in een ander
tempo: twee-kwarts , drie-kwarts , zes
achtste, tien-kwarts-maten schragen
aanngeschakeld dezelfde idee. Zoodoende
wordt verscheidenheid in expressie op zeer
eenvoudige wijze aangebracht; het kost den
pianist niet de minste inspanning. Maar welk
een oppervlakkig-muzikale gedachte, die on
der een tooi van gevoelige schakeeringen het
motiefje innerlijk onbewogen laat!
L'Idéal is gegrondvest op een zes-tal noten,
van een meer ornamentaal, dan thematisch
karakter. Immerdurend keeren ze terug, soms
met een kleine melodische wijziging, een
andermaal dalende inplaats van rijzende,
doch steeds in zichzelve verstard, zonder
wezenlijke ontwikkeling. Eenvoudig is
dit thema, eenvoudig de gevarieerde door
voering, doch van louter eenvoud roert de
behandeling slechts de uiterlijke toonvoeging.
Anders is het in La Lune blanche. De
begeleiding van:
L'étang reflète,
Profond miroir,
La siihoüette,
Du saule noir.,,
In teer-gestadige triolen-menging vertoont
niet die spitsvondige eenvoud en valsche
diepte der vorige liederen, Zij is de uiting
van een waarlijk schouwenden geest, die
weet te beelden met de ontroering waar
mede het geschouwene hem beving. Gij
ondervindt dit ook in de fijn-gesponnen
melodieën van Indruk, n der drie piano
stukken.
Och! och! die Fransche declamatie van den
weinig taai-voelenden heer Ruyneman:
La Lune blanche luit-i-i-i-i-i...
of
L'atne du monde et dans l'ai-ai-ai-air....
laat zich niet zingen in het Fransen.
En dan de rhythmus van: Un vaste^et
tendre apaisement" verkwanseld in: Un
vas/e et tendre apaisement" het kan er
niet mee door!
Een afzonderlijke groep in Ruynemans
werken vormen zijn twee Wij-zangen, die
de sopraan zware eischen stellen door hun
excentriek melodischen val. Inderdaad be
kommert zich de componist in deze liederen
weinig om het wezen der zangstem. Het
lijkt wel 'of hij, evenals Maurice Ravel, de
stembuigin:'gen der spreektoon in den zang
wil overbrengen. Bij Ravel nu is dit
voordrachtsrealisme melodisch zoodanig afge
rond, dat de harde klank werking eener
volstrekte imitatie verdwijnt: Sur l'Herbe is
een lied van tintelende muzikale zegging.
Het declamatorisch accent van Ruyneman
leidt echter tot de zonderlingste intervallen
en lis wederom het gevolg eener plastische
overschrijding.
De verbluffende chromatiek dezer zangen
weert een bestendigen toonaard en in de
tallooze klankafwijkingen is nauwelijks een
thema te onderkennen. Duiden de knoestige
kronkelstammen van dit tonenwoud op het
exotisme der gedichten?
De Pathematologieën hebben vele
eigenschappen gemeen met de Fransche
liederen. In Hallucinatie en De stem van
het verleden gaat de componist zich te buiten
aan vijf-, drie-, zeven-, zes-achtste-maten,
syncopen, triolen, sextolen quintolen maar
onder dit geschuif el blijftdeklankgroepeering
als versteend.
Melodische polyrhythmiek kan bestaan in
't verleggen der accenten van nzelfde
thema of: in de wisseling der
toonwaarden met behoud der oorspronkelijke accenten
van het thema. De eerste soort, door Ruyneman
aangewend, is eenvoudig, practisch, doch
klinkt roezig en gedachteloos (een mini
mum middelen heeft somtijds een minimum
uitdrukking tengevolge) de tweede soort is
de rhythmiek van Debussy en alle waarachtige
toondichters.
In de viool-sonate doet Ruyneman zich
weder kennen als de componist van Indruk.
Wonderrijk is de thematische samenvoeging
van het andante, waaruit in zwierige onge
dwongenheid het allegro vloeit met zijn
wiegende beweging van dominant naar
grondtoon.
Hoe van-zelf-sprekend bevallig is toch dit
klankenspel, waar de guitige canon door
breekt alsof hij zeggen wilde: Hei daar!
Ik hoor er ook bij!" Gevloden is de
obsessie van minimum middelen en maxi
mum uitdrukking. Deze compositie heeft de
kostelijke waarde der zeif-gevonden beel
ding.
En waarlijk, aldus overpeinzende de
schoone fragmenten in de muziek van den
zoo begaafden heer Ruyneman, zoude ik
hem...,
Ja, ik zou dezen Nederlandschen toon
dichter met de keurige uitgaven zijner Fran
sche composities om de ooren willen slaan!
H. v. LENNEP