Historisch Archief 1877-1940
N°. 2049
Zaterdag 80 September
JL°, 1916
STERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS,
Mr. E. S. O R O B I O DE C A S T R O Jr. en Dr. FREDERIKVAN EEDEN
Abonnement per 3 maanden / 1.90
Voor het Buitenl. en de Kolpniën p. j., bij vooruitbetaling fr. p. maH ,11.50
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 8.15
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentien van 1?5 regels/1.25, elke regel meer . .
Advertentien op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
?0.25
,0.30
.0.40
IHHOCDi Bladz. 1: Ceder en Klimop. De
Tubantia, door v. H. Bnitenlandsch Overzicht,
door G. W. Kernkamp. Confetti. 2: Friesland
voor de Friezen! door H. T. Alkeraa. Een Machtig
Brouwsel, IV, door Pred. van Eeden. Een Schip
van Staat aan lager wal, door J. J. Bekaar. De
Leyensmiddelendictator, teekening van Jordaan.
3: Feuilleton: Ontmoeting, I, door H. Rikmenspoel.
S: Voor Vronwen, door Elis. M. Kogge. Een
boek van beteekenis, door C. de Vries. 6:
Kanstc.a en Wetenschappen op de Staatsbegrooting,
door W. Martin. Oorlogswinstmakers, teekening
van George van Baemdonck. Boekbesprekingen
van Henri Borel en A. V. D.?7: Het Opvoedinsgesticht
De Kruisberg", door J. C. E. Mülleineister. Brief
nit Indiëaan?deArosterdatniner"doorS. J.mut
teekeningen v. J. Ligter.?9: J. V. Wierdsma.naaretndoor
Jan Veth geschilderd portret. Avond, door J. W.
van Cittert. - In Oorlogstijd, door A. Wagenaar.
Tnindorp te Rotterdam, door H. Spiekman.
10/11: l'mancieele en Economische Kroniek, door
J. D. Santilhano. 12: Uit het Kladschrift van
Jantje. Oude en Nieuwe Wijsheid, door A. B.
van Tienhoven. Kantteekeningen van een
Landstormplichtige, door Melis toke, met teekeningen
van Henri v. d. Velde. Leekenspiegel. 13:
Onderzoek naar den Ondergang van de Tnbantia.
teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzaal.
Schaakrubrtek, red. dr. A. G. Olland.
Damrnbriek, red. K. C. de Jonge.
By voegsel: De Vronwen-Nachtwacht op hel
Binnenhof, teekening van Johan Braakeusiek.
CEDER EN KLIMOP
Op den weg van het kiesrecht, waar
wij thans voor staan, ligt ook het
Vrouwenkiesrecht. Wie in den
tegenwoordigen tijd eenmaal over kiesrecht
begint te praten, kan dit onmogelijk
blauw blauw laten. Niet alleen is het te
zeer een punt geworden van veler werke
lijke belangstelling. Maar te ruim ook
hebben zich in de vrouwenwereld
de geesten van eigen zelfstandigheid,
van eigen kracht en van eigen maat
schappelijke inzicht baan gebroken.
Er is zelfs iets belachelijks in die
ceders", die nog steeds alleen zichzelve
tot medespreken schijnen geroepen te ach
ten, als hadden de zwakke klimopranken
niet anders te doen, dan zich aan hen vast
te strengelen. En dit, terwijl onder die
klimopranken" niet weinige vertegen
woordigsters zijn van minstens evenveel
gezond verstand, arbeidskracht en gevoel
voor het algemeen belang, als onder het
mannelijk geboomte.
Er is geen enkele redelijke grond om
de staatsburgelijke mondigheid aan alle
mannen te geven en alle vrouwen te
onthouden.
De beteekenis van het kiesrecht moet
onder de vrouwen niet worden over
schat. Zij hebben nimmer te vergeten,
dat op vele manieren haar stem tóch
een machtigen (en veeleer den
machtigsten) invloed uitoefent, al is het niet
door de stembus. Dit is in de samen
leving altijd zoo geweest, en zal ook
altijd zoo blijven; vanaf 't lugubere
a mort" der breisters om de guillotine
en de influisteringen der gunstelinge,
tot de fijngevoelde raadgevingen en
wenken der moeders, echtgenooten, vrien
dinnen, zusters, tot de gestadige zorg
der huisvrouwen, de inspiratie der ge
liefden en het aandoenlijke voorbeeld
van den arbeid der sloopsters toe.
Maar is in ernst te argumenteeren, dat
het vrouwenkiesrecht den tweespalt zou
binnendragen in de gezinnen, eneene
qn-natuurlijke, on-goddelijke gelijkstel
ling medebrengen tusschen den man en
de vrouw? De ongelijkheid der kunnen,
het verschil in gedachtengang en levens
opvatting zal blijven, ook al wordt tus
schen hen op zekere punten gelijkheid
aanvaard. En een daarvan is het staats
burgerschap. De goede verhouding tus
schen man en vrouw kan hierdoor even
min bedorven worden, als zij er immers
onder heeft geleden, dat beiden ouders
zijn, en als ouders vaak voor veel in
grijpender conflicten en
meeningsverschillen worden gesteld, dan de
stembusstrijd bevat.
Het kiesrecht is het recht om mee te
tellen onder de burgers, en het ware
meer nog dan eene onbillijkheid, een
fout, dit aan hen, die zich burgeressen
voelen, te weigeren.
Wie hooger of lager staat, rijker of
armer is aan voortreffelijke hoedanig
heden : de man of de vrouw, zal nimmer
naar een vasten maatstaf worden ver
klaard. Hoe verschillend is daarover ge
dacht, van de oude
kloosterwijsgeeren af, die de vrouw het primum
malum noemden, de grondoorzaak van
alle kwaad, tot aan de Saint Simonisten,
die haar den schakel achtten tusschen
het aardsche heden en de onbekende
toekomst, de groote vooruitdrijvende
kracht van het ideaal.
Maar gelijk overal in het leven, zal
ook in 't leven van den staat een samen
gaan van het mannelijke en het vrouwe
lijke element, de vruchtbaarste ontwik
keling brengen.
Neen, niet f men vrouwenkiesrecht
invoeren zal, is de groote vraag.
De vraag is het: hoe ?
Natuurlijk is het gemakkelijk genoeg
te zeggen, dat onmiddellijke aanneming
van algemeen vrouwenkiesrecht, de eenige
consequente oplossing is.
De grootste vijand van het nieuwe
echter is: overdrijving.
Evenmin als het stemrecht langer aan
alle vrouwen kan worden geweigerd,
evenmin kan het voetstoots aan allen
in massa worden gegeven.
Voor het grootste aantal harer ten
onzent is het nog iets, waar zij volmaakt
vreemd en scheef tegenover zouden staan.
Geheel anders en veel vreemder nog,
dan ook die mannen, aan wie thans liet
kiesrecht nog moet toegekend worden.
Hooge of bijzondere eischen worden
bij de doorvoering van algemeen kies
recht aan niemand meer gesteld. Maar
een grondvoorwaarde blijft toch over,
ja, wordt bijkans het heerschende be
ginsel : het denken buiten den eigen kring.
Dit kan overigens zoo bekrompen
en zelfzuchtig zijn als. men wil,
het bewijst het contact met die groote
gemeenschapskracht, waarop juist de
beteekenis van het algemeen stemrecht
is gebaseerd. Waar dit contact ontbreekt,
vinden de vragen, die het kiesrecht stelt,
de opwekkingen, waartoe het noodigt,
niets anders dan een blinden muur.
Geheel afgescheiden nu van eenigen
rang of stand, zou het kiesrecht bij eene
groote meerderheid van onze vrouwen ten
onzent, nog hierop stuiten.
In de heerenhuizen zoo goed, als in
de hutten. Op de boerderijen zoowel als
op de etages.
Zij staan er niet zoozeer onverschillig
tegenover, zij staan er nog geheel
los van.
Ten deele ligt dit in de ontwikkeling
der dingen, ten deele ook in de natuur
zelve.
De man is van ouds bij
gemeenschapsbelangen betrokken geworden, en ook uit
zijn aard geneigd zich te bemoeien met
dingen, die buiten den directen levens
kring vallen.
De vrouw heeft haar eigen
mikrokosmos. En dit is dan ook waarlijk geen
onbeduidend of oppervlakkig wereldje:
het gezin,het gemoedsleven, de werk
kring, de sfeer der vrouw. Maar het
persoonlijke is daarin zoo intens, dat zij
veelal los blijft van de bewegingen
daarbuiten.
Zij neemt die zakelijke aangelegen
heden vaak niet eens zoo ernstig op, en
dit gelieven de mannen dan : gebrek aan
belangstelling te noemen!
Maar zoo zou men, door aanstonds
zonder onderscheid aan alle vrouwen
het kiesrecht voor te leggen, zelfs geen
ernstig werk doen en eeiu' zonderlinge
verwarring scheppen.
* *
Blijft dus over: het kiesrecht aanvan
kelijk toe te kennen aan die vrouwen,
die reeds nauwer zijn betrokken geworden
in andere kringen van het maatschappe
lijke leven; en voor wie het kiesrecht reeds
een werkelijken zin hebben zal.
Het is opmerkelijk, hoe men ieder, die
getracht heeft zich van dit vraagstuk
rekenschap te geven, tot dit punt ziet nade
ren, en dan zuchten over de praktische
moeilijkheid om verder te komen. Zoo
deden het zelfs de sociaal-democraten in
hun grondwetsvoorstellen ; zoo verschil
lende andere kiesrechtrapporten evenzeer.
Een uitweg is dam, te verklaren : dat
deze zaak aan den wetgever" moet
worden overgelaten. Ook nu weer, bij de
grondwetsherziening, biedt deze formule
uitstel.
Maar het gaat in den tegenwoordigen
tijd toch eigenlijk niet aan, het vrouwen
kiesrecht aan de orde te stellen, zonder
tevens rekenschap te zoeken van den
vorm, waarin het om te beginnen kan
worden verwezenlijkt.
En zeker is dit plicht, wanneer men,
zooals ook wij doen, het beginsel van
vrouwenkiesrecht in de Grondwet voor
geschreven zou willen zien.
Anders worden de moeilijkheden
slechts verschoven.
Hoe dan daarna in de Kieswet de
voorwaarden te verwezenlijken, die boven
werden gesteld?
Niet door een kenteeken te maken.
van welstand of flnancieele draagkracht'.
Hierin zou eene even onverdiende als
ongemotiveerde bevoordeeling liggen.
De rijkdom brengt den zin om buiten
den eigen kring te denken, zeker niet
vanzelve mee.
Ook niet een hoogere leeftijdsgrens.
Wel kan dit gezegd.van : zelfstandigen
beroepsarbeid ; studie voor sommige
examens; zitting in bepaalde commissie's
en besturen, en ook vereenigingsbesturen.
Voorts is het te zoeken bij vrouwen
die, b.v. als weduwe, zelve gezinshoofd
zijn ; en eindelijk bij zelfstandige onge
huwden.
Om te beginnen moeten dus in deze
richting de categoriën voor het vrouwen
kiesrecht gezocht.
Maar dan dient tevens bekend, dat hier
mede eigenlijk een vrij abnormale weg
wordt ingeslagen! Het kiesrecht wordt
gegeven aan de uitzonderingsgevallen,
en de stem der huisvrouwen, der moeders,
waar het bij vrouwenkiesrecht toch in de
voornaamste plaats om 4te doen moest
zijn, worden thuis gelaten?
Er zijn zeker niet weinig gehuwde
vrouwen, die evengoed aanstonds kiezer
zouden kunnen zijn. Maar er zijn er zeker
ook tienmaal zooveel, die niet zouden
weten wat er mede aan te vangen en
die zich daarvoor ook nog niet de ge
ringste inspanning zouden getroosten.
Ook als opvoedingsmiddel" moet het
algemeen kiesrecht hier falen, en 't ware
veeleer een bewijs van kleinachting voor
al deze vrouwen, het haar zoomaar thuis
te sturen.
Een bruikbare grens heeft niemand
echter hier nog kunnen aangeven.
Doch deze uitsluiting zal immers ook
slechts zijn voor 't begir
Men kan wel voor zeker zeggen, dat
is eenmaal het vrouwenkiesrecht op zulk
eene wijze ingezet, en vooral ook, gaan
daar de verkiesbaarheid en de verkiezing
van vrouwen mede gepaard, dat dan ook
in veel grooteren kring de zin voor het
kiesrecht zal ontpoppen.
Zij die het bezitten, zullen er de belang
stelling der anderen voor in 't leven
roepen. Het zal gaan als vaak in de
wereld: de uitzonderingen zullen
den weg effenen voor den regel.
En wordt dan met de thans aanhan
gige grondwetsherziening deze ontwik
keling ingezet, zoo zullen misschien
eenige ceders sidderen van gekrenkt
gevoel van eigenwaarde, en sommige
klimopranken zullen overstag gaan van
overdreven verwachtingen, maar het
geheele bosch zal er des te beter bij komen
te staan. v. H.
De Tubantia
Het is ons met den besten wil van de
wereld niet mogelijk, de instemming te
deelen, die de offerte van de Duitsche Regee
ring, om de Tubantia-zaak na den oorlog
aan internationale arbitrage te onderwerpen,
van sommige kanten ten onzent heeft ge
vonden.
Zeker, indien men er reeds genoegen in
schept, de Duitsche regeering up een een
maal ingenomen standpunt te zien terug
komen, kan men zich hierin vermeien.
Maar of men er zich in Duitschland niet
even hard over verheugen zal, Nederland
genoegen te zien nemen met een doode
musch ?
Het aanbod van arbitrage zou alleen dan
werkelijke voldoening hebben gegeven, in
dien, althans met het onderzoek, terstond
een aanvang was gemaakt.
En waarom kan dit niet? Er ware toch
wel eene commissie van neutralen samen
te stellen geweest, die de feiten had kunnen
vastleggen, verhooren afnemen, enz.
voorloopig zonder publiciteit !
De scheepvaartkringen ten onzent hebben
zelfs juist, in hunne belangwekkende circu
laire, ook om zulke commissie's gevraagd.
Nu is en blijft de zaak op de lange baan.
Ook na den vrede zal zij niet 't eerste zijn,
dat aan de orde kan gesteld. En waar zijn
dan na een paar jaar de betrokken zeelui, de
marine-officieren, de details?
Neen, men is ten onzent wel zeer ge
makkelijk voldaan geweest.
v. H.
Aan hft Westelijk front
Aan het Somme-front hebben de gealli
eerden de laatste dagen groote vorderingen
gemaakt: Thiepval en de
Hohenzollernschans, Combles en Morval om alleen
de als vestingen versterkte plaatsen te noe
men, die ons reeds weken lang als de
hechtste steunpunten van de Duitsche
verdedigingslifn waren beschreven zijn door hen
genomen. Tegelijkertijd hebben de
Engelschen in noordelijke richting aanmerkelijk
terrein gewonnen; na de verovering van
Gueudecourt staan zij nog slechts 6 K.M.
ten zuiden van Bapaume.
Engelsche en Fransche bladen jubelen over
de behaalde successen; Duitsche couranten
becijferen, welk een gering percentage van
het bezette gebied in drie maanden tijds
slechts verloren moest worden gegeven en
welke groote offers dit reeds aan de geal
lieerden heeft gekost; volgens den regel van
drieën rekenen zij dan uit, dat de gezamen
lijke bevolking van Engeland en Frankrijk
in het zand zal hebben gebeten, voordat
Noord-Frankrijk en België door de
Duitschers geheel ontruimd zullen zijn. Immers,
zoo verkondigt de Vossische Zeitung: een
half millioen man ongeveer heeft de Entente
al verloren, nu nog slechts 0.3 percent van
het In het Westen bezette gebied door haar
veroverd werd; voor n percent maakt dit
ruim V/-2 millioeu verder gaat zij niet:
zelfs zij schikt blijkbaar terug voor het ont
zettende van de conclusie, dat 150 millioen
man door de Entente zullen moeten worden
geofferd, voordat de laatste Duitsche soldaat
over de grens is gejaagd; in Engeland en
Frankrijk brengt men die niet bij elkaar;
er zal dus nog leentjebuur moeten worden
gezocht bij Rusland.
Met den regel van drieën valt inderdaad
niet te gekscheren; het is een onverbiddelijk
heerschap; gelukkig zij, die nog bijtijds zijne
waarschuwende stem te hooren krijgen.
Misschien zal ook de Entente nu inzien,
dat het offensief aan de Somme maar moet
worden gestaakt; zij had klaarblijkelijk ver
zuimd, het eenvoudige rekensommetje te
maken, waaraan de Vossische Zeitung haar
herinnerde; 150 millioen man neen, dat
kan zij niet bolwerken.
Toch bestaat er nog een kansje, dat zij
blijft volhouden. Misschien vleit zij zich
met de hoop, dat de verder achterwaarts
gelegen Duitsche verdedigingsliniën niet
voortdurend even sterk blijven als het ge
deelte, dat in de laatste maanden door haar
werd veroverd; misschien rekent zij er op,
dat zij de grootste moeilijkheden reeds te
boven is en dat het haar weldra zal geluk
ken, het vijandelijke front niet alleen naar
achteren te duwen, maar er ergens door
heen te breken; misschien gaat zij uit van
de veronderstelling, dat niet de geallieerden,
maar ook de Duitschers geduchte verliezen
hebben geleden inden strijd aan het
Sommefront en dat hun weerstandsvermogen eerder
zal bezwijken dan de aanvalskracht van de
Fransche en de Engelschen.
De volgende weken zullen moeten
aantoonen, wat hiervan is. Eerst dan zal blij
ken, of de Engelsche en Fransche couranten
te vroeg gejubeld hebben; of zij terecht of
te onrecht de voorstelling hebben gewekt,
dat het tempo van het offensief terstond
versneld zal worden, zoodra slechts het
zwaar versterkte, heuvelachtige en
boschrijke terrein zou zijn veroverd, dat aan de
Duitschers zulke goede kansen tot verde
diging bood. Dat terrein ten N. van de
Somme is nu geheel, of zoo goed als geheel
in de macht der geallieerden; zij moeten
nu - indien hunne vroegere woorden de
waarheid spraken reeds de vlakte voor
zich hebben, waar hun geschut zich zooveel
meer zal kunnen laten gelden en waar de
verdedigingswerken der Duitschers slechts
van betrekkelijk korten datum en dus veel
minder hecht zijn dan de vorige linie, die
twee jaren lang voortdurend verbeterd was
en tot een bijna geraffineerden staat van
volmaaktheid gebracht. Zoo mag men dus
verwachten, dat de geallieerden weldra een
poging zullen doen om door het zwakkere
front, dat zij thans tegenover zich hebben,
heen te breken en dat de loopgravenoorlog
dan zal worden vervangen door een be
wegingsoorlog.
Maar ook een andere mogelijkheid blijft
open. Reeds herhaaldelijk hebben er ge
ruchten geloopen, dat de Duitschers hun
front in Frankrijk naar achteren zouden ver
leggen en daardoor tevens inkorten.- De
benoeming van Von Hindenburg tot chef
van den generalen staf en tot den feitelijken
opperbevelhebber van alle legers der cen
trale mogendheden zou daarmede in verband
staan. Aan hem wordt het voornemen toe
geschreven om aan het oostelijke front de
kracht der centralen te versterken, hetzij voor
nieuwe aanvalsplannen, hetzij alleen om het
Russische offensief te stuiten. De uitvoering
van dit plan zou dan een vermindering der
macht aan het westelijk front ten gevolge
hebben; om dit front met minder troepen
te kunnen verdedigen zou het verkort moe
ten worden; in Duitschland zou een dergelijke
maatregel minder ontmoediging te weeg
brengen, wanneer hij op last van Von
Flindenburg geschiedde.
Er zijn inderdaad in den laatsten tijd ver
scheiden dingen gebeurd, die voor de zoo
even vermelde veronderstelling pleiten.
In de eerste plaats hebben de centralen
aan het oostelijk front met goed succes
tegenstand geboden aan het Russische offen
sief. Dit offensief kwam in de tweede helft
van Augustus bijna geheel tot staan, wat
wel toegeschreven zal moeten worden aan
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confetti'.
Hoe 't Duitsche j>ubliek thans door zijn
pers wordt ingelicht.
Het Berliner
Tageblatt beschreef aldus
den: Indruk van
den val van
Toetrakan in de neu
tralen tanden:
Het
(Amsterdamsche) Nieuws van den
Dag schrijft: in min
der dan 14 dagen na
de oorlogsverklaring
een zwaar versterkte
stad te verliezen, van
aanzienlijke strategi
sche beteekenis met
200.000 man, 400 offi
cieren en 2 generaals,
is toch waarlijk geen
kleinigheid.De indruk
hiervan in de Cen
trale landen moet
enorm zijn, en op de
voor de volkeren van
de Entente zal het na
vreugde over
Roemenië's deelneming
als een koud stortbad
werken".
Het Nieuws van den
Dag schreef evenwel:
Niet dat wij het
strategisch belang
van 't verlies van
Toetrakan zoo bui
tengewoon hoog aan
slaan, maar toch ...
in minder dan 14
dagen na de oorlogs
verklaring een zwaar
versterkte stad te
verliezen, van aan
zienlijke strategische
beteekenis met
200.000 man, 400 offi
cieren en 2 generaals,
is toch waarlijk geen
kleinigheid.De indruk
in de Centralelanden,
waar het publiek wel
zijn hart vast gehou
den heeft toen ook
Roemenië zich onder
zijne vijanden schaar
de, moet enorm zijn,
en voor de volkeren
der Entente zal het
na de vreugde over
Roemenië's deelne
ming eenigermate als
een koud stortbad
werken".
Het geheele artikel van het N. v. d. D.
doet zien, dat het Duitsche publiek van
dezen indruk op de neutralen", ongeveer
juist de omgekeerde voorstelling kreeg, als
hij in werkelijkheid was.
Het aantal analphabeten in Rusland, schijnt
nog tamelijk groot te zijn; schrijven is
daar nog lang geen gemeen-goed; tenminste,
het Tel. Ag. meldt uit Petrograd d.d.7 Sept.:
Het trok vooral de aandacht, dat de
Tsaar in een eigenhandig geschreven
bevelschrift den generaal warm dank
zeide voor de bewezen diensten en Qod
bad, om hem gezondheid en vernieuwde
krachten te schenken.
*
Uit een feuilleton in Het N. v. d. D. lichten
wij de volgende papier- en
drukinktbesparing :
In dat oogenblik sloot de jonge vrouw
de deur van de sterfkamer en trad die
van haar zelf binnen.
Wat echter bij dezen schrijver een be
denkelijker teeken is:
Op straat had het leven reeds in
veelvuldige vormen een aanvang geno
men. Daarom moestei) de twee, die bij
een verstijfd lichaam waarvan de stomme
mond luid een aanklacht indiende, den
bond des harten hadden gesloten, een
stil afscheid van elkander nemen. Niet
de lippen, slechts de handen raakten
elkaar nog eenmaal aan.
het wachten op *t ingrijpen van Roemenië
en aan de voor 'eiding van de militaire
samenwerking me 1it land. Sinds het begin
dezer maand is hè. echer hervat, zoowel in
Volhynic als in Galicië en de Karpathen;
op enkele punten werden er vorderingen
gemaakt, maar soms gingen deze later weer
gedeeltelijk verloren. Nergens echter hebben
de Russen het doel bereikt, waarnaar hun
offensief streeft; in Volhynië zijn zij niet
opgeschoten in de richting van Kowel en
Wladimir Wolinsky; in het N. van
Oostalicië zijn zij niet dichter genaderd tot
Lemberg; in de Karpathen hebben zij de
passen niet overschreden, die naar Hongarije
voeren. Alleen fangs den Djnester, in de
buurt van Halicz, kwamen zij vooruit; maar
deze stad, hoewel reeds geruimen tijd door
hen bedreigd, werd nog niet ingenomen.
Ook in het Zuiden van de Boekowina, bij
den zoogenaamden Drielandenhoek, waar de
Boekowina, Hongarije en Roemenië aan
elkaar grenzen, kunnen de centralen hen
blijkbaar slechts met groote moeite tegen
houden ; de strijd, die hier wordt gevoerd,
is van groot belang, omdat de Russische
legers hier reeds aansluiting hebben aan de
Roemeensche en zij hier een invalspoort in
Hongarije trachten te vermeesteren ; tot nog
toe is dit hun evenwel niet gelukt.
Wijzen de gebeurtenissen in het Oosten
er dus op, dat in de laatste maanden de
centralen hier hunne macht hebben ver
sterkt, in het Westen zijn er enkele aan
duidingen van een vermindering hunner
sterkte.
Voor Verdun is het offensief van de
Duitschers nu reeds geruimen tijd gestaakt;
geheel tot staan is de strijd daar nog niet
gekomen; af en toe ondernemen de
Franschen nog aanvallen op kleine schaal, die