Historisch Archief 1877-1940
30 Sepl '16. No. 2049
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Geld verdienen
De huisbezoekster eener Vereeniging tot
bestrijding der Tuberculose ??
Gij, lezeressen weet misschien ternauwer
nood wie en wat een huisbezoekster is.
Wellicht hebt ge wel eens gehoord van
enquêtrices" of tuberculeusen-bezoeksters,
ge weet dan, dat het werk dezer vrouwen
iets met de tuberculose-bestrijding te maken
heeft, maar meer weet ge er niet van.
Toch verdient dit werk meer, en vooral
betere bekendheid. Bij velen heerscht na
melijk de meening, dat de Vereeniging tot
bestrijding der Tuberculose, welke de
werkgeefster der huisbezoeksters is, met haar
streven geen ander doel heeft, dan het ver
plegen of doen verplegen en het uitzenden
naar sanatoria van min of meer behoeftige
tuberculose-lijders, en meent men dus met
een zuiver philantropische instelling te doen
te hebben. Doch het doel der vereeniging
is in de eerste plaats: het volk, in alle
standen, op te voeden tot den strijd tegen
het fuberculose-gevaar, een der schoonste
vormen van soqialen arbeid dus. Eerst in
de tweede plaats komt de poging om per
sonen, die aan tuberculose lijden, genezing
te brengen.
. Het hoofddoel van de vereeniging wordt
gediend door de oprichting van consultatie
bureau*, waar iedereen, niet alleen de
onof minvermogende, zich kan laten onderzoe
ken. Personen, die zich aan een onderzoek
onderwerpen en aan tuberculose blijken te
lijden, komen onder toezicht van de vereeni
ging en hier vangt het werk der huisbe
zoekster aan.
Zij gaat den patiënt bezoeken, onderzoekt
of hij wel een frissche woning en vooral
een zonnige en luchtige slaapkamer heeft,
of hij zijn kamer of bed wellicht moet deelen
met een ander, of er een stof-veroorzakend
tapijt op den vloer ligt, inplaats van een
mat, of er dichte, donkere gordijnen hangen,
die lucht en zon buitensluiten, kortom zij
wijst den patiënt, zoo hij op het gebied der
t.b.c.-bestrijding een onwetende blijkt te zijn,
op alles wat hij doen kan om zijn omgeving
te vrijwaren tegen besmetting en de kwaal,
die hem heeft aangetast te keeren. Zoo
noodig stelt zij zich ook in verbinding met
den huisarts van den patiënt, die door het
bureau van het onderzoek en den uitslag
daarvan op de hoogte is gebracht. Vele
doktoren echter, hoe vreemd dit ook moge
lijken, verleenen absoluut geen steun aan
de vereeniging of aan de huisbezoekster en
weigeren met haar samen te werken omdat
zij meenen dat het huisbezoek overbodig is
en zij (de doktoren) evengoed hun patiënten
opmerkzaam kunnen maken op de bestrij
dingsmiddelen. Doch men kan daartegen
in het midden brengen, dat het veelal korte
bezoek van den dokter niet veel gelegenheid
biedt om uitgebreide en nauwkeurige aan
wijzingen te geven, terwijl het onze lezeres
sen ongetwijfeld duidelijk zal zijn, dat een
man lang niet in zoo hooge mate de gave
bezit, om ongerechtigheden in een kamer
op te merken, als een vrouw, en dan nog
wel een vrouw, die een speciale opleiding
hiervoor heeft genoten. ?
De huisbezoeksters van een
consulatiebureau hebben wekelijks een bijeenkomst
met de doktoren van dat bureau, waarbij
de verschillende gevallen worden besproken.
Elke huisbezoekster in de groote steden
heeft ongeveer 200 a 300 patiënten onder
haar toezicht. Natuurlijk worden niet alle
patiënten even vaak bezocht, voor sommigen
is een wekelijksch bezoek noodig, bij an
deren kan met n bezoek per maand wor
den volstaan.
Niettemin moet het beroep, vooral in de
steden, als vermoeiend worden aangemerkt
en vereischt het sterke, flinke meisjes, die
de handen uit de mouwen weten te steken,
en niet dametjes, die niets om handen heb
bende, graag wat maatschappelijk werk
willen doen en dan ten onrechte meenen,
dat het werk der tuberculeusen-bezoekster
een gemakkelijk te vervullen en veel vrijen
tijd overlatend baantje is.
Men noemt den werkkring wel eens
deprimeerend, omdat door haar, die er zich
aan wijden dag aan dag zooveel ellende
wordt aanschouwd, terwijl de goede resul
taten der tuberculose-bestrijding niet onmid
dellijk kunnen worden bemerkt. Doch wie
de groote lijn in dit machtige, sociale werk
weet te onderkennen, noemt het werk
Een Boek van Beteekenis
Met dit boek wordt bedoeld het werkje
van den Rus J. Novicow, waarvan onlangs
door dr. A. H. Fried eene tweede, door
belangrijke aanteekeningen aangevulde, uit
gave is bezorgd onder den titel: Der Krieg
und seine angeblichen Wolthaten." (Zurich,
Art. Inst. Orell Füszli, 1915).
Alvorens dit werkje in te leiden, zij het
een en ander medegedeeld aangaande den
schrijver, ontleend aan hetgeen dienaan
gaande dr. Fried in zijn voorrede aanteekent.
Jacques Novicow werd 17 29 September
1849 geboren te Kadikeni tegenover
Constantinopel gelegen; zijn vader wasén
Rus, zijne moeder eene Orieksche vrouw.
Reeds als kind bereisde hij met zijne moeder
Europa en verbleef o.a. te Florence, Napels
en Oeneve, waar hij een tijd lang studeerde.
Na beëindiging van zijne studie in de rechts
wetenschappen aan de universiteit te Odessa
ondernam hij wederom langdurige reizen;
daarbij vertoevende o.a. geruimen tijd in
Duitschland. Hij sprak 7 talen gemakkelijk
en had de West-Europeesche denkbeelden
geheel tot de zijne gemaakt. Metterwoon
bleef hij tot aan zijn dood (21 Mei 1912)
te Odessa gevestigd, waar hij zich wijdde
aan de sociale wetenschappen en dertig
jaar lang een plaats in het stadsbestuur
innam. In 1894 was hij voorzitter van
het 1ste sociologen-congres te Parijs; daarna
was hij gedurende vele jaren vice-president
van het internationaal sociologisch Instituut.
Zijne meeste geschriften zijn te Parijs, en
in de Fransche taal geschreven, verschenen:
Les luttes entre sociétës humaines etleurs
phases successives" (1886), Lesgaspillages
des sociétés modernes (1899), L'Avenir de
la race blanche" (1902), Essai de notation
niet deprimeerend, maar weef, dat het veel
voldoening geeft en opbouwend is, al zullen
de goede gevolgen er van eerst na tientallen
van jaren duidelijk te bemerken zijn.
Voor wie zich tot het beroep aangetrokken
voelen, dienen de volgende bijzonderheden:
De opleidingscursussen vinden geregeld
plaats in den Haag en ook wel, doch niet
geregeld in andere plaatsen van ons land.
Voor de toelating worden geen bijzondere
eischen of bepaalde leeftijdsgrens gesteld.
Wel wordt door de Amsterdamsche veree
niging overwogen of men de aan te stellen
huisbezoeksters ook zal onderwerpen aan
een lichamelijk onderzoek, met het oog op
den vermoeienden werkkring.
Een cursus bestaat uit een theoretisch en
praktisch gedeelte; voorts wordt er eenig
kook-onderricht gegeven en is er een
ontstnettings-cursus aan verbonden. De totale
duur der theoretische cursus bedraagt onge
veer 10 maanden; voor wijkverpleegsters is
de termijn der praktische cursus l maand,
voor de overigen 3 maanden.
Bij de Nederl. Centrale Vereen, tot bestr.
der t.b.c., in den Haag, zijn steeds alle inlich
tingen te verkrijgen omtrent de te houden
cursussen.
Dat zooveel wijkverpleegsters den cursus
volgen, vindt zijn oorzaak hierin, dat voor
een benoeming tot wijkverpleegster op het
platteland gewoonlijk het bezit van het
enquêtrice-diploma wordt verlangd of in
ieder geval een aanbeveling is, waarvoor
dan een vergoeding boven het salaris wordt
gegeven.
In de sjteden bedraagt het salaris der
huisbezoeksters ?800.?a /1000.?doch dit
varieert in de verschillende plaatsen, hoewel
men er naar streeft de bezoldigingen meer
in overeenstemming niet elkaar te brengen.
Wij mogen dit artikel niet eindigen zonder
nog eens gewezen te hebben op het groote
en nuttige werk, dat de Vereeniging tot
bestrijding der Tuberculose verricht en te
vens... op het belangrijke nadeelige saldo
en het betrekkelijk kleine getal leden, dona
teurs en begunstigers, dat de vereeniging telt.
Want dit kleine getal leden, en als
direct gevolg daarvan het tekort aan geld
middelen zijn oorzaak, dat de vereeniging
zich ten eerste moet beperken in het aantal
consultatie-bureaux, dat zij opricht en het
aantal huisbezoeksters, dat zij aanstelt, en
ten tweede slechts met moeite kan voldoen
aan den eisch, welken zij zich zelf heeft
gesteld: voor eiken t. b. c. lijder een afzon
derlijk vertrek en een afzonderlijk bed. En
dan zwijgen wij nog van die gevallen, waarin
de vereeniging bij moet springen met de
verschaffing van ontsmettingsmiddelen, lig
stoelen en dergelijken; het jaarverslag geeft
daarvan enkele sprekende staaltjes!
Wie er meer van wil weten vrage het
jaarverslag 1915 ter lezing: het zal be
wondering afdwingen voor het nobele
werk der huisbezoeksters en haar tevens
bewegen om steun te verleenen aan de Vereen.
tot bestrijding der Tuberculose.
HES TERVANS
Brieven aan Puella
in
Waarom, Puella, kent ge geen Grieksch ?
Waarom geen Latijn ? Waarom genoot ge van
Catullus nooit, rechtstreeks, als van den
meest moderne, maar scherper van omtrek ?
Waarom kent gij, een vrouw, Sappho niet
en haar regels over de maan die onderging,
en over de Pleïaden ; over 't uur dat voorbij
gaat, en over het eenzaam verlangen ?
Waarom (om welke?, ijdele reden) hoordet
ge nooit de muziek die zij maakte uit dien
maan-ondergangen dien der Pleïaden? Waar
om kent ge dit niet, wat zij eens schreef: Als
zij nu nog u ontloopt, gauw zal ze, honge
rige, u vervolgen; wil zij nu nog niet uw gaven,
gauw zal zij zelf ze brengen; gauw zal ze ver
dwaasd zijn van liefde, ook al wou zij niet,
al is zij nu nog niet hongerig naar uw liefde ?
En waarom kent gij het vers niet dat voor
u, d'op bloemen verliefde, geschreven lijkt:
Veel guirlanden hebt gij mij om 't hoofd
en vlechten gelegd, gemaakt uit bloemen
der lente. Met veel zalven zijt gij gezalfd,
op het weeke kussen hebt gij een verlangen
lang gestild," en dan dat andere waar de
teederheid van het getij geheel in is: lieflijk
is de dauw, uitgestort over het veld."
Waarom laast gij ze niet alle ? Is er ooit
tijd te kort voor de schoonheid en voor de
liefde ? Komt al het andere voor ons (die
de gratie van de korenbloem uren bewon
deren en 't over-roode rood van een gera
nium) niet pas later ? Waarom maakt ge
uw uren niet meer bebladerd nog, nog meer
omloofd, en bloesemzwaar van schoons ?
Waarom laast gij de daaglijksche verzen
niet, d'Anakreonteia, al was het in de
sociologique" (1897), Conscience et volont
sociales'' (1897), Theorie organique des
sociétés" (1M9), L'Affranchissement de la
femme" (1903), La Possibilitédu bunheur"
(1904), Le Darwinisme social" (1904) etc.
In een Duitsche vertaling zijn bovendien
nog verschenen een viertal werken: Der
Krieg und seine angeblichen Wolthaten"
(1894), Die Fiideration Kuropa's (1901),
Die erechtigkeit und die Entfaltung des
Lebens" (1907), Das Problem des Elends"
(1909).
Uit deze korte opsomming moge worden
afgeleid, dat Novicow is geweest een per
soon van bijzondere beteekenis, die, veel
zijdig ontwikkeld als hij was, zich heef!
beziggehouden met belangrijke problemen
van sociologischen en anderen aard.
Toen in 1910 het beroemd geworden stand
aardwerk van Norman Angell The great
Illusion" (welke titel door dr. l ried op zeer
gelukkige wijze wordt vertaald door de
uitdiukking: Europa's optische Tauschung")
was verschenen, vestigde Fried er de aan
dacht van den schrijver op, dat Novicow
reeds in 1894 in een geschrift, waarvan Fried
onder den bovengenoemden titel eene ver
taling had bezorgd, uitdrukking had gegeven
aan dezelfde denkbeelden over oorlogende
totale nutteloosheid van oorlog, zoowel uit
een moreel als uit een materieel oogpunt.
In latere uitgaven van zijn eminent werk
(dat, n'en déplaise prof. mr. S. R. Steinmetz
en diens geestverwanten, in 5 jaren tijds
reeds meer dan 25 herdrukken beleefde en
dat in bijna alle landen vertaald is versche
nen) heeft Norman Angell dankbaar gebruik
gemaakt van Fried's aanwijzing, en in een
uitvoerige noot te behoorlijker plaatse,
de aandacht gevestigd op het belangrijke
Teekening voor de Amsterdammer"
van Hanna Lamberts
Indrukken van de jonge-meisjes-toiletjes
op de herfst-revue bij Hirsch & Cie
vertaling van Möricke: vergaat ge ooit,
zoo gij ze kendet, de hevigheid van
den waren Anakreon ? Waarom kent ge
Alkman's beschrijving te weinig, die der
slapende aarde, met de gestilde vlucht der
breedvleugelige vooglen ? Waarom niet de
melancholie a la Watteau, van Mimnermos :
Wat is het leven zonder de kostbare liefde ?
Sterven zou ik zonder een geheime
liefdelust." Weet ge dat vers niet, waar de ge
waande Anakreon in den spiegel ziet, en
de vrouwtjes hem honen, en 't andere, 't
werkelijk schoone, waarin hij als alle min
naars, die, afwezig, toch dringende tegen
woordigheid willen zijn, wild zegt: Zalf zou
'k willen wezen, opdat ik u zalve ; borstband
zou 'k willen zijn en parelsnoer om u,"
en het laatste dier regels (vol van de groote,
deemoedige lafheid der liefde) .,uw sandaal
mocht ik worden, opdat gij toch met uw
voet mij traadt."
Maar ik weet n ding, Puella, dat gij
luisteren kunt (en luisteren is gesloten leven.)
Ik weet dat gij een vriendin zijt, zeldzame,
der verzen. Luister daarom naar Catullus.
De liefden" van Ovidius zijn te slim in
aanleg en te uitsluitend om n doel, dan
dat zij ons zouden kunnen bekoren, die
speelsch zijn en hevig. Maar Catullus is de
getroffene! Waarom, Puella, is Lesbia u
vreemd, of is zij u dat niet ? Waarom weet
ge niet, ranke en doolsche, hoe de versmade
dichter leed, neen nog lijdt, omdat hij eens
bezat; hoe hij haat en bemint in eenen;
hoe hij niet meer ziet hoe eens zijn liefde
ontstond, maar wel weet hoe schril hij lijdt,
nu Lesbia (Lesbia illa, die Catullus eens
meer minde dan zijn oogen) anderen zoekt,
ook de nepotes Romanos.
En ik weet ook nog dit, dat gij, die van
philosophie niet de hoogmoedige zoekster
zijt, u zoudt vermeien in den Kepologos,
dien Leopold, de sluimervolle, in zijn Hol
landsen eens vertaalde en daar dan herhaalt:
Van de begeerten zijn sommige natuurlijk en
noodzakelijk" en dit tweede, lachen moet
men en tevens philosopheeren".
Maar hier moet ik wel eindigen, want ik
vroeg u zoovele waaroms en al
waarommend zou de philosophie mee kunnen komen,
En dat willen wij niet. Wij vinden, Puella,
het leven zoo al schoon. We vermoeden
misschien meer dan de anderen zijn achter
grond, maar wij zien dien, niet als zij, door
stomme staketsels, maar door levend loof,
en door trossen van bloemen. Laten wij dit
blijven doen, want misschien is de zomer kort.
Laten wij den zomer sterk in 't volle aan
gezicht zien, hij is van onze geaardheid, en
hij is ons natuurlijk. Laten wij, zooveel
mogelijk, in de prieëlen zitten en zijn
zonnespel speien en volgen, de kimmen zien trillen
en zien glanzen; en laat ons op zijn avonden
v, ^rk van Novicow zijn voorlooper.
vVant belangrijk is het werk zeer zeker;
en al zijn de opmerkingen door Novicow
reeds 20 jaren geleden opgesteld. - zij heb
ben nog niets van hare waarde ingeboet.
In eer: kort woord vooraf geeti Novicow
zelf het doel van het werkje aan :
Der Krieg besitzt eme Menge
uberzeugter Anhanger, die ihm zanlreiche
Woithaten beimessen. Man musz jedoch
die Ansichten der Verteidiger der rohen
ewalt mit der gröszten Sorgfalt prüfen
und mit jener Energie bekampfen, die
den L'beln entspricht, die sie
hervorrufen. Ich werde hier ihre Ansichten rier
Reihe nach vürnehmen, urn zu beweisen,
wie wenig sie der Krittk standhaiten,
nicht mfr der der gesunden Vernunft,
sondern sogar der des schlichtesten
Verstandes."
En hierna behandelt de schrijver in 13 korte
hoofdstukjes (liet geheele werkje telt slechts
114 bladzijden) punt voor punt die zooge
naamde weldaden'' van den oorlog.
l'e wijze, waarop Novicow die hoofd
stukjes heeft gesteld, vormt een der aan
trekkelijkheden van het werk. Hij begint steeds
duidelijk voorop te stellen het pjnt, dat
door hem zal worden bestreden. n daarna
volgt die bestrijding duidelijk en raak. i'oor
dien de hoofdstukjes kort zijn, laat zich dit
zeer aangenaam lezen.
Zoo reeds het 1ste hoofdstuk: ..de oorlog
als doel." Hij begint dat met een resum
uit een werk van Max Jahns (Uber Krieg,
Frieden und Kultur. Bedin 1893), die daarin
de oorlog op warme wijze verdedigt: Nach
ihm verjiingt der Krieg die versumpfenden
Völker, erweckt er dit eingeschlummerten
Nationen, reiszt er die Rassen, die dein
rntergange nabe shd, aus ihre;
fodbrinhopen en wachten, waar de lippen der ge
liefden lang zich zoeken, en zich vinden
lang en lang.
Laten wij de Grieken zijn zooals onze ver
langende tijd die ziet, en hoopt dat zij waren;
ge weet het, ik zal uw deelgenoot zijn in
dit alles dat het gevoel geeft van ruimte en
kracht, ik
Uw THEOPHRASTOS
Herfstmodes
THÉSELECT HIRSCH
Onze tijd is arm! Arm aan een zelfbe
wust streven naar het hoogste doel, arm in
het scheppen van het ewig Neue" dat in
steeds wisselende gedaante er op berekend
is te bekoren, te boeien. Hoe kan het an
ders? Hoeveel energieke werkers, stuw
krachten, ook op 't gebied der mode, wor
den door het wereldgebeuren in de chaos
van den oorlog medegesleeot, en zij die er
aan ontsnappen, waar vinden zij de rust en
het helder denkend inzicht om te creëeren
datgene wat indruk zal maken, en daardoor
een finantieel succes verzekert.
Onze tijd is arm! Wij nemen er ge
noegen mede. Het zou weerzinwekkend
zijn, indien ook over ons neutrale Neder
land niet de donkere slagschaduw van den
krijg viel, indien bij ons de in veler mond
gulden leefregel algemeen werd gehuldigd
laat ons eten, drinken en vroolijk zijn".
Onze tijd is ernstig l Hoogst ernstig zijn
de maanden, de dagen die aanstaande zijn.
En waar dit in handel en industrie door
eiken Nederlander wordt ingezien en ge
voeld, daar was het te verwachten dat de
Théselect bij Hirsch en de daarbij gede
monstreerde herfstmodes ons niet gaven
dat blij, mondain gebeuren van eertijds.
Een wolk hing als het ware over het
anders stralende in de omgeving; de
vroolijke, petillante toiletten ontbraken n bij
toeschouwers n in de modeshow. Zelfs de
werkelijk fijn gevoelde bruidstoet, het blonde
bruidje en de bruidsmeisjes in haar
matblauwe taffen kleedjes en zwarte
Rubenshoeden vermochten niet kleur in het geheel
te brengen. Stemmig en eenvoudig van
snit, donker van tint trokken vele toiletten
en vooral avondmantels aan ons oog voorbij.
Ze hadden alle het gedistingeerde cachet
van ons eerste modehuis, ze vertoonden een
verkwistende, zeer kostbare garneering van
onderscheiden fraaie bontsoorten, ze duid
den op vél stofverbruik van dure wollen
stoffen, doch wat ze misten was: la nöte
gaie", het oorspronkelijk-nieuwe in stof, lijn,
kleur en details, dat in vroeger jaren de
seizoen-thee zoo opwekkend en aantrekkelijk
maakte. Wij vermelden echter gaarne de
aardige, witte zijden, milie-fleurs
partijtoiletjes voor jonge meisjes.
Onze tijd is ernstig! Mogen wij voor eender
volgende Shows", tegen de wintermaanden,
de heeren Hirsch & Cie die ons publiek
zoo welwillend gezind zijn, eens het onder
werp aan de hand doen : H o e de vrouw
zich in dezen duren t ij d smaak
vol, elegant en toch goedkoop
kan kleeden.
Indien de opzet praktisch geschiedt, en
n der winkel-etalages tot den inkoop der
gedemonstreerde stoffen en garneering is
VAN ALLES WAT
EEN ZEEMLEDEREN WERKTASCHJE
Om dit taschje te maken, knipt men twee
stukken zeemleder van den vorm van bij
gaande teekening. Het zeemleder wordt van
onderen in franje geknipt. Het, hoofdje
van boven is dubbel genomen.
Elke helft wordtin 't midden met een cirkel
vormig ornament van coton perléen ronde
houten kralen versierd. De twee helften wor
den daarna, van onderen met rijgsteken, op
zijde met overhandsche steken aaneen be
vestigd. Op eiken steek zit een ronde, houten
kraal. In plaats van schuif naait men van
boven op afstanden langwerpige houten
kralen waardoor men smal lint of koord
rijgt om de tasch dicht te trekken.
Kleuren op zeemleder: goudbruin en pauw
blauw. E. H.
ingericht, meenen wij een groot succes te
mogen voorspellen.
Dit past in de dagen, die wij beleven.
Aan den naam van de groote firma zal het
zeker niet schaden. ELIS. M. ROGGE
Na het schrijven van bovenstaande in
drukken, bericht de courant ons, dat de
groote revue der herfstmodes eerst in de
volgende week zal plaats vinden. Wij hopen
dus daarna te kunnen verhalen, van de
essentieele lijn, vorm, kleur en stof der
herfstkleeding.
iiiHMmiiinmiMiiiiiinMiiiiiiitMiiiiiMinmiiiiiHiiiiiHMiMiititiiniMiiiii
Ons kookboek
RABARBERJAM
6 pond rabarber opzetten zonder water
en laten verkoken tot 4 pond. Dan voegt
men hierbij 4 pond witte suiker en laat
alles steeds roerend verkoken tot een goede
dikte. Is dit gedaan, dan voegt men er het
sap van 3 citroenen bij. J. T. L.
Eigen ateliers
aan huis
voor lingeries
op niaat
rf. Voor den uuinter
/ Da mes Pyjama's
genden Hntkraftung, war er zu allen Zeilen
einer der Haupttra'ger der Zivilisation, und
halte er stets einen beglückenden Einfhisz
auf Sitte. Kunst und Wissenschaft geiibt."
Niet waar, dat is een serie van de be
kende, zoogenaamde weldaden van den
oorlog."
Hij herinnert er voorts aan, evenzoo met
aanhalingen, hoe ook bekende Fransche
schrijvers zich in denzelfden geest hebben
uitgesproken.
Dus: de oorlog zou dus verwekken wel
daden ; de oorlog zou dus hebben een be
paald Zweck an sich." En nu betoogt
Novicow glashelder, dat dit is een der voor
naamste dwaalleeringen, waaruit een massa
andere dwalingen voortvloeien; want nooit
heeft de kamp, noch voor dieren, noch voor
menschen, an sich einen Zweck gehabt." De
oorlog was steeds: middel; maar nooit doel.
En ten bewijze behandelt hij de groote
oorlogen, in verschillende eeuwen gevoerd.
In volgende hoofdstukken toont Novicow
aan, dat de oorlog nooit een definitieve
oplossing geeft; bespreekt hij de zooge
naamde voordeelen van physiologischen
aard, de zoogenaamde ecomische voordeelen,
de staatkundige voordeelen, de moreele
voordeelen, enz. enz.
Het zou te ver voeren om uit die interes
sante hoofdstukken wat aan te halen; maar
n uitzondering moge worden toegelaten
voor het 12de hoofdstuk, waarin Novicow
de theoretici van hel Ruwe Geweld" onder
handen neemt. Zich beroepende op hetgeen
Darwin heeft aangetoond, wijzen deze er
op, dat in de natuur de planten elkaar
bestrijden, de dieren elkaar bekampen en
deels vernietigen; bij menschen is hunne
conclusie moet het evenzoo zijn: het
zat steeds weer oorlog voeren moeten zijn.
Novicow toont nu aan hoe onjuist
Darwin's leer wordt geïnterpreteerd. Men heeft
velerlei over het hoofd gezien: de sociale
verschijnselen zijn volstrekt niet identiek
met de biologische verschijnselen. De eerst
genoemde bevatten vele factoren, die niet
voorbijgezien mogen worden. Weil der
Totschlag das am haufigsten angewandte
Verfahren in den Kampfen zwrschen den
Thierarten ist, daraus folgt nicht
notwendig, dasz dies auch bei den Menschen
der Fall sein müsse". Immers, naast den
physiologischen strijd, beschikken de men
schen nog over den economischen, den staat
kundigen- en den geestes-strijd, al het
geen bij de dieren niet te vinden is. Men
zou zelfs kunnen beweren vervolgt
Novicow dat bij dieren de physiologische
strijd de meest voorkomende vorm is, ter
wijl bij de menschen die vorm reeds ver
dwenen is, sinds zij elkaar niet meer opeten.
Door een zeer duidelijk, historisch voor
beeld toont hij aan, hoe onjuist de meening
is, dat het voeren van oorlog het gevolg
zou zijn van een zoogenaamde Natuurwet"
en in zijn verder betoog komt hij tot de
conclusie, dat er ook nog nooit een zuivere
Rassen-oorlog is geweest; aan het slot een
ieder uitdagende om hem, al was het maar
n veldslag te noemen, die bewuszt zur
Unterstiitzung der Interessen einer
menschlichen Rasse geschlagen worden ist".
De opmerkingen van Novicow verdienen
ook nu nog alle aandacht; zij hebben
zooals ik opmerkte niets van hare waarde
ingeboet.
Het boekje moge vele lezers vinden; de
prijs (fr. 1.50, Mk. 1.20) kan daarvoor geen
bezwaar zijn.
C. de VRIES