De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 30 september pagina 5

30 september 1916 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

30 Sepl '16. No. 2049 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Geld verdienen De huisbezoekster eener Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose ?? Gij, lezeressen weet misschien ternauwer nood wie en wat een huisbezoekster is. Wellicht hebt ge wel eens gehoord van enquêtrices" of tuberculeusen-bezoeksters, ge weet dan, dat het werk dezer vrouwen iets met de tuberculose-bestrijding te maken heeft, maar meer weet ge er niet van. Toch verdient dit werk meer, en vooral betere bekendheid. Bij velen heerscht na melijk de meening, dat de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose, welke de werkgeefster der huisbezoeksters is, met haar streven geen ander doel heeft, dan het ver plegen of doen verplegen en het uitzenden naar sanatoria van min of meer behoeftige tuberculose-lijders, en meent men dus met een zuiver philantropische instelling te doen te hebben. Doch het doel der vereeniging is in de eerste plaats: het volk, in alle standen, op te voeden tot den strijd tegen het fuberculose-gevaar, een der schoonste vormen van soqialen arbeid dus. Eerst in de tweede plaats komt de poging om per sonen, die aan tuberculose lijden, genezing te brengen. . Het hoofddoel van de vereeniging wordt gediend door de oprichting van consultatie bureau*, waar iedereen, niet alleen de onof minvermogende, zich kan laten onderzoe ken. Personen, die zich aan een onderzoek onderwerpen en aan tuberculose blijken te lijden, komen onder toezicht van de vereeni ging en hier vangt het werk der huisbe zoekster aan. Zij gaat den patiënt bezoeken, onderzoekt of hij wel een frissche woning en vooral een zonnige en luchtige slaapkamer heeft, of hij zijn kamer of bed wellicht moet deelen met een ander, of er een stof-veroorzakend tapijt op den vloer ligt, inplaats van een mat, of er dichte, donkere gordijnen hangen, die lucht en zon buitensluiten, kortom zij wijst den patiënt, zoo hij op het gebied der t.b.c.-bestrijding een onwetende blijkt te zijn, op alles wat hij doen kan om zijn omgeving te vrijwaren tegen besmetting en de kwaal, die hem heeft aangetast te keeren. Zoo noodig stelt zij zich ook in verbinding met den huisarts van den patiënt, die door het bureau van het onderzoek en den uitslag daarvan op de hoogte is gebracht. Vele doktoren echter, hoe vreemd dit ook moge lijken, verleenen absoluut geen steun aan de vereeniging of aan de huisbezoekster en weigeren met haar samen te werken omdat zij meenen dat het huisbezoek overbodig is en zij (de doktoren) evengoed hun patiënten opmerkzaam kunnen maken op de bestrij dingsmiddelen. Doch men kan daartegen in het midden brengen, dat het veelal korte bezoek van den dokter niet veel gelegenheid biedt om uitgebreide en nauwkeurige aan wijzingen te geven, terwijl het onze lezeres sen ongetwijfeld duidelijk zal zijn, dat een man lang niet in zoo hooge mate de gave bezit, om ongerechtigheden in een kamer op te merken, als een vrouw, en dan nog wel een vrouw, die een speciale opleiding hiervoor heeft genoten. ? De huisbezoeksters van een consulatiebureau hebben wekelijks een bijeenkomst met de doktoren van dat bureau, waarbij de verschillende gevallen worden besproken. Elke huisbezoekster in de groote steden heeft ongeveer 200 a 300 patiënten onder haar toezicht. Natuurlijk worden niet alle patiënten even vaak bezocht, voor sommigen is een wekelijksch bezoek noodig, bij an deren kan met n bezoek per maand wor den volstaan. Niettemin moet het beroep, vooral in de steden, als vermoeiend worden aangemerkt en vereischt het sterke, flinke meisjes, die de handen uit de mouwen weten te steken, en niet dametjes, die niets om handen heb bende, graag wat maatschappelijk werk willen doen en dan ten onrechte meenen, dat het werk der tuberculeusen-bezoekster een gemakkelijk te vervullen en veel vrijen tijd overlatend baantje is. Men noemt den werkkring wel eens deprimeerend, omdat door haar, die er zich aan wijden dag aan dag zooveel ellende wordt aanschouwd, terwijl de goede resul taten der tuberculose-bestrijding niet onmid dellijk kunnen worden bemerkt. Doch wie de groote lijn in dit machtige, sociale werk weet te onderkennen, noemt het werk Een Boek van Beteekenis Met dit boek wordt bedoeld het werkje van den Rus J. Novicow, waarvan onlangs door dr. A. H. Fried eene tweede, door belangrijke aanteekeningen aangevulde, uit gave is bezorgd onder den titel: Der Krieg und seine angeblichen Wolthaten." (Zurich, Art. Inst. Orell Füszli, 1915). Alvorens dit werkje in te leiden, zij het een en ander medegedeeld aangaande den schrijver, ontleend aan hetgeen dienaan gaande dr. Fried in zijn voorrede aanteekent. Jacques Novicow werd 17 29 September 1849 geboren te Kadikeni tegenover Constantinopel gelegen; zijn vader wasén Rus, zijne moeder eene Orieksche vrouw. Reeds als kind bereisde hij met zijne moeder Europa en verbleef o.a. te Florence, Napels en Oeneve, waar hij een tijd lang studeerde. Na beëindiging van zijne studie in de rechts wetenschappen aan de universiteit te Odessa ondernam hij wederom langdurige reizen; daarbij vertoevende o.a. geruimen tijd in Duitschland. Hij sprak 7 talen gemakkelijk en had de West-Europeesche denkbeelden geheel tot de zijne gemaakt. Metterwoon bleef hij tot aan zijn dood (21 Mei 1912) te Odessa gevestigd, waar hij zich wijdde aan de sociale wetenschappen en dertig jaar lang een plaats in het stadsbestuur innam. In 1894 was hij voorzitter van het 1ste sociologen-congres te Parijs; daarna was hij gedurende vele jaren vice-president van het internationaal sociologisch Instituut. Zijne meeste geschriften zijn te Parijs, en in de Fransche taal geschreven, verschenen: Les luttes entre sociétës humaines etleurs phases successives" (1886), Lesgaspillages des sociétés modernes (1899), L'Avenir de la race blanche" (1902), Essai de notation niet deprimeerend, maar weef, dat het veel voldoening geeft en opbouwend is, al zullen de goede gevolgen er van eerst na tientallen van jaren duidelijk te bemerken zijn. Voor wie zich tot het beroep aangetrokken voelen, dienen de volgende bijzonderheden: De opleidingscursussen vinden geregeld plaats in den Haag en ook wel, doch niet geregeld in andere plaatsen van ons land. Voor de toelating worden geen bijzondere eischen of bepaalde leeftijdsgrens gesteld. Wel wordt door de Amsterdamsche veree niging overwogen of men de aan te stellen huisbezoeksters ook zal onderwerpen aan een lichamelijk onderzoek, met het oog op den vermoeienden werkkring. Een cursus bestaat uit een theoretisch en praktisch gedeelte; voorts wordt er eenig kook-onderricht gegeven en is er een ontstnettings-cursus aan verbonden. De totale duur der theoretische cursus bedraagt onge veer 10 maanden; voor wijkverpleegsters is de termijn der praktische cursus l maand, voor de overigen 3 maanden. Bij de Nederl. Centrale Vereen, tot bestr. der t.b.c., in den Haag, zijn steeds alle inlich tingen te verkrijgen omtrent de te houden cursussen. Dat zooveel wijkverpleegsters den cursus volgen, vindt zijn oorzaak hierin, dat voor een benoeming tot wijkverpleegster op het platteland gewoonlijk het bezit van het enquêtrice-diploma wordt verlangd of in ieder geval een aanbeveling is, waarvoor dan een vergoeding boven het salaris wordt gegeven. In de sjteden bedraagt het salaris der huisbezoeksters ?800.?a /1000.?doch dit varieert in de verschillende plaatsen, hoewel men er naar streeft de bezoldigingen meer in overeenstemming niet elkaar te brengen. Wij mogen dit artikel niet eindigen zonder nog eens gewezen te hebben op het groote en nuttige werk, dat de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose verricht en te vens... op het belangrijke nadeelige saldo en het betrekkelijk kleine getal leden, dona teurs en begunstigers, dat de vereeniging telt. Want dit kleine getal leden, en als direct gevolg daarvan het tekort aan geld middelen zijn oorzaak, dat de vereeniging zich ten eerste moet beperken in het aantal consultatie-bureaux, dat zij opricht en het aantal huisbezoeksters, dat zij aanstelt, en ten tweede slechts met moeite kan voldoen aan den eisch, welken zij zich zelf heeft gesteld: voor eiken t. b. c. lijder een afzon derlijk vertrek en een afzonderlijk bed. En dan zwijgen wij nog van die gevallen, waarin de vereeniging bij moet springen met de verschaffing van ontsmettingsmiddelen, lig stoelen en dergelijken; het jaarverslag geeft daarvan enkele sprekende staaltjes! Wie er meer van wil weten vrage het jaarverslag 1915 ter lezing: het zal be wondering afdwingen voor het nobele werk der huisbezoeksters en haar tevens bewegen om steun te verleenen aan de Vereen. tot bestrijding der Tuberculose. HES TERVANS Brieven aan Puella in Waarom, Puella, kent ge geen Grieksch ? Waarom geen Latijn ? Waarom genoot ge van Catullus nooit, rechtstreeks, als van den meest moderne, maar scherper van omtrek ? Waarom kent gij, een vrouw, Sappho niet en haar regels over de maan die onderging, en over de Pleïaden ; over 't uur dat voorbij gaat, en over het eenzaam verlangen ? Waarom (om welke?, ijdele reden) hoordet ge nooit de muziek die zij maakte uit dien maan-ondergangen dien der Pleïaden? Waar om kent ge dit niet, wat zij eens schreef: Als zij nu nog u ontloopt, gauw zal ze, honge rige, u vervolgen; wil zij nu nog niet uw gaven, gauw zal zij zelf ze brengen; gauw zal ze ver dwaasd zijn van liefde, ook al wou zij niet, al is zij nu nog niet hongerig naar uw liefde ? En waarom kent gij het vers niet dat voor u, d'op bloemen verliefde, geschreven lijkt: Veel guirlanden hebt gij mij om 't hoofd en vlechten gelegd, gemaakt uit bloemen der lente. Met veel zalven zijt gij gezalfd, op het weeke kussen hebt gij een verlangen lang gestild," en dan dat andere waar de teederheid van het getij geheel in is: lieflijk is de dauw, uitgestort over het veld." Waarom laast gij ze niet alle ? Is er ooit tijd te kort voor de schoonheid en voor de liefde ? Komt al het andere voor ons (die de gratie van de korenbloem uren bewon deren en 't over-roode rood van een gera nium) niet pas later ? Waarom maakt ge uw uren niet meer bebladerd nog, nog meer omloofd, en bloesemzwaar van schoons ? Waarom laast gij de daaglijksche verzen niet, d'Anakreonteia, al was het in de sociologique" (1897), Conscience et volont sociales'' (1897), Theorie organique des sociétés" (1M9), L'Affranchissement de la femme" (1903), La Possibilitédu bunheur" (1904), Le Darwinisme social" (1904) etc. In een Duitsche vertaling zijn bovendien nog verschenen een viertal werken: Der Krieg und seine angeblichen Wolthaten" (1894), Die Fiideration Kuropa's (1901), Die erechtigkeit und die Entfaltung des Lebens" (1907), Das Problem des Elends" (1909). Uit deze korte opsomming moge worden afgeleid, dat Novicow is geweest een per soon van bijzondere beteekenis, die, veel zijdig ontwikkeld als hij was, zich heef! beziggehouden met belangrijke problemen van sociologischen en anderen aard. Toen in 1910 het beroemd geworden stand aardwerk van Norman Angell The great Illusion" (welke titel door dr. l ried op zeer gelukkige wijze wordt vertaald door de uitdiukking: Europa's optische Tauschung") was verschenen, vestigde Fried er de aan dacht van den schrijver op, dat Novicow reeds in 1894 in een geschrift, waarvan Fried onder den bovengenoemden titel eene ver taling had bezorgd, uitdrukking had gegeven aan dezelfde denkbeelden over oorlogende totale nutteloosheid van oorlog, zoowel uit een moreel als uit een materieel oogpunt. In latere uitgaven van zijn eminent werk (dat, n'en déplaise prof. mr. S. R. Steinmetz en diens geestverwanten, in 5 jaren tijds reeds meer dan 25 herdrukken beleefde en dat in bijna alle landen vertaald is versche nen) heeft Norman Angell dankbaar gebruik gemaakt van Fried's aanwijzing, en in een uitvoerige noot te behoorlijker plaatse, de aandacht gevestigd op het belangrijke Teekening voor de Amsterdammer" van Hanna Lamberts Indrukken van de jonge-meisjes-toiletjes op de herfst-revue bij Hirsch & Cie vertaling van Möricke: vergaat ge ooit, zoo gij ze kendet, de hevigheid van den waren Anakreon ? Waarom kent ge Alkman's beschrijving te weinig, die der slapende aarde, met de gestilde vlucht der breedvleugelige vooglen ? Waarom niet de melancholie a la Watteau, van Mimnermos : Wat is het leven zonder de kostbare liefde ? Sterven zou ik zonder een geheime liefdelust." Weet ge dat vers niet, waar de ge waande Anakreon in den spiegel ziet, en de vrouwtjes hem honen, en 't andere, 't werkelijk schoone, waarin hij als alle min naars, die, afwezig, toch dringende tegen woordigheid willen zijn, wild zegt: Zalf zou 'k willen wezen, opdat ik u zalve ; borstband zou 'k willen zijn en parelsnoer om u," en het laatste dier regels (vol van de groote, deemoedige lafheid der liefde) .,uw sandaal mocht ik worden, opdat gij toch met uw voet mij traadt." Maar ik weet n ding, Puella, dat gij luisteren kunt (en luisteren is gesloten leven.) Ik weet dat gij een vriendin zijt, zeldzame, der verzen. Luister daarom naar Catullus. De liefden" van Ovidius zijn te slim in aanleg en te uitsluitend om n doel, dan dat zij ons zouden kunnen bekoren, die speelsch zijn en hevig. Maar Catullus is de getroffene! Waarom, Puella, is Lesbia u vreemd, of is zij u dat niet ? Waarom weet ge niet, ranke en doolsche, hoe de versmade dichter leed, neen nog lijdt, omdat hij eens bezat; hoe hij haat en bemint in eenen; hoe hij niet meer ziet hoe eens zijn liefde ontstond, maar wel weet hoe schril hij lijdt, nu Lesbia (Lesbia illa, die Catullus eens meer minde dan zijn oogen) anderen zoekt, ook de nepotes Romanos. En ik weet ook nog dit, dat gij, die van philosophie niet de hoogmoedige zoekster zijt, u zoudt vermeien in den Kepologos, dien Leopold, de sluimervolle, in zijn Hol landsen eens vertaalde en daar dan herhaalt: Van de begeerten zijn sommige natuurlijk en noodzakelijk" en dit tweede, lachen moet men en tevens philosopheeren". Maar hier moet ik wel eindigen, want ik vroeg u zoovele waaroms en al waarommend zou de philosophie mee kunnen komen, En dat willen wij niet. Wij vinden, Puella, het leven zoo al schoon. We vermoeden misschien meer dan de anderen zijn achter grond, maar wij zien dien, niet als zij, door stomme staketsels, maar door levend loof, en door trossen van bloemen. Laten wij dit blijven doen, want misschien is de zomer kort. Laten wij den zomer sterk in 't volle aan gezicht zien, hij is van onze geaardheid, en hij is ons natuurlijk. Laten wij, zooveel mogelijk, in de prieëlen zitten en zijn zonnespel speien en volgen, de kimmen zien trillen en zien glanzen; en laat ons op zijn avonden v, ^rk van Novicow zijn voorlooper. vVant belangrijk is het werk zeer zeker; en al zijn de opmerkingen door Novicow reeds 20 jaren geleden opgesteld. - zij heb ben nog niets van hare waarde ingeboet. In eer: kort woord vooraf geeti Novicow zelf het doel van het werkje aan : Der Krieg besitzt eme Menge uberzeugter Anhanger, die ihm zanlreiche Woithaten beimessen. Man musz jedoch die Ansichten der Verteidiger der rohen ewalt mit der gröszten Sorgfalt prüfen und mit jener Energie bekampfen, die den L'beln entspricht, die sie hervorrufen. Ich werde hier ihre Ansichten rier Reihe nach vürnehmen, urn zu beweisen, wie wenig sie der Krittk standhaiten, nicht mfr der der gesunden Vernunft, sondern sogar der des schlichtesten Verstandes." En hierna behandelt de schrijver in 13 korte hoofdstukjes (liet geheele werkje telt slechts 114 bladzijden) punt voor punt die zooge naamde weldaden'' van den oorlog. l'e wijze, waarop Novicow die hoofd stukjes heeft gesteld, vormt een der aan trekkelijkheden van het werk. Hij begint steeds duidelijk voorop te stellen het pjnt, dat door hem zal worden bestreden. n daarna volgt die bestrijding duidelijk en raak. i'oor dien de hoofdstukjes kort zijn, laat zich dit zeer aangenaam lezen. Zoo reeds het 1ste hoofdstuk: ..de oorlog als doel." Hij begint dat met een resum uit een werk van Max Jahns (Uber Krieg, Frieden und Kultur. Bedin 1893), die daarin de oorlog op warme wijze verdedigt: Nach ihm verjiingt der Krieg die versumpfenden Völker, erweckt er dit eingeschlummerten Nationen, reiszt er die Rassen, die dein rntergange nabe shd, aus ihre; fodbrinhopen en wachten, waar de lippen der ge liefden lang zich zoeken, en zich vinden lang en lang. Laten wij de Grieken zijn zooals onze ver langende tijd die ziet, en hoopt dat zij waren; ge weet het, ik zal uw deelgenoot zijn in dit alles dat het gevoel geeft van ruimte en kracht, ik Uw THEOPHRASTOS Herfstmodes THÉSELECT HIRSCH Onze tijd is arm! Arm aan een zelfbe wust streven naar het hoogste doel, arm in het scheppen van het ewig Neue" dat in steeds wisselende gedaante er op berekend is te bekoren, te boeien. Hoe kan het an ders? Hoeveel energieke werkers, stuw krachten, ook op 't gebied der mode, wor den door het wereldgebeuren in de chaos van den oorlog medegesleeot, en zij die er aan ontsnappen, waar vinden zij de rust en het helder denkend inzicht om te creëeren datgene wat indruk zal maken, en daardoor een finantieel succes verzekert. Onze tijd is arm! Wij nemen er ge noegen mede. Het zou weerzinwekkend zijn, indien ook over ons neutrale Neder land niet de donkere slagschaduw van den krijg viel, indien bij ons de in veler mond gulden leefregel algemeen werd gehuldigd laat ons eten, drinken en vroolijk zijn". Onze tijd is ernstig l Hoogst ernstig zijn de maanden, de dagen die aanstaande zijn. En waar dit in handel en industrie door eiken Nederlander wordt ingezien en ge voeld, daar was het te verwachten dat de Théselect bij Hirsch en de daarbij gede monstreerde herfstmodes ons niet gaven dat blij, mondain gebeuren van eertijds. Een wolk hing als het ware over het anders stralende in de omgeving; de vroolijke, petillante toiletten ontbraken n bij toeschouwers n in de modeshow. Zelfs de werkelijk fijn gevoelde bruidstoet, het blonde bruidje en de bruidsmeisjes in haar matblauwe taffen kleedjes en zwarte Rubenshoeden vermochten niet kleur in het geheel te brengen. Stemmig en eenvoudig van snit, donker van tint trokken vele toiletten en vooral avondmantels aan ons oog voorbij. Ze hadden alle het gedistingeerde cachet van ons eerste modehuis, ze vertoonden een verkwistende, zeer kostbare garneering van onderscheiden fraaie bontsoorten, ze duid den op vél stofverbruik van dure wollen stoffen, doch wat ze misten was: la nöte gaie", het oorspronkelijk-nieuwe in stof, lijn, kleur en details, dat in vroeger jaren de seizoen-thee zoo opwekkend en aantrekkelijk maakte. Wij vermelden echter gaarne de aardige, witte zijden, milie-fleurs partijtoiletjes voor jonge meisjes. Onze tijd is ernstig! Mogen wij voor eender volgende Shows", tegen de wintermaanden, de heeren Hirsch & Cie die ons publiek zoo welwillend gezind zijn, eens het onder werp aan de hand doen : H o e de vrouw zich in dezen duren t ij d smaak vol, elegant en toch goedkoop kan kleeden. Indien de opzet praktisch geschiedt, en n der winkel-etalages tot den inkoop der gedemonstreerde stoffen en garneering is VAN ALLES WAT EEN ZEEMLEDEREN WERKTASCHJE Om dit taschje te maken, knipt men twee stukken zeemleder van den vorm van bij gaande teekening. Het zeemleder wordt van onderen in franje geknipt. Het, hoofdje van boven is dubbel genomen. Elke helft wordtin 't midden met een cirkel vormig ornament van coton perléen ronde houten kralen versierd. De twee helften wor den daarna, van onderen met rijgsteken, op zijde met overhandsche steken aaneen be vestigd. Op eiken steek zit een ronde, houten kraal. In plaats van schuif naait men van boven op afstanden langwerpige houten kralen waardoor men smal lint of koord rijgt om de tasch dicht te trekken. Kleuren op zeemleder: goudbruin en pauw blauw. E. H. ingericht, meenen wij een groot succes te mogen voorspellen. Dit past in de dagen, die wij beleven. Aan den naam van de groote firma zal het zeker niet schaden. ELIS. M. ROGGE Na het schrijven van bovenstaande in drukken, bericht de courant ons, dat de groote revue der herfstmodes eerst in de volgende week zal plaats vinden. Wij hopen dus daarna te kunnen verhalen, van de essentieele lijn, vorm, kleur en stof der herfstkleeding. iiiHMmiiinmiMiiiiiinMiiiiiiitMiiiiiMinmiiiiiHiiiiiHMiMiititiiniMiiiii Ons kookboek RABARBERJAM 6 pond rabarber opzetten zonder water en laten verkoken tot 4 pond. Dan voegt men hierbij 4 pond witte suiker en laat alles steeds roerend verkoken tot een goede dikte. Is dit gedaan, dan voegt men er het sap van 3 citroenen bij. J. T. L. Eigen ateliers aan huis voor lingeries op niaat rf. Voor den uuinter / Da mes Pyjama's genden Hntkraftung, war er zu allen Zeilen einer der Haupttra'ger der Zivilisation, und halte er stets einen beglückenden Einfhisz auf Sitte. Kunst und Wissenschaft geiibt." Niet waar, dat is een serie van de be kende, zoogenaamde weldaden van den oorlog." Hij herinnert er voorts aan, evenzoo met aanhalingen, hoe ook bekende Fransche schrijvers zich in denzelfden geest hebben uitgesproken. Dus: de oorlog zou dus verwekken wel daden ; de oorlog zou dus hebben een be paald Zweck an sich." En nu betoogt Novicow glashelder, dat dit is een der voor naamste dwaalleeringen, waaruit een massa andere dwalingen voortvloeien; want nooit heeft de kamp, noch voor dieren, noch voor menschen, an sich einen Zweck gehabt." De oorlog was steeds: middel; maar nooit doel. En ten bewijze behandelt hij de groote oorlogen, in verschillende eeuwen gevoerd. In volgende hoofdstukken toont Novicow aan, dat de oorlog nooit een definitieve oplossing geeft; bespreekt hij de zooge naamde voordeelen van physiologischen aard, de zoogenaamde ecomische voordeelen, de staatkundige voordeelen, de moreele voordeelen, enz. enz. Het zou te ver voeren om uit die interes sante hoofdstukken wat aan te halen; maar n uitzondering moge worden toegelaten voor het 12de hoofdstuk, waarin Novicow de theoretici van hel Ruwe Geweld" onder handen neemt. Zich beroepende op hetgeen Darwin heeft aangetoond, wijzen deze er op, dat in de natuur de planten elkaar bestrijden, de dieren elkaar bekampen en deels vernietigen; bij menschen is hunne conclusie moet het evenzoo zijn: het zat steeds weer oorlog voeren moeten zijn. Novicow toont nu aan hoe onjuist Darwin's leer wordt geïnterpreteerd. Men heeft velerlei over het hoofd gezien: de sociale verschijnselen zijn volstrekt niet identiek met de biologische verschijnselen. De eerst genoemde bevatten vele factoren, die niet voorbijgezien mogen worden. Weil der Totschlag das am haufigsten angewandte Verfahren in den Kampfen zwrschen den Thierarten ist, daraus folgt nicht notwendig, dasz dies auch bei den Menschen der Fall sein müsse". Immers, naast den physiologischen strijd, beschikken de men schen nog over den economischen, den staat kundigen- en den geestes-strijd, al het geen bij de dieren niet te vinden is. Men zou zelfs kunnen beweren vervolgt Novicow dat bij dieren de physiologische strijd de meest voorkomende vorm is, ter wijl bij de menschen die vorm reeds ver dwenen is, sinds zij elkaar niet meer opeten. Door een zeer duidelijk, historisch voor beeld toont hij aan, hoe onjuist de meening is, dat het voeren van oorlog het gevolg zou zijn van een zoogenaamde Natuurwet" en in zijn verder betoog komt hij tot de conclusie, dat er ook nog nooit een zuivere Rassen-oorlog is geweest; aan het slot een ieder uitdagende om hem, al was het maar n veldslag te noemen, die bewuszt zur Unterstiitzung der Interessen einer menschlichen Rasse geschlagen worden ist". De opmerkingen van Novicow verdienen ook nu nog alle aandacht; zij hebben zooals ik opmerkte niets van hare waarde ingeboet. Het boekje moge vele lezers vinden; de prijs (fr. 1.50, Mk. 1.20) kan daarvoor geen bezwaar zijn. C. de VRIES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl