De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 30 september pagina 6

30 september 1916 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Sept. '16. No. 2049 KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN OP ONZE STAATSBEOROOTING Een geestdriftig, verheugd artikel in het Handelsblad (Ochtendblad) van 21 dezer over het feit, dat op de Staatsbegrooting 1917 een memoriepost is uitgetrokken voor een nieuw gebouw voor de Rijks-Akademie van Beeldende Kunsten, deed ons die begrooting ter hand nemen om na te gaan, in hoeverre zij in nog andere opzichten reden tot ver heugenis geeft. Kunsten en Wetenschappen" toch zttten, het is algemeen bekend, spoedig in de knel: zij zijn, ook elders, zoowat het eerste waarop een regeering bezuinigt; de kosten gelden zoo'n beetje als de luxe-uitga ven, die een Staat zich veroorloven kan zoo lang 't hem goed gaat, maar die verminderen moeten als de tijden slecht worden. Gelukkig mogen wij constateeren, dat Minister Cort van der Linden bezig is, Kunsten en Weten schappen weer op te beuren. Weliswaar zijn wij nog lang niet waar wij wezen moeten, maar dit is voorwaar in de tegenwoordige benarde omstandigheden niet te verwach ten. Alleen op eenigen flinken vooruitgang was de hoop gevestigd en deze valt, ge lukkig, in deze begrooting te constateeren. De opmerking van het Handelsblad betref fende de plannen voor de Academie : dat in dezen veel aan de chef der afdeeling Kun sten en Wetenschappen. Mr. Duparc, te danken is, meenen wij op de geheele be grooting dezer Afdeeling toepasselijk te mogen maken. Zij getuigt van de kennis en energie van dengene, die de voorstellen aan den minister deed, en doet ook voor het vervolg het beste verwachten, waar blijkt, dat de tegenwoordige minister, niettegen staande den tegenspoed, met ruimen blik ook de kunstbelangen in het oog blijft hou den en zijn afdeelingschef niet aan doovemansdeur doet kloppen. In het geheel is de raming voor deze af deeling ongeveer vijf-en-zeventig duizend gulden hooger dan ten vorigen jare, zoodat wij mogen verwachten, dat het totaal gelei delijk weer tot het vroeger niveau zal wor den opgevoerd. Bijna overal is gestreefd naar verbetering van de positie van het personeel. Het meest in het oog vallend is het pogen om den bekwamen secretaris der RijksmonumentenCommisste, Dr. Jan Kalf, voor 's Rijks dienst te behouden, door hem, zij het ook met ge leidelijke jaarwedde-verhooging, een betere bezoldiging in het vooruitzicht te stellen. Ook de monumenten-restauraties staan er beter voor. Voor den tijd van 10 jaar wordt voorgesteld een verhooging met f2000 van het Rijkssubsidie voor de restauratie der St. Janskerk te Gouda. Opnieuw zijn gelden uitgetrokken voor den Drommedaris te EnkJOHAN DE MEESTER. Carmen (2 dln). (Em. Querido, Amsterdam). Hendrik Lampe is getrouwd meteen vrouw, die geestelijk noch lichamelijk n met hem kan zijn, en met wie hij dan ook enkel ge huwd was om een rustig en genoegeUjk leven te hebben. De gemakzucht had mede beslist tot het doen van zijn aanzoek. Hier begint de schrijver aan een psycho logisch probleem, en hij laat het Hendrik later zelf verklaren: De man, die een rustig meisje liefheeft, beschouwt haar gelijkmatig heid eerbiedig als een hem lieve openbaring van maagdelijkheid. Hun geestelijk samen leven gaat nog niet diep, maar de maagde lijkheid maakt immers schuchter... Hij betaalt den oranjebloesem duur. Wat hem liefelijke onvolkomenheid leek blijkt aard van den mensch. Evenmin als den hartstocht zelf, waar uit voor hem de vervoering ontstaan zou, die ons het Oneindige naderen doet, en welken zij ducht als heftigheid; verlangt zij de drift van zijn geest te deelen, die zij vreest als een koorts zijner ziel. Het wordt ook wel eens wat platter in dit boek gezegd, in bitterclub-stijl. Getuige de volgende regelen: Tilly, Hendrik's vrouw gaat naar bed 's avonds en vraagt of hij mede gaat. Tilly had hij af gesnauwd; Neen, ik moet werken, ga jij maar. Hoe dikwijls ging zij lang vór hem. Trouwens, wanneer zij, tegelijk boven kwa men, werd het immers toch nooit dat... Men lette op de laatste woorden. Tilly, die hij niet anders dan als een vriendin beschouwd had een trouwe, zacht aardige kameraad-van-de-andere-kunne, had, door hare bevalling, een kwaal gekregen. Zooals de auteur het uitdrukt: allergemeenst had het lot haar gemept. En het wordt meedogenloos realistisch door de Meester gezegd, wat het gevolg van die kwaal was, dat ze hartstochtloos, berustend daarna het sexueele leven on derging. Ze was hem immers ter wille, koel, tel kens onderging ze de daad, zooals de dok ter het had geregeld. Het kan zijn dat dit literaire kunst" wordt gevonden, maar het klinkt stuitend. In het huwelijk van Hendrik en Tilly ont breekt de vervoering, geestelijk zoowel als lichamelijk. Henk lijdt hetgeen de Jauteur noemt de dubbele verhongering. Hij is de eenzame. Die eenzame" is leeraar aan een gym nasium, leidt een tobbend bestaan van ge stadige inspanning en voelt zich ellendig, omdat hij zijn leven mislukt weet, omdat hij zich niet uit kan leven, hij, die in zijn hart artiest is, die alleen p kan gaan in literaire studie en het schrijven van romans. Zooals de auteur het noemt: zich uitschrijven zou hij willen. De koele, rustige Tilly heeft een zuster, Lex, een artiestenatuur, die een en al lust en begeerte in leven" heeft, zooals de auteur schrijft: in alle geestelijk leven bijvoorbeeld, een vrouw, die weet dat ze mooi is en van haar zestiende jaar af de mannen het hoofd huizen, de Domenikanenkerk te Maastricht en het Raadhuis te 's Heerenberg. Voor het onderhoud van 's Rijkstnonumenten is het bedrag gebracht van ?5000 op ? 10,000. Tot groote blijdschap stemt voorzeker het feit, dat de post voor restauratie van tot dusver nog niet van 's Rijkswege gesubsi dieerde monumenten, na gedurende twee jaren op de begrooting te hebben ontbroken, wederom daorop voorkomt. Voor een achttal monumenten, nl. de Ned. Herv. Kerk te Does burg, de R.-K. Kerk te Horsscn, het Raad huis te De Rijp, den Nieuwe-kerk-toren te Delft, het Muntentorentje te Deventer, de Ned. Herv. Kerk te Dongen en de R.-K. kerk te Duiven, voor welke monumenten reeds blijkens de oorspronkelijke begrooting voor 1915 subsidies waren uitgetrokken, doch later waren geschrapt, benevens voor den Kampveerschen toren te Veere, wordt, met inbegrip van een post voor onvoorzien, een bedrag van ?274,000 uitgetrokken. De Koninklijke Bibliotheek ziet haar materieele uitgaven verhoogd met ?6000, het Koninklijk Penningkabinet met ./'2000, ten einde den directeur wederom in de gele genheid te stellen, goede en zeldzame munten en penningen te kunnen aankoopen en voor ons land te behouden. Het Rijksmuseum kan zich verheugen niet alleen over een verbetering der positie van het lagere personeel, doch ook over e«n niet onbelangrijke uitbreiding van het personeel zelve en een verhooging van de gelden voor het materieel. Ofschoon de Minister blijkbaar den tijd nog niet gekomen acht om de bedragen voor aankoopen ten behoeve der Musea weder op de begrooting te brengen, wordt, o. i. terecht, een uitzondering gemaakt voor het Prenten kabinet te Amsterdam, dat zoodoende in 1917 zijn schuld aan de Vereeniging Rembrandt (ter zake van aankoop eener Rembrandtteekening) kan aflossen. Begrijpelijk is het, dat de Minister de nieuwe wijze van subsidieering der Open bare Leeszalen, waarmede ongetwijfeld een veel hooger bedrag zou zijn gemoeid, nog niet heeft aangedurfd. De thans reeds uit getrokken som van ?40,730 is toch alreeds zeer respectabel te noemen. Al mist men enkele posten nog zeer, (b.v. het in 1914 van de begrooting teruggenomen subsidie voor de Nederlandsche orkesten), toch mag men dankbaar zijn, dat wederom verschillende andere in 1914 geschrapte subsidies zijn teruggekeerd, b.v. voor de Ver. van Noord-Nederl. Muziekgeschiedenis, de Mij. tot bevordering der Toonkunst, en andere meer. Belangrijk komt ons het standpunt voor, dat de Minister inneemt in zake het Kunst en Teekenonderwijs. in verband met de nieuw ingestelde akte M. O. teekenen en boetseeren. Een commissie, ingesteld om voorstellen te doen, had geadviseerd tot opheffing van de Rijks-Normaalschool voor Teekenonderwijs. De Minister nu wil hier niet in treden, maar stelt een reorganisatie voor, die hierop neerkomt, dat het onderwijs in het vervolg zal worden uitgebreid met het decoratief teekenen (M. b.), waartegeniiuiiimimiii op hol brengt, een meisje met aanbidders en slaven, om weer des schrijvers eigen uit drukkingen te gebruiken, een onwederstaanbaar stout kindje met een ondeugendheid, heerlijk vol temperament. Omdat Lex den roep heeft van koket te zijn, en er ook wel heel dikwijls den schijn van op zich laadde, noemt Hendrik haar Carmen" en zóis dit de titel van dezen roman geworden. Als de heer de Meester ook maar een vaag begrip had gehad van de ware natuur van Carmen" zou hij zeker zijn roman een anderen naam hebben gegeven. 'Denkt men niet, den naam Carmen" lezend, aan prachtigen, zich uit-levenden hartstocht, die vrij wil blijven'en zich vrij uit-viert tot in den dood, niets ontziende, en voor niets buigend ? Door aan zijn twee deelen dikke boek den naam Carmen" te geven geeft de schrijver er de pretentie aan van iets, dat het ner gens heeft: passie. Is het niet van Deyssel geweest, die eens geleeraard heeft: Kunst is Passie ? Met dézen kunst-maatstaf gemeten zou Carmen" stellig gén kunst zijn, want ner gens klinkt in dit boek de brandende stem van den hartstocht. De Lex, die er de heldin van heet te zijn, is gén Carmen", die, om de vrijheid van haar passie hoog te houden, den dood ver kiest boven den dwang, en die omhuiverd wordt door noodlot van dood en verderf, maar is, ondanks haar pose en artistieke affectatie, au fond een hollandsche burgerjuffrouw, die wel schoone theoriën ver kondigt over geestelijk n lichamelijk nzijn in het huwelijk, maar toch ondertusschen heel netjes naar den Burgerlijken Stand gaat met een' rijken kwibus, gewikst en berekend als zij is, en die later, als zij even door liefde-en-hartstocht is aangeraakt, zich braaf gade (ik gebruik hier des auteurs eigen woorden) en hoedster van haar gezin voelt, en als fatsoenlijke burger-mevrouw bij man en kinderen blijft. Ik heb er niets tegen, dat zulke halve en middelmatige vrouwen-naturen in een roman geanalyseerd en psychologisch beschreven worden, en de burgerlijke moraal kan er slechts bij winnen, als Lex ten slotte haar, evenals zij getrouwden, minnaar braaf ver manend voorhoudt; Het huwelijk is een sacrament, Henk! en Allebei boeten we voor onzen trouwdag. Maar noem dan zoo'n vrouw alsublieft geen Carmen", betitel een boek niet Car men", dat een doorloopende variatie is op het thema: een huwelijk zonder nheid van geest en lichaam is slechts misère, en dat dan toch zoo fatsoenlijk eindigt met de plechtige verzekering, nog wel door deze Carmen" zelve uitgesproken, dat het een sacrament" is. Geef zoo'n boek liever als titel Het Sacrament" of De boete van den trouwdag" of zooiets, maar niet met een pretentie op ten dood gewijden hartstocht: Carmen''. Carmen is, zoo ge wilt, een slechte vrouw, en zeker een zér onfatsoenlijke, ze is onge twijfeld, volgens Izekere moraal, onzedelijk i en gewetenloos, maar ze is k een vrouw, die de hoogheid van den hartstocht kent, j en die trouw aan zich-zelve is tot in den ? dood. Steeds voelt zij een Noodlot over l zich huiveren, maar zij verkiest den dood j boven eiken dwang, die haar heerlijk zichj uitleven zou willen beletten. l De Carmen" van dit boek echter is een i vrouw, die niet durft te leven evenals de over het werktuigkundig teekenen (M. f.) vervalt. De groote verrassing" van de begrooting, het heugelijke feit, is de memorie-post voor de nieuwe huisvesting der Rijks-Academie van Beeldende Kunsten, waarvan wij in den aanhef repten. De bedoelde post betreft het honorarium enz. voor de jury, welke door den Minister zal worden benoemd ten be hoeve van een open prijsvraag voor het te stichten gebouw. Ziehier een van de mooiste daden op kunstgebied, die men in deze tijden kan verwachten. Allereerst toch worden hier de academische" kunstbelangen op zijn allerbeste gediend en zal nu, naar het Han delsblad zoo terecht heeft opgemerkt, het flinke, krachtige middelpunt, dat de Aka| demie steeds was, worden versterkt en gemoI derniseerd. Bovendien zal er, eerst voor onze i architecten, daarna voor.de handwerkslieden, werk komen van niets te onderschatten beteekenis. Den grond voor het gebouw geeft de | gemeente Amsterdam, het gebouw zal het Rijk geven: de bouwmeester zal door een open prijsvraag worden aangewezen. Kan het beter ? Voorwaar, hier zijn de belangen . van onze architecten-kunstenaars in alle ! opzichten behattigd. Moge de volksvertegen woordiging dit loyale standpunt van den Minister beamen en moge het resultaat zijn een bouwwerk van beteekenis! Dit gedeelte van onze Staatsbegrooting is een stap in een goede richting. Waren de tijden beter, dan zou het zich veel ruimer kunnen ontplooien. Het is te verwachten, dat wie reeds thans voorzichtig in deze rich ting sturen, na den oorlog nog des te krach tiger voort zullen gaan met verjonging van zoo menig onderdeel onzer officieele kunstaangelegenheden, dat daaraan sinds lang behoefte heeft. W. MARTIN * verschillende modellen direct leverbaar Garage NEFKENS Jacob Obrechtstraat 26 TELEFOON ZUID 2507 andere hoofdpersoon Hendrik dit niet durft, bijna alle menschen uit dezen roman zijn burgerlijke, halve, middelmatige naturen, behalve Tromp, den nigen man eruit, die door den auteur met groot talent er in is geteekend. Tromp durft te leven, en te ster ven, en eindigt dan ook in den dood, Lex en Hendrik sukkelen dór als brave burgermenschen, die gade" zijn, in hun gezin", Nog eens: ik heb hier niets tegen, en het kan slechts gunstig zijn voor de moraal. Maar schrap dan ook den titel, met de pre tentie die hij medebrengt, van Carmen", welke ons doet hopen op teugelloozen, ontembaren hartstocht, die liever den dood tegemoet gaat dan niet meer vrij te zijn. Ik heb reeds verscheidene malen het woord burgerlijk" gebruikt, en als ik met n woord dezen roman zou moeten karakteriseeren zou het zijn met: burgerlijk. Vier honderd een en vijftig bladzijden lang lezen we hier van burgerlijke menschen, die burgerlijke gesprekken houden e;; bur gerlijke dingen doen, in burgerlijke milieus. Ook op net zoogenaamde deftige buiten op Heidelust is het nog burgerlijk ten slotte. Hoe prachtig zou het geweest zijn, indien tusschen al die onbelangrijke menschen wer kelijk een Carmen" ware opgestaan, die over al dat kleine de geweldige vlam van hartstocht had kunnen doen laaien, en in al dat bur gerlijke gedoe den brand had kunnen steken! Maar deze pseudo-Carmen, die zoo fijn en scherp de convenlioneele ellende van Hendrik's huwelijk heeft ontleed, en hem zoo gevoelig daarover schrijft als hij die misere in een boek onder pseudoniem heeft uitgezegd, zij trouwt, als de eerste de beste hengelende" jongedame, met een onmogelijken kwibus, die fortuin heeft, hoe /el zij den auteur van dat hoek over vrou ,/en schrijft die niet vermogen de minnares van hun man te zijn, die tekort aan geestelijk leven hebben, en voor wie hun man niet de cenige-mensch-op-aarde is. Een psychologische fout bovendien, die onverklaarbaar is. En dezelfde Carmen", als zij later op het punt staat, eindelijk eens iets van de echte Carmen" te hebben, en met den man, dien zij liefheeft te vluchten, voelt zich, hoewel zij nooit lichamelijk noch geestelijk, iets met haar wettigen man ge meen heeft gehad, opeens hoedster van haar gezin" als die man een, in een roman altijd zeer van pas komend, automobiel-ongeluk heeft gekregen, en hun dochtertje licht daarbij gekwetst is. Het is met moeite, dat ik dezen langen, langen roman heb uitgelezen, een roman, laat ik dit er vooral bij zeggen, die volgens den gedurende de laatste jaren geldigen maatstaf, een groot kunstwerk zal worden genoemd, en in vernuftige artikelen van erkende critici, lot in de kleinste onderdeelen geanalyseerd, zal bewonderd worden om de fijne psychologie, de karakteekening, en misschien ook wel de onaandoenlijkheid van naturalistisch-realistisch boven het on derwerp staan" zooals dat, meen ik, heet. Toch zou ik mij al zeer vergissen, indien deze kunst" niet reeds ten doode ware op geschreven, en in de eerstkomende tijden een groot, geestelijk verlangen deze hoog geroemde literaire spijze, die zeker zeer voedzaam en solide is, niet onaangeroerd zou laten. De lectuur van deze kunst" heeft mij vermoeid, door de ondichterlijke, stroeve, onaandoenlijke taal, die nergens zingt, maar overal koud beschrijft. Nergens heeft een OORLOGSWINST-MAKERS Teekening voor de Amsterdammer" van'George van Raemdonck x' x ^' >"r <v *-V -^l^^^^iv X a-rr.-i T* f S*i -Ör^4\ schoone volzin als muziek in mij nageklonken, een rythme mij van vreugde doen op springen. Ik schrijf hieronder een lange volzin af, d(e mij is bijgebleven Van den als geglansd metaal diep schit terenden avondhemel was de hitte niet te dooven geweest; den korten nacht was de brociing droog blijven hangen; en als een brand sloeg nu de fonkeling uit, aan de bloemen, aan het grint en aan het lofwerk witte strepen, eerst onlangs voor de schut ting gespannen dien Juni-ochtend in Tilly's tuintje, toen ze, loom door bezorgdheid, meer dan van moeheid, na een nacht van zóweinig verkwikking, vergeefs met Mina overlegde, vergee/s naar afleiding zocht, voor Suusje, daar deze drenzerig was, ongedurig, telkens opnieuw door buikpijntjes geplaagd. De op hoogen toon gestemde aanhef, in contrast met den verderen aanloop en met het einde van Mina" en Suusje" en de buikpijntjes, doet pijnlijk aan, en ook hier doet zich de burgerlijkheid voelen. Ik zou tientallen van dergelijke zinnen kunnen afschrijven. Het kan zijn dat, naar een anderen maat staf geoordeeld dan een musische en dus dichterlijke, deze roman Carmen" een ver dienstelijk literair werk is. Maar ik vond het verschrikkelijk, twee dikke deelen lite ratuur door te lezen, en niet verblijd en ontroerd te worden door n dichterlijk woord, door n verheven gedachte. HENRI BOREL PIERRE KEMP, De Bruid der Onbekende Zee, en andere gedichten. Maastricht, Maastrichtsche Boek- en Handels drukkerij. Bij het lezen in dezen bundel gedichten herinnerde ik me eensklaps weer de teleur stelling, die ik als jongen voelde, wanneer we, over de duinen op zoek naar bramen, op een boschje struiken waren afgestormd, waarvan we al op een afstand vol-rijpe bessen tegen het vaal groen hadden zien donkeren en we vonden dan overal tusschen enkele zwart-sappige bessen ristjes aan ristjes hard-groene, oneetbare vruchtjes. In een oogenblik waren die enkele dofblauwe, rijpgezwollen bramen afgegrist, en in onzen hijgenden dorst slikten we de wrangere, even doorroodde vruchtjes mee naar binnen; maar dat je nu op denzelfden struik en aan denzelfden zonkant, vlak naast die paar zoete, blauwdonze bessen zoo'n massa van dat kleine groene goed vondt, dat al te zuur pp je tong brandde, dat je niet doorslikken kón, dat doorwrevelde me dan, loom en dorstig als ik was, met een spijtig gevoel, dat werd in onze klam-heete vermoeidheid, tot een haast tergende onverklaarbaarheid. Deze gedichten van Pierre Kemp hebben wel iets van zulke braamplanten, woest opstruikend tegen een duinhelling; er zijn verzen in dezen bundel als bloeddonkere vruchten, die zoetig-koel sappen op je tong, maar dan weer ineens komen er deelen, zoo bijtig-zuur als onrijpe braamtrosjes. Wanneer ik niet zoo telkens echt-mooie verzen in dit boek gevonden had, misschien had me 't leelijke, dat er telkens doorheenvlekt, minder gehinderd. Natuurlijk, er bestaat geen enkel dichtwerk, of ge kunt er wel onderscheid in kracht en frlschheid vinden tusschen 't eene vers en 't andere, maar hier is de tegenstel ling tusschen de goede en de mindere ge deelten van eenzelfde gedicht te schel, en daardoor pijnlijk-storend. 't Meest zuiver leek me het gedicht Raamrozet, waarin heerlijk-sterke verzen staan, verzen vol rijken bloei: er is trouwens geen van deze gedichten, of ge voelt er wel op de een of andere plek een zoeling van echte poëzie door ruischen. Slechts de rustige, zekere scheppingskracht, die niet telkens tot oogenblikken van machteloosheid inzinkt, ontbreekt hier nog teveel. DIRK BREEBAART * * * Louis PIÉRARD, A la Gloire du Plotte. Leiden, A. W. Sijthoff. De dichter van de Images Boraines" heeft in dit werkje eenige levendig weerge geven indrukken verzameld van de Piottes'' (de Belgische poilu's)," zooals zij zich bewegen aan het front, met verlof in Londen, of wel in het interneeringskamp, en zooals zij zich in hunne brieven of in kwinkslagen, die in de loopgraven de ronde doen, op hunne pittige wijze uitdrukken. De verdere inhoud wordt, met de opdracht aan den te vroeg gestorven Belgischen kun stenaar Rik Wouters, door een reeks stem mingsvolle gedichten gevormd. Als de mineur-toon in sommige Beethovensonate's waart de stille weemoed van den réfugié", zijn heimwee naar alles wat hem zoo lief was, naar zijne noirscorons borains," door deze verzen. Hij moge zich even over geven aan de bekoring van de vredige kalmte van onze wijde verschieten, van onze stille grachten met hunne oud-Hollandsche gevels; zoet is deze bekoring nimmer. Steeds doemen weer voor 's dichters geestesoog de beelden van zijn geteisterden geboortegrond, van den IJser, waar Walen en Vlamen hun bloed storten voor de zaak, die hun heilig is. Mooi heeft Piérard deze verbroedering tus schen de twee rassen in Nuit de Noël dans la tranchée" bezongen. Op Kerstnacht ver schijnt den soldaten in de loopgraven een vizioen van de naderende overwinning. De laatste regels zijn van een sobere, maar diep-innige schoonheid: Le Flamand: Di.nne ta main, l'ami! Le Wallon : Kmlirassons-nous, mon fivre! Le Flamand: A la vie. :'i !a mort' Le Wallon: Avec toi j'ai souiler! ' Verzen om steeds weer te lezen. A. VAZ DIAS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl