Historisch Archief 1877-1940
11(1)
14 Oct. '16. ^ No. 2051
l l
>D E A M S T E R D A M M E R, WEEK B LA >'. VOO RN E*D E R L AND
\* i*
1 * V l
i' L11
? F '
(Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan)
Het daghet in het Oosten".
De Medewerking van alle Bevol
kingsgroepen bij den Vooruitgang
van Ned. Indië
door Mr. J. H. ABENDASON
Oud-Directeur van Onderwijs en Eeredienst
Sedert ongeveer 16 jaren is Ned. Indië
een nieuw tijdperk ingetreden. Werd te voren
uit de niet-europeesche bevolkingsgroepen
gaen enkel geluid vernomen, doch alles
door Europeanen bedacht en uitgewerkt
en dan nog bijna geheel van ambtelijke
zijde, waar het geen particuliere belangen
betrof plotseling werd het anders. Het
Maatschappelijk-politieke
stroomingen in Indië
door Dr. D. A. RIXKES
Voor zelfs een oppervlakkig waarnemer
kan het niet verborgen blijven, dat in Indië
belangrijke veranderingen op geestelijk ge
bied hebben plaats gegrepen, dat er een
doorbraak is gekomen in de Oostersche
berusting en onverschilligheid, waardoor
nieuwe ideeën in steeds sterker mate de
gemoedereu binnenstroomen.
Evenals overal elders ter wereld hebben
deze ideeën niet op alle bevolkingsgroepen
gelijkelijk gewerkt. Immers, die bevolking
is geen bewogen massa: van ouds her kan
men haar verdeelen in drie hoofdgroepen :
de hoogere, ieudale adel, de ambtelijke
middenstand en de kooplieden, landbouwers
en werklieden, te zamen de eigenlijke be
volking vormende.
Sedert 1816, dus nu een eeuw geleden,
werd het centraal oppergezag rechtstreeks
door hel Nederlandsch gouvernement uit
geoefend, hetwelk echter principieel geen
verandering bracht in de bestaande ver
houdingen der bevolkingsgroepen. Het trad
alleen ordenend en regelend op, geheel in
verband met het primaire nog steeds gel
dende doel onzer komst in Indië, nl. ver
richting van handel, waarvoor rust en vrede
in de eerste plaats vereischt worden. Toch
kan men niet ontkennen, dat door de ver
ordeningen des Gouvernements veel ver
betering op verschillend gebied is tot stand
gekomen; zeker niet het minst voor de
groote massa der bevolking zelve, echter
zonder dat in de staatkundige positie
daarvan eenige verandering kwam. Het volk
bleef geregeerd door de hoogere adel,
inmiddels de ambtelijke middenstand moest
aan allerlei verplichtingen voldoen zonder
dat het zelf iets had in te brengen, en stond
nog dikwijls bloot aan allerlei min oirbare
handelingen hunner hoofden, doch
aanvaardde dit alles als een beschikking van
hooger hand, als een onveranderbare stand
van zaken, vergelijkbaar met de wüze
waarop wij het weer, gunstig of ongunstig
aanvaarden.
Door allerlei omstandigheden, in de eerste
plaats het onderwijs, dat van
gouvernementswege werd gegeven, weliswaar in den
beginne aan een zeer gering aantal lieden,
voorts door den omgang met Europeanen,
door het aanschouwen der technische voort
brengselen uit het Westen, zeker evenzeer
door politieke veranderingen, die in het
begimana kangdjeng toewan poenja
timbangan" (zooals het oordeel is van den
machtigen heer), als antwoord op verzoeken
om advies, werd zeldzamer en maakte plaats
voor de uiting vaneen onbevangen oordeel,
blijk gevende van ernstig nadenken. Meer
nog ongevraagde meeningen werden be
kend gemaakt en door den druk verspreid.
En al was, wat heel natuurlijk is, gelet op
de ongeoelendheid, niet altijd de vorm onbe
rispelijk, en al gaf hij soms zelfs aanleiding
tot ergernis, wat noodeloos afbreuk deed
aan de goede bedoeling, de groote zaak is,
dat in indië, ook in kringen der inheemsche
bevolking, en in die van Chineczen en
ArabieOosten plaats grepen, begon men te wan
kelen in zijn oude ideeën, kregen de ge
voelens, met welke men tot nu toe alles
had aanvaard, een eerste deuk en werd een
streven merkbaar om te trachten zich op
te heflen tot een eigen volksbestaan, zooals
men dat bij andere volken uit de verte
waarnam.
Het eerst manifesteerde zich dat streven
bij de meer ontwikkelden, die mede door
hun veelvoudiger aanraking met Europea
nen daartoe het eerst aanleiding vonden.
En zoo werd in 1908 te Djokja een
vereeniging opgericht, Boedi elomo geheeten,
die na eenige oscillaties de vereenigiug der
Intellectuels is geworden.
In den beginne had zij ruimer idealen,
wilde het geheele Javaansche volk en ook
alleen dat omvatten met vagelijk als eind
doel een soort supprematie over de andere
rassen in den Archipel. Dat idee is nog bij
velen van hen aanwezig, doch het is als
praktisch onuitvoerbaar wel ter zijde ge
steld en een democratisch streven in
eenigszlns interracialen zin daarvoor in de plaats
gekomen. Als gevolg daarvan scheidden
zich eeuerzijds de Regenten, die lid waren
geworden, anderzijds de groepen uit de
groote massa der bevolking, van hen af,
waardoor er echter teekening kwam in het
streven der vereeniging, die daarbij, hoewel
nog op bescheiden schaal, op beslist succes
mag bogen.
De tweede groote manifestatie van ople
ving der bevolking vond plaats in den loop
v au 1912 door het tot stand komen der ver
eeniging Sarekat Islam. De aanleiding daar
toe was een geheel toevallige en behoeft hier
niet nader uiteengezet. De redenen echter
waren het gevoel van onmondigheid, van
hulpeloosheid, van machteloosheid tegen
allerlei instellingen eu omstandigheden,
waarmee men dagelijks te maken had en
waartegen men als bij instinct voelde, alleen
door onderlinge aaneensluiting, om door
massabetoog indruk te maken, te kunnen
opwerken. In eenige maanden tijds telde
de vereeniging baar leden bij honderddui
zenden, hield zij drukbezochte congressen
op centrale plaatsen op Java en trad zij
ook plaatselijk tegen allerlei misbruiken,
die speciaal der bevolking aangingen,
krachtig op.
Was het uiterlijk optreden van Boedie
Oetomo steeds archi-correct gebleven en vol
komen binnen de perken door wet en con
ventie oesteld, by de Sarikat Islam was dit
geenszins altijd het geval. Door de
onervarenren, de public spirit geboren was, zich steeds
verder ontwikkelde, en daardoor aandacht
afdwong, in vroegere tijden ongedacht.
De neiging bestaat bij velen dit merk
waardig verschijnael in verband te brengen
met den Russisch-Japanschen oorlog. M. i.
ten onrechte, want reeds vór dien strijd
was de nieuwe toestand ontstaan, en hij
openbaarde zich, wat zeker van groot belang
is voor het algemeen welzijn der menschheid
en voor de rustige ontwikkeling van Indië,
geenszins in vijandigen zin tegen het westen.
Integendeel, het eerste verlangen dat zich
deed hooren was: kennis der Nederlansche
taal; de ongelooflijkste opofferingen ge
troostte men zich om les te krijgen, om zich
te oefenen in het spreken, om boeken machtig
te worden. Ook de westersche ontwikke
lingsgang werd met de meeste belangstelling
gadegeslagen en nagevolgd, voor zoover de
omstandigheden dit toelieten.
Het zou verstandige politiek zijn geweest,
en aangewezen tevens door waardeering van
vooruitgangs-verschijnselen, indien dadelijk,
zoowel van Regeeringswege als van parti
culiere zijde de hand ware uitgestoken om
tegemoet te komen aan de moeilijkheden
van het overgangstijdperk. Anders evenwel
ging het. Veel tijd was noodig voordat het
beaef doordrong, dat werkelijk een nieuwe
gedachtenloop was begonnen, welks leiding
injuiste banen eeneisch wasvanmenschelijk
medeleven en van helder inzicht in komende
dingen. Het scheen ondenkbaar, dat de
Inlander en de Chinees, gedurende drie
eeuwen volkomen volgzaam, opeens nieuwe
denkbeelden zouden koesteren, op eigen
beenen zouden gaan staan, naar zelfstan
digheid zouden haken. Nu ja, dacht men,
indien al enkelen dit standpunt kunnen
innemen, de millioenen anderen blijven
toch zooals zij waren, en waartoe zich dan
te bekommeren over de wenschen van die
onzinnige enkelen". Men vergat dat het
aantal enkelen", eenmaal ontstaan, met
den dag toeneemt, en dat de groote meer
derheid in alle landen en in alle tijden ten
slotte geleid wordt door de enkelen", die door
rijp nadenken voormannen zijn geworden.
Toen dit eindelijk eenigermate werd inge
zien, was noodeloos uit het treuzelen reeds
voortgesproten een geest van nog sterker
verlangen naar mondigverklaring, niet altijd
rekening houdend met de noodzakelijkheid
van mondigïi'o/'rfwif/.
Aan den roep naar meer ontwikkeling
werd gevolg gegeven door de oprichting
van een grooter aantal scholen; kennis
verwerving van het Nederlandsen, werd
mogelij k gemaakt; hervormingen op velerlei
gebied heerendienstvermindering, af
schaffing van gedwongen cultuur, verbetering
van politierechtspraak, invoering van een
voor allen bereikbaar credietwezen,en andere
kwamen tot stand of worden voorbereid.
En wat voorts van belang was en waar
deering vond: het oordeel van Inlander en
Chinees kwam meer tot zijn recht door de
inruiming van zetels in de gewestelijke en
plaatselijke raden, in commissies um over
algemeene belangen advies uit te brengen ;
door enkele benoemingen tot ambten, vroeger
alleen door Europeanen bekleed; door de
openlijke erkenning van lichamen door
Inlanders in het Ie/en geroepen om voor
den vooruitgang werkzaam te zijn en zelfs
politieke wijzigingen voor te bereiden.
Intusschen het tempo van tegemoetkoming
was, en is ook nu nog, te langzaam. Het
houdt geen rekening met het zeer gewoon
en verklaarbaar verschijnsel, dat een volk,
eenmaal ontwaakt, zij het ook uit den slaap
van eeuwen, wakker is, en niet meer aan
indommelen denkt; integendeel den verloren
tijd tracht in te halen en met alle kracht
voorwaarts wil gaan. Men'kan dan niet
meer zeggen: wacht op komende tijden
voor alles wat u betreft. Wij, westerlingen,
hebbeu eeuwen noodig gehad om te komen
waar wij zijn; gij moet nu ook doen als
waart gij in eene vroegere eeuw." Een
welverdiende lach zou het antwoord zijn,
en het wakker geworden volk zou alleen,
heid harer leiders waaronder ook minder
gunstige elementen schuilden en de geringe
ontwikkeling harer leden, alsook de be
trekkelijk geringe vrijheid van beweging,
die men genoot, en waarvan men niet steeds
het juiste gebruik wiet te maken ; ten slotte
ook door het groote aantal misstanden,
waartegen men tegelijk wilde optreden,
vonden op vele plaatsen onaangenaamheden,
zoowel met de gestelde machten, als met
particuliere machthebbers, plaats. De grieven,
die men had, waren voornamelijk gericht
tegen de gebrekkige politie-uitoefening,
waarvan ieder persoonlijk wel eens het
schadelijke van ondervond, voorts tegen de
Chineesche handelspolitiek en tegen de
grootere Europeeschc landbouwindustrie.
Bovendien was er een ernstig streven tot
verbetering in eigen kring, tot opheffing van
het algemeen zedelijkheidspeil, zooals het
nakomen van afspraken, het bestrijden van
ontucht,het tegengaan van woekerpraktijken
etc. De botsingen hadden nergens een ernstig
verloop, wist men door wegneming der
inderdaad rechtmatige grieven, voor zoover
dat aanstonds doenlijk was, door tactvolle
inlichtingen der leiders te bereiken, dat
deze vereenigiug zich sedert, voor zoover
Java aangaat, evenzeer binnen voeg/.ame
banen ging bewegen, al geschiedt dan som
wijlen de wijze van optreden tegen door de
leden gevoelde tekortkomingen niet steeds
op de rustige en berustende wijze die
men tot nu toe steeds gewoon was.
Vooral het feit, dat bij deze vereeniging
het godsdienstig element, dat als lok- en
bindmiddel der heterogene groepen werd
gebruikt, bepaald op den voorgrond trad,
heeft in den beginne eeuige onbehaaglijk
heid gewekt. Doch de uiteraard kalme
mentaliteit der bevolking en het correcle
optreden van enkele bekwame leiders heelt
gemaakt, dat ook te dien opzichte het
algemeen aspect gunstiger is geworden.
Het nut dat deze vereeniging bereids heeft
gehad, laat zich niet dadelijk onder cijfers
brengen, doch het valt niet te loochenen,
dat velerlei in het optreden van verschil
lende lagere autoriteiten, van Chineesche
handelaren en van landbouwindustrieelen
belangrijk ten goede is gewijzigd, dat vooral
in inaatschappelijken zin, belangrijke groe
pen der bevolking in beslist gunstiger con
dities zijn gekomen dan voorheen.
Toch heeft het streven der Sarekat Islam
zich nog lang niet in die mate afgeteekend,
als dat van Boedi Oetomo; vooralsnog is er
betrekkelijk weinig eenheid van richting,
zelfs niet in het godsdienstige, te bespeuren,
en dan in menig opzicht onbeholpen, gaan
doen, wat het veel beter tot stand kan
brengen met vriendschappelijke leiding van
mede-strevende westerlingen.
Wanneer men zich nu afvraagt wat ge
schieden moet om te komen tot eene goede
oplossing van alle zich voordoende be
zwaren, dan is allereerst de wensch te
uiten, dat de algemeene geest van voor
oordeel moge verdwijnen. Vele Europeanen
in Indië achten zich verre verheven boven
de inheemsche bevolking en de andere
groepen. De huidskleur is voor menigeen
een alles beheerschende factor. Ieder
witmensch is krachtens het enkele feit van
zijn blank-zijn een haantje de voorste, die
zich gerechtigd acht met geringschatting
neer te zien op elke nuance van donkere kleur,
afwijkend van zijn eigen blankheid. Weet
hij die geringschatting te overwinnen, dan
meent hij reeds veel te doen door eene
nederbuigende vriendelijkheid, wellicht neg
stuitender dan geringschatting. Slechts be
trekkelijk weinigen beseffen ten volle, dat
niet de kleur of eenig verschil in lichaams
bouw den eenen mensch onderscheidt van
den ander, doch alleen de mate van ont
wikkeling van hart en hoofd, en de wijze
waarop de levensplichten worden vervuld.
Zij. die hiervan diep doordrongen zijn, ge
voelen ook ten volle, dat tusschen alle
rassen in Indië een band van goede gezind
heid moet bestaan, en dat die band een
bron van geluk is, omdat uit het
gedachtenen gevoelsleven van den oosterschen broeder
veel te leeren valt, terwijl wederkeerig de
westerling, door de gunstigere omstandig
heden waarin hij geleefd heeft, veel kan
geven wat in hem tot klaarheid is gekomen.
Indien ieder, die nog niet overtuigd is
van het zoo even beweerde zich zelf die
overtuiging zou kunnen, d. w. z. zou willen
bijbrengen, dan is voor Indië de grootste
moeilijkheid van het heden en van de
toekomst opgelost.
Een waarachtige handdruk tusschen alle
rassen is trouwens niet alleen aangewezen
voor Indië, maar voor het welzijn der ge
heele menschheid, die in hare verscheiden
heid ten slotte n is, en zich n wetende
en gevoelende veel meer kan bereiken, dan
wanneer de verscheidenheid een reden blijft
om elkander als vijanden te beschouwen
en uit dien hoofde afbreuk te doen. De
eensgezindheid bouwt het geheele
menschdom op; het zich blind turen op de ver
scheidenheid breekt af wat reeds opgebouwd
is en verhindert den verderen opbouw.
Nu komt echter do dadelijke toepassing
van het voorafgaande voor de Regeering,
voor de Staatslieden, voor de Staatsdienaren
op welk gebied ook. Allen behooren bezield
te zijn met het vermogen om over de ver
scheidenheid heen te zien, om van de nu
nog niet altijd overeenstemmende bevol
kingsgroepen in Indië een harmonische
eenheid te maken ten aanzien van wetge
ving en rechtspraak, ten aanzien ook van
de mogelijkheden tot verheffing van geest
en gemoed, tot verbetering van maatschap
pelijke toestanden, van landbouw, nijverheid,
handel, scheepvaart en andere economische
instellingen, met dien verstande dat de
medewerking der niet-Europeanen aan den
bloei daarvan zich uitbreide en diepgaander
worde, en dat het verrichte werk naar
verdienste belooning vinde.
Moge het ook in voorbijgegane tijden
noodig zijn geweest om aan uiteenloopende
behoeften tegemoet te komen door verschil
in regeeringsbeleid, nu de omstandigheden
geheel veranderd zijn, ligt ook wijziging
van dat beleid voor de hand.
Er is iets bij uitstek onlogisch in de
uitschakeling van millioenen inwoners van
een land oin de beslissing over alles te
leggen in de hand van eenige van buiten
gekomen duizendtallen mede-bewoners.
Er is iets zeer onrechtvaardigs in de ont
houding der voordeelen van economischeu
vooruitgang aan die millioenen oorspron
kelijke bewoners.
Zótoch was de werkelijke verhouding
wegens de heterogene bestafaddeelen, waar
uit de vereeniging tot nu toe is samengesteld.
Heeft men in Boedi Oetomo voornamelijk
te doen met den ontwikkelden ambtelijkeu
middenstand, die in hoofdzaak een politiek
doel nastreeft, in de Sarekat Islam zijn
allerlei heterogene elementen samenge
komen met uiteenloopende belangen en
uiteenloopende beginselen, zoodat in den
boezem der vereeniging ook nopens zaken
van algemeen belang volsirekt geen eens
gezindheid heerscht, veeleer botsingen van
belangen voorkomen, welke op den duur
tot nadere groepeering zal moeten leiden.
Uit den aard der zaak zullen b.v. de
inlaudsche handelaren andere belangen
hebben, andere wenschen nastreven, dan
de bij hen in dienst zijnde werklieden, zullen
de meer orthodox geloovigen andere op
vattingen huldigen, dan de meer ontwik
kelden onder de leden. En op de tot nog
toe gehouden congressen is dan ook meer
malen deze verscheidenheid van zienswijze
gebleken.
Indien de Regeering met takt voortgaat
zich in vooruitstrevende richting te bewegen,
aan de rechtmatige grieven van de verschil
lende bevolkingsgroepen tegemoetkomend,
op onbekrompen wijze geleidelijk den weg
opent tot hunne emancipatie in verband
met hunne politieke, sociale en
oeconomische mondigheid, dan is van die opleving
op verschillend gebied, die thans kortelijk
werd beschreven, geenerlei gevaar te duchten.
Integendeel mag men verwachten, dat het
Oppergezag des Gouvernemeuts veeleer ver
sterkt wordt, naarmate door de opneming
daarin en door toekenning van invloed aan
leidende bevolkingsgroepen, een Indisch
element wordt binnen gebracht, zoodat niet
meer de tegenstelling van Gouvernement
en bevolking wordt gevoeld, doch daarvoor
in de plaats komt een besef van
samenhoerigheid, het bewustzijn dat het Gouver
nement is de belichaming van de gezamen
lijke macht van allen en het
evenwichtbeginsel van al die verschillende
schakeerin^eu die iii de Indische maatschappij
voorkomen,
Uit het bovenstaande volgt tevens, dat
het bepaald onverstandig zou zijn geweest
de vereeniging te verbieden, want men zou
wel deze daardoor het voortbestaan hebben
verhinderd, geenszins echter de gevoelens
en stemming over de betrokken bevolkings
groepen hebben weggenomen, welke zich
dan toch, waarschijnlijk op voor het Gezag
minder aangename wijze, uiting zouden
tot voor korten tijd. Ea zoo is zij in hoofd
zaak eigenlijk nog.
Het spreekt van zelf, dat niet op n dag
alles omver te werpen is. Geleidelijk zullen
de vereischte wijzigingen zijn aan te brengen;
geleidelijk, maar niet te langzaan. De hoofd
zaak is om thans reeda onomwonden het
beginsel te aanvaarden, dat uit moet loopen
op gelijkheid, al zullen hier en daar kleine
afwijkingen, bijv. op het gebied der bur
gerlijke wetgeving, in overeenstemming zijn
met de wenschen der niet-Europeesche
bevolking.
Hierop komt het vooral aan, dat die
wenschen zich vrij en duidelijk kunnen
uiten; dat die uiting geschiede met kennis
van zaken, dus na de onmisbare voorbe
reiding door degelijk en op de praktijk van
het leven gericht onderwijs; en dat de
mogelijkheid besta de uiting te doen
plaats hebben met rechtstreekschen invloed
op de totstandkoming van hetgeen voor de
herboren maatschappij noodig is.
Het behoeft wel geen betoog, dat niet
alle 40 millioen inwoners van Ned. Indië
op gelijke hoogte van geestesontwikkeling
zullen kunnen komen, om samen te werken
aan de toekomst-instellingen. Dit is in geen
enkel land ter wereld het geval, en is dus
ook in Indië niet te verwachten. Wél moet
echter bestaan de mogelijkheid om de ver
eischte ontwikkeling te verkrijgen, voor
allen, zonder onderscheid van rang en stand.
Het zal dan afhangen van persoonlijke be
gaafdheid en wilskracht wie wél, wie niet,
geroepen zullen zijn om als eerste, tweede
en derde soort hervormers op te treden.
Eenmaal echter geschikt geworden voor de
nieuwe taak, hebbe geen terugdringing
plaats, op grond van nieuwe vooroordeelen
en denkbeeldige bezwaren.
Het valt niet zoo heel moeielijk in te
zien, dat de billijkheid medebrengt aan de
nieuwe medewerkers niet dadelijk te hooge
eischen te stellen, doch gedachtig aan den
spreuk fabricando fabri fimus" iii den
aanvang genoegen te nemen met zwakke
krachten, mits slechts aanwezig zij de vaste
wil om met inspanning en vastberadenheid
te geven alles wat in elks vermogen is.
Is eenmaal het besef levendig geworden,
dat werkelijk op de geschiktheid tot mede
werking aan de algemeene zaak practische
uitoefening volgt, dan is de volkomen
geschiktwording, zelfs zonder inachtneming
van zekere toegevendheid, zeer spoedig te
verwachten. Niets is krachtiger aansporing
voor den mensch die wil, dan het besef
dat zijn wil kan worden omgezet tot wer
kelijkheid, en de zekerheid dat hij dan
rechtstreeks bevordert alles wat strekken
kan om zijn volk, om zijn land vooruit te
brengen.
Dit vooruitbrengen, langs alle wegen,
door alle middelen, van het groote, schoone
Insulinde : kan er wel heerlijker taak zijn
voor het moederland en zijne zonen en
dochters, maar vooral voor de zonen en
dochters van Insulinde zélf, die, na lang de
gelegenheid daartoe te hebben gemist, thans
eindelijk de kracht in zich gevoelen om
met hart en ziel aan het werk te gaan en
met scheppende hand te ontginnen het
breede veld dat nog braak ligt.
Voor die ontginning, in letterlijken en
overdrachtelij ken zin, kan niet volstaan de
arbeid der europeesche bevolking, maar is
onontbeerlijk de samenwerking van de
millioenen Inlanders en de honderddui
zenden Chineezen. Die vereenigde kracht
zal moeten leiden tot de grootheid, tot den
vollen opbloei van Insulinde.
September, 1916.
hebben verschaft.
Het democratisch streven, dat men thans in
de Inlaudsche stroomingen meent op te mer
keu, gaat overigens nog niet zoo heel ver; het
is mutatis mutandis vergelijkbaar met de
opkomst der bourgeoisie, zooals in de tijden
der Fransche Revolutie plaats vond, en
mag geenszins de strijd van het volk tegen
de bourgeoisie, zooals die hier te lande in
de sociaal-democratie tot uiting komt,doch
veeleer die der bourgeoisie tegen den
hoogcn adel, genoemd worden.
Deze laatste voelt evenzeer, misschien
sterker nog dan het Europeesche gouver
nement, den komenden drang en heeft zich
even zoo in vereeuigingen verbonden, niet
zoozeer om aan dien drarg het hoofd te
bieden, maar om de voor hen nadeelige
gevolgen daarvan, zooveel mogelijk te
elimineeren. In de Gouvernementslanden is
ontstaan een Regentenbond, in de
vorstenlanden op Java een Prinsenbond in Djokja
en do vereeniging Narpa Pendawa te Solo,
welke zich ten doel stellen de belangen van
het gansche volk, maar dan toch ook van
henzelven, en van de hoogadellijke afstam
melingen te behartigen.
Indien het gelukt, en de omstandigheden
zijn daartoe alleszins gunstig, den vrede
tusschen de verschillende groepen te be
waren en de ontwikkeling geleidelijk in
voegzame banen te doen plaats grijpen, zal
dit in de geschiedenis tot on vergankelijker!
roem van het Nederlandsche
Staatsmansbeleid strekken. Waar indertijd in Europa
en thans in verschillende oostersche landen
veranderingen in bestaande toestanden vele
malen met revoluties en daaruit voort
vloeiende misère tot stand kwamen, zal in
Nederlandsch-Indië hetzelfde n.l. deelname
aan de uitoefening des Gezags, onder be
houd van een redelijk evenwicht tusschen
allo bevolkingsgroepen worden bereikt langs
vreedzamen weg. Nederland kan aldus met
voldoening op de eerste eeuw van haar
rechtstrccksch gezag over Indië terugzien.