De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1916 14 oktober pagina 12

14 oktober 1916 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Oct. '16. No. 2051 Stelsels van Koloniseerende Volken door Dr. HENDRIK MULLEE. Nu van mij een korte beschouwing over bovenstaand onderwerp wordt gevraagd, neem ik aan, dat daarbij niet gedacht is aan onafhankelijk geworden koloniën, en voorts meer aan het heden dan aan het verleden. Verdient het koloniaal beheer slechts zelden den naam van stelsel, wel liggen daaraan gemeenlijk enkele beginselen ten grondslag, zij het soms onuitgesproken en zelfs onbewust, beginselen die in den loop der eeuwen een aanmerkelijke wijziging hebben ondergaan en waaromtrent de kolojiiseerende volken onderling ook en steeds ten eenenmale hebben verschild. Een poging zij hier gedaan om althans eenige dier grondlijnen uit de schilderijen schetsmatig naar voren te doen treden. Portugal, dat onder de Europeesche staten in den nieuweren tijd voorging, heeft nooit op groote schaal veroverd. Zijn vestigingen overzee ontstonden allereerst uit zucht naar ontdekkingen, dan naar uitbreiding des geloofs. Jacht naar avonturen speelde mede in de beginne een rol evenals de lust tot heersenen; handelsdoeleinden in beperkte mate, landbouw alleen in Brazilië. Groote gepctroïlef rde maatschappijen als onze en de Britsche Indische Companiën heeft Portugal nooit gesticht; en kleinere, als de tegenwoor dige North-Borneo Company, The British South-Africa Company en die voor Britsch Centraal-Afrika, zijn in Portugal eerst op het voetspoor van deze laatsten in den jongsten tijd voor gedeelten van zijn Afrikaansche koloniën ontstaan. Het was de Portugeesche staat, die den handel begon. Doch de regee ring bevond zich evenmin1 als later onze Compagnie en de Britsche in staat om haar dienaren, schepelingen en onderdanen haar monopolie te doen eerbiedigen. Zij was daartoe te zwak, bezat te weinig schepen, miste voldoende handelskrachten onder haar koloniale ambtenaren, die altijd in hoofd zaak krijgslieden zijn geweest, en eindelijk genoegzame toewijding aan haar belangen bij hen. Zij heeft daarom spoedig aan par ticuliere Portugeezen toegestaan zich in haar overzeesch gebied te vestigen en daar naast haarzelve handel te drijven, mits tegen betaling van hooge tollen en belastingen, ter gedeeltelijke dekking van de kosten der nederzettingen. Rijk geworden door zijn koloniën is Por tugal geenszins; wij zijn geen handeldrijvend maar een militair volk", verklaarden mij telkens Portugeeschejgouyerneurs. Maar door gezegd verlof hebben zij een betrekke lijk groot aantal landgenooten naar hun koloniën getrokken, bijkans van den be ginne af aan, die voor goed in den tropischen bpdem wortel hebben geschoten, niet meer aan Portugael gedenckende; (zij) sustenteren ende verrijcken haer (zich) met de voordeelen in India, gelijck off (zij) inboorlingen waren ende geen ander vaderland kenden."!) Op groote schaal hebben deze zich gepaard met de dochteren des lands; en hun afstammelingen, te talrijk om in de eigen kleine Aziatische koloniën, die bij onze komst in Indië reeds lang hun bloeitijd achter den rug hadden, een levens onderhoud te vinden, hebben zich thans ver daarbuiten verspreid. In grooten getale treft men hen inzonderheid aan in Britsch V66r-Indiöen Hongkong, waar de graf schriften op een geheel kerkhof bewijzen, dat zij vast hebben gehouden aan hun taal. In tegenstelling met onze vaderen, hebben de Portugeezen ook tegenoTer de inlanders en slaven zich van hun eigen taal bediend. Dientengevolge is die de landstaal geworden van geheel Brazilië, de lingua iranca in groote stukken van Afrika en is zij dit ook in oostelijk Azië geweest tot weinig korter dan een eeuw geleden. Voorts zijn loten van het Portugeesch saamgegroeid met een aantal talen, zelfs van streken waar zij zelven verdwenen zijn, bijvoorbeeld in het Maleisch, terwijl nog heden ten dage Portugeesch wordt gesproken, zij het verbasterd, in hun oude Malakka, dat zij reeds in 1641 aan ons en voorgoed verloren en op Cevlon. De handelstaal van China, het zoogenaamde pidjin English", bestaat voor een deel uit Portugeesche woorden, evenals het NegerEngelsch van Afrika's Westkust. Buitendien heeft bekeeringsijver medege werkt om aan het Portugeesche volk in Azië een plaats te verschaffen, meer even redig aan zijn verleden dan aan de onbe duidendheid van zijn koloniaal bezit aldaar. Op groote schaal kweekt de kerk te Goa halfbloeden, zelfs donkerbruine, tot geeste lijken aan, die zich ver buiten de kolonie verspreiden; en nog steeds is een Portugees, zetelend in deze oudste van alle Europee sche nederzettingen in Azië, de primaat van de Roomsen-Katholieke kerk in geheel Oost-Azië. Inderdaad kent Portugal evenals wij, aan halfbloeden dezelfde plaats en dezelfde rechten toe als aan eigen landzaten, ook in het bestuur, ook in de samenleving. Daarentegen is de Portugees wars van gelijkstelling met den inlander, zoo in Afrika als Azië. Aan diens onderwijzing, opleiding en zoogenaamde opheffing laat hij zich niet gelegen liggen. Op den voorgrond staat voor hem het behoud van zijn koloniale bezit, omdat hij, en terecht, dat vereenzelvigt met de nationale eer. Voordeel trekt zijn land weinig meer uit de koloniën; en het ideaal, slechts hier en daar en nu en dan bereikt, is voor hem dat zij zichzelven bedruipen. Toch heeft hij zich met hand en tand ver zet tegen eiken afstand en sedert eeuwen zijn bezit weten te handhaven, naar Brazilië zelfs zijn vorstenhuis overplantend, dat niet voor den vreemdeling doch voor de repu bliek is moeten wijken. Elke gouverneurgeneraal van Portugeesch-Indië moet Goa bin nentreden door de poort van Vasco da Gama, vier eeuwen oud. Eerbied voor de vaderen staat bij de Lusitaniërs op den voorgrond. Getracht wordt door differentieel e rechten den vaderlandschen handel te bevoordeelen, maar vruchteloos. Het cultuurstelsel, van ons overgenomen, leeft voort op Portugeesch Timor, verschaft daaraan ean veel belang rijker economische plaats dan ons gedeelte bezit, en dekt grootendeels de plaatselijke bestuurskosten. Te Macao worden die ge heel getrokken uit de verpachting van dobbelhuizen voor de Chineezen der stad, der omgeving en van Hongkong, De haven is lang verzand, zoodat de handel onmachtig is tot steun aan de schatkist. Goa trekt zijn inkomsten uit de belastingen op den invoer en den grond, in hoofdzaak door inlanders opgebracht. In Afrika woiden de belastingen in het binnenland verpacht, meestal aan half bloeden, tegelijk de burgerlijken en militaire bestuurders van het belastinggebied. Groote landbouw van beteekenis wordt door Portu gal alleen in West-Afrika beoefend en wel voornamelij k op zijn cacao-eilandje SaöTomé. Spanje vertoont een ander beeld van koloniseeren. Den handel heeft het niet be oogd evenmin als de scheepvaart. In de Philippijnen mocht tot het midden der 18e eeuw slechts n schip per jaar naar Mexico varen, waarvan de kolonie toch zoowel economisch als administratief afhankelijk was; en dat ne schip vormde ook haar uitsluitende middel van verkeer met het Spaansche Zuid-Amerika. Met het moeder land mochten de Philippijnen in het geheel geen handel drijven, teneinde geen inbreuk te maken op den Amerikaanschen handel der kooplieden van Cadiz en Sevilla. Even min als Portugal heeft Spanje geoctrooieerde maatschappijen als de onzen gekend. Alle onderdanen der kroon mochten deel nemen aan den handel op de kolon en van uit Sevilla en zijn voorna ven Cadiz, doch onder zeer beperkende voorwaarden. Geen gewas sen werden op het Amerikaansche vasteland van den bodem gevraagd maar goud en zilver. Daartoe werd de geheele bevolking tot slavernij gebracht. Cuba werd een suikerland ten koste van de inlanders, thans to taal uitgestorven]; zij werden door negerslaven vervangen. Portorico en Manilla gaven tabak, een staatsmonopolie tot voor kort, anders niets. Voor vreemdelingen waren de koloniën gesloten. De Philippijnen werden geregeerd door enkele orden van monniken, die er op de dorpen alle ambten bekleedden en zoowel de regeering als den bisschoppen de wet voorschreven; het koloniale stelsel grondde zich op het beginsel om de geheele regeeringsmachine over te laten aan de macht der geestelijke vereenigingen". 2) Leeken mochten zich niet naar eigen keus op deze eilanden vestigen en werden in de dorpen niet toegelaten, ook al bezaten zij daar land. In Amerika regeerden in het binnenland als onverantwoordelijke vorsten De Verhouding van Indië tot Nederland 1816-1916 door Dr. E. B. KIELSTUA Staatsraad in lïu.iteny<:wonen Dienst Wie nog naar bewijzen zoeken mocht hoezeer politiek" en financiën" van elkan der afhankelijk zijn, sla het oog op de staatkundige verhouding van onze bezit tingen in Oost-Azië tot het moederland ge durende de laatste honderd jaren. Aanvankelijk, na het herstel van het Nederlandsen gezag over die bezittingen, liet men behoudens het opperhestuur" des Konings het beheer in Indië geheel over aan de Hooge Regeering aldaar, be staande uit den Gouverneur-Generaal en vier Raden, alle door den Koning aange steld; slechts in bijzondere gevallen gat' de Koning bepaalde bevolen. De Hooge Re geering ' had dus eene groote mate van zelfstandigheid; men ging uit van het begrip dat het bezit van koloniën ten bate strekte van de vaderlandsche nijverheid, scheep vaart en handel, maar verlangde geene rechtstreeksche baten voor de schatkist. Maar van den anderen kant: tengevolge van den oorlogstoestand der voorafgegane jaren was het moederland verarmd, en de mogelijkheid werd niet verondersteld dat Indië niet zich-/,elf zoude kunnen bedruipen. Toch bleek dit reeds na een achttal jaren het geval te zijn. Onverwacht kwam het bericht, dat Iiidië in geldelijken nood ver keerde, zoodat reeds in 1825 een leening ouder waarborg van den Staat, tot het voor dien tijd belangrijk bedrag van twintig millioen (bet Indisch budget bedroeg slechts weinig meer!) noodig was. Vandaar al dadelijk veel grooter bemoeiing van het opperbestunr: de Koning zou voortaan de vijfjaarlijksche begrooting van uitgaven vaststellen; alle openbare werken moesten worden gestaakt, enz. Maar door den Javaoorlog (1825?30) verergerde niettemin de iinancieele toestand; de schuldenlaststeeg. en bovendien was ook de moederlandsche schatkist slecht gevuld De Koping drong de conquistadores en hun nageslacht over ontzaglijke uitgestrektheden gronds, hun na de verovering afgestaan. Maar de Spanjaarden hebben aan hun wingewesten gegeven hun godsdienst, hun bloed en hun taal; uitbreiding van de macht des konings, van dffn omvang van diens rijk en onderwerping aan het kruis, dat heeft bij hen op den voorgrond gestaan, al speelde zucht naar avontuur en gewin na tuurlijk bij hen evenzeer een rol als elders. Geheel Spaansch Amerika is roomsen, zelfs (althans naar den vorm) de Indiaan, en op 10 pCt. na ook geheel de Philippijnsche wereld; zij is aan haar geloof zalfs innig gehecht. De Spanjaarden z\jn blijvers ge weest en hebben zich op groote schaal ver mengd met de inlanders. Kleurlingen vor men een kwart van Spaansch Amerika, zuivere Spanjaarden zijn er haast even talrijk. De laatsten beschouwen den ge kleurde wel als hun mindeie maar laten hem toch toe tot ambt en omgang. Engeland dankt den bloei van zijn we reldrijk misschien in de eerste plaats aan de afwezigheid van een stelsel en aan de toepassing van onderling volkomen ver schillende beginselen en maatregelen, al naar het wingewest en het oogenblik die schijnen aan te bevelen. Op den voorgrond staat uitbreiding van het rijk; nog heden is geen verwijt tegen Gladstone grooter dan de teruggave der Jonische eilanden aan Griekenland, ofschoon slechts een oogenblik Britsch geweest. Voorts het belang van nijverheid, scheepvaart en handel, opgrond van de ervaring dat trade follows the flag". In den aanvang overheerschen handels doeleinden, doch vruchteloos tracht de EastIndia Company IVs eeuw lang door handel de gelijke te worden van haar veel grootere en machtiger Nederlandsche zuster. Dan werpt zij zich op verovering en haar amb tenaren worden schatrijk, evenmin door den handel maar door de schattingen en belastingen, den inlanders opgelegd; nog steeds heet onze Ost-Indische controleur ' in Vór-Indië collector", belastinggaarder. Voor Hongkong en Singapore werd volledige vrijhandel het beste geacht en bevonden, voor het schiereiland Malakka zware uit voerrechten als eenige belasting, terwijl daarentegen Voor-Indië voor een belangrijk deel drijft op de landrente en op het staats monopolie der teelt van opium, hetwelk China na de Britsche oorlogen gedwongen is toe te laten. Het batig saldo", dat Insulinde door het cultuurstelsel tot den Atjeh-oorlog in de moederlandsche schatkist stortte, bestaat onder de Britsche vlag niet onder dezen naam; maar de gouverneurs zorgen voor koloniale bijdiagen ten gunste van 's lands vloot en Britsch Indië betaalt voor de door zijn zonen gevormde troepen, die op expeditie worden gezonden naar Afrika, China en elders. Voorts zijn de bij ons lang afgeschafte diiïerentieele rechten ten voordcele van de moederlandsche voort brengselen in de groote Eugelsche bezit tingen herleefd. Het parlement te Londen bemoeit zich opmerkelijk weinig en veel minder dan het onze met het-koloniaal bestuur; de geheele begrooting voor Indië, over de 300 millioen menschen tellende en niet door een eigen vertegenwoordiging geregeerd, wordt in n dag afgedaan. Alleen als pers en publiek luide spreken, roert zich het parlement. Voorts laat Londen macht en beslissing grootendeels in handen van de koloniale bestuurders, die op hun beurt zooveel mo gelijk inlandsche bestuurshulp gebruiken. Gebieden van meer dan een millioen zielen tellen slechts n blank ambtenaar. Lager onderwijs staat noch stond op het program ma en kerstening evenmin; doch wel wor den terugstooteiule zeden, met goed gevolg, tegengegaan. Vast staat overal de weigering van den Brit om wie slechts een droppel inlandsch bloed bezit als zijn gelijke te beschouwen; de kleurlingen vormen een afzonderlijke kaste, zelfs in de oflicieele statistieken, en worden noch tot den omgang toegelaten noch tot betrekkingen van eenige beteekenis in het bedrijf of in het bestuur. Slechts bij uitzondering heeft de Brit zich met den inlander vermengd. Thans is het alles overheerschende doel? aaneensmeding des rijks, en daarbij staat blanke zelfregeering op den voorgrond. Frankrijk, eerst in Algerië en onder Louis INDISCHEUITRUSTINGEN BON MARCHE er dan ook ernstig op aan dat do O. I. bezittingen zoo spoedig mogelijk in staat geraken van in de kosten van derzelver huishouden te voorzien" (1829). Meer ver langde men ook toen niet Ook de belangen der verliezen lijdende Handelmaatschappij deden zich gelden, doch het zou mij te ver voeren wanneer ik daarover wilde uit weiden. Genoeg: om het linancieel even wicht, n van Indië, n van de llandelmaatschappij te herstellen werd Van den Bosch tot Gouverneur-Generaal benoemd. Het vroeger bewonderde, nu door niemand meer verdedigde cultuurstelsel" werd in gevoerd. Het beantwoordde aan de verwachtingen, door den genialen ontwerper" voorgespie geld. 111 plaats van de vroegere tekorten, leverde Indië nu overschotten, wat te meer gewaardeerd werd toen de Belgische opstand 's lands iinanciën al spoedig in de war bracht. Steeds werden toen, orn het stelsel van volharding" te kunnen volhouden, hoogere eisenen aan Indië gesteld, en vrij spoedig ging het cultuurstelsel" over tot een, tot het uiterste opgevoerd exploitatiestelsel, waarbij naar de belangen van de inlandsche bevolking niet werd gevraagd; het kon, naar de uitdrukking van Keucheiiius, slechts stand houden zoolang n man beveelt, allen gehoorzamen, en zelfs het geweten zwijgt. Eén man moest bevelen, en zoo werd, in 1836, de Raad van Indië van een rnederegeerend tot een adviseerend college terug gebracht, zoodat de Gouverneur-Generaal geen last meer had van 's Raads mogelijke tegenwerking. Maar de landvoog(i, op zijn beurt, had voortaan stiptelijk alle bevelen op te volgen, hem door of vanwege de Kroon gegeven; en onder den druk van den nood van hot moederland beteekende dit voorschrift zijne volkomen afhankelijk heid van den, toen alvermogenden minis ter. Van 1831?40 leverde Indir aan het moederland 93 millioen in contanten; in 1836?38 werd het belast met oen schuld van 236 millioen, waarvoor jaarlijks ? 9,8 millioen (de beruchte rentepost") moest worden betaald. Kun voorstel van Van den mm mi "in immmmiiiiiiii Bosch (1839) om weder eene leening van 56 millioen ten laste der overzeesche be zittingen aan te gaan, werd door de Tweede Kamer verworpen, wat hem tot aftreden noopte; onder zijn opvolger, J. C. Baucl, ging het voor Indii: echter niet veel beter. Ondanks de Indii' afgedwongen hulp stond Nederland, na de afscheiding van België, op den rand van het staatsbankroet, en nog verscheiden jaren bleef de leus: red ding door bezuiniging"... en door Indische bijdragen. Het voorschrift luidde, dat in Indii' geen uitgaven mogen worden gedaan die niet in den strikten zin onvermijdelijk zijn, terwijl billijkheid en doeltreffendheid daartoe geen aanleiding moge geven." Baud noemde dit het eenige stelsel waardoor Java" (de Buitenbezittingen hadden destijds uit een geldelijk oogpunt zeer weinig waarde) blijven kan de kurk waarop Nederland drijft". Zoo leverde Indii; in de jaren 1841?GO niet minder dan 403 millioen. Men was aan de batige sloten" gewoon geraakt, en maakte zich-zelven gaarne wijs dat het moederland ze gerust kon blijven naasten; met voldoend ruime hand, beweerde men, werd immers in alle behoeften van Indii; voorzien! Zoo brachten de jaren 1851?60 267 en 1861?1870 nog 224 millioen op, hoewel bij sommigen het besef levendig werd dat, naar de bekende woorden van Van der Heim, de Nederlandsche natie door de batige sloten werd gedemoraliseerd. Uit het vorenstaande is wel af te leiden al werd na 1850, en vooral na 1860, in de wijze waarop de batige sloten \erkregen werden wel eenige matiging betracht, hoe van 1831) tot omstreeks 1870 de verhouding tusschen moederland en kolonie is geweest; de laatste miste alle zelfstandigheid. In dien toestand kwam eene, vermoede lijk toen niet zoo bedoelde, wijziging door de invoering der comptabiliteitswet (1867), die de vaststelling der Indische begrootingen bij de wet voorschreef. Daarmede nam de rechtstreeksche bemoeiingen van de StatenGeneraal met het beheer over Indii' een aanvang, en van jnar tot jaar begrepen hunne leden meer, dat zij niet alleen met Philippe ernstig met koloniseeren begonnen, heeft er wrange vruchten geplukt van af zetting der hoofden en direct bestuur. Toen liet onder Jules Ferry in 1884 begon aan de grootscheepsche veroveringen, die ons van de tweede naar de derde plaats onder de koloniseerende voiken hebben ge bracht, is het bij ons ter schole gegaan en regeert thans door middel van de inland sche vorsten en grooten. Het doel dier ver overingen was niet in de eerste plaats uitbrei ing van macht en handel, maar het verkrijgen van een afzetgebied voor de eigen voortbrenging, die reeds overprikkeld was door het in 1880 ingetreden stelsel van be scherming en die alleen dan in staat zou zijn tot betaling der door de democratie geeischte hooge loonen, wanneer een voor anderen ontoegankelijke markt zich voor haar opende. De Fransche koloniën zijn dan ook voor het bedrijf van den vreemdeling zoo goed als gesloten. Op den grooten landbouw legt de Franschman zich slechts bij uitzondering toe. Hij is in zijn koloniën zelden iets anders dan ambtenaar of krijgsman. Het klimaat ge doogt hem niet er zich blijvend te vestigen. Te jong nog zijn de Fransche wingewesten om er een klasse van kleurlingen te hebben doen ontstaan, 's Lands schatkist heeft voor de koloniën slechts uitgaven te boeken, doch inlaudsche troepen versterken niet alleen het nationale leger maar ook die van andere Fransche wingewesten. Duitschland zoekt bij het planten zijner vlag overzee afzet zoowel aan menschen als van voortbrengselen en vond er het laatste wel, het eerste door het klimaat niet of nauwelijks. Ook dit land houdt er de deur toe voor de vreemdelingen en belemmert hun handel. Zwaar rust zijn hand op den inlander. Japan, dat zijn koloniën veroverd heeft op China, Rusland on de Koreaanschen keizer, bestuurt direct, weert den vreemde ling en duldt slechts den eigen handel, zij het niet altijd op papier. Gelijk de meeste nieuwe veroveraars, parvenu's op koloniaal gebied, is hij een harde meester voor den overwonnene. Maar met kracht tracht hij door toepassing van Europeesche technische vindingen zijn nieuw bezit economisch vooruit te brengen en de inlanders door onderwijs. Ook door invoering van zijn taal streeft hij naar aaneensmeding met het moederland. Denemarken gaf toe aan IJsland's drang naar zelfregeering en heeft overigens nooit koloniën van beteekenis bezeten. De Vereenigde Staten hebben het bezit van hun eenige kolonie van beteekenis, de Philippijuen, niet gezocht; slechts schoor voetend werd zij aanvaard, als gevolg van den oorlog met Spanje. Zonder vast en dui delijk doel wordt daardoor beheerd. Niet alleen op Spanje maar ook op de inlanders moest de kolonie veroverd worden, maar telkens is sprake van haar loslating. Be stuur gedeeltelijk door eigen vertegenwoordigings wordt beproefd, doch de uitkomsten bemoedigen niet. De Chineezen, do eenige kracht des lands sedert eeuwen, worden geweerd. De monniken-regeering hoeft op gehouden. Opheffing van het volk wordt terdege gepoogd, scholen verrezen, zelfs onder wilden, en evenals op Cuba heeft de gezondheidsdienst bewonderenswaardige uit komsten verkregen, niet alleen bij de be volking maar ook bij den bodem. Groote kapitalen heeft de federale schatkist voor het land geofferd. Waardeering van de inlanders is uitgebleven, en de toepassing van zijn democratische beginselen heeft den Amerikaan zelfs doen achterstaan bij den Spanjaard in de achting van het volk. Voor den vreemdeling staan land en bedrijf open, timiiiiiMiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiimimiiiMiiMiiiiiiiiiiiniiiMiiMiiiiiiiil de geldelijke belangen van het moederland rekening hadden te houden, maar ook verplichtingen hadden ten opzichte der Indische bevolking. Aanvankelijk waren de stemmen, die zich aldus lieten hooien, nog zwak. Bij velen wogen de Indische millioenen nog zwaar, en wanneer zich eenig gewetensbezwaar opdeed, paaide men zich gaarne met het stelsel" der eenheid van schatkist; als Indii' eens geld noodig had, zou het im mers ook over de nederlandsche geldmid delen kunnen beschikken! Maar zoodra dat stelsel" op de proef'gesteld werd, bleek het ondeugdelijk. Men had in Nederland spoorwegen aangelegd en belastingen afge schaft, uit Indisch geld; men had in Nederland schuld gcarnortiseerd met Indisch geld dat men voor spoorwegbouw op Java had bestemd, uit overweging dat men het intusschen toch niet renteloos kon laten liggen. Doch toen, door den Atjehoorlog vooral, maar ook door spoorweg- en haven bouw, eene leeniug voor Indii: noodig bleek (1882), werd de eenheid dadelijk over boord geworpen. De minister stelde zich op het standpunt dat volgens het beginsel der comptabiliteitswet" (die toch ook van In dische bijdragen sprak !) zoowel Nederland als Indië zijne eigen uitgaven betaalt" ; ja, als Nederland nu ook ruime overschotten had, dan was het wat anders; maar Neder land kwam immers zelf te kort! Men ziet wel eene geheel veranderde opvatting van plicht, wanneer men tegen over het toen, en ook later, gebeurde, het feit stelt dat, in 1905, aan Indii' eene vlot tende schuld van 40 millioen werd kwijt gescholden. Het jaar 1877 was het laatste waarin van een Indische bijdrage sprake was; van 1871?77 werd nog 114 millioen geno ten. Bij al de rampen, door den Atjehoorlog veroorzaakt, is dit althans een goed gevolg geweest, dat hij verdere batige sloten on mogelijk maakte en ons volk weder leerde, te steunen op eigen kracht. Verbeeld u een volk, stoffende op zelfstandigheid, on afhankelijkheid, en tegelijk schaamteloos bewerende, de kr.icht te missen om zijn maar het tariefjhoudt'rekening met moe derlandsche belangen. Ten slotte wij. Onze opvolgende koloniale grondgedachten zijn bekend en behoeven dus slechts even aangestipt te worden. Eerst uitsluitend handelsdoeleinden en alleen daar voor Compagniën opgericht. Uitbreiding van grondgebied wordt niet gezocht en zelfs zoo veel mogelijk gemeden; het zou tot in de 19e eeuw duren voordat zelfs het kleine eiland Java, eerst 2 % eeuw na onze komst, in ons bezit zou zijn, en nauwelijks een halve eeuw geleden weigerde de landvoogd Rochussen zelfs aan geboden gezagsaan vaard ing in Noord-Borneo. Zooveel maar mogelijk werd het bestuur over gelaten aan 's lands vorsten en grooten en di recte bemoeienis met de bevolking vermeden. Behoorde dus onderwijs niet tot de taak der Nederlandsche overheid, het bestuur van een handelslichaam, het is, vooral in den godsdienst, verstrekt in direct door de Compagnie geregeerde gewesten, in Kaapland, Molukken en inzonderheid op Formosa, zooals onlangs in een Engelsen boekdeel bewonderend wederom is aangetoond. Onze taal werd drie eeuwen lang geme den door den inlander en leeft daardoor in Voor Indië, op Ceylon, te Malakka, in Dernerary en aan de Goudkust slechts voort op de grafsteenen. Het monopolie der Compagnie, zonder hetwelk zij niet zou zijn gegroeid tot een der grootste en meest grootsche maatschap pijen die de wereld ooit gekend heeft, moest na Napoleon door dwang van overmachtig Engeland en grootscheepsche zelfbevoordeeling der ambtenaren wijken voor het staatsgezag. Niet langer werd toen de vreem deling geweerd, maar de eigen natie in haar voortbrenging, scheepvaart en handel zoo veel mogelijkbeyoordeeld. Hetcultuurstelsel bracht Insulinde voor het eerst tot voort brenging op groote schaal. Het is ten grave gedaald aan fouten en veranderde, verbe terde inzichten omtrent schattingen van wingewesten aan het moederland. Maar het heeft Java ontgonnen en den inlander tot geregelden arbeid gebracht. Thans voedt dit eiland een der dichtste bevolking der wereld en is, in scherpe tegenstelling met de voortdurende hongersnooden in VoorIndië, daarvan bij ons nooit sprake. Een heilrijke wetgeving behield den bodem voor den inlander. l Ten slotte is de vreemdeling op gelijken voet geplaatst met den Nederlander en werd ann onderwijzing krachtig de hand geslagen evenals aan tal van andere maatregelen ten bate der bevolking. Plichtsverzuim van vorsten tegenover hun onderzaten en billijk heid tegenover de belastingbetalende Ja vanen leidden hier en daar tot vervanging van eerstgenoemden door Nederlandsen bestuur. Noodzakelijk blijkt ter richtige vervulling van de aanvaarde, diep ingrijpende taak, aankweeking uit de inlandsche wereld van geschikte bestuurskrachten. In geen gelijk soortige tropische kolonie heeft de naturel een beter, zelfs zoo goed lot; en aan geen handen blijft Insulinde zoo goed toever trouwd dan aan Nederlandsche. Doch alleen dan, indien regeering en volk, niet aansturend op scheiding, doch op aan eensmeding, toonen in de koloniale taak hun schoonsten plicht te zien. 1) Gouverneur-Generaal Ant. van Diemen aan Bewindhebbers, 12 Dec. 1642. 2) Tomas G. del Rosario in O-nsus III, blz. 590. eigen staatskosten uit eigen middelen te bestrijden". Zoo schreef de oud-minister E. de Waal in 1877. Thans zou men dergelijk verwijt niet meer kunnen uiten. Onze regeering en volksvertegenwoordi ging hebben, na 1877, in de feitelijke scheiding der financiën berust; vele harer leden aanvankelijk wellicht met tegenzin, innar weldra vertoonde zich een andere geest. Naarmate men de Indische bijdragen ontwend raakte en zag dat niettemin ons land in welvaart toenam, verlangde men ze niet terug; de baatzucht van voorheen maakte plaats voor het besef van zedelijke ver plichting, en zoo kon het geschieden dat men in 1903 alle woorden uit de compta biliteitswet schrapte die op Indische bij dragen doelden ; iets wat men een kwart eeuw geleden nog ondenkbaar zoude heb ben geacht. En in 1912 is op ondubbel zinnige wijze de financieele scheiding vol trokken en aan Nederlandsch-Indiürechts persoonlijkheid toegekend. Hiermede is feitelijk de verhouding tus schen moederland en kolonie geheel van aard veranderd. Alle vergelijking gaat kreu pel; maar wellicht is die verhouding nu eenigermate aldus te omschrijven ; de wetge ver trekt zich terug als beheerder, en bepaalt zich meer en meer tot de rol van toeziende voogd. Men is thans ten volle geneigd, er * toe mede te werken, dat het zwaartepunt van het beheer over Indië steeds meer naar Indië wordt verlegd; en zoo zal dit, bij bekwame leiding, onder Nederland's opper heerschappij kunnen groeien tot een zelf standigen staat. * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl